Memoires 1961-1963
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 124]
| |||||||
Huis ter Heide8 mei 1962Heerlijk weer thuis te zijn. De ironie wil dat de onderdelen die kolonel Sriamin nodig heeft voor zijn fornuis alleen nog op Nieuw-Guinea te verkrijgen zijn. Mijn vader liet zich ontvallen: ‘Nu zal Indonesië zeker West-Irian moeten overnemen, anders heeft kolonel Sriamin niet te eten.’ | |||||||
9 mei 1962Bernard Person produceerde een driekoloms-kop op de voorpagina van het Algemeen Handelsblad over de persconferentie van de totaal onbelangrijke mijnheer Frederic Guirma uit Opper Volta. Hij bracht mij ter sprake, maar gaf mijn interventie niet weer zoals deze was geweest.Ga naar voetnoot145 De hoge heren in Den Haag zullen hem er een pluim voor hebben gegeven. Helaas had hij het punt bereikt in zijn journalistieke carrière, dat hij zich meer waarheid niet kon permitteren. Ik belde Henk Hofland erover op, maar die zei het bericht niet te hebben gelezen. Henk had in Podium no. 4 een artikel van 22 pagina's gepubliceerd dat geheel aan de kwestie Nieuw-Guinea was gewijd. Het zou de basis vormen voor een gedeelte van zijn in 1972 voor het eerst gepubliceerde boek Tegels Lichten.Ga naar voetnoot146 Hij moet ook de tape hebben gebruikt die hij in gesprek met mij had opgenomen in Ouderkerk aan de Amstel, vooral om details van de inside-story te kunnen weergeven. Het is noodzakelijk om voor eens en altijd het vrij aanzienlijke aantal onnauwkeurigheden en onwaarheden in Hoflands weergave van wat ik die jaren had gedaan en niet gedaan te weerspreken en te corrigeren. ‘In Rome kwam hij (Oltmans) in contact met Indonesische diplomaten...’ (pagina 176). Nee, ik zocht contact, want, ook al had De Telegraaf me zulks verboden, ik wílde naar Sukarno. ‘Als verslaggever van afp...’ (pagina 176). Nee, omdat De Telegraaf mij een verbod oplegde, moest ik wel elders een verte- | |||||||
[pagina 125]
| |||||||
genwoordiging als Nederlands journalist zoeken. ‘Omstreeks die tijd (1956) kwam Oltmans in contact met mensen uit het Nederlandse bedrijfsleven’ (pagina 176). Nee. Ik zocht contact, via een lid van de Raad van Bestuur van Nijenrode met deze zakenlieden, omdat ik een klm-ticket nodig had om met Sukarno mee naar de ussr te kunnen reizen. Al die contacten, wil ik onderstrepen, waren het gevolg van eigen initiatieven. ‘Zij vroegen Oltmans of hij naar Jakarta wilde gaan om er iets (vanwege de slechte betrekkingen met Indonesië) aan te doen.’ (pagina 176). Complete onzin. Niemand heeft mij iets dergelijks gevraagd. Ik wilde zélf naar Indonesië, als follow-up van mijn ontmoetingen met Sukarno in Italië en West-Duitsland. ‘Oltmans had er wel zin in en ging dus scheep op kosten van een paar Nederlandse bedrijven.’ (pagina 176-177). Volmaakt uit de duim gezogen, dat ik ‘wel zin had’ in wat anderen voorstelden, of voorgesteld zouden hebben. Memoires: 1953-1957 bevat alle betreffende details. Ik had een gesprek gezocht met mijn oom A.F. Bronsing, directeur van de Stoomvaartmaatschappij Nederland. Dit bracht het balletje aan het rollen, zodat ondersteunend kapitaal voor mij bijeen werd gebracht. | |||||||
[pagina 126]
| |||||||
ik degene was die in 1957 de heer Van de Wetering uitvoerig over een en ander had geïnformeerd. Hofland schrijft dat ‘het eerste verhaal over de bedrijvigheid van de groep-Rijkens op naam van Hiltermann van de Haagse Post stond’ (pagina 178). Nee. Het allereerste verhaal in die richting werd door Jan Vrijman in de hp van 15 april 1961 gepubliceerd op aanwijzingen van Hofland zelf, die ik over alles nauwkeurig had ingelicht. Dit artikel heette: ‘Luns had in Washington Nederlandse tegenspeler’, en dat was ik dus. Hiltermanns stuk kwam pas een week later, op 22 april 1961, en zou nooit geschreven hebben kunnen worden zonder over de informatie te beschikken die Vrijman aan de kaak had gesteld. ‘Voor Oltmans was dit Hiltermanns amateuristisch geschrijf’ aldus Hofland (pagina 179). Inderdaad. Hofland vervolgt, dat ik drie redenen zou hebben gehad om de groep-Rijkens in Vrij Nederland in de publiciteit te brengen: ‘hij wist er veel meer van dan Hiltermann, zijn vriendschap met de groep-Rijkens was bekoeld, en hij dacht dat volledige openbaarheid nuttig zou zijn.’ Hoflands opsomming waren bijzaken. Mijn drie redenen waren - uitvoerig in voorgaande delen Memoires beschreven en gedocumenteerd -: | |||||||
[pagina 127]
| |||||||
| |||||||
[pagina 128]
| |||||||
‘de’ groep militairen rond Nasution, alsof er geen regering-Sukarno-gezinde militairen waren. Rondom Nasution zaten in de eerste plaats de met de cia-gelieerde militairen, die openlijk verkondigden een staatsgreep te willen uitvoeren om Sukarno af te zetten. Op de brug tussen leger en regering manoeuvreerde ook nog een derde groep met aan het hoofd de uitermate onbetrouwbare dr. Subandrio, minister van Buitenlandse Zaken, die er krachtige bindingen met D.N. Aidit en de pki op na hield. Het krachtenveld in Jakarta van 1961-1965 - tot de uiteindelijke explosie van 30 september 1965 - was kaleidoscopisch van aard. Iedere vereenvoudiging tot twee groepen, zoals Hofland deed, sloeg als een tang op een varken. ‘Met de diplomatieke tak had Ujeng Suwargana niet veel te maken,’ schreef Hofland: ‘en later heb ik gezien hoe hij door sommige Indonesische diplomaten flink werd tegengewerkt’ (pagina 180). Hofland heeft nooit begrepen dat zijn vriend Ujeng Suwargana in de Indonesische context van 1961-1972 een duidelijk subversief element was, en als zodanig door de wettige regering en diplomatie van Sukarno werd gekend. Hofland concludeerde achteloos: ‘Ujeng kwam als de juiste man op het juiste moment’ (pagina 181). Ik ontken categorisch, dat Nasution, Pandjaitan, Ujeng en ex-bankrover Werner Verrips - want dat was één kongsi - ook maar iets hebben bijgedragen tot een oplossing van het Nieuw-Guinea-vraagstuk. Deze heren waren ondermijnend jegens hun commander in chief Sukarno bezig, zaaiden verwarring en vertraagden een spoedige oplossing die iedereen wenste. En ik acht het niet uitgesloten, dat Nasutions totale verdwijning van het militaire en politieke toneel in Jakarta na de coup van 1965 direct verband houdt met het feit dat zijn groep, naar algemeen bekend was op gezaghebbend niveau in Indonesië, sedert jaren had samengespannen met de geminachte cia. | |||||||
[pagina 129]
| |||||||
kens kocht niemand om. Behalve dat Rijkens, Scholtens, Van Konijnenburg en andere heren in de groep in hun respectievelijke zakelijke carrières niet met dergelijke methoden opereerden, waren ze bovendien te krenterig om de meest summiere en plechtig gedane beloften na te komen. In mijn geval betrof dit onder meer twee tickets voor een wereldreis per klm als beloning voor zes jaar me het vuur uit de sloffen te hebben gelopen. Ten slotte, en daar zullen we dit antwoord op het geschrijf van Hofland over deze periode bij laten, verkondigde hij (pagina 183), dat nooit was komen vast te staan of Nasution staatssecretaris H.R. van Houten wèl of niet in West-Duitsland had ontmoet. Die ontmoeting heeft wèl plaatsgehad, zoals ik reeds in 1961 in een lezing in de vs bekendmaakte. | |||||||
10 mei 1962Bracht deze dag met Erik door. We ontmoetten Willem Klinkenberg en Henk Hofland, zagen een film en eindigden in Hotel Vondelhof. Ons contact kwam niet echt van de grond. Hij vertrok. We maakten geen nieuwe afspraak. Het was triest. Vrienden gaan en komen. Degenen die overblijven roepen geen gepassioneerde gevoelens meer op. Vrienden lijken je door je handen te glippen. Eerst Martin, en zelfs John van Haagen, alhoewel hij het minste. Hetzelfde gebeurt met Henk Hofland, Bertie Hilverdink en Erwin Aschmoneit. Terwijl ik met Wim Klinkenberg praatte kwamen twee ongure types dichtbij zitten. Eén merkte op, toen ik naar ze keek, ‘moet je vechten?’ Volmaakt belachelijk. Wim had de indruk, dat de Nieuw-Guinea-zaak muurvast zat. Frankrijk en West-Duitsland steunden Luns, want deden zij dit niet dan had de minister allang moeten aftreden. De meeste kamerleden laten navo-betrekkingen prevaleren. Alhoewel, de reis van minister Subandrio naar Moskou heeft het parlement weer enige schrik op het lijf gejaagd. Minister Dean Rusk volgde een andere gedragslijn dan de Kennedys en tendeerde ook Luns te steunen, dus Washington was nog steeds verdeeld. Luns laat zeggen, dat Berlijn en Israël ook niet werden opgelost, dus waarom Nieuw-Guinea wèl? Wat me het meeste interesseerde was de informatie, dat W. Verrips nauw met Paul Rijkens was blijven samenwerken en ook intensief had meegewerkt bij het totstandkomen van het plan-Bunker in Washington. Ik raakte steeds meer overtuigd, dat Verrips een verlengstuk was van de lijn Nasution-Ujeng Suwargana. Paul Rijkens en zijn groep leken van het Sukarno-Subandrio-Zain-team te zijn overgestapt naar die krachten in | |||||||
[pagina 130]
| |||||||
het Indonesische leger, die nauwe banden onderhielden met de Amerikaanse en Nederlandse inlichtingendiensten.Ga naar voetnoot147 Henk Hofland zei dat Joseph Luns alleen nog in het zadel zat omdat zijn tegenstanders stommelingen waren. Ik was het met deze stelling hartgrondig eens. Hij onderstreepte dat de Amerikaanse diplomatie in Den Haag zich geheel van ieder commentaar onthield. Pas daarna deelde hij mede dat zijn moeder, op wie ik sedert Nijenrode zeer gesteld was geraakt, aan kanker leed. Dit schokte me heel erg. | |||||||
11 mei 1962Om 11.15 uur ontmoetten mijn vader en ik in het gebouw van de Amsterdamse kininefabriek de heren Van der Spek, Van Heeckeren en Massaut. Ik bracht kort en zakelijk verslag uit van mijn besprekingen over de kinabast in New York en Washington. Niet te gedetailleerd, niet te oppervlakkig, precies waar het om draaide. Van der Spek is altijd op en top correct. Hij meende dat de proefzending een kwart van de totaalorder zou moeten zijn. Hij was gereed te enigertijd naar Singapore te vliegen. In twee auto's reden we naar het havenrestaurant voor de lunch. Ik dacht aan ir. H. van der Woude, mijn grootvader, die een der oprichters van de kininefabrieken in Maarssen, Amsterdam en Bandung was geweest. Ik was trots om als zijn kleinzoon iets nuttigs in die richting tot stand te kunnen brengen. Intussen was ik tot de conclusie gekomen, dat het tijd werd de handel en wandel van W. Verrips in de publiciteit te brengen. Ik nam contact op met Elseviers. H.A. Lunshof was op vakantie in Spanje. Daan van Rosmalen wilde praten. We ontmoetten elkaar in het American. Hij was, naar aanleiding van wat ik hem in grote lijnen vertelde, enthousiast. Eerst moest hij nog naar Bonn voor een interview met de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Heinrich von Bretano. Dinsdag zouden we verder praten. In de avond ging ik met Bertie Hilverdink en hoedenkoning Peter Voorn naar het dok. Bertie werkt bij Jacques de Moor en specialiseert zich in maquillage. Ook ontwerpt hij maskers voor dames, die door Marike in Het Vrije Volk ‘stuk voor stuk meesterwerkjes’ werden genoemd. We gingen naar Berties flat aan de Bilderdijkkade, waar ik bleef slapen, met Carlo, de poedel, tussen ons in. | |||||||
[pagina 131]
| |||||||
12 mei 1962Gisteren liep ik bij Scheltema toevallig tegen Hofland aan. Ik zei hem, dat ik eens mijn dagboek wilde uitgeven. ‘Stendhal schreef zijn meesterwerken pas na zijn veertigste jaar’ zei hij. Over drie maanden zou hij adjunct-hoofdredacteur worden, omdat de heer Meijer weg zou gaan. Hij zag een publikatie over Verrips wel zitten. Ging naar Alkmaar om bij Martin Portier te blijven. | |||||||
13 mei 1962Het was moederdag. Ik had me voorgenomen om thuis te zijn. Er waren echter een aantal kleine wrijvingen tussen mijn vader en mij. Hij wilde bijvoorbeeld niet hebben, dat ik in blue jeans naar een oom en tante in Zeist zou gaan. Ik besloot dus 's avonds nog terug naar Amsterdam te gaan. Mijn ouders begrepen dit plotselinge vertrek niet. Ze zullen het nooit begrijpen. Misschien speelde mijn teleurstelling over Erik wel mee. Ik ben over alles intens verdrietig. In mijn vaders werkkamer hangt een foto van mijn oudste broer en zijn zaak in Kaapstad. Aan de muur hangt ook een opname van Theo, die zijn economie-bul in Kaapstad ontvangt. Een andere foto van mijn broers (in kleur) staat op het radiomeubel, dat ik mijn ouders gaf. That's it. Jaloers? Onzin. Alleen gekwetst. Zij houden nu eenmaal van Hendrik en Theo en dat zal nooit veranderen. Wat ik ook doe, de kinabast aanzwengelen of niet, die afstand zal altijd blijven. Waarom dus altijd weer proberen? Misschien ga ik de 24ste, na Martins verjaardag, wel weer terug naar Amerika. Voor mijn ouders behoef ik hier niet te blijven. Ik liet Martin een foto zien, van Bertie als travestiet. ‘Alleen een kogel kan helpen’ zei hij. | |||||||
14 mei 1962Sprak met P.M. Smedts en Jan Eijkelboom bij Vrij Nederland en legde uit waarom ik W. Verrips in de publiciteit wilde brengen. ‘Lunshof zal je wel om de hals vliegen’ zei Smedts. ‘De oorlogspartijen zullen blij zijn.’ Eijkelboom: ‘Er is al zoveel van jou niet waar gebleken, zoals van het driemanschap Suurhoff, Goedhart en Verrips in New York, voor een ontmoeting met Yamin en Zain. Generaal Nasution heeft Van Houten nooit ontmoet en nu zou opnieuw niet te bewijzen zijn dat Verrips de hand in het plan-Bunker had gehad.’ Ik raakte van deze stupide reacties nog verder gedeprimeerd. | |||||||
[pagina 132]
| |||||||
Frans Goedhart en J.G. Suurhoff waren top-PvdA-partijbonzen. Dat W. Verrips een amice van deze heren was stond vast, gezien de wijze waarop Goedhart in zijn Een Revolutie op Drift Werner Verrips in het zonnetje zette.Ga naar voetnoot148 Op 20 december 1950 pleegde Verrips met handlangers een overval op een bank in Surabaja om een staatsgreep tegen president Sukarno te kunnen financieren. Verrips werd veroordeeld en bracht een aantal jaren in de Indonesische gevangenis door. Bij terugkeer in Nederland hervatte hij zijn oude metier. Vast stond ook, dat een medewerker van generaal Nasution stad en land afreisde en een nieuwe coup tegen het Indonesische staatshoofd in het vooruitzicht stelde. De bindingen van Verrips met het Indonesische leger waren van dien aard, dat minister Yamin en ambassadeur Zain mij hadden verzocht naar Nederland te reizen en de groep-Rijkens af te raden met Verrips in zee te gaan. Maar Verrips was juist door Paul Rijkens binnengehaald, onder meer om mij uit te schakelen. En nu, nu de nood het hoogst was, haakten Smedts en Eijkelboom af, omdat hen blijkbaar te verstaan was gegeven, dat Verrips een ‘bondgenoot’ van de PvdA-top was. Ik heb nooit gepast en zal nooit passen in ideologisch of partijgerichte media of hun partijpolitieke spelletjes mee kunnen spelen, omdat ik ervan overtuigd ben dat het belang van Nederland uitsteeg en diende uit te stijgen boven partij-politiek gekonkel. Een verwijdering van Vrij Nederland zette dus in. Men wist geen beter argument te bedenken, dan dat mijn informatie niet meer waar zou zijn.Ga naar voetnoot149 Vijf kwartier gesproken met redacteur B. Sluimers van Antara in Amsterdam. Hij kon toelichten waarom de positie van Zain, ook bij Sukarno persoonlijk, verzwakt zou zijn. Pater Van Hees had Indonesische contacten opgebouwd en had vervolgens een gesprek met president De Quay gehad.Ga naar voetnoot150 Uit dat gesprek kwam een plan voort, dat een top-Indonesiër rechtstreeks met De Quay zou gaan praten. In Brussel ontmoette Van Hees daarop de ambassadrice van Indonesië en de heer Lukman Hakim. Voorgesteld werd om een ontmoeting op te zetten tussen dr. Zain en De Quay. Dr. Zain vroeg daarop in Jakarta permissie, waarop president Sukarno dermate boos op Zain zou zijn geworden, dat hij zelfs had overwogen Zain uit Washington terug te roepen. | |||||||
[pagina 133]
| |||||||
Adam Malik, ambassadeur in Moskou, speelde een meer op het leger gericht spelletje. Hij had de Nederlandse ambassadeur in London, baron Bentinck gesproken, die had voorgesteld dat hij een ontmoeting met dr. J.H. van Roijen zou hebben. Dit weigerde Malik, zolang Van Roijen geen volmacht van Luns had officieel met Malik te praten. Een en ander leidde ertoe, dat Malik de belangrijkste rol zou gaan spelen bij de onderhandelingen in Washington. Hij had het plan-Bunker, zelfs tot verbazing van Sudjarwo Tjondronegoro, onmiddellijk geaccepteerd, maar zou er de grootste moeite mee hebben gehad in Jakarta om de regering en Sukarno ervoor mee te krijgen. Sluimers meende dat het plan-Bunker een kans van slagen had. Logeerde bij John en Greet van Haagen. Ik moest de jongstgeborene, Willem Peter, op schoot nemen. ‘Dat is het mooiste wat er is’ zei Greet, die nog bleekjes zag. Zij ging later naar bed. Ik praatte met John tot in de nacht. Hij gaat de Onderzeedienst verlaten om meer thuis te zijn. De hele vloot en het meeste marinepersoneel zitten momenteel in Nieuw-Guinea. De achtergebleven schepen hebben gebrek aan geoefend personeel. De beide kruisers kunnen niet meer uitvaren. Na de eerste Indonesische aanvallen verdrong men elkaar om als vrijwilliger naar Biak te gaan. Johns advies bij Berties portret, als vrouw verkleed: ‘Twaalf jaar dienst in het vreemdelingenlegioen laten doen.’ | |||||||
15 mei 1962Aanslag op president Sukarno. Het gebeurde nota bene in de tuin van het paleis. Een aanhanger van de extremistische Darul Islam op West-Java heeft met een halfautomatische negen millimeter revolver, die het kenmerk droeg van het voormalige knil, op de president gevuurd, die voor de zoveelste maal ongedeerd bleef. Sukarno was dermate upset, dat generaal Nasution voor hem inviel en een rede hield. Hoe is het mogelijk dat zoiets binnen de paleishekken plaatsvindt? Het gist rond Sukarno. Zouden Yamin en Zain hem hebben doorgegeven welke verhalen heren als Ujeng Suwargana, afgezant van Nasution, verspreiden? Intussen zijn Indonesische para's bij Fak-Fak neergelaten. John van Haagen meende, dat zij geen enkele kans zullen hebben iets tegen de Nederlandse strijdkrachten te ondernemen. Intussen gebeurt het toch maar. Arthur Fletcher van World Wide Press zendt mijn Cuba-artikelen per aangetekende post terug. Ditmaal heeft hij er een stroom van kritiek op. Ik had bijvoorbeeld geschreven, dat de Amerikaanse pers absoluut niet weergaf wat er op Cuba werke- | |||||||
[pagina 134]
| |||||||
lijk gebeurde. Fletcher: ‘This generalization is not only wild, but irresponsible.’ Hij vervolgde, en had hier gelijk in: ‘You say, the Castro-regime has made tremendous gains in education, yet you give no details of what and how they are taught.’ Lang gesprek met Daan van Rosmalen en J.H. Barkey Wolf, in afwezigheid van Lunshof die in Wenen schijnt te zijn. Deed het verhaal-Verrips nogmaals en in detail om hen vertrouwen in te boezemen. Ik belde in hun bijzijn met de heer Van der Jagt in New York, die opnieuw verklaarde: ‘Je hoeft met mij geen ruggespraak te houden of de zaak-Verrips waar is. Ik heb de telegrammen hier, waarin mij werd verzocht hem bij de Indonesische heren te introduceren. Indien dit wordt gevraagd zal ik deze zaak bevestigen.’ Ik ontving een voorschot van 250 dollar. Barkey Wolf leek nerveus over de zaak. Daan van Rosmalen helemaal niet. Wolf moest om 13.30 uur staatssecretaris Pieter Bot in Den Haag ontmoeten. Van Rosmalen telefoneerde mij later in Huis ter Heide en zei, dat Bot in de zaak-Verrips ‘een mooie rel’ zag. Ze zouden met Lunshof contact opnemen. Ik stelde voor dat Eppo Doeve een tekening zou maken van Paul Rijkens, die een weegschaal in handen hield, met Verrips en mij ieder op een schaaltje. Ik diende (door Rijkens) te licht te worden bevonden en moest dus boven blijven hangen. Verrips zou door moeten slaan naar beneden, want hij was dan ook een ex-bankrover, ex-bajesklant en nog steeds cia-agent.Ga naar voetnoot151 Mijn vader slaagde er uiteindelijk toch in de branderkoppen te bemachtigen voor het fornuis van kolonel Sriamin, de sleutelfiguur op de Bandungse kininefabriek. Dit was typisch mijn vader. Hij ging met zoiets door tot het lukte. | |||||||
[pagina 135]
| |||||||
16 mei 1962T.E.E. naar BrusselVanmorgen heb ik bij Elseviers het voorpagina-artikel voor 19 mei 1962 gelezen en het op enkele kleine details bijgeslepen. De kop luidt: ‘blamage voor nederland’, met als onderkop: ‘Nieuwe activiteiten van de groep-Rijkens’. Een prachtige tekening van Eppo Doeve representeert de heren als ‘De Bunkerbouwers’. Heel slim hebben ze ernaast een belangrijke passage uit het boek van Frans Goedhart gepubliceerd, met wat hij schreef over Verrips als ‘held’. Wolf: ‘We hebben jou het hoogste honorarium ooit betaald.Ga naar voetnoot152 Nu moet je met ons ook de follow-up blijven doen. Andere media zullen proberen je uit te horen, maar je blijft bij ons.’ Telegrafeerde president Sukarno. Zond ook brieven aan kolonel Sabur, Ganis Harsono, Santo, dr. Zain, Pak Kardjo, Penny Hedinah en nog veel meer. Ontmoeting met de contactman van Zain in Brussel, de heer Zahir. Hij scheen diep verontrust, dat een aanval op het plan-Bunker de kansen op oorlog zou vergroten. Luns was erin geslaagd Dean Rusk in Athene te laten verklaren dat de Papoea's dienden te worden gehoord. De Papoea's wezen het Amerikaanse plan (gesouffleerd door Luns) af. Hij vroeg steeds opnieuw: ‘En wat doen we dan?’ Hij vroeg me wat achteruit te gaan zitten; op de achterbank van de auto, zag ik, stond een koffertje. Eén moment dacht ik: misschien zit er een taperecorder in. Hij had geen parkeerplaats kunnen vinden, dus we reden rond. | |||||||
17 mei 1962Elseviers is verschenen. Ik ontmoette Michiel van der Plas - vroeger op Nijenrode heette hij Ben Brinkel - in de kamer van Barkey Wolf. Henk Hofland had zurig tegen Daan van Rosmalen gezegd, dat het artikel ‘grepen in de lucht’ vertegenwoordigde. Hofland vond ook, dat dr. Van Roijen niet genoeg rechtstreeks voor zijn rol was aangevallen.Ga naar voetnoot153 ‘Waarom schrijf je dan niet, Hofland, dat je ons artikel maar insinuaties vindt?’, had Van Rosmalen geantwoord. Daan bevestigde, dat hun eigen man, Max Tak, vanuit New York had bevestigd dat W. Verrips inderdaad in het Washingtonse Mayflower Hotel had gewoond op de tijdstippen die ik had opgegeven. Kwam bij toeval, toen ik om 23.45 uur in het Vondelpark liep, | |||||||
[pagina 136]
| |||||||
Henk Hofland tegen. Hij had kennelijk zojuist een douche genomen en een vriendin bezocht, die hij zei reeds enige maanden te kennen. Hij had de relatie deze avond verbroken en zei zich zeer opgelucht te voelen. Hij drong erop aan onze ontmoeting niet in mijn dagboek te noteren. We wandelden naar het American-terras en ontmoetten er zijn vriend, Hans Koetsier. Ik vroeg hem nog of Mimi Hofland deze liaisons dangereuses niet aanvoelde. Henk zie ik tegenwoordig alleen nog maar in het voorbijgaan. Weer een reden om minder in Holland terug te komen. Holland brengt me steeds meer van mijn stuk.
B. Sluimers van Antara vond het nieuwe Elseviers-artikel een trap na aan Paul Rijkens en het uitspelen van Yamin en Zain tegen Nasution en Malik, dus ‘een raar stuk, vol insinuaties en onduidelijkheden’.Ga naar voetnoot154 Opnieuw ontmoette ik de Indonesische lobbyist, de heer Martojo.Ga naar voetnoot155 Hij probeerde me te overtuigen dat Joseph Luns de enige was die de kwestie Irian-Barat zou kunnen oplossen. Luns zat door alles heen te vissen voor klm-landingsrechten in Los Angeles. Hij oefende druk uit op Washington en niet omgekeerd. ‘Luns weet immers dat Washington zich niet zou kunnen permitteren met het plan-Bunker (jegens Moskou) in haar hemd te worden gezet? Want komt er toch een oorlog in Irian-Barat dan is Moskou de lachende derde’ aldus Martojo. Met het aanvaarden van het plan-Bunker behaalde Indonesië politiek voordeel. Daarom diende er niet tegen te worden gemanoeuvreerd. Hij benadrukte dat de hele Nederlandse pers het plan-Bunker had toegejuicht en nu gooide Elseviers opeens roet in het eten. ‘Vooral Luns zal blij zijn met deze publikatie,’ aldus Martojo, ‘omdat het andermaal bewijst dat hij gelijk had tegen Rijkens te ageren.’ Hij zei, dat mijn opmerking vorig jaar op de persconferentie van Nasution in Bonn,Ga naar voetnoot156 de generaal in zo'n positie had geplaatst dat hij mij gelijk had moeten geven. ‘Dat had u nooit mogen doen, want door die interventie torpedeerde u Nasutions argumenten.’ Dat was uiteraard exact mijn bedoeling geweest, omdat generaal Nasution, gesteund door de militair attaché kolonel Pandjaitan | |||||||
[pagina 137]
| |||||||
- met als boodschapper Ujeng Suwargana - ondermijnend bezig was. Mijn positie was, als steeds, duidelijk. Voor mij vertegenwoordigden Sukarno, Yamin en Zain de zittende, wettige Indonesische regering. Martojo had smalend opgemerkt: ‘Henk Hofland is een legermannetje en nu kolonel Pandjaitan onlangs uit Bonn is teruggeroepen, heeft hij eigenlijk geen contacten meer.’ In die zin was ik een Sukarno-mannetje. Ik was trouwens al sedert 1956 over een breed front in de relatie Nederland-Indonesië actief. W. Verrips zag ik na opgedane ervaringen als een verlengstuk van de militairen, die naast de burgerregering - in plaats van deze te dienen - een eigen internationaal politiek spel speelden. Banden van de Nasution-vleugel van het leger met de cia en Nederlandse inlichtingendiensten, waren intensief. Verrips kwam uit het cia-milieu en was notabene door Paul Rijkens, vriend van prins Bernhard, naar voren geschoven. Waar Emile van Konijnenburg (klm) en dr. K. Scholtens (Shell) juist steeds op de Sukarno-Yamin-Zain-lijn hadden gezeten, leek Rijkens overgestapt te zijn op de leger-cia-lijn. Ik was nog wel, op verzoek van Yamin en Zain, naar Nederland gereisd om de groep-Rijkens voor Verrips te waarschuwen, daar deze onacceptabel zou zijn als verbindingsman. Maar Verrips, met steun van Rijkens, was onverminderd doorgegaan en had in Washington op alle niveaus contacten gehad, inbegrepen met dr. J.H. van Roijen, Hare Majesteits ambassadeur. Tekenend voor de openhartigheid en historische waarde van de door Rijkens nagelaten gedenkschriften, Handel en WandelGa naar voetnoot157 is dan ook, dat er in deze memoires niets van dit alles is terug te vinden. De naam Verrips komt er zelfs niet in voor. Zo nauw waren de banden Rijkens-Verrips, dat Werner Verrips in 1962 met financiële steun van Rijkens zich een bungalow in Huis ter Heide aanschafte, nota bene bij mijn ouders om de hoek. Verrips zou zijn tweede zoon zelfs de naam Emile Paul geven. Na de lunch op Soestdijk stapte Rijkens op Verrips af om overleg te plegen. Ik achtte het dus, ongeacht of ik daarmee Luns in de kaart speelde, mijn taak de rol van Verrips in het Nieuw-Guinea-spel naar buiten te brengen. Daarom gaf ik de betreffende informatie aan Elseviers in plaats van het om partij-ideologische redenen voor mij niet meer toegankelijke medium Vrij Nederland.Ga naar voetnoot158 | |||||||
[pagina 138]
| |||||||
19 mei 1962Erik is jarig. Ik hoorde niets, wat kwetste. Een jongen zat een krant te lezen en zag het bericht over de Indonesische para's op Nieuw-Guinea. Ik hoorde hem zeggen: ‘Laten zij ze maar allemaal afmaken, dan kunnen we meteen wraak nemen voor wat Indonesië van ons heeft gestolen.’ Ik zei niets, maar dacht aan de gezichten van de Indonesische militairen, waarvan ik er zovelen kende. Hoeveel vrienden had ik niet in het leger? De Amsterdammer wist niet beter, want hij had zijn ganse leven maar één kant van het verhaal gehoord. Verrips had Elseviers gebeld, waar overigens de telefoons roodgloeiend stonden over de onthullingen. Hij had bij Van Rosmalen bezwaar aangetekend tegen het feit dat men hem ‘een deserteur’ had genoemd. ‘Ik kan jullie een proces aandoen, maar wat koop ik ervoor?’ Daan had geantwoord te zijn afgegaan op het geschrijf van Frans Goedhart. ‘Die heeft maar wat gekletst’, meende Verrips.Ga naar voetnoot159 Hij pochte en verzon zelfs dat het juist professor Mohammed Yamin was geweest die hem op alle niveaus in Washington had geïntroduceerd. Hij vertelde de Talens-fabrieken, tegen een lucratieve commissie, aan de Amerikanen te hebben verkocht. De gegevens hierover lagen in het kantoor van de Indonesische militair attaché in Bonn. Van Rosmalen scheen zich over het deserteurschap van Verrips zorgen te maken. ‘Jullie artikel heeft veel relaties in Washington verpest’, aldus Verrips. Hij ontkende verder dat hij ooit gratis klm-tickets had ontvangen, waarop Barkey Wolf zei: ‘Dat hebben we ook niet geschreven.’ Verrips verwarde datgene dat was geschreven met dat waarover hij blijkbaar schuldgevoelens had. | |||||||
21 mei 1962Vloog naar Londen en begaf me naar de Indonesische ambassade met de zending branders voor de oven van kolonel Sriamin. Ambassadeur Diah was niet aanwezig, zo werd gezegd. Ik liet ze achter bij persattaché Sukarno. Hij aarzelde echter om het via de militair attaché naar Bandung te verzenden: ‘omdat het dan over te veel schijven zou lopen’. Ontmoette de Hongaarse journalist Eugen Randé en zijn vrouw, die vroeger in New York was gestationeerd. Daarna begaf ik me naar de flat van ambassadeur Thomas Kanza, voormalig vertegenwoordiger van de regering van Patrice Lumum- | |||||||
[pagina 139]
| |||||||
ba (Congo) in New York. Behalve dat hij zwaarder was geworden, was hij niet veranderd. Er waren enkele vriendinnen. Ik herkende meteen de bodyguard van zijn vader, de burgemeester van Leopoldville, die ik indertijd in zijn ouderlijk huis had ontmoet. Hij zei dat er weinig bekend was over hoe het ging met de voormalige vice-premier, Antoine Gizenga. Maar Mobutu had onlangs toch bloemen geplaatst bij het standbeeld voor Lumumba in Stanleyville. ‘That are the mysterious ways of Congo’, zei hij.Ga naar voetnoot160 | |||||||
22 mei 1962Woonde een receptie bij van de zaakgelastigde in Cuba, O. Gonzales op Kasteel Oud-Wassenaar. Henk Hofland was er ook. Besprak met een diplomaat van de Volksrepubliek China een mogelijke reis naar Peking. De Tijd en Maasbode schreef vandaag, dat dr. Paul Rijkens voorlopig geweigerd had om commentaar te geven op de Elseviers-reportage. Hij was zojuist uit Afrika teruggekeerd. | |||||||
23 mei 1962Mijn moeder gaf mij vanmorgen, toen zij opstond en mij in de kamer een krant zag lezen, een zoen op mijn voorhoofd. Dat is voor haar echt hoogst ongewoon. Wat mij verwondert is dat het Algemeen Handelsblad, met Henk op de redactie buitenland, nog steeds niet op het Elseviers-verhaal is ingegaan. Hij is ook eigenlijk niet de persoon om leiding te geven. Hij verveelt zich bovendien continu in het vak. Een hoofdartikel in De Telegraaf benadrukt het defensieve karakter van de aanwezigheid van Nederlandse strijdkrachten op Nieuw-Guinea. Omdat de Indonesiërs de agressors zijn heeft Den Haag het volste recht de Karel Doorman te zenden, of in actie te komen tegen Indonesische vliegvelden, die als uitvalsbases dienen voor aanvallen op Nieuw-Guinea. Men wil hier niet inzien dat de Papoea's in Jakarta al sedert 1945 (terecht) worden beschouwd als deel uitmakend van de multiraciale bevolking van de duizenden eilanden, ‘die zich daar slingeren om de evenaar’. President Kennedy heeft zich op zijn persconferentie laten ontvallen dat de bemiddelingspoging van de vs, onder leiding van de diplomaat Ellsworth Bunker, ‘geen succes heeft gehad’. Hij was bezorgd dat het geschil zou ontaarden in een volledig militair conflict.Ga naar voetnoot161 | |||||||
[pagina 140]
| |||||||
24 mei 1962Intussen was H.A. Lunshof in Amsterdam teruggekeerd. Vandaag verscheen op de krantenstallen een nieuwe onthulling, onder de titel ‘Het verraad’.Ga naar voetnoot162 Een plaat van Eppo Doeve toonde een Nederlandse militair die een dolkstoot in de rug kreeg. De hoofdredactie had uitdrukkelijk toegezegd mij te zullen betrekken bij de follow-up van het door mij geïnspireerde artikel. Ik weet niets over de achtergronden van dit kanonschot van Lunshof. Het toeval wilde, dat ik in lijn 9 in Den Haag tegen Emile van Konijnenburg aan liep, die mij het exemplaar van de zojuist verschenen Elseviers toonde. Het is een uiterst fel en smerig stuk. De opsomming van ‘Het verraad’ wordt in zes punten samengevat. Twee van de zes zijn op informatie van mij gebaseerd. De rest van Lunshofs gegevens zijn niet van mij. Heeft Pieter Bot tegen Barkey Wolf uit de school geklapt? Hoe is Lunshof aan al deze informatie gekomen? Van Konijnenburg, alhoewel niet met name genoemd, krijgt de wind van voren over het introduceren van W. Verrips bij Jamin en Zain. Maar Konijn deed dit op uitdrukkelijk verzoek van Paul Rijkens, die, voorzover ik bij eerste lezing kan zien, buiten schot blijft. Dat is gemeen. Lunshof schreef een walgelijk emotioneel stuk. Dit is riooljournalistiek. Van Konijnenburg is er opnieuw kapot van. Ik zal proberen hem te helpen, maar feitelijk krijgt de groep-Rijkens eindelijk de eigen lafheid op haar brood. In 1957, toen ik alleen in Jakarta zat en verkondigde dat de Nieuw-Guinea-affaire een verloren zaak was, werd ik voor verrader uitgemaakt. De heren rond Rijkens, inbegrepen Van Konijnenburg, lieten mij in Indonesië aan mijn lot over. Ze zwegen in alle toonaarden en waren bang om mij te hulp te komen. Toch heb ik nu met ze te doen.Ga naar voetnoot163 In de Staten-Generaal woonde ik de Tweede-Kamerdebatten bij. Vanaf de publieke tribune de zaal in kijkend besefte ik andermaal wat voor heikneuters parlementsleden in ons land zijn. Een amendement - ingediend door de heer Scheps (PvdA) - over een kerkelijke aangelegenheid werd behandeld. Scheps zelf leek nerveus en zat te knipperen met zijn ogen. En een dergelijke farce, met veel interrupties en gelach, speelt zich af terwijl op de Vogelkop in Nieuw-Guinea mariniers voor hun leven knokken. Gisteren nog raakte marinier eerste klasse H.E. Hercules bij deze onzinnige gevechten gewond. W. Verrips kwam binnen, maar maakte vrijwel meteen rechtsomkeert. | |||||||
[pagina 141]
| |||||||
Hoofdredacteur Steketee arriveerde en legde me uit dat Kamerleden door plaatsgebrek zowat bij elkaar op schoot zaten, omdat er geen geld voor een ruimer gebouw was. Ik antwoordde: ‘Zouden we er de 400 miljoen die voor de Papoea's worden uitgegeven aan kunnen besteden?’ Om 15.10 uur kwamen staatssecretaris Van Houten; generaal Calmeijer; de ministers Visser, Luns en Toxopeus; de staatssecretarissen De Jong en Bot; en tenslotte ook premier De Quay binnen. Luns begon meteen ostentatief de London Times te lezen. Hij gedroeg zich druk en geagiteerd. Afgevaardigde Jacques de Kadt van de PvdA begon aan een rede die een uur zou duren. Luns was het enige kabinetslid dat zijn minachting voor de spreker niet onder stoelen of banken stak. Hij ritselde voortdurend in papieren of zat verveeld naar het plafond te kijken. De Kadt benadrukte dat de voorstelling van zaken die minister Luns gaf van de Nieuw-Guinea-affaire, niet meer strookte met de werkelijkheid.Ga naar voetnoot164 De feiten spraken een onweerlegbare taal. De regering wilde alleen ‘een beetje’ oorlogvoeren, maar zelfs een kleine oorlog zou het plan-Bunker teniet kunnen doen en verkleinde de mogelijkheden om aan de conferentietafel te komen. Toen daarop de heer Lankhorst (psp) het woord nam, liep het parlement halfleeg. Nadat later de communist Bakker een brief voorlas die hij uit Nieuw-Guinea had ontvangen, veroorzaakte dit veel hilariteit. Luns lachte het luidst van iedereen. De kvp' er Blaisse meende, dat nu Sukarno parachutisten had gezonden, Nederland het recht en de plicht had om troepenversterkingen te sturen. Blaisse zei met zoveel woorden dat minister Luns ‘steeds, evenals de regering, zeer oprecht was geweest’ bij pogingen om tot vrede met Indonesië te komen. ‘Wij kunnen niet, wanneer het eerste gevaar dreigt, de Papoea's meteen in de steek laten’, meende Blaisse. PvdA'er Burger riep door de zaal: ‘Wanneer wil je het dàn doen?’ ‘Ik geloof het plan-Bunker wel te kunnen samenvatten’, vervolgde Blaisse. ‘Je lijkt Nicolaas Jouwe wel!’ brulde Burger opnieuw. Blaisse: ‘Het plan-Bunker moet ook voor Nederland de basis van gesprek zijn, desnoods morgen...’ De verlakkerij ging aan alle kanten onverstoord verder. Later werd de motie-De Kadt verworpen, omdat zij slechts door één derde van de Kamer werd gesteund. Het is inderdaad onjuist om Luns alleen de schuld van het debâcle met Indonesië in de schoenen te schuiven. Terwijl urenlang over Bunkers voorstellen in het parlement werd gekletst, merkte ook het | |||||||
[pagina 142]
| |||||||
nrc gisteravond op de voorpagina op: ‘Als de grootste hinderpaal voor overleg beschouwt men in Washington de omstandigheid dat van het plan-Bunker nooit een volledige en onpartijdige lezing bekend is gemaakt’.Ga naar voetnoot165 In het debat van vanmiddag eiste de antirevolutionair B.W. Biesheuvel van de regering dat de tekst van het plan-Bunker onmiddellijk ter beschikking van de Kamer werd gesteld. Op weg naar huis beleefde ik een nieuwe schok. Ik kocht Vrij Nederland en ontdekte een schandalige aanval van P.M. Smedts onder het pseudoniem ‘Janus’. Gisteren had ik Henk Hofland en Jan Eijkelboom in een café zien smoezen. Ze reageerden ongewoon toen ze me zagen. Eijkelboom had immers gezegd dat mijn verhalen niet meer klopten? De wind ging blijkbaar draaien bij Vrij Nederland omdat PvdA'ers steeds meer in het gedrang kwamen. Smedts sprak over ‘het geval Oltmans’ in zijn Zakboek van een twijfelaar.Ga naar voetnoot166 Ik doe een greep uit Smedts' vuilspuiterij: Oltmans had de laatste jaren enige ‘bekendheid’, ja zelfs enige ‘beruchtheid’ verworven, het was moeilijk te zeggen hoe dit was gekomen. ‘Als hij bij je op bezoek komt weet je nooit namens wie hij komt.’ Voor Mathieu Smedts en diens toenmalige dichterlijke paladijn Jan Eijkelboom was het blijkbaar moeilijk of helemaal niet in te denken met een niet-partijgebonden en niet erg politiek ingekapselde journalist te maken te hebben, die alle partijen waar hij mee in aanraking kwam over een kam scheerde, en naar eigen goeddunken en via persoonlijke initiatieven optrad. Zo ongewoon was mijn optreden in 1962 reeds - door H.W. von der Dunk in 1988 omschreven als ‘in de volière van de Nederlandse journalistiek een verder niet voorkomende soort’ - dat ze maar één uitweg zagen: mij - hun voormalige trouwe medewerker - verdacht te maken. Ik moet zeggen: ik heb daar sedertdien met een gevoel van medelijden en wat in het Engels heet empathy naar teruggekeken. Maar eens moet ik hier zelf een en ander over zeggen. En dat is nu. | |||||||
[pagina 143]
| |||||||
meer over gerept, want ik had er een x-aantal artikelen voor geleverd die blijkbaar niet in het miezerige socialistische straatje van Vrij Nederland pasten - al wisten ze dat ik naar waarheid rapporteerde. Alle bedragen, op twee na, waren steeds de prullenmand in gegaan. Dit thans aan te voeren kwam de laffe, politiek gebonden P.M. Smedts opeens prima van pas. Ik scoorde tenslotte bij Elseviers als nooit tevoren. Ik was met alle informatie eerst bij hem gekomen. Bovendien, wanneer ik werkelijk de ‘loopjongen’ van Rijkens of Indonesië zou zijn geweest, hoe kwam het dan dat ik chronisch zonder geld zat? Er klopte geen moer van Smedts' logica en zwartmakerij. | |||||||
[pagina 144]
| |||||||
wel of niet naar Amerika waren gegaan, zoals W. Verrips aan mij, aan H.J. van der Jagt van de klm en aan ambassadeur Zairin Zain, om enkele namen te noemen, had doen geloven. De parachutesprong van Werner Verrips, de voormalige cia-agent, in het Nieuw-Guinea-gebeuren - op introductie van Paul Rijkens overigens - heeft alle betrokken partijen ontmaskerd als amateurs. Het meest misschien wel mij, want, ik was nooit eerder met contraspionage-activiteiten geconfronteerd geweest. Zoals in deze memoires aangegeven, was mijn prestige in Den Haag, althans bij de insiders, in die dagen hoog aangeschreven, zoals zowel Van Konijnenburg als Van Blankenstein mij voortdurend bevestigden. De partituren klopten. Wat ik doorgaf of meedeelde bleek steeds waar te zijn. Smedts wist dit en had om die reden mijn opzienbarende reportages in 1961 geplaatst. De actie-Verrips was er dan ook op gericht om binnen de kortst mogelijke termijn mijn geloofwaardigheid de grond in te boren. Hij deed hoogst vertrouwelijke mededelingen, niet alleen aan mij, maar ook aan Indonesische autoriteiten, (hij schreef bijvoorbeeld een brief aan minister Yamin, hier eerder weergegeven) en de clou van de activiteiten van Werner Verrips was om Oltmans tot leugenaar te maken, zodat er niet meer naar mij zou worden geluisterd. Mijn journalistieke invloed diende tot nul te worden gereduceerd. Verrips, eveneens nauw verbonden met de Indonesische coup-militairen, was opgedragen wraak te nemen voor het door mij in de openbaarheid brengen van de ontmoeting van Nasution met de staatssecretaris H.R. van Houten. En zijn visitekaartje, om het nog gecompliceerder te maken, was nota bene Paul Rijkens. Rijkens was nauw verbonden aan prins Bernhard, die op zijn beurt uitstekende contacten onderhield met de cia. Ik heb mij dikwijls afgevraagd of, omdat ik de groep-Rijkens in de publiciteit bracht en hen zogenaamd voor de voeten liep, men inderdaad overlegd had hoe men de lastpost Oltmans kwijt kon raken. Hoe was Rijkens aan W. Verrips gekomen? Gebeurde dit met medeweten van Nasution, de cia of de bvd? | |||||||
[pagina 145]
| |||||||
groep dat de Indonesische coup-militairen erin waren geslaagd vaste voet te krijgen in de Rijkens-lobby, die tot dusverre uitsluitend met de Indonesische regering en regeringsgezinde militairen te maken had gehad. Ik deed dus niet mee aan de subversieve activiteiten van het comité-Nasution. Ik stond onveranderlijk achter Sukarno en de wettige regering van Indonesië. Het was in mijn optiek dus noodzakelijk Verrips snel en afdoende te ontmaskeren. Aangezien Smedts en Vrij Nederland dit vanwege PvdA-belangen weigerden, speelde ik mijn kaarten, door noodzaak gedreven, via Lunshof in Elseviers. Het achteraf jeremiëren van Smedts over zijn gemiste boot, omdat hij met handen en voeten gebonden zat aan de PvdA-lijn, rechtvaardigde deze zwartmakerij in het geheel niet. Ik verloor mijn respect voor deze collega. | |||||||
25 mei 1962Persattaché Sjef van den Bogaert, van de Nederlandse missie bij de uno, schrijft niet te weten hoe de boeken, die ik hem vroeg naar Kasper Reinink in Havanna te verzenden, zijn weggeraakt. ‘Het is mij ondoenlijk na te gaan wat er met deze exemplaren is gebeurd.’ Ordinaire sabotage. Hoeveel de PvdA eraan gelegen is tegen te spreken dat Suurhoff en Goedhart in New York zijn geweest blijkt uit een hoofdartikel ‘Gelogen’Ga naar voetnoot167, waarin eraan wordt herinnerd, dat eerst De Waarheid met ‘dit verzonnen verhaal’ was gekomen, en nu door Elseviers nog eens ruimschoots werd herhaald. | |||||||
26 mei 1962Ontmoette J.H. Barkey Wolf van de Elseviers-hoofdredactie. We spraken een paar uur. Ik stelde voor, dat ze de handel en wandel van Verrips in Washington dc door Peter Korteweg zouden laten omspitten. Dit werd ter plekke telefonisch geregeld. Korteweg begreep onmiddellijk waarom het ging. Hij is duidelijk een professional. Ik begreep nu pas dat H.A. Lunshof zijn artikel ‘Het verraad’ in Salzburg had geschreven. Ook kreeg ik de indruk, al werd het niet met zoveel woorden gezegd, dat Lunshof uitvoerig met minister Luns had gesproken, alvorens dit stuk samen te stellen. Mijn naam kwam er dan ook niet meer in voor. Premier De Quay heeft meegedeeld, dat zich 415 Indonesische parachutisten op Nieuw-Guinea bevonden.Ga naar voetnoot168 Vannacht, naar Berties flat lopende, bedacht ik me opnieuw, | |||||||
[pagina 146]
| |||||||
dat Holland me nooit anders dan verwarring en ongeluk had gebracht. Wat dat betreft was mijn leven in Amerika ongecompliceerder en financieel aanzienlijk meer lonend. Later droomde ik prompt, dat ik in tranen was, toen ik Holland weer zou verlaten en hoe ik haatte terug te reizen naar New York, waar ik thans vier jaar permanent woon. | |||||||
27 mei 1962P.M. Smedts is akkoord gegaan met een te publiceren tegenstuk van mij, indien ik zorg dat hij het morgen in zijn bezit heeft. Ik werkte er vandaag aan in de bungalow van mijn ouders in Huis ter Heide, welke (van broer Theo), de bijnaam ‘Kleine Schuur’ heeft gekregen. In Amsterdam ontmoette ik Jolle Jolles,Ga naar voetnoot169 in de Leydse poort op het Leidseplein. Later voegden J.H. Barkey Wolf en zijn vrouw, Liselot, zich bij ons. Jolle gaf aan dat er zeer veel te doen was in Den Haag over de rel van Lunshof. Ze vertelden dat Lunshofs aantijging, dat de Nederlands socialist met een belastingvrij inkomen van f 70.000,- per jaar, die tegenover de Amerikaan George Ball ‘stelling had genomen tegen onze regering’, de heer Sicco Mansholt (PvdA) was geweest. Barkey Wolf scheen zeer tevreden met de rel. Ze hadden een tweede artikel over Verrips geplaatst, met name omdat de Nederlandse ambassade in Washington had bevestigd dat de naam Verrrips aldaar bekend was, maar dat men instructies had er niet over te spreken.Ga naar voetnoot170 Hij las mijn antwoord op P.M. Smedts. Hij vond het niet fel genoeg. Ik luisterde naar de kritiek van hem en Jolle Jolles. | |||||||
28 mei 1962Gisterenavond ben ik naar het dok gegaan, ontmoette er een neger van de Amerikaanse luchtmacht, die meeging. We sliepen samen in Vondelhof. Om 10.00 uur was ik bij Elseviers. Barkey Wolf had een telegram ontvangen van ambassadeur Adam Malik in Moskou, waarin hij stelde dat hij niet wist wie W. Verrips was.Ga naar voetnoot171 De bladen melden dat Jaap Burger (PvdA) een vijftal vragen over het artikel van Lunshof heeft gesteld aan premier De Quay. Kamervoorzitter dr. L.G. Kortenhorst had enkele wijzigingen in de vragen aangebracht. Lunshof had ook schandelijke insinuaties over Sicco Mansholt rondgestrooid. Burger sneed dan ook | |||||||
[pagina 147]
| |||||||
allereerst deze kwestie aan. Feitelijk betroffen de daarop volgende vier vragen dezelfde zaak. Steeds weer werden de verslechterende betrekkingen met een buitenlandse mogendheid, Indonesië, in de Nederlandse partijpolitieke tegenstellingen uitgevochten. De nationale pers stond vol over deze affaire. Ik overhandigde P.M. Smedts mijn antwoord op ‘Janus’. Hij begon er meteen in te schrappen. Ik trachtte mijn humeur te bewaren, ook al werd mijn antwoord gemaltraiteerd. Nogmaals zette ik uiteen uitdrukkelijk niet anders te hebben gedaan dan Verrips te citeren, die zowel de Indonesiërs in New York, als H.J. van der Jagt van de klm en mij ervan had proberen te doordringen dat Suurhoff en Goedhart in New York waren om Yamin en Zain te ontmoeten. Hij was van mening dat ik dat gegeven bij Suurhoff zelf had moeten natrekken. ‘U bedoelt, iemand vragen om de waarheid te spreken in een affaire waarin alle partijen constant categorisch liegen?’ vroeg ik. Hij zou mijn stuk opnemen en opnieuw van commentaar voorzien.Ga naar voetnoot172 Wim Klinkenberg merkte over het Janus-artikel van Smedts op: ‘Wat een gemeen stukje, maar eenieder die hersens heeft moet begrijpen hoe het zit.’ Maar zo was het dus niet. Keerde terug naar Lunshofs hoofdkwartier en werkte in Constance Wibauts' kamer aan een brief voor Elseviers. Barkey Wolf bevestigde, eindelijk, dat minister Luns en Lunshof elkaar uitvoerig in Wenen, tijdens het Nederlandse staatsbezoek aan Oostenrijk, hadden gesproken. Ook Smedts bleek hier intussen van op de hoogte. Het kon ook niet anders dan dat de minister de inspiratiebron was geweest voor een dermate smerige aanval, voornamelijk op de socialisten. Ik bedacht me dat een en ander betekende dat ik samen met Luns de informatie had geleverd voor het ‘Het verraad’, terwijl deze rel een follow-up was van mijn eerdere onthullingen over W. Verrips in Elseviers. Het werd steeds duidelijker waarom Vrij Nederland om zuiver politieke redenen gedwongen was om mij te laten vallen, ook al stond ik grotendeels buiten deze laatste aanval van Lunshof. Daar was Luns de voornaamste architect van. Smedts zei dat Van Blankenstein hem had getelefoneerd, en dat ik nu mijn beste contacten kwijt was, inbegrepen Jaap Burger en Hein Vos, beiden PvdA. Zelfs professor Dynstee (kvp) wilde niets meer met me te maken hebben. Barkey Wolf deelde mee dat Peter Korteweg nog steeds kon bevestigen dat Suurhoff en Goedhart in New York waren ge- | |||||||
[pagina 148]
| |||||||
weest. Ambassadeur Zain had wel uitvoerig de verschijning van Verrips in New York bevestigd. De aanval van Lunshof op Sicco Mansholt was door Luns alleen ingegeven. Ik telefoneerde Van Blankenstein. Hij bevestigde dat ik door met Elseviers in zee te gaan mijn meeste vrienden had verloren. ‘Dat blad komt bij mij niet in huis’, zei de PvdA'er en journalist voor Het Parool. ‘Er zijn immers drie Verripsen...Ga naar voetnoot173 Dr. Paul Rijkens heeft met die Verrips van jou nooit wat te maken gehad, slechts één keer gezien...’ Hij liet zelfs doorschemeren dat mijn vader hem een bezoek had gebracht waar ik niets van wist. Opnieuw gaf Van Blankenstein aan hoe er onder de vrienden van de groep-Rijkens gelogen werd dat het gedrukt stond. Hij gold als een der intimi van Rijkens, de 74-jarige Unilever-topman. Ze kenden elkaar uit Londen, tijdens de oorlogsjaren, waar ook prins Bernhard Rijkens ontmoette en hem tot een persoonlijke vriend maakte. Op 18 mei 1962 waren prins Bernhard, kroonprinses Beatrix en de mij bevriende dr. K. Scholtens van Shell nog naar Stockholm gevlogen om in het Grand Hotel te Salsjöbaden een Bilderbergconferentie bij te wonen.Ga naar voetnoot174 De heren dekten elkaar allemaal. Joseph Luns had door Lunshof effectief te souffleren er behoorlijk de klad ingebracht. Ik concludeerde dat de bejaarde Van Blankenstein werkelijk aannam dat Paul Rijkens hem niet verlakte.Ga naar voetnoot175 | |||||||
29 mei 1962Het Algemeen Dagblad opende met een opzienbarende kop: ‘deining in haagse politieke kringen’. Jolles noemde Sukarno ‘een staatsman van formaat’. Ik stelde, dat ik vooral ‘de man’ Sukarno zeer waardeerde, maar dat hij met name in de binnenlandse politiek minder succes had dan internationaal met zijn beweging van niet-gebonden landen. Ontmoette Hans BeynonGa naar voetnoot176 in De Koningshut. Hij zei momenteel vooral samen te werken met pater Van Hees in de Linie. ‘Je hebt weer allerlei knuppels in hoederhokken gesmeten...’, zei hij. Ik lichtte hem gedetailleerd in over de Verripsaffaire. Hij kende me lang genoeg om te weten dat ik niet fantaseerde. | |||||||
[pagina 149]
| |||||||
Barkey Wolf zei dat er geen plaats in het blad was geweest voor mijn brief, maar ik zou een honorarium krijgen. Doekje voor het bloeden. Na het gesprek Luns-Lunshof ontmoette ik de eerst jegens mij zeer enthousiaste hoofdredacteur van Elseviers niet meer en werd mijn naam ook niet meer in het blad genoemd. Michiel van der Plas maakte zich ernstig zorgen dat Lunshof zijn beweringen niet waar kon maken. Hij vroeg zich zelfs af of het onder dergelijke omstandigheden oorbaar was voor Lunshof om bij Elseviers te blijven werken. Wolf deed een beroep op mij, omdat ook de Haagse Post reeds iets dergelijks had geschreven, dat ik niet te veel moest benadrukken dat Lunshof ook gegevens van mij had gekregen. ‘De verleiding is natuurlijk groot om die eer te hebben’, aldus Barkey Wolf. Hij sprak alsof hij plotseling was vergeten dat Lunshof een jaar geleden nog rechtstreeks aan mij had gerefereerd en mij publiekelijk gelijk had gegeven.Ga naar voetnoot177 Schreef verjaarsbrieven aan Pak Sukardjo (3 juni) en Bungkarno (6 juni) en zond rapporten met knipsels aan Sukardjo en dr. Zain. Ook schreef ik Penny Hedinah in Jakarta om haar altijd trouwe, belangstellende brieven te beantwoorden. Zij blijft de enige en meest wonderlijke vriendin die ik ooit heb gehad. De avond bracht zon. Ik loop er een beetje verdwaasd in rond. Wandelde van Den Dolder naar de bungalow in Huis ter Heide. Wanneer ik vanuit de tuin binnen in huis mijn grijzende ouders zie, die met de honden spelen, word ik intens verdrietig. Leende het Grieg-pianoconcert van Bertie. Zijn hond, Carlo, moest vanmorgen naar de trimmer. Het dier trilde van angst. Vond het zo zielig. Bertie heeft een affaire met de couturier Jerrie Offerman, maar hij geeft toe dat het voor hem een spelletje is. Hoe lang zal dit doorgaan voor de onvermijdelijke botsing ook die liaison opblaast? Henk Hofland schijnt gebeld te hebben. Ik kan me niet herinneren hoe lang dat niet is gebeurd. Het zal triest zijn om Holland weer te verlaten. Mijn hart is hier en dat zal altijd zo zijn. Ik hoor hier. De mensen van wie ik hou zijn hier, Bertie, Martin, John, Erik. Het leven in de vs is oppervlakkig. Ik voel me tevreden in Amerika, maar ik word er niet emotioneel bewogen. Hoe zou het zijn om terug te keren naar Amsterdam, om voor een krant te werken en zitvlak te ontwikkelen? Zolang Santo en Binu er zijn zal ik in Kew Gardens nog wel overleven. Ik zit verward te schrijven, maar het brengt soelaas.Ga naar voetnoot178 | |||||||
[pagina 150]
| |||||||
De nrc bericht, dat tijdens de begroting van Verkeer en Waterstaat de antirevolutionair Tjalma in de Eerste Kamer de rol van Emile van Konijnenburg in de groep-Rijkens in het geding heeft gebracht. Gezien het belang van de regering in de klm zou de overheid maatregelen kunnen nemen indien bepaalde evidente normen niet in acht zouden zijn genomen. Konijn kreeg het zwaar te verduren, eerst door het onverwachte verlies van zijn vrouw en nu dit. | |||||||
31 mei 1962Wanneer de zon schijnt en het zoveel heeft geregend is Holland mooi, rijp en vruchtbaar. Het Java van Europa. Ontmoette Henk Hofland in American. Zijn moeder is stervende. Hij lichtte haar ziekte toe met hartverscheurende details.Ga naar voetnoot179 Vervolgens vertelde hij Van Konijnenburg te hebben gesproken, maar hij was de laatste ontwikkelingen kwijt. Ik zette nauwkeurig de kwestie-Verrips uiteen en wat erop was gevolgd. Hij maakte aantekeningen. Hij wil erover schrijven. Igor Cornelissen had hem gezegd, dat het feit dat De Waarheid eerst met details was gekomen de rest van de pers kopschuw had gemaakt. Namens Konijn moest hij mij vragen wie mij tegenwoordig financierde. Een dergelijke suggestie, alsof de groep-Rijkens mij ooit werkelijk zou hebben gefinancierd, maakte me woedend. Ik schreef er Henk zelfs een brief over.Ga naar voetnoot180 Over mijn boek bij De Bezige Bij werd niet meer gesproken. Het manuscript werd zelfs geretourneerd. Hij had Lunshof opgebeld, die had gezegd: ‘U begrijpt wel, meneer Hofland, dat ik niet over een nacht ijs ben gegaan. Ik heb mijn gegevens heus niet van mijnheer Oltmans’.Ga naar voetnoot181 In ons laatste telefoongesprek verweet dr. M. van Blankenstein me, dat ik terugkerend van mijn eerste reis naar de Congo hem had voorspeld, dat het team Lumumba-Gizenga zou gaan winnen. Dat was inderdaad toen mijn inschatting. Wie kon voorzien dat Lumumba zou worden vermoord en Mobutu door de Amerikanen naar voren zou worden geschoven?Ga naar voetnoot182 De strijd over Congo is niet voorbij. Ook herinner ik me, dat P.M. Smedts me toevoegde dat H.M. van Randwijk hem, ondanks onze langdurige gesprekken in Bonn, die ik als vriendschappelijk had ervaren, had geadviseerd mij te laten vallen. Bij PvdA- | |||||||
[pagina 151]
| |||||||
heren tellen politieke en niet journalistieke overwegingen het zwaarst. Henk beweerde verder dat de brief, die Ujeng Suwargana mij in Washington had laten lezen en waarin hij adviseerde mijn boek uit te geven, nimmer door De Bezige Bij was ontvangen. Vreemd. Reisde naar Erik in Eindhoven. Hij was grieperig en in bed toen ik op zijn studentenkamer arriveerde. We besloten naar Frankie Hetary in het Ambonezenkamp bij Vught te gaan. Frankie leek verlegen met ons bezoek. Ook hem troffen we in bed aan. Zijn ouders waren in de kerk. Toen zij thuis kwamen zette zijn moeder, in sarong gekleed, meteen pisang gorengGa naar voetnoot183 op tafel en ging koffie maken. Zij bleef steeds staan. Frankie zei over de Indonesische para's op Nieuw-Guinea: ‘Die maken ze allemaal af’, wat me pijn deed om dit een Indonesiër te horen zeggen. Het Ambonezenkamp is het voormalige nazi-gevangenenkamp. De school is nota bene in het gedeelte waar eens gaskamers waren. Warm water moet in een gebouw aan de straat in emmertjes worden opgehaald. Wanneer je die anaks ketjilGa naar voetnoot184 in de ijskoude wind - het weer is vandaag niet te geloven zo slecht - buiten ziet spelen draait je hart in je lijf om. Veel kinderen spreken Maleis. | |||||||
1 juni 1962H.A. Lunshof lanceert een nieuwe aanval, ditmaal op PvdA-voorman Jaap Burger. Doeve maakte er een tekening bij, van Burger met een zwaard bij een doos van Pandora vol activiteiten van de groep-Rijkens. P.M. Smedts kwam zijn partij onmiddellijk te hulp met een aanval op Lunshof voor diens vorige geschrijf onder de kop: ‘Gevaarlijke onnozelheid’. De Haagse Post kreeg het voor elkaar, tegen beter weten in, (want Hiltermann was op de hoogte dat minister Luns de voornaamste tipgever was geweest van Lunshof bij diens laatste onthullingen) om het voor te stellen dat de nieuwste aanvallen van Lunshof uitsluitend door mij waren geïnspireerd. Het blad loog doodgemoedereerd: ‘Het is merkwaardig dat Elseviers met Oltmans in zee is gegaan, omdat dit blad nog in 1961 zeer scherp stelling genomen heeft tegen de heer Oltmans’. Het tegenovergestelde was waar. In 1961 schreef Lunshof juist: ‘De heer Oltmans heeft doodgewoon gelijk.’Ga naar voetnoot185 | |||||||
[pagina 152]
| |||||||
Intussen stond de vaderlandse pers bol van de koppen over de affaire. Leeuwarder Courant: ‘Willem Oltmans zegsman van Elseviers Weekblad?’ Alkmaarse Courant: ‘Verhaal over hoogverraad is produkt van fantasie’. Dagblad van het Oosten: ‘Verraders en fantasten zaaien wantrouwen’. Winschoter Courant: ‘Artikel door journalist Oltmans nog gekker dan gewoonlijk in weekblad gekomen’. Friesche Koerier: ‘Willem Oltmans zou man achter de schermen van Elseviers-artikel “Het verraad” zijn.’ En nog veel meer van dergelijk geklets in de ruimte. Maar de grote bron van Lunshof was niet ik maar Luns. Ik vermoed dat veel journalisten dat ook heel goed weten, maar iedereen ontziet de bewindsman, die de ware aanstoker van het wantrouwen is geweest. Terwijl ik vanuit een internationaal politieke optiek opereerde, slaagde Luns erin de kwestie Nieuw-Guinea in de nationale politieke arena verder te vertroebelen. | |||||||
2 juni 1962Belde Erik op en zei: ‘De lichtjes in je ogen zijn terug. Ik ben gerust’. Henk Hofland telefoneerde dat het onnodig was geweest, dat ik per brief de geldkwestie met de groep-Rijkens nader had toegelicht. Later ontmoette ik Jerry van B., een Indonesische jongen die zijn ouders in de oorlog had verloren. Op een nacht, tijdens militaire dienst, een tentje met een andere militair delende, had deze aan zijn penis gezogen en gezegd: ‘Blijf maar stil, het is toch lekker?’ Daarna had deze collega-militair hem het homoseksuele leven laten zien en hij was op een andere jongen verliefd geworden. Ze waren een keer samen naar het dok gegaan, waar hij zijn grote liefde prompt was kwijt geraakt. Toen volgde een periode van verdwaaldheid, van tippelen op straat, gearresteerd worden en een periode van zes weken in een psychiatrische kliniek. Nu was hij habitué in ‘Jamaica’. Hij had een baan in restaurant Heck op het Rembrandtplein. Ik bood hem een nasi op het Lido-terras aan. We wandelden naar het centraal station waar Martin, portier op het vierde perron, op me wachtte. Ook Jaap van der Leeden was uit Hoogezand gekomen. Hij werkte aldaar op het gemeentehuis, en wilde politicus en burgemeester worden. Hij had me benaderd om over Nieuw-Guinea te praten. We gingen gezamenlijk naar Martins huis in Alkmaar. Martin raakte meteen verwikkeld met Van der Leeden in een gesprek over religie. | |||||||
[pagina 153]
| |||||||
3 juni 1962Jaap en ik sliepen op één kamer met Martins zoontje, Pim. Ik deed bijna geen oog dicht en droomde dat een kat me aanviel. We hadden heftige discussies tot diep in de nacht. Wanneer Indische jongens over ‘onbetrouwbare Javanen’ spreken maakt dat me razend. Zij beroepen zich erop te hebben ondervonden tot welke valsheid en gemeenheden Indonesiërs jegens belanda's en Indo's in staat waren. Ieder volk dat voor zijn vrijheid knokt komt tot wreedheden. ‘Ze moeten ze allemaal kapot schieten’ zei ook Martins broer John, die vaarde op de Holland-Amerika-lijn. Ik barstte inwendig van woede, maar ik hield van hen. Eindelijk raakte ik in een rechtstreeks, scherp, conflict met Martin zelf. Hij herinnerde eraan dat zijn vader door Indonesiërs werd gedood omdat hij met de vriendin van een van hen werd betrapt. ‘Zelfs kleine kinderen van ons werden met stenen en modder bekogeld’, zei John. Martin: ‘Ik heb achttien jaar in Indonesië gewoond. Ik ben zelf Javaan, Wim. De Javaan is onbetrouwbaar. Hij zal lief zijn in je gezicht, maar hij valt je in je rug aan.’ John vertelde met eigen ogen te hebben gezien hoe Martin door een Indonesische patrouille werd betrapt eten te hebben gebracht aan een Zwitser en diens Indo-vrouw en daarvoor eerst van achteren en toen van voren zweepslagen had gekregen. ‘Wanneer je hebt gezien wat je broer is overkomen,’ zei John, ‘hoe zou jij dan tegenover Indonesiërs staan?’ Martin had zich opnieuw voor Nieuw-Guinea opgegeven. ‘Ik ga voor mijn gezin, om meer geld te verdienen. Ik schiet voor degeen die mij betaalt.’ ‘Maar op Irian,’ antwoordde ik, ‘schiet je eigenlijk op je eigen bangsa.’Ga naar voetnoot186 ‘Kan me niet verdommen. Kijk maar wat ze ons hebben aangedaan.’ John: ‘Mijn moeder is een Javaanse, maar zelfs zij verlangt hen dood te schieten.’ Ik bleef herhalen dat het de Indonesiërs nauwelijks kwalijk was te nemen dat zij alles wat Hollands of pro-Hollands was niet vertrouwden, na wat zij de laatste driehonderd jaar in hun land van Nederlanders hadden ondervonden. Hoe voelden Hollanders zich toen ss'ers hier de dienst uitmaakten? Zij geloofden niet dat er ooit weer een vriendschap tussen Nederland en Indonesië mogelijk zou zijn. ‘Het vertrouwen is al kapot’, zei John Portier. ‘Ze gebruiken jou alleen nu, zolang de kwestie Nieuw-Guinea speelt, en wanneer het allemaal voorbij is zijn ze je prompt vergeten.’ Ik werd hier woedend over. Wanneer de Indonesiërs mij laten vallen, dan | |||||||
[pagina 154]
| |||||||
zal ik toch mijn mening over Sukarno nooit herzien. Laat ik mij maar op het ergste voorbereiden.Ga naar voetnoot187 | |||||||
4 juni 1962De Volkskrant meldt, dat de twintigjarige dienstplichtige sergeant W. Kevelam uit Harderwijk en de twintigjarige dienstplichtige soldaat eerste klasse K.J. Faber uit Amsterdam, bij Kaimana zijn gesneuveld in vuurgevechten met Indonesische para's. Dat zijn slachtoffers van de waanzin van Luns en consorten. Bovendien ging het om dienstplichtige militairen. Wat de regering doet en heeft gedaan is misdadig en een schande, vooral omdat ik weet dat er volkomen nodeloos aan beide zijden slachtoffers vallen. En de groep-Rijkens, die Luns via Lunshof als ‘verraders’ probeert voor te stellen, hebben dit voorzien en getracht het sneuvelen van militairen te voorkomen. Ik telefoneerde met Henk Hofland, maar zijn hoofd stond niet naar werk en politiek. Zijn moeder zou morgen worden begraven. Er waren twee sensaties. Prins Bernhard, zo bleek deze keer uit openlijke persberichten, had in het Witte Huis met president Kennedy gesproken. Ook de kwestie Nieuw-Guinea werd aangeroerd. Opmerkelijk, omdat melding werd gemaakt van sterke Amerikaanse druk op Nederland om het plan-Bunker onverwijld te aanvaarden. Als echtgenoot van het staatshoofd had de prins noch de functie noch het recht om een zodanig delicate politieke zaak met de president van de vs te bespreken, tenzij daartoe door de regering gemachtigd. prins Bernhard, feitelijk nauw verbonden met de buitenparlementaire acties van de groep-Rijkens, verving eigenlijk de uitgeschakelde heren Rijkens, Scholten en Van Konijnenburg. De andere sensatie was dat Jaap Burger, fractievoorzitter van de PvdA, zijn aftreden had aangekondigd. Het kwam erop neer dat minister Luns, via zijn spreekbuis H.A. Lunshof, zijn voornaamste politieke tegenstander in het Nieuw-Guinea-conflict ten val had weten te brengen. | |||||||
[pagina 155]
| |||||||
lachen, vooral omdat hij ze niet waar had gemaakt. Het was een onvoorstelbare fout van Jaap Burger geweest om over de praatjes van Lunshof vragen aan de premier te stellen. Luns zou zeker op zijn post blijven.Ga naar voetnoot188 Daarna ging ik naar Jolle en Lot Jolles. Nu vertelde hij, dat toen hij op de ambassade in Jakarta werkte, hij Willem Roosdorp, oud-Nijenrodiaan, in bescherming had moeten nemen omdat deze met mij omging. Er werd in een stafvergadering op de ambassade gezegd ‘dat een zekere journalist Willem Oltmans zich uitgaf voor medewerker van het nrc, het Algemeen Handelsblad en Het Vaderland’.Ga naar voetnoot189 Sedert ik in Rome Sukarno ontmoette, in 1956, was ik voor Joseph Luns vanzelfsprekend ‘verdacht’ geworden. Jolle deed zijn beklag over de verziekte toestanden in de Nederlandse diplomatieke wereld en verzekerde dat hij er een bestseller over zou kunnen schrijven. Maar dat doen de beboterde hoofden in Den Haag dus niet. Bij Elseviers vertelde Barkey Wolf, dat na wat ik met de Verrips-onthulling op gang had gebracht, de hoofdredactie met een stroom van informatie van alle zijden was benaderd. Men redeneerde: ‘Nu jullie die stap hebben gezet...’, en dan volgde een ander verhaal. Lunshof heeft onomwonden gezegd: ‘Oltmans staat niet aan onze kant, maar de feiten die hij aandraagt, zijn wáár en kloppen.’ Met het komende nummer zou een nieuwe bom barsten. Eén persoon had naar Elseviers geschreven dat er een moordaanslag op hem werd beraamd. Rosmalen raadde me aan, zelf ook voorzichtig te zijn. Hun nieuwste informant was in elk geval zeer bang. Ik moest wachten, want H.A. Lunshof wilde zelf met me spreken. Dat gebeurde om 17.00 uur. ‘Eerst vergeten ze Sukarno dood te schieten,’ zei Lunshof, ‘en daarna vergeten ze hem een grootkruis te geven. We kunnen met Sukarno geen zaken doen, met diens privérekeningen in Tokyo.’Ga naar voetnoot190 Lunshof scheen reeds op de hoogte te zijn van de door Ujeng Suwargana verspreidde informatie, want hij zei: ‘Nasution moet het daar overnemen. Sukarno houdt het niet.’ ‘Maar met Nikita Khrushchev doen we toch ook zaken?’, vroeg ik. ‘Ja, maar die steekt geen centen in zijn eigen zak’, ant- | |||||||
[pagina 156]
| |||||||
woordde Lunshof. Ik vroeg hem zijn mening over de demarches van prins Bernhard bij president Kennedy. ‘Je kan zo'n man toch niet de tuin van Het Loo laten wieden?’ antwoordde hij met een Drents plattelands-accent. ‘Prins Hendrik dronk tenminste, ging naar de hoeren. Zo hoort het.’ Hij vervolgde: ‘Ik eis nu in de krant die straks uitkomt het aftreden van Emile van Konijnenburg, omdat de regering 86 miljoen aan de klm betaalt.’ Ik bracht naar voren: ‘Maar hij heeft zojuist 5,4 miljoen van Indonesië losgekregen voor de klm.’ Lunshof: ‘Die hadden wij ook nog wel kunnen betalen.’ Hij vond dat dr. H.J. van Roijen diende af te treden, ‘die Indië tenslotte heeft weggegeven met de Van Roijen-Roem-overeenkomst.’ Opvallend was dat alle bladen vandaag, het nrc, de Volkskrant, Trouw, Het Vrije Volk, het Algemeen Handelsblad, De Telegraaf, met geen woord reppen over de rol die Lunshof speelde bij de val van Jaap Burger. Wanneer we het dagboek van de toenmalige premier Jan de Quay mogen geloven, vertelde Luns hem pas op 28 juni 1962 dat hij het gewraakte artikel ‘Het verraad’ praktisch aan Lunshof had gedicteerd. Wat de meeste vooraanstaande journalisten al weken eerder wisten kwam de premier de pas 28ste ter ore. De Quay noteerde bovendien die dag: ‘Ik zie steeds duidelijker dat Luns een knappe speler is, maar onbetrouwbaar inzoverre hij overal achter de schermen werkt, altijd praat.’Ga naar voetnoot191 De staart van mijn W. Verrips-informatie was dan ook een gigantische vaderlandse politieke rel geworden, omdat Luns besloten had dit ervan te maken. De krachten die tot ontplooiing waren gekomen scheen niemand meer in de hand te hebben. | |||||||
[pagina 157]
| |||||||
Onmiddellijk na het gesprek van prins Bernhard met jfk op het Witte Huis, werd bekendgemaakt dat ambassadeur Van Roijen al op 6 juni uit Washington over zou komen voor overleg inzake Nieuw-Guinea.Ga naar voetnoot192 Sprak, na Lunshof, met Henk Hofland. Hij had de begrafenis van zijn moeder op zijn speciale wijze ervaren. Zo had hij tijdens dit gebeuren gedacht: ‘God, kon ik Wim maar even opbellen om er even over te praten.’Ga naar voetnoot193 Hij toonde twee foto's van zijn moeder; één bukkend over bloemen, de ander met een buurjongetje. ‘Zij was een sterke persoonlijkheid. Zij heeft mij zoveel dingen leren zien.’ Zoals Henks moeder tijdens de Nijenrode-jaren mij altijd vroeg op Henk te letten en 's avonds een appel op zijn bed te leggen, zo zal ik, ook nu zij is heengegaan, altijd op Henk blijven letten, zolang ik leef. En dat zou wel eens een kortere tijd kunnen zijn dan hij. God knows. | |||||||
7 juni 1962Ontmoette Tjalie Robinson in De Posthoorn in Den Haag. Ook hem had de roddel over een coup tegen Sukarno bereikt. Hij dacht dat de Bung nog deze maand of in juli zou vallen. Er zou een militaire junta komen. Hij was ervan overtuigd. Hij sprak ook over Ujeng Suwargana, en verwachtte over vier maanden zelf naar Jakarta te reizen. Zijn familie, zijn vrouw en zoon Rogier, gaan naar Californië. Hij overwoog een Tong Tong in Californië op te zetten. Hij noemde Nasution, Jani en Ruslan Abdulgani als het nieuwe Indonesische driemanschap, met misschien Hatta of de sultan van Djokja als president. ‘Sukarno wordt een Peron of Trujuillo’, meende hij. Later ontmoette ik Jolle Jolles, die er niets van geloofde. ‘Het Indonesische leger heeft in 1958 een laatste kans gehad om de zaak over te nemen. Voorlopig komt er niets van.’ Henk Hofland sprak met Van Konijnenburg. Hij bracht ook een bezoek aan de Amerikaanse ambassade. Ik ontmoette | |||||||
[pagina 158]
| |||||||
Henk weer in De Posthoorn. Hij bracht over dat Konijn woedend op me was. Ik dacht: barst. Van de nieuwste Lunshof-onthullingen rezen de haren van iedereen te berge. Henk zei: ‘Mag ik schrijven dat je tegen mij zei, toen je van Lunshof kwam, “Les grands esprits se recontrent toujours”?’ ‘Natuurlijk mag je dat’ antwoordde ik. Henk blijft kennelijk denken dat ik ook achter de nieuwe rel van Lunshof heb gezeten. Hij zei, zoals ook Daan van Rosmalen me reeds waarschuwde: ‘Er wordt nog eens iemand vermoord.’ Ik reed met hem mee in zijn open sportwagen. We stopten in Wassenaar voor een uitsmijter. ‘Niemand weet eigenlijk precies hoe het allemaal in elkaar zit’, zei Henk. ‘Ook Van Konijnenburg schijnt weinig over W. Verrips te willen zeggen.’ We reden samen terug naar Amsterdam. Nederland was op zijn mooist. ‘Wat jij over Lunshof zegt klopt precies met wat Harry Mulisch en Boebie Brugsma zeggen’, aldus Hofland. We spraken af dat we samen met Lunshof zouden eten alvorens ik weer naar New York zou gaan. Spoedde me vervolgens naar Baarn voor een gesprek met mejuffrouw G. Büringh Boekhoudt.Ga naar voetnoot194 Zij had als altijd het volste vertrouwen in mijn eerlijkheid in deze affaire. Ze zij oprecht te hopen dat zij het nog mocht beleven dat ik een comeback zou maken. Na mijn exposé over de details gaf zij toe, dat prins Bernhard zich op glad ijs had gewaagd met zijn bezoeken aan het Witte Huis. Zij sprak over de kroonprinses, met wie zij zeer veel contact heeft. Ze is vol lof over de persoonlijkheid en het karakter van de prinses. De aanval van Smedts op mij in Vrij Nederland vond zij matig en te veel in het persoonlijke getrokken, maar ze dacht wel dat hij gelijk had toen hij schreef dat ik door Paul Rijkens werd gebruikt, iets waar zij mij ook steeds voor had gewaarschuwd. Het deed me erg goed haar weer terug te zien. Haar gezondheid scheen weer uitstekend te zijn. Thank God. Ik ben ook tevreden dat ik weer dichter bij Henk ben. | |||||||
8 juni 1962Was al vroeg bij Erik in zijn studentenflat in Eindhoven. Ik fietste later naar Waalre en bezocht mevrouw N. Hazeu.Ga naar voetnoot195 Zij studeert Japans en maakt zakenreizen mee naar Tokyo. ‘Iedereen was woedend op jou en de groep-Rijkens’, zei ze. ‘Ik | |||||||
[pagina 159]
| |||||||
weet niet wat we met Nieuw-Guinea moeten doen, maar ik zie ook niet in waarom het naar Sukarno zou gaan, die zijn eigen land niet kan besturen en waar mensen honger lijden.’ Zij speelde nog maar weinig piano. Daarna fietste ik naar Enk en Netty Feldhaus van Ham.Ga naar voetnoot196 Netty heeft weer contact met Marinus Flipse en ze studeert serieus piano. Na de fiets teruggebracht te hebben bij Erik vertrok ik naar Rotterdam. Ik herinnerde me dat Henk Hofland gisteren zei: ‘Wanneer ze vragen of je een flikker bent, weet ik nooit wat ik moet antwoorden.’ ‘Zeg maar: “ja en nee”, want dat is precies zoals ik ben’, antwoordde ik hem. Bij John en Greet van Hagen voltrok zich een incident. John had de kinderen naar bed gestuurd omdat ze met klei naar een buurmeisje hadden gesmeten. Greet was woedend: ‘Je wilt ideale kinderen van ze maken. Je praat niet met ze want je vindt ze nog te klein, maar je spreekt wel met een buurjongen, omdat hij twaalf jaar is.’ ‘Wat wil je,’ zei John, ‘ze gooien een raam in bij de buren en je verwacht dat ik met ze ga voetballen?’ En tegen mij merkte hij op: ‘Jij bent dit soort problemen lekker ontvlucht.’ Hij raadde exact mijn gedachten. Maar wat later zat Greet toch weer bij hem op schoot. Greet: ‘Je bent zondag jarig, Wim. Ik geef je deze foto's van de kinderen. We kunnen je niets mooiers geven.’ Later reisde ik door naar Den Haag en logeerde bij Rudy Agaatz. ‘Ik was al zo toen ik vijf jaar was, want ik scharrelde met de djongos in het kippenhok’, vertelde hij. Hij danst en treedt overal op, samen met een vrouwelijke partner. Ook schildert hij. Ambassadeur Van Roijen zei gisteren bij aankomst in Nederland (aldus een fikse kop in Trouw): ‘tussen luns en mij zijn per se geen tegenstellingen’.Ga naar voetnoot197 Ik weet dat dit is gelogen, maar ik kan het niet waterdicht bewijzen. Ook de Volkskrant meldde gisteren op de voorpagina: ‘van roijen eensgezind met minister luns’. Verlakkerij. | |||||||
9 juni 1962Twee nieuwe schokken. Ten eerste landde prins Bernhard vanmorgen op Schiphol, en lanceerde tegenover de pers een aanval op Elseviers, dat ‘klinkklare leugens’ had geschreven over zijn activiteiten in het buitenland. ‘Het is de laatste jaren’, aldus prins Bernhard, bepaald een sport geworden, speciaal in | |||||||
[pagina 160]
| |||||||
Engeland, om leden van het koningshuis aan te vallen in de pers. Dat is een gemakkelijke bezigheid, omdat wij ons nu eenmaal niet kunnen verdedigen. De laatste jaren gaat men blijkbaar ook in Nederland deze sport beoefenen. Voor zover dat gebeurt door een kinderachtig blaadje als Propria Cures is dat niet belangrijk omdat men van kinderen geen verantwoordelijkheidsgevoel kan verwachten. Maar wanneer een blad als Elseviers met mijnheer Lunshof eraan begint, weliswaar in bedekte termen maar toch zo dat iedereen het begrijpt, dan loopt het toch de spuigaten uit. Mijn 25-jarige reputatie staat er borg voor dat ik nimmer iets heb gedaan wat met de politiek van de regering in strijd is. Ik heb dat het blad enorm kwalijk genomen. Ik durf hier dan ook ronduit te zeggen dat het klinkklare leugens zijn.’Ga naar voetnoot198 De andere schok was een nieuwe bombshell van H.A. Lunshof op de voorpagina van Elseviers: ‘chantage op de verenigde staten’. Ditmaal had het Indonesische leger in de vorm van de lijn Nasution-Pandjaitan-Malik een onthutsend artikel aan Lunshof gesouffleerd. Hij viel eenieder aan die Sukarno tegemoet was gekomen of goedgezind was. Emile van Konijnenburg was nog steeds niet ontslagen bij de klm. Sukarno en Subandrio waren nationaal-socialisten en voerden Indonesië in het communistische kamp. Sukarno en Subandrio waren misdadige elementen die door Nederlanders (lees: de groep-Rijkens) werden gesteund. Er stond zoveel waarheid vermengd met aperte onwaarheid, dat de totaliteit van Lunshofs schrijfsels eerder op een kwaadaardige mentale gifwolk leek.Ga naar voetnoot199 Wanneer men 25 jaar later deze gebeurtenissen nog eens onder de loep neemt, constateert men het volgende. Prins Bernhard, die overigens in dit geval gelijk had en van de geschiedenis gelijk zou krijgen, ageerde al geruime tijd achter de schermen tegen het officiële standpunt van de Nederlandse regering. Hij had dit eerst via de Rijkens-lobby gedaan. Maar nadat ik op 5 april 1961 Walt W. Rostow, en dus de regering-Kennedy, op het afwijkende standpunt van de lobby nog eens extra attent had gemaakt, bestonden er directe contacten tussen de prins en zijn vrienden en zeer gezaghebbende Amerikanen, inbegrepen jfk zelf. Dit gebeurde deels in informele, niet naar buiten gebrachte ontmoetingen, en deels tijdens Bilderbergconferenties, wat Lunshof ook schreef, zoals on- | |||||||
[pagina 161]
| |||||||
langs nog tijdens de Bilderberggesprekken nabij Stockholm. Nu ontkende prins Bernhard alles van a tot z. Hij overschatte zijn geloofwaardigheid en invloed. Bovendien was hij op het moment van zijn verklaring op Schiphol, er nog niet van op de hoogte dat minister Luns een dictee bij Lunshof had afgestoken. Jaren later zou hij eerst de Lockheed-beschuldigingen, zelfs tegenover onderzoekers Donner, Holtrop en Peschar, faliekant ontkennen. Toen de heren op hoge poten naar Lockheed gingen, nog steeds overtuigd van des prinsen onschuld, werden Lockheed-functionarissen voldoende verontwaardigd over de circulerende onwaarheden om met voor Z.K.H. uitermate belastende informatie te komen. Eigenlijk waren de prinselijke pijlen te Schiphol op Lunshof afgevuurd, bestemd voor Joseph Luns, of Z.K.H. het op dat moment besefte of niet. Lunshof, zich geheel gedekt voelend door de informatie van Luns - met daarnaast enkele inlichtingen van mij - bond dus indirect, samen met minister Luns, de strijd tegen de echtgenoot van het staatshoofd aan. | |||||||
10 juni 1962Het was mijn 37ste verjaardag. Traditiegetrouw kwamen mijn grootmoeder Poslavsky, ooms en tantes, feliciteren. Mijn beide broers waren in Zuid-Afrika. Dineerde met mijn ouders in ‘Rodrighem’. In de avond kwamen mijn oom en tante Poslavsky. Mijn moeder vroeg mijn oomGa naar voetnoot200 hoe patiënten op de Willem Arntzhoeve stemden. Hij antwoordde: ‘Minstens twintig patiënten in onze kliniek weten meer van politiek dan ik.’ Mijn moeder zei absoluut niet te weten hoe zij zou stemmen, en merkte op: ‘Ik zal maar een ezeltje op mijn stembiljet tekenen.’ Men maakte haar toen duidelijk dat ongeldige stembiljetten ten goede zouden komen aan de grootste partij. | |||||||
[pagina 162]
| |||||||
11 juni 1962Lunshof verdedigt zich als een leeuw tegen de beschuldigingen van Z.K.H. Hij had zich van Amsterdam tijdelijk verplaatst naar Hotel de Wittebrug, tegenover de klm in Den Haag. President Ernst van der Beugel was de bemiddelaar tussen Soestdijk en Elseviers. Ik schreef een memo van drie pagina's, mijn eigen rol nog eens samenvattend ten behoeve van Lunshof, en deponeerde het bij Elseviers in de Spuistraat. Eerst liep ik tegen Michiel van der Plas aan. Zijn moeder had over de rel gezegd: ‘Die arme prins kan zich niet verdedigen.’ Dat mocht zo zijn, maar bij nader inzien stond ook hij thans achter Lunshof. Ik gaf Barkey Wolf mijn mening, bestemd om als brief te worden opgenomen. Hij zal het wel niet plaatsen. Wolf is een carrière-pusher. Hij zal vroeg of laat op zijn gezicht vallen. Ik telefoneerde met Lunshof in Hotel de Wittebrug. Hij zei dat de heer Bauer het bevel voerde over de komende krant. Ik wist dat Bauer mij haatte, dus ik schreef mijn brief af. Eerst stelde Lunshof voor om elkaar in Hotel de l'Europe te ontmoeten om 19.30 uur. Later veranderde dit in 16.00 uur op zijn kantoor. Intussen ontmoette ik Hofland, die zei: ‘De prins heeft zich op een belachelijke manier in de vingers gesneden.’ We waren het hier gloeiend over eens. Hij zei dat de heer Meijer er een hoofdartikel aan zou wijden, en dat hij zijn hart vasthield. Lunshof zelf had intussen een verklaring uitgegeven dat de boze verklaring van Z.K.H. op een misverstand berustte. Lunshof: ‘Noch is door mij aan de mogelijkheid gedacht zelfs, dat de prins hetzij in besloten kring hetzij in openbare kring zich ten aanzien van Nieuw-Guinea in welke zin ook zou hebben geuit.’ Ik stond perplex over deze opzienbarende leugen, omdat Lunshof via een aantal personen en waterdichte informatie, inbegrepen die van de minister van Buitenlandse Zaken, die het apparaat van de inlichtingendiensten in Den Haag en Washington ter beschikking had, absoluut zeker wist dat Z.K.H. dit juist wèl en vrijwel overal had gedaan.Ga naar voetnoot201 Lunshof werd nog valser toen hij liet volgen ‘dat Zijne Koninklijke Hoogheid als inspecteur-generaal van leger, vloot en luchtmacht, onze troepen in Nieuw-Guinea en het Nederlandse volk, hoe het ook denkt, een grote dienst zou bewijzen als hij met zijn autoriteit en genegenheid in de Tweede Wereldoorlog verkregen, daar (op Nieuw-Guinea) een bezoek bracht’. Lunshofs verweer | |||||||
[pagina 163]
| |||||||
was helemaal in de trant van wat Tolstoj zei: wanneer hij zich maar voldoende opwond en ging schrijven, dan ademde zijn pen. Broer Theo schreef uit Zuid-Afrika dat hij voornemens was, met een Zuidafrikaans meisje te trouwen, Nellie Wentzel. Hij verhuisde naar Rhodesië, waar hij als econoom zou worden verbonden aan de Bank of Rhodesia & Nyasaland. Mijn moeder wilde naar hen toe, met mijn vader, die hierover zijn twijfels had. Ik had mejuffrouw Büring Boekhoudt mijn artikel gegeven uit het februari 1962-nummer van United Asia in Bombay. Zij feliciteerde me met mijn verjaardag. ‘Na je bezoek duizelde mijn hoofd nog wel van al je verhalen. Ik heb er nog veel over moeten denken. Het spijt me dat ik over 25 jaarGa naar voetnoot202 niet meer zal leven om eens te zien of je eens een bezadigde oude heer wordt.’ Daarna schreef zij, zich diep geërgerd te hebben aan mijn artikel. ‘Ik blijf het ongepast vinden dat je in een buitenlands blad zo denigrerend schrijft over je landgenoten. Het is bovendien zo ontzaglijk eenzijdig, want je wekt de indruk alsof er in Holland niet anders dan bekrompen, doorgewinterde kolonialen zijn. Je beledigt je volk en ook je eigen voorvaderen, die in de Oost werkten. Natuurlijk waren er velen die geen begrip toonden en steeds met verachting over “inboorlingen” spraken. Maar wat doe jij ten opzichte van de Papoea's wanneer je ze allemaal kannibalen noemt? Daarnaast zijn er duizenden kolonialen geweest die hard gewerkt hebben voor de verbetering van de levensomstandigheden van die inboorlingen, met inzet van hun hele persoon, om alleen maar medische zending te noemen. Dat waren heus geen mensen die met een dikke beurs uit Indië terugkwamen. Ik denk zelf helemaal niet in de koloniale sfeer en ik vind ook dat we veel te lang gewacht hebben met het zelfstandig maken van die gebieden, en dat we Nieuw-Guinea allang hadden moeten afstaan, maar de toon waarop jij schrijft staat me echt tegen. Bovendien vraag ik me vaak af wat jij eigenlijk van de toestanden afweet. Jij hebt alleen met Sukarno gereisd, maar was je ooit alleen op stap? Khrushchev toont zijn gasten ook maar één kant van de zaak! Nu, dit moest me even van het hart. Ik hoop ook nog eens iets opbouwends van je te lezen, iets afbreken is maar een klein kunstje. Nu, beste Wim, sans rancune, hoop ik. Hartelijke groeten, je Auntie.’ | |||||||
[pagina 164]
| |||||||
Wanneer ik een kwarteeuw later, nu ongeveer zo oud zijnde als mejuffrouw Büringh Boekhoudt toen, haar brief naast mijn artikel van die dagen in United Asia leg, sta ik nog steeds volkomen achter wat ik schreef. Het is waar, dat mijn frustratie om absoluut nooit in de Nederlandse media met mijn mening aan het woord te komen, misschien de oorzaak was dat ik me in felle bewoordingen uitdrukte in het Indiase blad. Miss B.B. projecteerde echter meer anti-Nederlandse gezindheid dan ik toen of nu voelde, en meer negativiteit in mijn artikel dan er in werkelijkheid in lag. Trouwens, mijn hele Indonesische escapade was vanaf het begin compleet gericht op het niet verloren doen gaan van de eeuwenoude banden tussen Indonesiërs en Nederlanders, juist omdat drie generaties vóór mij zich in diezelfde richting hadden beijverd. Er werd gezegd, toen Nederland vierduizend kilometer spoorweg aanlegde op Java, dat dit maar één doel had: om winstgevende grondstoffen en goederen sneller naar de havens te vervoeren, zodat winsten sneller in de kassa's van de handelshuizen vloeiden. Mijn overgrootvader, Alexander Oltmans, had zich als voorzitter van het Comité Nederlands-Indische Spoorwegen met de ontwikkeling van Java beziggehouden. Wat had Indonesië bij de bevrijding in 1945 zonder spoorwegnet moeten beginnen? Mijn moeders vader, ir. H. van der Woude, was mede-oprichter geweest van het kina-concern in Maarssen, Amsterdam en Bandung, dat in 1989 de acf heet. Ik was warempel trots op het werk van mijn voorvaderen in Indië, en heb dit nooit, ook niet in artikelen of boeken, onder stoelen of banken gestoken. Ik vond mejuffrouw Boekhoudt ditmaal te streng. Ik begreep dat bij de dagelijkse dosis desinformatie over Sukarno, Indonesië en Nieuw-Guinea, die de alom liegende politici - en met hen de in commissie liegende pers - de burgers dag in dag uit, en jaar in jaar uit, voorzetten, mijn artikel een inflammerende indruk maakte. | |||||||
12 juni 1962Er is weer een Nederlandse militair gesneuveld, namelijk de dienstplichtige soldaat G. Bos (21) uit Nieuw Amsterdam. Het gebeurde in een vuurgevecht met Indonesische para's bij Maledofok, vijftig kilometer van Sorong. Ook de reserve-tweede luitenant H.J. Breek (21) uit Waalre was omgekomen, bij een ongeluk met een jeep. Deze berichten maken me iedere keer opnieuw woedend. Overnacht bij Martin in Alkmaar. Hij kwam niet bij me liggen. Omdat ik op het punt stond naar de vs te vertrekken maakte dit me onrustig. Ik sliep slecht. Ik droomde dat Sukarno in Joegoslavië was en me niet wilde ontvangen. Telkens schrok ik | |||||||
[pagina 165]
| |||||||
wakker. Er liep midden in de nacht een heftig kwakende eend heen en weer over het grasveld voor het huis. Ik stond op en keek ernaar. Ik werd vroeg wakker en voelde me beroerd. Ik was sprakeloos en zei geen woord. Martin en ik vertrokken samen met de trein naar Amsterdam. Hij leek oneindig ver van me af. Hij stelde voor koffie te drinken in het Noord Zuid Hollands koffiehuis. Ik kon nog steeds niet uitdrukken wat ik wilde zeggen. Het liefst zou ik mijn armen om hem geslagen hebben. We namen afscheid voor het station. Ik voelde me totaal verkild. Martin probeerde te glimlachen. Ik zag hem in een bus wegrijden. Hij keek of hij me ergens zag, maar ik was al in het geldwisselkantoor. Ik heb hem later opgebeld. ‘Je gezicht en ogen waren dood vandaag’, zei hij. ‘Je moet niet weer een inzinking krijgen. Je moet mij niet verafgoden. Ik wil niet dat je op mij bouwt. Mijn lichaam is maar tijdelijk en zal tot stof vergaan. Je moet op de geest vertrouwen en weten, dat ook al ben ik er eens niet meer, dat we elkaar terug zullen zien en bij elkaar zijn. Wanneer je dat gelooft ben je gered, Wim.’ Ik antwoordde: ‘Ik verafgood je niet. Ik bestrijd je ideeën wanneer ik het niet met je eens ben. Maar ik houd erg veel van jou, omdat jij de enige bent tot wie ik ooit zo dicht was, terwijl de relatie toch zuiver bleef.’Ga naar voetnoot203 ‘Toch voel je te diep voor mij,’ zei hij, ‘en daarom laat ik je niet dichter tot mij komen, want dat is niet goed voor jou. Jij moet voelen, je moet weten dat ik met jou ben in de geest.’ Ons gesprek gaf me nieuwe kracht. Ik voelde me, na een ellendige dag en nacht, toch enigszins opgelucht. Deze laatste avond in Huis ter Heide verscheen H.A. Lunshof op televisie. ‘Zijne Koninklijke Hoogheid had zich groot genoeg van karakter getoond om Elseviers zijn verontschuldigingen aan te bieden voor zijn uitspraken op Schiphol.’ Lunshof legde zijn verklaring persoonlijk in het nts-journaal af, terwijl het secretariaat van de prins volstond met een korte verklaring. ‘Z.K.H. had een verzekering van Lunshof dat hij noch de prins, noch de Bilderberggroep in een verkeerd daglicht heeft willen stellen aanvaard.’ Dit was pas echt de bloody limit van verlakkerij op grote schaal. Lunshof had immers uitgerekend zijn potloden geslepen om de hele santenkraam, Bilderberggroep en groep-Rijkens, dus beide lobby's waar de prins en Rijkens samen in opereerden, met één | |||||||
[pagina 166]
| |||||||
klap de grond in te schrijven. Terwijl Z.K.H. liet meedelen dat de Elseviers-hoofdredacteur hem en de zijnen geen kwaad had willen doen, had Lunshof nota bene letterlijk geschreven: ‘Wij vragen ons af wat een dergelijke bijeenkomst in Zweden (de Bilderbergconferentie) betekent. Waarom de geheimzinnigheid waarmee zij is omhuld, wat de personen bezielt die eraan deelnemen, van wie enkelen zich overigens bijzonder flink hebben gehouden. Hier werd over Nederlandse staatszaken ten aanhoren van buitenlandse diplomaten niet alleen gesproken doch ook kritiek uitgeoefend. Terwijl onze jongens in de jungle vechten, onze vloot wordt aangevallen, groepeert een aantal figuren zich in een Scandinavische stad om te raisonneren over de doelmatigheid van dood of leven voor onze dienstplichtigen, die niet voor hun plezier naar Nieuw-Guinea gaan...’ Men moet lichtelijk geschift zijn om niet door te hebben wat hier in werkelijkheid gebeurde. Er werd massaal gelogen omdat alle betrokken partijen dik boter op hun hoofd hadden. Ik zond Lunshof een telegram: ‘Hartelijke gelukwensen met prachtige overwinning. W.L.O.’ Ik sympathiseerde niet meer met Lunshof, en al helemaal niet met Joseph Luns; mijn sympathie ging uit naar het standpunt van prins Bernhard. Maar via Luns-Lunshof was er wel een stuk waarheid boven tafel gekomen. Een waarheid die begonnen was met mijn onthulling over het parcours van W. Verrips. Het door Hofland aangekondigde hoofdartikel van de heer Meijer verscheen in het Algemeen Handelsblad. ‘Hartekreet’.Ga naar voetnoot204 Ondanks dat Hofland toch vrij aardig wist waar de schoen wrong, bleek collega Meijer slecht geïnformeerd. Hij schreef, om het eenvoudig samen te vatten, pro-Bernhard en anti-Lunshof, terwijl enkele uren na het verschijnen van zijn krant Lunshof als overwinnaar tevoorschijn tradGa naar voetnoot205 en Bernhard een veer moest laten. Ik telefoneerde Henk Hofland. ‘Ik heb het ze gezegd, maar er zijn tenslotte maar weinig mensen met hersens’, zei hij. Meijers hoofdartikel, onder verantwoordelijkheid van mr. C.A. Steketee, werd een unieke flater. Vanmiddag nam ik de moeite om P.M. Smedts, die Joris van den Berg vroeg om erbij te zijn, andermaal uiteen te zetten wat er de afgelopen weken zoal feitelijk was gebeurd, en waarom ik van mening was dat hij, als geboren twijfelaar, mijn informatie in twijfel trekkende de boot grandioos had gemist. Hij had | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
zelfs, nadat ik in zijn krant had geschreven tienduizend dollar met lezingen te hebben verdiend, de federatie van journalisten erop gewezen dat mijn hoofdinkomen niet uit journalistieke arbeid werd verkregen. De beroepsorganisatie zou achter mijn broek gaan zitten. Mijn lidmaatschap stond volgens Smedts op de tocht. Hij had aangeraden mijn maandelijkse bijdrage met 17,50 te verhogen in plaats van mij eruit te gooien. Jarenlang had de overheid, met name het ministerie van Luns, allerlei tactieken en omwegen gebruikt om Smedts te overtuigen dat hij mij diende te laten vallen als medewerker, opdat mijn laatste banden met een Nederlands medium verbroken zouden worden. Dan zouden ambassades in den vreemde tenminste met recht kunnen zeggen, dat ik geen Nederlandse journalist meer was. Smedts ontving hier brieven over en hij werd naar lunches gesleept. En nu, nu het eropaan kwam, liet hij mij door kleinzieligheid en politieke gebondenheid aan zijn PvdA-broodheren op een schandalige manier in de steek. Nadat Lunshof zijn communiqué op televisie had voorgelezen, telefoneerde ik Smedts thuis. ‘Begrijpt u nu, dat u daar had kunnen zitten?’ ‘Waarom? Wat Lunshof allemaal zegt is misschien niet eens waar.’ Ik had hem als eerste zover proberen te krijgen dat Vrij Nederland het gekonkel in het buitenland over Nieuw-Guinea aan de kaak zou stellen, in plaats van Elseviers. Hij weigerde dit nog steeds toe te geven. Of liever, hij kon het niet toegeven, want zijn PvdA-vrienden waren er zelf ten diepste bij betrokken. | |||||||
13 juni 1962Vanmorgen botste ik met mijn vader. De radio meldde, dat ‘twee heren’ Indonesische infiltranten (over parachutisten sprak men hier blijkbaar niet) door Papoea-politie in ondergoed waren binnengebracht, ontdaan van hun camouflage-uitrusting en uniformen. Ze waren reeds grondig door Papoea's onder handen genomen. Op dat moment zette mijn vader de radio af. Er werd namelijk gezegd dat de Papoea's om de oren van de Indonesische para's hadden gevraagd. Ik merkte op: ‘Dat wordt in Jakarta uitgelegd als dat men nu precies kan zien hoeveel beschaving de belanda's op Nieuw-Guinea hebben gebracht, en hoe nodig het is dat Indonesië het gebied overneemt.’ Mijn vader werd om deze opmerking zeer boos. Er ontstond een twistgesprek dat me diep aangreep. Mijn moeder zei later, dat mijn broers even ongeduldig konden reageren op mijn vader, omdat deze onbegrensd kon fantaseren. Ik wierp hem voor de voeten: ‘U scheldt op Sukarno, maar hij moet | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
wél voor de kinabast zorgen.’ Dat was misselijk om te zeggen, ik geef het toe. Ik zei later tegen mijn moeder, dat ik nooit meer het gevoel zou verliezen dat wat ik ook ondernam om mijn intenties of mijn kunnen te bewijzen, dat ik toch nooit de ouderlijke voorkeur boven broers Hendrik en Theo zou kunnen wijzigen. Zij noemde het ‘zuiver toeval’ dat hun portretten in mijn vaders werkkamer stonden, en niet het mijne. Daarentegen had mijn vader wel iets anders gedaan waarom ik had gevraagd. Op mijn verjaardag kreeg ik een fotoboek over Azië. Maar ik had tegen mijn moeder gezegd dat de garage tot de nok toe vol stond met kisten van de verhuizing uit Kaapstad en dat ik zo graag een paar Indische beeldjes - waarvan mijn familie er zeer veel had geërfd van grootouders en overgrootouders - zou willen meenemen naar New York. Als djimat.Ga naar voetnoot206 Mijn vader had een kist opengemaakt. Ik mocht uitzoeken wat ik wilde hebben. Ontmoette Henk Hofland in ‘Polen’. Hij liet me een artikel zien dat hij over de Lunshof-affaire en alles wat erbij hoorde, had geschreven. Hij had Emile van Konijnenburg en mij er geheel buiten gelaten. Ik vond het geen waar artikel, maar begreep dat het beter geworden zou zijn indien hij niet voor het Algemeen Handelsblad had behoeven te schrijven. Hij probeerde de kool en de geit te sparen als gewoonlijk. Hij mist zijn moeder zeer, en beseft nu pas hoe weinig werkelijk contact hij met zijn vader heeft. Henk en ik zijn nu weer dichter bij elkaar. Ik benadrukte dat ik hoopte dat we meer contact zouden hebben. Ujeng Suwargana had vanuit Hongkong om een rapport gevraagd. Henk vroeg mij om Ujeng te schrijven, dat de situatie hier te veel van dag tot dag in beweging was om nu een overzicht samen te stellen. Avondeten in Deli met Martin, Erik en Frankie Hetary. Ook Jolle Jolles voegde zich later bij ons. Ik kreeg opnieuw het gevoel dat zich iets tussen Jolle en Erik afspeelde, waar ik buiten stond. Later vertelde Erik dat hij wel eens naar Jolles toe ging in Den Haag. Daar begreep ik niets van, maar ik liet het rusten. We sliepen samen in Hotel Unique in de Kerkstraat. | |||||||
|