Memoires 1961-1963
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
New York3 mei 1962Ladingen kranten en post, zoals gewoonlijk. Over de kwestie Nieuw-Guinea weet ik niets meer. Brieven van mijn vader over de kinine-affaire. Mejuffrouw Büringh Boekhoudt schrijft onder meer: ‘De jaren vliegen voorbij en ik heb moeite om me te realiseren, dat ik al zo oud ben.’Ga naar voetnoot141 Ik had haar geschreven betrokken te zijn in de kininelobby. Zij merkt op: ‘Merkwaardig, dat je nu plotseling handelstransacties tot stand moet proberen te brengen! Dit lijkt me niet je sterkste zijde, maar je moet me bepaald eens schrijven hoe dat afgelopen is. Maar kijk goed uit je ogen, want bij dergelijke affaires word je er algauw van beschuldigd steekpenningen te hebben aangenomen en daar is mij jouw goede naam toch te lief voor.’ Greet van Haagen schrijft, dat op 9 april een zesde zoon is geboren, en dat zij aan mij had gedacht en hem Willem Peter heeft genoemd. Er zijn ook dierbare brieven van Erik. Emile van Konijnenburg dankte voor mijn condoléanceboodschap. Tekenend voor hem, schreef hij: ‘Na een zeer kort ziekbed is Greet plotseling heengegaan. Gelukkig heeft zij niet geleden en zijn wij tot het laatste moment volkomen gelukkig geweest. Het verstand zegt dat er veel is om dankbaar te zijn, maar je gevoelens houden daar maar ten dele rekening mee.’ Pat Sygnavong bericht uit Dartmouth College:Ga naar voetnoot142 ‘Thanks for your card from Havana. Do you know that it caused after-affects? Had hot discussions with my fellow Yankee students. I can't understand why the students here still believe that Castro is a demagogue who does nothing for the people. They consider him a murderer, an exporter of revolution. I almost forgot my manners spending all my energy arguing the merits of Castro. Did you have a good time in Cuba and did you fuck these beautiful girls? I envy you terribly.’ Jim Herbert, student van Dayton University, zendt me een brief en sluit een hoofdartikel uit The ud Fleyer News bij, het studentenblad, gedateerd 13 april 1962: | |
[pagina 120]
| |
Flash or fire? | |
[pagina 121]
| |
an authorative book about international affairs. We can make an effort to meet and get to know and appreciate the students from other nations in whom our campus is so wealthy. We can vigorously express considered opinions both in informal discussion and to the international ignoramuses who currently gorge our government. Both the Peace Corps and the Diplomatic Service should receive serious consideration in our career planning. Kolonel Sriamin meldt, dat hij binnenkort vertrekt, eerst naar de World Fair in Seattle, daarna naar Tokyo, en of ik voor mevrouw Sriamin vijf Philips-branderkoppen nummer 89.047.06.0 voor haar kerosine-oven uit Holland wilde bestellen. Hij sloot tien dollar in. D.J. Koeleman, directeur van de klm, schreef dat voor hij met mij kon samenwerken - door bijvoorbeeld in lezingen landingsrechten voor de klm in Los Angeles te bepleiten - ‘the matter between Indonesia and our country must be resolved.’Ga naar voetnoot143 Hij besloot met te herhalen dat een working-relationship zeer goed mogelijk was en dat hij zich voornam dit te realiseren en er zich aan te houden. Maar niet nu. Opnieuw betaalde ik een prijs, omdat ik een ander dan het regeringsstandpunt had ingenomen inzake de Papoea's. | |
[pagina 122]
| |
Tom Stacey zond zijn curriculum vitae uit Kingston, Jamaica, want ik wilde hem voor lezingen regelen bij W. Colston Leigh. Daarnaast deelde hij mee gekozen te zijn om uit te komen bij de verkiezingen in de Conservatieve Partij voor het Britse parlement volgend jaar. Hij eindigde met ‘Viva Fidel! My Cuban piece frontpages the Magazine Section of the London Sunday Times.’ | |
5 mei 1962Drukke dagen. Bezocht Laura Berquist van het tijdschrift Look. Ook hoofdredacteur William Arthur scheen in een artikel over de ontwikkelingen op Cuba geïnteresseerd. Ontmoette mr. I. Vandewater, van R.W. Greef & Co. op 10 Rockefeller Plaza, die de Nederlandse Kininefabriek in de vs vertegenwoordigde. Ujeng Suwargana vroeg me om straks in Nederland met professor Duynstee en Hofland te gaan spreken en hem vlug een rapport te zenden. Gaf hem een foulard om aan Penny Hedinah, mijn vriendin in Jakarta te brengen. | |
6 mei 1962De Nederlandse regering had een stunt bedacht en had ambassadeur Frederic Guirma van Opper Volta bij de uno met enkele andere Afrikaanse diplomaten uitgenodigd om Nieuw-Guinea te bezoeken. Hij gaf een persconferentie over zijn bevindingen aldaar op het uno-hoofdkwartier. Max Tak, Paul Sanders, Bernard Person, Robert Kiek en Vas Dias waren natuurlijk aanwezig. Ik vroeg de ambassadeur of hij werkelijk dacht, nu hij in Biak was geweest - en de Indonesiërs in Jakarta had overgeslagen - dat hij zich een oordeel kon vormen over hoe de kaarten werkelijk lagen? De Hollandse groep was woedend. De ambassadeur antwoordde door Nederland en niet door Indonesië te zijn uitgenodigd. ‘Maar de Indonesiërs zijn uw broedervolk in de Afro-Aziatische groep!’, riep ik uit. Later besprak ik dit incident met ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto van Indonesië. Boek Kusumasmoro, die nu op de ambassade in Washington werkteGa naar voetnoot144 was erbij aanwezig. De ambassadeur vond mijn vraag ‘niet schrander.’ Hij had zelf alle door Nederland uitgenodigde Afrikaanse diplomaten bezocht. ‘Toen Maxime-Leopold Zollner van Dahomy bijvoorbeeld tegen me zei,’ aldus Sukardjo, ‘dat hij ook naar Jakarta wilde gaan, heb ik hem geantwoord, dat wanneer hij de Nederlandse uitnodiging naar Biak te komen aanvaarde, hij daarna nooit | |
[pagina 123]
| |
meer door Indonesië zou worden gevraagd om naar het standpunt van de regering in Jakarta te luisteren.’ Sukardjo tegen Zollner: ‘When you accept that invitation, we will consider it an unfriendly act. Your country will make a bad impression and will have a bad name in Asia and Africa.’ Hij vervolgde tegen mij: ‘Zollner is onbetrouwbaar. De Brazzaville-groep stemde immers tegen de resolutie van India in de Algemene Vergadering?’ | |
|