Memoires 1972-1973
(2004)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |
Toronto3 september 1972De douane in Canada is een ramp. Ik herinner me het niet anders. Het duurde weer heel lang voor alles geregeld was. Een vrouwelijke beambte vroeg wat het doel van mijn bezoek was en keek naar mijn Nederlandse paspoort en Amerikaanse emigratiekaart. ‘I like to be a few days in Toronto,’ zei ik, waarop ze mij een pink slip gaf. Ik moest naar een andere lange rij wachtenden. Er waren minstens vijfendertig mensen voor mij. Na lang gewacht te hebben zei een beambte: ‘I get you out of here.’ ‘Don't,’ blafte ik terug, ‘your people must be mad here.’ Na een uur werd mijn paspoort behandeld. Daarop vroeg ik de dienstdoende chef te spreken, Rick Andreas. I really raised hell with him. ‘You have a scandal on your hands, because I do not take this treatment.’ Een andere chef, een zekere McLeod, kwam op het geschreeuw af en nam me mee naar een ander bureau voorzien van een kleurenfoto van Elisabeth II. Ik dacht: Hare Majesteit moest eens weten hoe je hier behandeld wordt. Weten koninginnen veel! Ik maakte een nieuwe scène van formaat. En toen ik het woord shit liet vallen werd ook McLeod woedend. ‘Arrest me man. Shit is the only correct word I can think off for receiving a visitor from Holland the way you do. Who the hell do you think you are?’ Pas daarop liet ik volgen dat ik een Nederlandse journalist was en de nos vertegenwoordigde en bovendien een afspraak had met Marshal McLuhan. Dat maakte de heren zichtbaar nerveus. Ze probeerden een zo aardig mogelijke punt aan het incident te draaien. Ik bood ook excuses aan voor zo luid geschreeuwd te hebben, maar ik vroeg wel of ze de ambtenares wilden halen die mij om te beginnen die pink slip had gegeven. Iemand ging haar halen maar kwam terug met de mededeling dat zij het te druk had. Ik heb de Canadese ambassadeur in Den Haag een duidelijke brief geschreven. De hotels die ik belde waren alle bezet. In het telefoonboek vond ik de Roman Sauna. Nam een taxi, en voilà, home after all. Entree: vijf dollar. Schreef ook naar mam. Om 21.30 uur belde ik McLuhan thuis op. Hij kwam aan de telefoon. Ik zei: ‘I hope, that I am not disturbing you.’ Voor ik verder iets kon | |
[pagina 125]
| |
zeggen snauwde hij: ‘You do: whom am I talking to anyway? I am watching a ball-game.’ Daarop veranderde zijn toon. Gezellige mensen in Canada. Ik wil hier zo gauw mogelijk weer weg. Nam de metro naar Sinclair, wandelde twintig minuten, stapte vervolgens in een tram en arriveerde tenslotte bij een privé-villawijk, waar ongeveer vijftig families bijeen woonden. McLuhan zei hen allemaal te kennen. De plek heette Wynchwood Park. Hij had een houtvuur aangelegd. We begonnen meteen te praten. Fantastische dag. Ik bleef vier uur. Zijn eerste vraag was, hoeveel ik bereid was te betalen. De Italiaanse televisie was overgevlogen met een team van negen man en had hem duizend dollar betaald. Hij wilde dit eerst geregeld hebben en belde zijn agente, Mrs. Molenaro, op. Ik zette haar uiteen waar ik mee bezig was en dat niemand anders erover had gedacht een honorarium te vragen. Daarna sprak zij met McLuhan en kennelijk besloot men geen geld te vragen. De McLuhans hebben zes kinderen, vier meisjes en twee jongens. De oudste jongen is 29 en momenteel in Londen. De jongste is negentien en kiest de rock-'n-roll als carrière. Hij had lang haar, versleten jeans, nice. Een dochter, T.C. McLuhan, had een boek samengesteld over Indiaanse cultuur en Indiaanse geschriften.Ga naar voetnoot169 Ik kreeg een exemplaar cadeau. Zij had ernaar gestreefd Indianen zelf aan het woord te laten. Ik heb erin gebladerd. Wanneer je sommige van de uitspraken van Indianen op de keper beschouwt, bekruipt je een gevoel van schaamte voor wat de wit-mensen met de oorspronkelijke bewoners van de vs hebben gedaan.Ga naar voetnoot170 Na veel praten aten we een snack in de keuken waar Mrs. McLuhan en een andere dochter bezig waren een kalkoen te prepareren. Een fles witte wijn werd opengetrokken. Intussen ratelde McLuhan door en scheen niet stoppen. Ik dacht zelfs dat mijn aanwezigheid hem in zekere zin inspireerde. Goffman had hij niet gelezen; maar hij had zijn huiswerk niet gedaan. Skinner had hij niet gelezen, maar die had ‘hang-ups’. Hij vond Margaret Mead en Claude Lévi-Strauss literaire wetenschappers: ‘scientists of the books’. ‘The natural condition of man is tribal,’ zei hij. ‘The oriental man is still in the condition prior to ours namely discovering the alphabet. Eskimo's or north-American Indian are close to Asians for that reason. It is an accoustic culture (...).’ ‘More sensitive people are easy victims,’ vervolgde hij. ‘Sen- | |
[pagina 126]
| |
sitive people respond and relate to the new world, wear their hair long, put on their corporate mask and dream of the East.’ Ik dacht: hij is nu met zijn jongste zoon bezig en zei: ‘That it should perhaps be wise and let them go to the East and that will end their dreams.’ ‘That might be an idea,’ zei hij nogal in het defensief. Ook vroeg ik McLuhan wat hem ertoe bracht in zijn beroemde boek The Medium is the Massage - waarin hij al in 1967 de gedachte van de aarde als global village lanceerde - juist over president Sukarno te spreken in verband met de moderne film. Hij schreef: ‘Movies are better than ever! Hollywood is often a formenter of anti-colonialist revolutions. The show-business paper Variety quoted Sukarno: ‘The motion picture industry has provided a window on the world, and the colonized nations have looked through that window and have seen the things of which they have been deprived. It is perhaps not generally realized that a refrigerator can be a revolutionary symbol - to a people who have no refrigerators. A motor car owned by a worker in one country can be a symbol of revolt to a people deprived of even the necessities of life (...). (Hollywood) helped to build up the sense of deprivation of man's birthright, and that sense of deprivation has played a large part in the national revolutions of postwar Asia.’ McLuhan antwoordde op mijn vraag dat hij deze pagina aan Sukarno had gewijd ‘because, he was the only one who understood the importance of film as a medium.’ Wanneer ik deze passage in 1991 in Johannesburg bewerk, bevindt Zuid-Afrika zich in de omwenteling van apartheid naar een samenleving met gelijke, non-raciale burgerrechten voor iedereen. In de jaren veertig opende de film de ogen van Aziaten. In de negentiger jaren is het de televisie die een beslissende rol speelt bij de Revolution of Rising Expectations in Zuid-Afrika. Sukarno gaf het voorbeeld van een koelkast en een auto voor blanke arbeiders in het Westen. In Zuid-Afrika coëxisteren twee werelden naast elkaar. Een eerste wereld van blanken met een minderheid van vijf miljoen en een derde wereld van dertig miljoen gekleurde volkeren. Het is iets anders of een Indonesiër een Amerikaanse staalarbeider in een slee ziet rijden of dat een zwarte burger letterlijk dagelijks waarneemt hoe zijn blanke medeburgers - althans in zijn ogen - in luxe, overdaad en verkwisting leven. Ik vraag me dan ook dagelijks af, vooral bij het kijken naar televisie, of Sukarno nu ook gesproken zou hebben over de ‘window’ van de zwarte naar de blanke Zuid-Afrikaan toe - hoe zwarte minds hetgeen zij door- | |
[pagina 127]
| |
lopend concreet om zich heen waarnemen in werkelijkheid verwerken. Daarbij komt dat het maar al te dikwijls lijkt of blanke televisiemakers zich absoluut geen rekenschap schijnen te geven hoe hetgeen van wat zij van het leven der blanken onder elkaar laten zien op het gekleurde gedeelte van het land moet overkomen. Ook de nieuwslezeressen zijn dikwijls met protserige juwelen behangen. Meer eenvoud en bescheidenheid van de zijde der ‘rijke’ blanken zou op zijn plaats zijn bij de overgang van voor velen schokkende veranderingen naar een grotere gelijkheid tussen blank en gekleurd binnen de grenzen van modern Zuid-Afrika. | |
4 september 1972New YorkDe tape met Marshall McLuhan is prima geworden.Ga naar voetnoot171 ‘The entire world is a happening,’ zei hij. Hij sprak over the new journalism van Truman Capote en Norman Mailer. Hij vond het schitterend dat wat er nu rondom een politieke conventie in Chicago gebeurde daadwerkelijk ook via televisiebeelden werd gerapporteerd. Hij adviseerde de antropoloog Edmund Carpenter te interviewen. ‘His wife is French, heir to one of the richest oil fortunes in the world. He will be quite a surprise on your list. Ask Carpenter to tell you what happens if you give natives a camera to record their own culture. No-one can beat him on anecdotes on the inside foolishness of the establishment.’ Hij adviseerde om vooral president Sukarno in mijn serie op te nemen. Hij bleek zich niet bewust van het feit dat Bung Karno in 1970 was overleden. Hij noemde ook de antropoloog Edward Hall als een autoriteit die niet mocht ontbreken. Hij vond William Irwin Thompson iemand die zijn ideeën had gegapt en ze gewoon verder had uitgebreid. Nee, hij had Thompson nooit persoonlijk ontmoet. Zoiets begrijp ik dan niet. Ik begin te ontdekken hoe het geleerde gezelschap over elkaar denkt en spreekt. Vrij onfris. McLuhan zou het wel zeer op prijs stellen Aurelio Peccei te ontmoeten. Dat was tenminste iets. Ben weer eens een Parker 61 verloren. Mark Spitz heeft nu zes gouden medailles met zwemmen op de Olympische spelen gewonnen. Een buitengewoon aantrekkelijk ventje. Maar zijn teammate heeft gezegd: ‘He is a good swimmer, but I won't be his friend.’ Zo zie je, you can never tell. Twee kaarsen in St. Patricks op mijn gebruikelijke pélerinage aldaar. | |
[pagina 128]
| |
William I. Thompson geeft een twee pagina's lang interview aan Time.Ga naar voetnoot172 Hij schreef At the Edge of History,Ga naar voetnoot173 dat wordt vergeleken met Charles Reichs The Greening of AmericaGa naar voetnoot174, dat ik vorig jaar inkeek. Reich, een professor Rechten van de Yale universiteit, voorspelde een soort ‘transcendent revolution that our young people are proposing, based on the intuition that each of us can transform his own personal life now without waiting for the world to be right, can save us now (...). It will not be like revolutions in the past. It will originate in the individual and with culture, and it will change the political structure only in its final act (...). This revolution is a movement to bring man's thinking, his society, his life to terms with the revolution of technology and science that has already taken place (...). The transformation that is coming invites us to re-examine our own lives (...). At the heart of everything is what we shall call a change of consciousness.’Ga naar voetnoot175 William Thompson: ‘The intriguing idea about the Club of Rome is its incredible sophistication as a prestige structure. They finesse the whole power situation by not even trying to go for power. They say: We are going to show you in our computers that disaster is ahead of us. However we happen to be just sitting here cornering the market on disasters, and so we are ready when you want to buy disaster control. We'll solve the planet for you (...). I am suspicious (...). I think it's a plea for a shift of power toward technocratic international managers (...). Futurism, I think, is ideological camouflage, and should be very, very suspect.’ Hij redeneert verder dat de opkomst van Yoga, Zen, Subud, Sufism ‘and all of the other newly popular religions - is trying to create an ideology for the planet that can relate to the limits to growth: non agression on nature: different relationships between men and women: a mysticism that is rooted in the physical, as it is in, say, Yoga. These thin, new, mythic forms of imagination that seem to be unrelated, should be included in books like the Club of Rome's Limits to growth.’ Professor Thompson vindt dat ‘yogi's and mystics world-activating, planetary men of action’ zijn en daarom bij de Club van Rome behoren te worden betrokken. Misschien was het een poging van Aurelio dit ook te doen door mij in de richting van Sufi-meester Idris Shah te dirigeren. Thompson spreekt eveneens over Marshall McLuhan, Ivan Illich, Jacques Ellul, | |
[pagina 129]
| |
Herman Kahn, Arnold Toynbee, denkers van nu die ook op mijn lijstje staan. Het lijkt steeds meer of ik een grote ‘familie’ ga interviewen. In mijn informatiemap zie ik dat ik vorig jaar reeds met Thompson bezig was. In 1971 schreef hij een artikel over The individual as institution. Hij bouwde kennelijk op Charles Reich verder.Ga naar voetnoot176 Een dag later schreef hij: ‘The mystic have been claiming for centuries, that we are all leaves of a single tree, but only with the planetary ecological crisis has it become clear just how much we are all one single organism. Each age has its own religious perspective. The Protestant ethic was appropriate for the spirit of capitalism. Yoga is appropriate for the spirit of the planetary electronic era.’ In mei 1972 volgden twee artikelen op de Op-Ed pagina van de Times: Beyond Contemporary Consciousness. Die man interesseert me in hoge mate. Ik vind trouwens nog een heerlijke uitspraak van hem: ‘Beethoven on a desert island would not whistle in sonata form.’ Of de duvel er mee speelt staat er in Harpers magazine van deze maand een artikel van tien pagina's van William Irwin Thompson: The Individual As Institution.Ga naar voetnoot177 De ondertitel: The example of Paolo Soleri. Hij meldt dat architect Soleri ‘is attempting to redesign the urban civilization of earth (...). Arcology is what Soleri calls his union of architecture and ecology. It is even more than that, for this student of Teilhard de Chardin has made arcology a consummation of the evolutionary process itself(...). For Soleri, the way out is not far-out (to the stars) but far-in: implosion not explosion.’ Dit artikel dat rijkelijk is geïllustreerd met fantastische tekeningen van Soleri over toekomstige steden, is van een ongekende creativiteit in denken en ontwerpen. Thompson roert ook Aurelio aan. ‘Peccei, with his Club of Rome, is a clear example of a multinational manager in search of a new concentric order. In his book The Chasm AheadGa naar voetnoot178 Peccei longs for a new kind of ecclesiastical hierarchy and he wishes to see The Great Four (America, Russia, Europe and Japan) create a planetary interlocking directorate to overcome our ecological crisis and establish a new reverence for civilization and Holy Mother Nature. Because these new managers have such Vatican sensibilities it is small wonder, that some students of multinational corporations see them as reminders of another era (...). While Peccei is working for transformation at the top, | |
[pagina 130]
| |
another Catholic critic, Ivan Illich, is working on the very foundation of bourgeois Protestant society - the school.’ Het staat voor mij vast dat ik ook Ivan Illich wil ontmoeten. Niets lijkt belangrijker - in mijn ogen - te bestuderen dan wat te doen met de new arriving minds on this planet. Hij noemt ook B.F. Skinner en José M.R. Delgado, de neurofysioloog, verbonden aan de School of Psychiatry van de Yale University. Zij moeten beiden deel van de serie uitmaken. In 1971 las ik een omslagreportage in TimeGa naar voetnoot179 over Delgado's hersenonderzoek. Hij hield zich bezig met ‘the implantation of electrodes in the brain in studying radio stimulation in social behavior’. Delgado baarde opzien toen hij via radio remote control een stier die op een rode vlag afstormde kon laten stilhouden. Griezelig, maar een feit. Zag de film The Candidate met Robert Redford. Na in 1970 The Selling of the President in 1968 van Joe McGinnis gelezen te hebben, zat er weinig nieuws in.Ga naar voetnoot180 Maar Redford is exciting to watch; net als Mark Spitz. Lees The Pentagon of Power, The Myth of the Machine, van Lewis Mumford.Ga naar voetnoot181 Zag een tweede film vandaag, Butterflies are free, over de blinde jongen, Don. I liked it. Mark Spitz haalde een zevende gouden medaille. | |
5 september 1972Nam de pendeltrein naar Boston. Connecticut ziet er vanuit de lucht uit als een uitgestrekt park van villa's, bungalows, sportparken, zwembaden, welvaart ten top. En om de haverklap zie je een klein vliegveld waar vijfentwintig privé-toestellen staan geparkeerd. Iets verderop, twee landingstrips met een vijftigtal toestellen. Reed met de Trailways van Boston naar Woods Hole, Massachusetts voor de ontmoeting met Albert Szent-Gyorgyi. Hij had op 17 augustus vanuit het Laboratory of the Institute for Muscle Research at the Marine Biological Laboratory geschreven dat hij bereid was tot een gesprek. Ik had The Crazy Ape gelezen, plus een aantal artikelen die de laatste tijd van zijn hand op de Op-Ed page van de Times was verschenen. Ik vroeg hem of het tijdstip van aankomst niet conflicteerde met zijn avondeten. Hij antwoordde: ‘I don't think of dinner; please come | |
[pagina 131]
| |
early.’ Ik geloof intussen dat ik met Peter in 1968 op deze weg reed toen we op weg waren naar Jan Cremer. Cremer had toen een huis in Woods Hole gehuurd. Het is een lieflijk plekje. Haventje, schepen, vissers, een prachtige baai, ondergaande zon. Magnifiek. Professor Szent-Gyorgyi haalde me van de bus af. We reden naar een oud huis, vol houten lambriseringen, zoals op De Vinkenhof van grootmoeder Poslavsky in Bosch en Duin. Het huis rook er zelfs naar. Er stond een vleugel met een hoes erover, want hij speelde niet. Hij lijkt wat moeilijk te horen en schijnt bezoek ontwend te zijn. Het is ook moeilijk voor hem de vragen exact te beluisteren, wat ik aan zijn antwoorden merkte. In dit opzicht was het geen gemakkelijke ontmoeting. Hij noemde Robert Kennedy ‘a crazy boy’, en zei: ‘Our last two Presidents were helped into office by assassins.Ga naar voetnoot182 So what do we have? We have assassins for President. George McGovern was too decent to become President, also far too sincere. Richard Nixon adores now President Khan of Pakistan. They are all crooks. The one likes the other. Nixon simply freed Lieutenant William Calley, a soldier who killed at least 200 civilians, women and children with his own hands. Peace can only come when it is recognized that a murderer is a murderer when he kills life, all life. Our Presidents keep thinking like Hitler and Mussolini, that they can win a war. So they send the bombers over who kill from 5.000 feet. There are more intelligent solutions to our problems, including in Asia, than sending fleets of bombers. It is as if I would try to solve an equation with an axe. As long as our leaders win, everything is alright, no matter how many from us or from the other side get killed. If Nixon loses, it would be the greatest luck that could befall on mankind.’Ga naar voetnoot183 ‘Toen ik jong was,’ vertelde hij verder, ‘schreef ik ideeën op. Dit leek zin te hebben. Nu leest de jeugd alleen nog waar ze zin in hebben. Ze schrijven zelf niets meer. Hun minds worden overspoeld met rommel. Wat heeft het nog voor zin om je tot de jeugd te richten? Ze leren tegenwoordig bovendien niet meer om zich behoorlijk uit te drukken, opdat iedereen begrijpt waar ze het over hebben. De gewone man begrijpt er in het huidige Amerika al helemaal niets meer van. Dus waarom zouden zij, die nog wel schrijven, tact moeten aanwenden? Het is gewoon zaak je mond open te doen op de meest directe en duidelijke | |
[pagina 132]
| |
wijze. De vraag inzake Richard Nixon is geen andere dan hoe met een crimineel om te gaan. Zulke types zijn niet met zijden handschoenen aan te pakken. Het lijkt wel dat hoe intelligenter mensen vandaag de dag zijn hoe grotere lafaards. Nu we met televisie worden overspoeld lijkt schrijven nog minder zin te hebben. Tachtig percent van hun vrije tijd besteedt de jeugd aan televisie. En wat krijgen ze te zien? Rubbish! Wat kan je anders van een dergelijke toestand verwachten dan complete rotzooi? Amerika is een rijk land. Wat voor moois zouden we de jeugd niet kunnen laten zien. Maar wat krijgen ze voorgeschoteld? Silly nonsense! Het leven zou zo anders en zo ongelooflijk mooi kunnen zijn.’ Hij sloot even zijn ogen. ‘Nee, de jeugd geeft weinig hoop. Ik vrees dat de hoopgevender onder hen oud zullen zijn voor zij de macht in handen hebben kunnen krijgen.’ Ik zat rustig naar de oude baas te luisteren, die me overigens in meer dan een opzicht aan George de Mohreschildt deed denken. George een Rus. Albert een Hongaar. Nam een beetje weemoedig afscheid van deze mij uiterst sympathieke man. Ik vroeg hem of hij zich kon indenken dat ik na de oorlog en op jonge leeftijd al het vaste besluit had genomen geen kinderen te krijgen. En met zijn lieve ogen antwoordde hij dat het begrijpelijk was: ‘That one hesitates to create life in this world under these conditions.’ | |
21.00 uurEr komt een veerboot aan. Met aandacht keek ik naar de dozijnen volgeladen stationwagons, uit Ohio, Nebraska, Connecticut, overal vandaan, die naar Nantucket waren geweest. Honden, planten, fietsen, en vooral dozijnen kinderen. De zomervakantie loopt ten einde. Wat zijn ze welvarend in dit land. Maar de woorden van de bejaarde Nobelprijswinnaar weerklonken in mijn hoofd: wat doen ze met hun welvaart? | |
6 september 1972Boston, Statler-Hilton, Room 1491Mark Spitz heeft München onmiddellijk verlaten na de ramp met het Israëlische team, waarbij elf leden van de Israëlische equipe zijn omgekomen. Dit herinnert de wereld aan het onmiskenbare feit dat er feitelijk nog altijd een ongebluste brand woedt rond Israël. Wie heeft dit vuur aangestoken, laten we daar eens bij stilstaan? Er werd over het lot van Arabieren en Palestijnen beslist zonder de geringste medezeggenschap. Een ezelsveulen op televisie was van mening dat de Spelen vanwege | |
[pagina 133]
| |
de Israëlische doden onmiddellijk stop hadden moeten worden gezet. What about Vietnam, Burundi, Bangla Desh? Een joods meisje in Jeruzalem verklaarde dat Israël meteen een aantal Arabisch gevangenen behoort dood te schieten. Oog om oog, tand om tand. En dan? Om precies 10.00 uur was ik bij de econoom Paul A. Samuelson op het Massachusetts Institute of Technology die dit jaar de Nobelprijs voor zijn hele werk heeft gekregen. Zijn kantoor was een bende. Er stonden een paar afgetrapte schoenen. Hij wilde eerst weten wat anderen over de Club van Rome en het rapport van Forrester en Meadows hadden gezegd. In tegenstelling tot Forrester scheen hij nogal kritisch over Dennis Meadows, die in lucht was opgegaan: ‘And now none of us can look at his equations, or how he arrived at his conclusions. Do you know,’ vroeg hij, ‘that recent research has revealed that the Dutch people are the happiest and the Greeks and the Uruguayans the unhappiest?’ Ik antwoordde er absoluut niets van te geloven en zei dat ik ook die cijfers wel eens nagetrokken wilde zien. Maar daarop trok hij al snel van leer en gaf een cadens die in mijn interviewboek is opgenomen.Ga naar voetnoot184 Het is 14.50 uur. Ik zit niet ver van het huis van B.F. Skinner in Old Dee Road op een stoeprand te luisteren naar iemand die piano speelt, tot het 15.00 uur is. Ik dacht: ‘Was ik maar vast zover met spelen.’ Ik heb in de Harvard bookshop rondgeneusd en dacht steeds: kon Peter hier maar zijn, want er waren zoveel boeken die hem hevig zouden hebben geïnteresseerd. | |
16.15 uur (subway)Heb een uur met B.F. Skinner in zijn werkkamer doorgebracht, in het souterrain van zijn huis. Hij leek me a frail, rather dry university professor in tegenstelling tot zijn vrouw, een gezellige, grote, blozende, tonronde tante. Hij liet me een groot album zien met reviews over zijn werk: ‘Ninety-five per cent of the reviews on “Freedom & Dignity” were mean or downright debasing,’ vertelde hij. Hij scheen zijn giftigste pijlen te bewaren om op Noam Chomsky af te schieten. ‘Chomsky simply misses my point,’ aldus Skinner. Wat dacht hij van Mary McCarthy? ‘Too emotional, the Chomsky type.’ En Elisabeth Mann-Borghese, de vriendin van Aurelio? ‘She wrote a book on dogs and dedicated it to me.’ Hij liet het boek met haar handtekening zien. ‘But I don't think she could contribute any deep | |
[pagina 134]
| |
thoughts to your book.’ Ivan Illichs ideeën vond hij niets: ‘Too superficial.’ Intussen, naar hem luisterende, kwam de gedachte bij me op dat behavioral scientists - zoals ik nu deed in mijn gesprekken over Limits to growth - feitelijk betrokken dienden te worden bij het werk van Forrester en Meadows, dus de Club van Rome in haar geheel. Ik zei dat ik het gesprek met hem in Playboy uitstekend had gevonden. ‘Well, Mr. Oltmans, the Playboy guy only talked about himself.’ ‘Szent-Gyorgyi finds your ideas unintelligible,’ vertelde ik hem. Eigenlijk zei hij: ‘I think, I am an intelligent man, but I do not understand what Skinner is saying.’ Skinner negeerde dit commentaar van Szent-Gyorgyi en vertelde dat er, na Chomsky's aanval in the New York Review of Books, twee brieven naar het blad werden gezonden en dat de redactie had geweigerd ze te publiceren. Zo gaat het inderdaad maar al te dikwijls. De fijnste ontmoeting vandaag was met mijn vriend Jonathan Raymond, a big guy, tall with wavy long hair. Hij zei zijn shirts bij de Salvation Army te kopen en ze dan een nieuwe kleur te geven. Hij was naar Californië gelift en had deze zomer zelfs New Foundland bezocht. Bij het overschrijden van de Canadese grens had hij zijn grass in zijn anus verstopt. ‘Maybe, some day I will also make you stand with your legs wide out (...).’ zei hij. Als altijd vroeg hij naar Peter. Hij gaat weer een taxi rijden. Het liefste zou hij ergens in Colorado een kleine boerderij gaan beheren. Hij woont nu met een jongen samen ‘who doesn't bother me’. In tegenstelling tot de jonge dame van vorig jaar. Hij is nu 27, net als Peter. | |
7 september 1972Zond Robert Walker van het American Program Bureau een brief dat indien ik niet per 21 september van hem hoor wat ze voor plannen voor lezingen hebben, ik het zogenaamde contract als vervallen zal beschouwen. Het apb speelt spelletjes. Heb er geen zin in. Dan maar geen lezingen. Op het postkantoor, waar ik tapes naar Bruna verzond om te laten uitwerken, beklaagde de beambte zich over de moord op elf Israëli's in München. Ik zei: ‘Man doe niet hysterisch, jullie doden dagelijks duizenden mensen in Azië. Dat gaat al jaren door en jullie merken het niet meer.’ Hij keek als door de bliksem getroffen naar een collega en zweeg. In Boston hangen de vlaggen halfstok voor de elf Israëli's. In het Congres werd zelfs unaniem een motie aangenomen tegen | |
[pagina 135]
| |
agressie en wreedheid van de Arabieren. Alsof de Israëli's zulk lieverdjes zijn. Alsof er geen bloed aan joodse handen kleeft. Het is nu inmiddels duidelijk geworden dat de Arabische terroristen pas nadat de Duitse politie het vuur opende aan de gang zijn gegaan. De hysterie heeft natuurlijk ook het Witte Huis bereikt. Meneer Nixon heeft de wereld al opgeroepen om alle banden met Arabische landen te verbreken en spreekt van ‘Arab outlaws’. Dit land is ernstig ziek. Szent Gyorgyi zegt juist dat West-Europese staten alle banden met Amerika zouden moeten verbreken, omdat Washington handelt als een outlaw. Ik ben het met Szent-Gyorgyi eens. En helemaal. Ambassadeur Howard P. Jones heeft zich uit de Cristian Science Monitor teruggetrokken en woont nu op Hawaï. | |
Logan Airport, American Airlines, flight 2Op weg in een 747 naar San Francisco. Zie een zalige vent: bruingebrand, gezond, clean, met mooie body shapes; zoals hij daar staat, wijdbeens, relaxed, snor, grey short sleeves, har-shirt, jeans, knopen op zijn gulp, zijn handen gekruist op zijn borst. Hij is met een meisje dat er even appetijtelijk uitziet in kale jeans. Tijdens de security check werd een kleine schaar, waarmee ik kranten knip, weggehaald. Deze reist in de cockpit mee. ‘People have been assasinated with it,’ zei de man. ‘Ik heb er nog een in mijn toilettas,’ zei ik. Die ging dus ook mee voorin. Het is een prachtige late zomerdag. Zo'n eenentwintig graden celsius en een blauwe lucht. Ik schreef Tom Wicker, en na hem te hebben gecomplimenteerd met zijn beschouwingen, vroeg ik hem waarom hij niet duidelijk maakte dat Amerikanen feitelijk de worst terrorists in de wereld waren. Ik was verbaasd over Jonathans reactie, toen ik hem vertelde dat hom Peter voor al hun fashionshows gebruikten. ‘Because he has the perfect body.’ ‘Yes,’ reageerde hij, ‘and the organizers of the show would like to suck his dick...’ Wat waar was. Tien interviews voor mijn boek zijn binnen: Mead, Huxley, Toynbee, Skinner, Tinbergen, Waddington, McLuhan, Samuelson, Szent-Gyorgyi en Shah (maar die telt eigenlijk niet mee). Professor Samuelson adviseerde ook Leonard Ross te benaderen die Limits to growth in de New York Times heeft afgekraakt. Uitstekende gedachte. Het is trouwens een feit dat mijn swing away van politiek en politici naar wetenschap en wetenschap- | |
[pagina 136]
| |
pers eigenlijk door Peter is veroorzaakt. Toen ik in 1968 bij Richard Thieuliette in New York's Fifth Avenue woonde, vond ik door mijn contact met Peter de inspiratie, om een geconcentreerde aanval te ondernemen op het onderwerp psyche, psychologie, mind, filosofie en all the rest. Dat is de ware aanloop geweest naar het werk, waar ik nu mee bezig ben. Lewis Mumford wijdt een interessante passage aan de ‘overfeeding of books’. Universiteiten zijn ten einde raad waar ze alle boeken moeten laten en ‘information retrieving’ is vooral een probleem geworden. Waar kan je vinden wat je nodig hebt? ‘Without self-imposed restraints the overproduction of books will bring about a state of intellectual enervation and depletion hardly to be distinguished from massive ignorance.’Ga naar voetnoot185 Mumford heeft ongetwijfeld gelijk. Maar er komen ook steeds meer mensen bij. Mensen hebben steeds meer te vertellen, doen onderzoek, ontdekken nieuwe waarheden, en schrijven er over. Daar ben ik immers zelf toch ook mee bezig? Ik heb nooit anders gedaan dan schrijven. In de Harvard University bookshop vond ik alleen al over psychologie vijf planken met boeken, tien meter lang. De hele psychologiesectie, zelfs de meest waardevolle boeken eruit, kan geen mens werkelijk allemaal ooit lezen. Bill en Marjorie KelloggGa naar voetnoot186 haalden me af. | |
8 september 1972Los Altos HillsDe fysicus John Platt heb ik om 10.00 uur geïnterviewed en de bioloog Paul Ehrlich om 14.00 uur. Beiden terrific gesprekken. Lunchte met Marjorie op een terras in Stanford University. John Platt schreef een uitvoerig essay over B.F. Skinner, dat ik nu lees. Peter moet alles over Skinner lezen, want dat zijn onderwerpen die hem werkelijk zullen interesseren. Bill Kellogg noemde Paul Samuelson een van de rijkste economen in het land. Hij voelde ook een soort van minachting voor Paul Ehrlich. ‘He doesn't care whether his facts are right. For him all problems boil down to population.’ Dat leek me overdreven. Marjorie zette me in de late middag op de Air Terminal af. Ik overnachtte in de steam bath aan de Turk Street. Twee blow-jobs. To prove my virility? My manhood? | |
[pagina 137]
| |
9 september 1972Wat mijn komende boek vooral zal moeten belichten is the mind. Alles draait letterlijk om wat er gebeurt of niet gebeurt in de soep in ons hoofd, die we de brain noemen. To teach a student to study is to teach him self-management. - B.F. Skinner. Vlieg naar Phoenix, Arizona. Daar moet Wicher de Marees van Swinderen wonen. Zal ik hem gaan zoeken?Ga naar voetnoot187 | |
Scottsdale, ArizonaIk bereikte het huis waar Paolo Soleri, de futuristische architect woont. Zijn moeder zei dat hij sliep. Alles maakte een shabby en geïmproviseerde indruk, bijna armoedig. Maar dat zegt nog niets. Er liepen wat studenten rond, misschien vijf, en de enige die echt vriendelijk was was een witte kat. Eigenlijk wilde ik het liefst weer zo snel mogelijk weg. Mevrouw Soleri reed me naar de Holiday Inn, waar ik George de Mohrenschildt in Dallas belde. Toen ik George aan de telefoon kreeg zei hij als eerste reactie: ‘Oh, I thought you were Lee Harvey Oswald.’ Nu kreeg ik Jeanne de Mohrenschildt die antwoordde: ‘I will murder you, so you can stay longer...’ Ik vroeg haar of zij me van het vliegtuig kwamen halen en of ze de groeten aan George wilde doen. ‘I will not.’ ‘Why?’ ‘Because I hate him.’ Probeerde een cbs-crew te krijgen om in Pittsburgh dr. Cyril Wecht te kunnen filmen. Dit lukte niet want, zeiden ze, ze | |
[pagina 138]
| |
werkten alleen nog voor Ben van Meerendonk van de nos in New York. Alles loopt altijd prima en vlot behalve wanneer je op zaken stuit waar je lieve landgenoten bij zijn betrokken, dan zit je weer midden in de intriges tussen Enkelaar en Hagedorn, tussen Hagedorn en mij en tussen noem maar op. Ik antwoordde niets met Van Meerendonk te maken te hebben en rechtstreeks onder Carel Enkelaar te werken. Nu komt er misschien een crew uit Philadelphia. Het gesprek met Soleri verliep moeizaam. Hij warmde slechts heel geleidelijk op. Als opwekkende noot voerde ik aan de Amerikaanse jeugd aantrekkelijk en bemoedigend te vinden. Hij antwoordde: ‘Ik zeg wel eens: je zou Amerikaanse studenten een Europese omgeving moeten kunnen aanbieden.’ Hij voegde er aan toe dat het hem voortdurend verbaasde hoe studenten in Amerika nog vrij behoorlijk op hun pootjes terechtkwamen, omdat kleine kinderen bijna altijd een pest waren. Ik geloof ook dat hij nog altijd moeite heeft zich exact in het Engels uit te drukken. Mevrouw Soleri, een Amerikaanse, scheen de propaganda te behandelen. Ze vertelde dat in Phoenix de grootste tentoonstelling ooit zou worden georganiseerd: ‘Met honderden modellen, waaronder die van Paolo.’ ‘Sssttt,’ zei Soleri, die me deed denken aan een figuur uit een Fellini-film, ‘there were forty...’ Hier zit een man, in de woestijn van Arizona - terwijl zachte muziek van Samuel Barber via luidsprekers over zijn project wordt uitgezonden - die zich bezighoudt met het scheppen van revolutionair andere ‘environment’ en ‘living conditions’ voor de toekomst. Samen, met voornamelijk vrijwilligers, is hij daadwerkelijk bezig een toekomststad te bouwen. Hij had in Stockholm Aurelio Peccei benaderd en hem iets van zijn documentatie gegeven, maar beklaagde zich dat zijn landgenoot hem had gebruskeerd. Nu begrijp ik dat hij Peccei om financiële steun voor zijn droomproject had willen vragen. Aurelio moet langzamerhand een zesde zintuig voor ‘bedelaars’ hebben ontwikkeld (inbegrepen mij). Paolo Soleri's uitgangspunt is: een zodanige brug tussen materie en geest bouwen dat materie in geest opgaat. Hij ziet de hedendaagse Westerse mens als iemand, die zich psychologisch en massa-hysterisch in de unieke positie bevindt van een bestaande en levende ramp. ‘By a chorus of knowledgeable consent, we are not only obstructing the construction of a better world, we are close to bringing life to a crashing halt.’ Hij is het met Teilhard de Chardin eens dat om een betere mens te krijgen, | |
[pagina 139]
| |
men de omgeving moet zuiveren en verbeteren. Maar moet men niet een stap verder gaan en is het niet the mind of man die uitgemest zou moeten worden? Terug in de Holiday Inn volg ik een reconstructie op abc-televisie van wat er in München gebeurd is. Willy Brandt moet Anwar Sadat hebben willen bereiken, die niet beschikbaar moet zijn geweest. De Duitse politie ging er van uit dat wanneer er vier Arabische terroristen zouden zijn doodgeschoten, de rest zich zou overgeven. Altijd weer hetzelfde liedje: het Westen weigert rekening te houden met de Arabische mentaliteit, waarbij het als een eer wordt beschouwd voor de Arabische zaak te sterven. In de basketbalwedstrijd tussen de us en de ussr heeft ook iedereen zich als Hottentotten gedragen: niemand weet of het 49-50 of 50-49 moest zijn. Er werd van blijdschap op de grond gerold wanneer er een punt tegen de Sovjet-Unie werd gescoord. Pandemonium, want wie heeft er gewonnen? Dit heeft natuurlijk geen moer meer met sport te maken. Het zijn de koude-oorlogemoties die worden botgevierd. John Platt wijst er op dat B.F. Skinner geen rekening houdt met agressie als een onontkoombare menselijke geaardheid die in ons werd geplant gedurende de evolutie van mensaap naar mens. Skinner acht deze geaardheid eenvoudig hanteerbaar via zijn methode van ‘positive reinforcement’. Soleri kon dit ook niet volgen en dacht dat de stelling dat ‘de wil’ gehanteerd zou kunnen worden via positive reinforcement een fictie was. Wie zal het zeggen? Wat bij Skinners duiven werkt, werkt dat ook bij ons? | |
10 september 1972Als een blok geslapen. Constant van mijn ouders gedroomd. Zij kwamen terug uit Zuid-Afrika. Ik wilde dat zij op Amerbos zouden wonen. De droom had ook weer met oorlog te maken en er was sprake van vluchten of niet vluchten. Ik maakte een vroege wandeling, toen het nog donker was, woestijn all around. De krantenjongens op hun fietsen bezorgden de zondagsbladen. Amerikanen zijn allesbehalve lui. Een wegrestaurant was om 06.00 uur open, fully staffed. Het eerste nieuwsbericht opende met de melding dat na dertien uur delibereren de Sovjet-Unie het basketbal met een gouden medaille heeft gewonnen. Nu kunnen de Russen op de grond rollebollen, maar die doen gelukkig niet zo krankzinnig. De sportieve Amerikanen stemden unaniem tegen aanvaarden van het zilver. Het is het typische Amerikaanse verwende-kind-syndroom, wanneer ze hun zin niet krijgen. | |
[pagina 140]
| |
ZwembadEen mier is bezig een dode glazenwipper, many times his size, te vervoeren. Quo vadis? ‘Privacy, simply means that your eye cannot see my sunbeam and your ear cannot be at this point of resonance, so you cannot know the private and ever-changing inputs of my initial state.’ - John R. Platt. | |
American Airlines, flight 498
| |
[pagina 141]
| |
Later, toen ik alleen met hem was, vroeg ik George waarom hij niet wilde dat deze mevrouw die foto kreeg. ‘I don't want to be gotten known by her,’ antwoordde hij.Ga naar voetnoot190 George benadrukte verder, en ik ving de opmerking als tevens aan mij gericht op, dat hij twee advocaten had aangesteld, één in Washington en één in Dallas. Mevrouw Johnson had een aangetekende brief gekregen dat iedereen die onzin over hem schreef, onmiddellijk in rechten zou worden aangesproken. Dat was dus wat Aurelio Peccei bedoelde met voorzichtigheid in acht nemen. Hij las een boek van Claude Lévi-Strauss maar zei: ‘I do not understand his language.’ Hij zette zijn bril op en bekeek mijn voorlopige lijst van interviews. Hij vond Norman Cousins niet belangrijk genoeg: ‘And why don't you meet Herbert Marcuse? You don't want people from the left?’ ‘Actually no. I don't look for leftists or rightists, I simply want scientists. Left and right continuously change and will disappear anyway.’Ga naar voetnoot191 Ik zie mijn komende boek eigenlijk als een brug tussen de kudde en de wetenschap. Marcel Proust schijnt gezegd te hebben: ‘To recapture the past is labour in vain: all effort of our intellect must prove futile....’ Waarom schrijf ik dan een dagboek? Omdat ik het er faliekant oneens mee ben. Het huidige interviewboek dat ik schrijf is een snapshot van nu, een beschrijving van wat een aantal mensen van belang op dit moment denken en doen. Mijn dagboek, minutieus bijgehouden - straks zelfs over een halve eeuw - zal wel degelijk een reflectie van het verleden zijn, en zal dat uitstekend in zo breed mogelijke zin (inbegrepen mijn dromen en liefdesavonturen) uitbeelden. Vandaag was de openingsceremonie op Bishop College, waar George Russisch en geschiedenis doceerde. Hij had zijn professoren robe voor honderd dollar laten maken. Ik droeg het geval voor hem naar de auto. Hij zei: ‘Dit is in ieder geval beter dan een ss-uniform.’ Gisteren zei hij, toen we van het vliegveld naar huis reden, tussen neus en lippen: ‘If it would become known, that I did have something to do with the assassination, I would become President of the biggest Bank in Dallas.’ Hij schijnt ook Franse les te geven aan een andere all-black school. Hij schijnt zeer op jongeren gesteld te zijn. Wat me opviel was dat zowel George als Jeanne bij onze gesprekken herhaaldelijk de opmerking maakten: ‘write this down for your memoirs.’ Toen we na het eten naar het zem- | |
[pagina 142]
| |
bad liepen vroeg ik George of hij dacht dat de moord op jfk ooit uit zou komen. ‘Surely, some day, someone will make a confession.’Ga naar voetnoot192 Het griezelige is dat Gerard Croiset hetzelfde zegt. Er schijnen nu in de andere vleugel van hun rij flats vrij veel homo's te wonen. George stelde me voor aan een Italiaanse jongen, een ontwerper, die net terugkwam van autoraces, waaraan hij in een tr-6 had deelgenomen. We plaagden hem dat hij gay was, maar hij ontkende dit op weinig overtuigende wijze. George blijft zeggen dat Cubanen hebben deelgenomen aan de moord op jfk omdat hij hen heeft verraden bij de mislukte inval aan de Varkensbaai, waarbij president Kennedy op het laatste moment de toegezegde dekking uit de lucht had teruggetrokken. De Cubanen hadden volgens hem een ‘perfect case again Kennedy’. Alle Cubanen op zijn school waren eenzelfde mening toegedaan. Jeanne de Mohrenschildt was nog steeds druk met Smash Line, haar eigen zaakje. Zij ontwerpt tenniskleding. Wanneer George vakantie heeft en geen les hoeft te geven gaan ze samen op promotietrips. George voert verder een proces over vijfmiljoen dollar uit een Nigeriaanse olieconcessie waarbij iets fout is gegaan. Ook schijnen ze nog miljoenen uit Haïti tegoed te hebben. Zodra de vs een lening van tien- of twintigmiljoen dollar aan Papa Doc verstrekken, kunnen zij hun achterstallige rekening indienen. Een tante uit Polen was komen logeren die zich de tsaar nog uitstekend herinnerde en ook nog altijd in de tsaar als koning van Rusland geloofde. Zij was verpleegster geweest in het leger en had zodoende de tsaristische familie gekend. Ze was nu achter in de zeventig. Er volgde een verhaal over een Franse markies en een Russische prins uit New York dat ik me niet meer herinner. George schijnt zich aangetrokken te voelen tot negers. Hij sprak bijvoorbeeld over een: ‘Six foot and something, beautifully built negroe in his class, who was openly flirting with me. So, one day I said, “Look fellow, I happen to like girls”. And the boy replied in front of the entire class, “but I am a girl...”.’ En, terwijl we samen vanmorgen naar een gesprek van Julie Nixon Eisenhower op de Today Show keken, zei George: ‘If I had to marry a woman like that, I would be a homo-sexual the next morning.’ | |
[pagina 143]
| |
We spraken opnieuw over Sylvester Dason. ‘He is dying,’ aldus George. ‘He had a heart-attack, and he knows it, but he acts wonderfully. He doesn't show it. He is 83 now, you know.’ Ook sprak hij opnieuw over zijn andere vriend met een ranch, Tito, die langs de grens met Mexico woonde. Hij is door te veel drugsgebruik overleden. ‘People die like flies around here, no wonder, because they drink themselves to death.’ Hij vindt wonen in Dallas net als deel uitmaken van een permanent circus. Er kwam een vriendje van hem binnen, Cliff, blond, met een Eurasian Chinese wife. Daarna arriveerde ook een Oostenrijkse dame, eveneens blond, en lelijk, die kampioen pistoolschieten in Texas was. Zij was getrouwd met een zwarte ‘drag-show impersonator’ die later ook nog kwam opdagen (met inderdaad een prachtig gespierd lichaam). Een typische collectie van De Mohrenschildt-binnenvallers. Geen wonder dat niemand hier ooit de vriendschap van George en Jeanne met de Oswalds heeft begrepen. Honden spelen nog steeds een belangrijke rol. Nero is op een uur afstand buiten Dallas begraven. Jeanne wilde me naar het graf van het dier rijden. Gelukkig vond George dat niet zo'n goed idee. Jeanne noemde het momenteel haar grootste probleem om haar man over te halen er in toe te stemmen dat ‘een neef’ van Nero aan hun gezin zou worden toegevoegd. Ze had het over de parkeerplaats bij het flatgebouw San Nero Plaza waar ze vogels te voedde en er zakken voer voor kocht. George maakte bezwaar tegen deze uitgaven, maar zij antwoordde dat ze nooit naar een film of een nightclub ging, en liever geld uitgaf aan beesten. Toch mag ik hen beiden graag. Jeanne drinkt nog altijd te veel en wordt dan luidruchtig. George doet er niet aan mee. Wanneer Jeanne afgeeft op haar dochter (uit een vorig huwelijk) die nu in Alaska woont, zie je dat George dit niet in orde vindt. Ze zijn gewoon niet uit hetzelfde hout gesneden. George is basically a nobleman top down. Toen Jeanne daarna begon af te geven op George's eigen dochter, Alexandra, die haar veertienjarige zoon in de steek had gelaten om in Arizona met een vriend samen te gaan wonen, verliet George eenvoudig de kamer en ging de planten water geven. Hij wenste niet over zijn kleinzoon te spreken. Ik had haar zelf trouwens de pas afgesneden en duidelijk gemaakt geen belangstelling in roddelpraatjes te hebben. Ze hebben de foto, die ik in 1968 van de drie honden van toen heb gemaakt, levensgroot uitvergroot. Hij hangt op een alles overheersende plaats in huis. Jeanne had zichzelf uit de foto weggeknipt. | |
[pagina 144]
| |
George zei het eens te zijn geweest met de moordaanslag van Arthur Bremer op gouverneur George Wallace van Alabama. Hij maakte een smalende opmerking aan het adres van zijn vrouw dat zij op Nixon zou stemmen, omdat hij naar China was gegaan (waar zij in Harbin was geboren). ‘Niemand in dit land wenst Nixon te vermoorden,’ zei Jeanne. Ik dacht, ja, ja, omdat hij wellicht in de gratie is bij de cia. George maakte vervolgens een scherp onderscheid tussen huursoldaten - hired killers -, werkend voor belanghebbende partijen en guerrilla's, die bereid waren zich dood te vechten voor een ideaal. Ook zij waren van mening dat de Duitse politie schuldig was aan het incident dat leidde tot het vermoorden van Israëlische atleten. George en Jeanne staan achter de Palestijnen ‘whose land was stolem’. Toen ik zei te willen helpen om daf de Sovjet-Unie binnen te krijgen merkte George op: ‘Of course, you should be building a daf factory in Russia, instead of some fat Jew making the money...’ Deze anti-joodse uitbarsting verbaasde me een beetje. | |
Dallas-PittsburghOm 16.00 uur heb ik een afspraak met de patholoog-anatoom dr. Cyril Wecht. Ik werk met een ploeg van Eye-Witness News uit Pittsburgh. Het is uitstekend verlopen. Dr. Wecht is no fool. He knows what he is talking about, al onderstreepte hij wel de enige Amerikaan te zijn die als nog in de jfk-moord dook. Dat is niet helemaal waar. Ik vond zijn secretaresse, met spierwit geverfd haar, nogal ordinair. Ook zijn executive assistant, een dame, die hij met sweetheart aansprak, was niet bepaald representatief. Dr. Wecht is eveneens president van de Academy of Forensic Sciences in de vs. Niet de eerste de beste. Hij vertelde ook wel onder de indruk te zijn van het werk van Bernard Fensterwald en diens comité. Ik eigenlijk helemaal niet. Ik vroeg hem of het mogelijk was dat Fensterwald cia-connecties had. Daar ging hij niet op in. Over Gerard Croiset had hij gelezen, maar hij wist in het geheel niet wie George de Mohrenschildt was. Het werd een kort maar krachtig routine-interview voor de nos. Hij deelde feitelijk mee, en bevestigde wat de Times eerder had gemeld, dat het noodzakelijk was voor onderzoekers dat de hersenen van jfk-zelf, die in een container in de National Archives werden bewaard, beschikbaar zouden komen voor onderzoek. Zolang de Kennedy-familie hier geen toestemming voor gaf zou men in het duister blijven tasten. Hetzelfde gold voor de weefsels die van de wonden van Kennedy bewaard zijn | |
[pagina 145]
| |
gebleven.Ga naar voetnoot193 Dr. Wecht volhardde in zijn overtuiging dat jfk door meer dan één man moest zijn vermoord. Heb een kamer in de ymca genomen. Drie nachten hier staan gelijk aan één nacht in de Statler Hilton. Dat ik Robert Jay Lifton ga ontmoeten komt eigenlijk door Peter. Dat ik nu op deze lijn zit is het directe gevolg van onze kennismaking en vriendschap. Dat zal ik later zeer duidelijk moeten maken. | |
12 september 1972New York CityDroomde uitvoerig over Peter. Ga hem opbellen. Barbara Tuchman zei niet geïnteresseerd te zijn in een gesprek. Echt hot heb ik haar nooit gevonden. Een uitstekend gesprek in zijn flat bij Central Park met Ted Carpenter, de antropoloog, die Marshall McLuhan recommandeerde.Ga naar voetnoot194 Hij moest wel eerst opwarmen. Hij sprak over: ‘The most successful media manipulator in the world, Mr. Tony Schwartz. He is totally amoral and unethical. McLuhan had said: “I love to see you, but I won't have Tony in my life”.’ Carpenter had geld bij elkaar geschraapt om Schwartz de politieke campagne van George McGovern te laten runnen, zoals hij dat indertijd voor lbj en Hubert Humphrey had gedaan. Hij had onlangs een conflict met Tony Schwarz gehad, maar juist vanmorgen had hij opgebeld om het goed te maken. Hij adviseerde deze meneer in mijn serie op te nemen. Pieker er niet over. Nam een treintje naar Stamford, Connecticut. Het is eigenlijk een schandaal dat in het rijkste land ter wereld nog dergelijke aftandse boemeltjes rijden. Ontmoette Bill Nordhaus, de econoom op wie Aurelio mijn aandacht had gevestigd.Ga naar voetnoot195 Hij doet onderzoek in the Cowles Foundation for Economic Research aan Yale University.Ga naar voetnoot196 Hij leek me nauwelijks 30 jaar oud. Zag er fris uit ondanks een baard. Portretten van twee kleine kinderen op zijn bureau. Ik vond vooral het ‘licht in zijn ogen’ evenwichtig, gezond. Vervolgens wandelde ik langs Hillhouse Avenue en andere bekende plekjes uit 1948 tot 1950. Wat je hier vandaag aan de dag rond de Yale-campus ziet lopen is niet te geloven. Abso- | |
[pagina 146]
| |
luut sensationeel: de mooiste jongens met prachtig lang, golvend haar. De oogst is werkelijk fantastisch. Nordhaus begon eigenlijk met te vragen naar mijn eigen standpunt ten aanzien van Limits to growth was. Ik zei dat het me een zinnige en interessante benadering leek. ‘Allright, you know who you should go and see, Erze Mishan aan de London School of Economics. He is all for it.’ Hij dacht verder dat ik met iets bezig was wat niet eerder was gedaan: ‘You will cash in a lot of royalties.’ Daar heb ik geen zin in om over na te denken: ik ben nu bezig. Leonard Ross, ook een econoom, ontmoette ik voor het avondeten in een Chinees restaurant op Broadway, 95ste straat. We hebben lang gepraat voor ik het eigenlijk interview opnam, wat altijd de verkeerde benadering is. Hij had noch Jay Forrester noch Dennis Meadows ooit gesproken en wist niet wie Aurelio Peccei was. We gingen later naar zijn flat, waar ik ook zijn collega Peter Passell ontmoette. We namen gezamenlijk een interview op. Zij waren al sedert hun studiejaren partners. Zij waren allebei rond de dertig. Ross had wilde haren en leek me een achter-de-elleboog-mannetje. Passell leek meer recht door zee. Ze waren beiden buitengewoon uitgesproken anti Limits to growth. Ze hebben dat dan ook op 2 april van dit jaar niet onder stoelen of banken gestoken in de New York Times. Ik denk trouwens dat deze Ross en Idris Shah een fraaie combinatie zouden zijn. Passell leek meer op Nordhaus. Ross herinnerde me aan Joop van Tijn. | |
13 september 1972Trein naar Dover Plains, New York. Gelukkig pakte ik een treintje eerder. Mevrouw Mumford stond al op het station. Amenia, waar ze wonen, ligt veertien mijl verderop. Ze kochten hun huis in 1926, toen was ik een jaar oud. Lewis wachtte ons al voor het huis op. Ik beging trouwens een blunder: ik wilde een deur van een slee voor haar opendoen, maar toen bleek dat ze in een oeroud wagentje was gekomen. Mumford heeft een prettig open levendig gezicht. Hij werkt aan zijn biografie: ‘Which will probably be published after I am gone.’ We hadden een prettig gesprek. Hij zei interessante dingen.Ga naar voetnoot197 Ze reden me samen terug naar het station. Omdat Rawlings, New York dichtbij ligt heb ik in het telefoonboek nagekeken of Rob en Netty Douwes Dekker er nog woonden - met hun poedelkennel. Verdwenen; niet achterhaalbaar. Erg jammer. Mijn zwak voor Rob is permanent. | |
[pagina 147]
| |
‘The inside of man, and his creativity is limitless: it's the outside that is limited.’ - Lewis Mumford.
Ik vraag me af of dat waar is. Ze waren trouwens, ondanks hun recente 50-jarige huwelijksviering, nogal bitchy tegen elkaar, maar dat is hun zaak. Lees Deschooling Society van Ivan Illich.Ga naar voetnoot198 Hij heeft onder meer berekend dat het de Amerikanen in 1967 niet minder dan 360.000 dollar kostte om één Vietcong te doden. In 1969 was dit bedrag gestegen tot 450.000 dollar. Wat zal het nu zijn? Volgens Amerikaanse oorlogscommuniqués regent het immers Vietcong-slachtoffers? Om 19.15 uur was ik bij mijn vriend Hashram Zainoeddhin. Bij hem was een Nieuw-Zeelands meisje, Francis, die bij de vn werkt en die hij op de tennisbaan ontmoette.Ga naar voetnoot199 Hashram heeft mijn vriendin Penny Hedinah in Jakarta bezocht. ‘She looked so sad when I came in and was so completely cheered up when I left.’ Hij heeft alles verteld over zijn bezoek aan Amerbos en Peter, alles. ‘Zij wil met niemand trouwen, maar wat ze zoekt is een tehuis en iemand om mee te praten.’ Ik heb dikwijls over Poem, zoals ik haar eigenlijk noem, nagedacht. Ik ken haar nu vijftien jaar als de zus van mijn vriend, toen majoor Machram Tjokrodimurti. Ik ben niet gemaakt voor een abonnement op een ander persoon en moet alleen blijven. Bovendien ben ik a son of a bitch om mee samen te zijn, zeker wanneer er geen love in het geding is. Misschien ben ik zelfs wel een canaille met love in het geding. Zal het wel nooit weten. We dineerden in het Ramayana restaurant dat Hashram als architect hielp ontwerpen. Hij begon van dat geld een kippenfarm in Indonesië. | |
14 september 1972Het is geen traktatie om in de ymca te verblijven. Er lopen mensen rond die je de creeps geven. Ik vind 100 dollar voor een nacht elders misdadig om uit te geven. Bovendien is deze plakkerige snikhete stad vrij ondraaglijk. Ontmoette Alain Vidal-Naquet. Hij is van mening dat Kurt Waldheim vooruitgaat, omdat hij alles op alles zet om later president van Oostenrijk te worden. Alain schijnt een affaire te hebben met een Filippino in zijn kantoor op de vn. | |
[pagina 148]
| |
Kwam op Fifth Avenue Cindy Adams met haar moeder tegen. We hebben een paar woorden gewisseld. Minacht die dame.Ga naar voetnoot200 Om 16.00 uur ontmoette ik de psychiater van Yale University, Robert Jay Lifton, in zijn Westside-appartment. Een rustige man. Net als Marshall McLuhan begon hij eerst over auteursrechten te praten, wat me van hem nogal verwonderde. Ik schat hem 38 jaar oud. Zijn flat was een hopeloze chaos. Een jongen van acht die overigens veel te dik was, wilde mijn taperecorder inspecteren. ‘Oh, een heel gewone,’ riep hij uit. In de zitkamer stond een enorm Chinees paneel. Er waren twee vogelkooien. Lifton bleek het ook niet eens te zijn met B.F. Skinner. Hij liep in ieder geval warm voor veteranen uit de oorlog in Vietnam. Het werd een uitvoerig gesprek. Margaret Mead en Jean Costeau waren in de Dick Cavettshow te zien geweest, maar ik heb ze gemist. | |
15 september 1972Nam een treintje naar Princeton, New-Jersey. Liep van het station in twintig minuten naar Olden Lane 97 waar Carl Kaysen, directeur van het Institute of Advanced Studies van Princeton University woonde. Grote, luxueuze villa. Een vleugel in de zitkamer met een gesloten boek van Bach op de lessenaar. Een zwarte dienstbode bracht me bij hem. Moeizaam gesprek. Mocht hem eigenlijk niet zo. Mora Henskens, mijn vriendin op het secretariaat van de vn bemachtigde het adres van de voormalig secretaris-generaal U Thant voor me: 136 Osborne Road, Harrison, New York. Gedurende de jaren kreeg ik enorm respect voor die man. Zou mijn boek met hem willen beginnen. Ik geloof dat Mora best weg zou willen uit New York, misschien zelfs zou willen trouwen, maar ik denk dat zij daar net zo ongeschikt voor is als ik. Soms zegt ze: ‘Ollie, als we oud zijn komen we nog eens bij elkaar.’ | |
16 september 1972Twee kaarsen in St. Patricks. Terence Cardinal Cooke was bezig aan een Liturgy and Solemn Investiture Ceremony voor luitenant Victor Ziminsky. Ik keek ernaar en dacht dit moet een verdwijnende voorstelling zijn, als klompen en kostuums in Volendam.Ga naar voetnoot201 | |
[pagina 149]
| |
Zat op het terras van Lincoln Center toen er een zwarte jongen bij me kwam zitten. Hij vroeg hoe het met Frieda Westerman was.Ga naar voetnoot202 Ik kon hem niet thuis brengen. Even later arriveerde zijn vriendje Billy, ook een neger, die me recht op de mond zoende. Ik herkende hem nauwelijks. Jaren geleden had ik Billy ontmoet in de flat van Gene Hovis (de jongen die bij me kwam zitten). Billy had ik toen mee naar Kew Gardens genomen. Ze waren beiden op weg naar een repetitie voor de opera Carmen. Gene stond er op vier zoenen te krijgen toen we uit elkaar gingen. Hij had me inmiddels geïmiteerd en een wapenring naast een trouwring aan zijn linkerpink aangeschaft. Ontmoette dr. Margaret Mead in de Monk's Inn voor de lunch. De obers zijn in lange monnikspijen gekleed, wat in één geval opwindend was. ‘What is all this, dr. Mead’ zei ik. We tutoyeren elkaar nu. Zij was in een jurk gekleed en met een vuurrode cape om en in gezelschap van haar onafscheidelijke staf. Zij was er al en zat in een hoek om alles te kunnen overzien. Ze sputterde over de afschuwelijke groenten die werden geserveerd, maar niemand protesteert ooit in Amerika, zodat ze hun gang maar gaan. Ik was al vergeten dat ik op haar verzoek een ontmoeting had gearrangeerd tussen haar en mijn oom professor Alexander Poslavsky. Zij vertelde nu dat Lex haar had gezegd de eer op te eisen dat hij van kinds af aan had voorspeld dat ik het 't verst zou brengen van de drie broers op De HorstGa naar voetnoot203, terwijl het er juist in onze jeugd op had geleken dat ik het probleemkind in de familie was. Ik luisterde naar deze mededeling alsof die uit een andere wereld tot me kwam. Er was echter nog een verrassing. Margaret zei te hebben gepoogd Lex tot een wat diepere discussie te bewegen, wat faliekant was mislukt. De ontmoeting moet a mild disaster zijn geweest. Dat begrijp ik niet. Ik vertelde haar wie ik tot dusverre had geïnterviewd. Zij had me nog in Amsterdam geschrevenGa naar voetnoot204 om vooral een boekje van Edmund Leach over Lévi Strauss te lezen. ‘Also the last part of volume II of Strauss' great work, Mythologique, has a beautiful statement about the environment. With continuing thanks for all the warmth of your hospitality, Yours always, Margaret Mead.’Ga naar voetnoot205 Margaret vertelde dat professor Jay Forrester ‘an outrageous speech’ voor de National Council of Churches had gehouden. | |
[pagina 150]
| |
Zij wilde het een en ander aan haar interview toevoegen, waarop we naar haar flat aan Central Park West wandelden. Overal boeken. Zij liet me het hele huis zien. Er waren enkele sympathieke schilderijen en artefacten uit alle delen van de wereld, ook uit Indonesië. Morgen is er een bijeenkomst om enkele Amerikaanse gevangenen uit Hanoi vrij te krijgen. Dominee Sloan Coffin van Yale is voor dit doel in Noord-Vietnam. Margaret zal op de bijeenkomst spreken. Zij dacht ook dat een gesprek met haar voormalige echtgenoot, Gregory Bateson - die me trouwens al enige tijd interesseerde - een interview voor mijn boek zou opleveren. ‘After all, I had three husbands in fifteen yearsGa naar voetnoot206, which is not bad after all - and we all remained on excellent terms. Bateson stays here with his daughter. Your series of interviews turns out into a “Who's who of the mind”,’ zei Margaret. Omdat minister W.K.N. Schmelzer in de Commissie voor Buitenlandse Zaken van het parlement de Wereldraad van Kerken - waar Margaret Mead deel van uitmaakt - op lucide wijze had bekritiseerd aangaande het opschorten van investeringen in verband met de apartheid, wilde ik hier met haar over praten. Het leek me dat Schmelzer gelijk kon hebben, omdat het ‘onheilzaam’ was hierdoor juist op de eerste plaats de zwarten te treffen. Zij gaf me, zei ze, ‘een strikt professioneel antwoord,’ wat ik moeilijk zal kunnen omzetten in een full blow attack on Schmelzer. ‘Therefore I drop the subject.’ Ik vind het achteraf, twintig jaar later en in Johannesburg wonend, erg jammer dat ik noch de mening van Margaret Mead toen noteerde, noch mijn reactie daarop. Ik vermoed dat ik het toen ook al eerder eens was met Schmelzers benadering dan met de standpunten van de Raad van Kerken of Margaret Mead. Ik was natuurlijk over Zuid-Afrika enigermate beïnvloed door het tienjarig verblijf van mijn ouders in dat land (1950-1960) en mijn beide broers, die in 1948 per auto vanuit Bosch en Duin dwars door Afrika naar Kaapstad waren gereden. Hun gezamenlijke input gaf me, althans voor een gedeelte, een andere optiek en in alle opzichten een veel voorzichtigere benadering bij de beoordeling van Zuid-Afrika. Neem als altijd vlucht 92 van panam naar Amsterdam en het is een heerlijk gevoel om in twee weken tijd veertien interviews voor mijn boek in the bag te hebben. |
|