Memoires 1961-1963
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
Huis ter Heide30 november 1961Arriveerde om 11.00 uur op een mistig Schiphol. Belde als eerste Erik in Eindhoven. Hofland was ziek. Wim Klinkenberg zei, dat Goedhart en Suurhoff inderdaad in Manhattan waren geweest, ondanks alle publiekelijke ontkenningen. Hij zei dat ik er rekening mee diende te houden, dat Luns mijn paspoort achter zou laten houden. Ik legde uit sedert 1958 ingezetene van de vs te zijn. Hij vond ook dat Bernard Person zeer pro-Luns had geschreven. Hij had hier Hofland over aangesproken, die had geantwoord: ‘We hebben Person al zo dikwijls gevraagd feiten te zenden. Wat kunnen we ertegen doen?’ | |
1 december 1961Ontmoette vele mensen. Van Randwijk, P.M. Smedts, H.J.A. Hofland (samen met Erik), Jolle Jolles. Hoofdredacteur Van Wijk van Het Vaderland was van mening, dat het ‘de goede zaak’ meer kwaad dan goed zou doen om de Suurhoff/Goedhart/Verrips-episode te publiceren. Ik sprak vervolgens anderhalf uur met M. van Blankenstein. ‘Ik heb Paul Rijkens nog nooit op een leugen betrapt’, hield hij vol. ‘Maar een kat in in het nauw maakt rare sprongen’, antwoordde ik. Hij had Rijkens reeds gevraagd of hij ‘een mijnheer Verspiek’ kende. Natuurlijk had Rijkens ontkennend geantwoord. Van Blankenstein vond de Verrips-entr'acte eveneens ‘een hoogst kwalijke zaak.’ Hij vond de dreiging van persoonlijke liquidatie zeer verontrustend. Ook bleek hij nu verheugd over het feit, dat via mijn memorandum de ontmoeting Yamin-Luns was uitgelekt.Ga naar voetnoot19 Ik kreeg bijna herrie met hem over Sukarno's dreigement een oorlog tegen Nederland op Nieuw-Guinea te beginnen. Jolle Jolles zei ook al ‘Kan Sukarno nu niet eventjes geduld betonen...’ Altijd wordt er van Sukarno verwacht dat hij rekening houdt met de in Den Haag heersende waanzin. Indonesië wacht al twaalf jaar op de overdracht van Irian. Jolles was het ermee eens, dat de groep-Rijkens aan de Indonesische kant | |
[pagina 25]
| |
was uitgespeeld en nu alleen in Nederland misschien nog goed werk zou kunnen doen. Rijkens had bij thuiskomst uit Amerika, na het echec dat tot uittreding uit de Bilderberggroep had geleid, van veel mensen bloemen ontvangen, ‘onder wie sommige ambassadeurs’, zei Van Blankenstein. Ik noemde Bylandt. ‘Nee, die niet, die is daar te veel diplomaat voor.’ Eindelijk ontmoette ik Van Konijnenburg, die ik scherp verweet bij mijn vorige bezoek niets over een ‘professor Verrips’ te hebben gezegd. Hij vertelde van Paul Rijkens uit San Fransisco een telegram te hebben ontvangen om met deze Verrips details te bespreken over de Indonesische schuld aan aniem. Van Konijnenburg had zich daarop beraden, hoe hij kon helpen en had zelfs de heer Verrips voor het eerst bij Rijkens thuis ontmoet. De schuld zou dateren uit 1954. Een Indonesische rechter had er een uitspraak over gedaan. Men wilde Indonesië bewerken de uitstaande schuld terug te betalen, ook om de ar-partij gunstiger te stemmen om met een afschuiven van de Papaoea's akkoord te gaan. Konijnenburg schatte de kans 95 procent dat er rond zijn persoon een rel zou ontstaan vanwege zijn vice-presidentschap van de klm. Binnen tien dagen verwachtte hij een brief op welke voorwaarden men hem zou laten vertrekken. ‘Ik praat eigenlijk met Luns via Van der Beugel’, ging hij voort. ‘Ik zorg er dan ook voor dat brievenbus Van der Beugel aan Luns overbrengt, dat het verliezen van mijn baan me koud laat.’ Hij vond dat hij degene was, die in deze zaak financiële offers bracht. Hij vond dat ik niets te verliezen had. Hij begon ook weer over de heer Van Tuyl van Buitenlandse Zaken. Het feit dat Frans Goedhart ervoor had gezorgd dat Verrips een visum voor Amerika had gekregen, was een belangrijke aanwijzing. ‘Ik verdedig professor Yamin altijd door dik en dun in Den Haag’, vervolgde hij. ‘Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd heeft de man in elf verschillende gevangenissen gezeten. In alle jaren dat ik hem heb gekend, heeft hij me nooit de geringste indicatie van onbetrouwbaarheid gegeven, behalve wanneer je hem een boek uitleent. Dat ben je onherroepelijk kwijt. Ik heb Van der Beugel proberen duidelijk te maken dat Sukarno nu niet tegen het leger kon zeggen: “Ruim de rotzooi in Irian-Barat maar op”. Sukarno zegt wel, dat schieten onvermijdelijk zal zijn, maar nu nog niet.’ | |
[pagina 26]
| |
schreef me nadien: ‘Hoewel we geen beredeneerde redenen hadden was ons vriendschapsgevoel voor jou zo ontegenzeggelijk te onderkennen, dat we er allebei min of meer overdonderd door waren. We both felt things so pure, without really trying to explain, that it gives us warmth in our harts. We zijn je erg dankbaar, dat je onze ogen hebt geopend. Hoewel bij ons beiden de basis aanwezig was van het kunnen leven en voelen, heb jij in die schamele 48 uur ons leven een donderse hoop mooier en worth living gemaakt, dan wie dan ook ooit zal kunnen doen. This closeness was unique. I don't think that we will ever have this closeness again with anybody except you.’ Deze brief was voor mij een van de mooiste, die ik ooit had ontvangen. De gevoelens waren wederzijds.Ga naar voetnoot20 Ontmoette ook Rudy Müller en Martin Portier, en telefoneerde met dr. Zairin Zain, die inmiddels in Düsseldorf was aangekomen. Hij zou gesprekken hebben met professor Duynstee, Henk Hofland, Van Randwijk en M. van Blankenstein. Ik hoopte dat professor Röling ook naar Düsseldorf zou gaan, maar hij liet me telefonisch weten dat hij bezig was met het opzetten van het Polemologisch Instituut in Groningen, daarbij steun uit Den Haag nodig had, en niets wilde doen om die steun in gevaar te brengen. | |
4 december 1961Om 12.00 uur betrad ik het Breidenbach Hof Hotel in Düsseldorf. Professor Yamin en dr. Zain waren in Bonn. Bob Tapiheru was op zijn post in bed. Hij vond dat ‘de baas’ een egoïst begon te worden. ‘Het is steeds maar ik, ik en ik. Maar hij is eigenlijk ook behoorlijk ziek.’ Ik vertelde hem de laatste nieuwtjes. We dronken koffie. om 13.45 uur arriveerde Van Blankenstein. Ik haalde hem van de trein. We spraken in het hotel tot dr. Zain eindelijk terugkwam. Zijn Hollandse vriendin was er ook. Evenals de Indonesische diplomaat Zahir uit Brussel. Boek Kusumasmoro, de assistent van professor Yamin, voegde zich bij ons. Ook Yamin kwam ten slotte binnen. Ambassadeur Zain kwam als een wervelwind het appartement in en gaf me ongenadig op mijn lazer. Ik had alles fout gedaan, niets was goed. Ik speelde het spel volkomen fout. Hij gedroeg zich of we het einde van de samenwerking hadden bereikt. ‘Professor Yamin had reeds een prima indruk van je en nu ga je zulke dingen doen’ zei hij, alsof ik de Verrips-episode had | |
[pagina 27]
| |
geïnitieerd. ‘Ach,’ zei Tapiheru nadien, ‘hij wilde stoer doen tegenover zijn vriendin.’ Ook had Tapiheru mij indirect gewaarschuwd niet negatief over Van Konijnenburg te rapporteren. ‘Yamin is iemand,’ aldus Tapiheru, ‘die wanneer hij al eenmaal vóór iemand is, zoals Konijn, achter die iemand zal blijven staan, ook al is negatieve informatie juist.’ Ik had het punt bereikt, na alle intriges, dat het me absoluut niets meer kon schelen of Yamin en Zain mij zouden laten vallen. Ik hield me stipt aan wat er was voorgevallen en nam geen blad voor mijn mond. Eerst werd Van Blankenstein ontvangen, die om 17.45 uur weer beneden kwam om de trein van 18.02 uur te halen. Van Randwijk, die zeer lang had moeten antichambreren en behoorlijk geïrriteerd was, ging naar boven. Nadat hij vertrokken was begaven Zain, Zahir en Tapiheru zich naar de diner-zaal, samen met de Hollandse vriendin van de ambassadeur. Even later kwam Bob me halen. Ik at een voorgerecht mee. Ik besprak nogmaals de idiote interventie van Verrips, kennelijk gedaan met het volle medeweten van Rijkens en Van Konijnenburg, excuseerde me hierna en verliet behoorlijk bekoeld het Indonesische gezelschap. Op het station ontmoette ik Van Randwijk. We dineerden samen in de restauratie. Hij vertelde over zijn gesprek met Yamin en Zain. We bespraken de situatie in detail. Yamin was somber gestemd geweest over de mogelijkheid dat Bungkarno het leger niet veel langer zou kunnen tegenhouden. Zain had hem gezegd, dat hij in Düsseldorf wilde blijven tot hij een duidelijk beeld zou hebben gekregen van de situatie in Den Haag. Haalde Martin af bij de Amsterdamse kazerne. We reden samen op de motorfiets door de ijzige kou naar Alkmaar, waar ik bleef slapen. | |
5 december 1961Vanmiddag ontmoette ik Henk Hofland. Eindelijk was hij een keer niet gehaast, en scheen ons samenzijn zelfs te willen rekken. Morgen gaat hij met Willem Brugsma naar Zain in Düsseldorf. Frits Gongrijp van het Algemeen Handelsblad had Frans Goedhart gebeld om na te gaan of deze politicus inderdaad in New York was geweest. Goedhart had geantwoord: ‘Ik laat me niet provoceren door flessentrekkers en homoseksuelen...’, hierbij aan mij refererend. Henk zei dat hij sinds de eerste ontmoeting met Emile van Konijnenburg, op 9 januari 1961, in de klm-onderdirecteur een leugenaar had herkend. Hij vroeg hoe ik over Duynstee dacht. ‘Misschien iets beter’ antwoordde ik. | |
[pagina 28]
| |
Duynstee was ook geen frisse heer. Henk was de redactie-buitenland aan het reorganiseren met een nieuwsteam van vier man onder wie Hans Gruyters. Voor sinterklaasavond wilde ik bij mijn ouders in Huis ter Heide zijn. Er lag een pakje op me te wachten, een Zwitsers Derbyphone-apparaat om mijn radioprogramma's precies te kunnen timen. Mijn moeder schreef op de Sint Nicolaas-kaart: ‘To you minutes are precious, so watch them closely, it makes you parsimonious checking on loquacity! With fondest regards from Saint Nicholas.’ | |
6 december 1961Henk belde me om 23.15 uur op in Huis ter Heide om te melden dat hij een interessant gesprek had gehad met Yamin, Zain en Zahir. Hij wilde me er spoedig over spreken. Was thuis vanavond. We aten een eend, die Henk en MarieGa naar voetnoot21 ter gelegenheid van sinterklaas mijn ouders hadden gebracht. God mag weten of het de laatste avond bij mijn ouders is. De ervaring met Erik is een schitterende belevenis om de wereld mee uit te gaan. Ik zie er weer zeer tegen op naar de vs terug te moeten, voornamelijk vanwege de zinloosheid van het leven daar, without love. My life is here. Ik zal in april, mei weer hier zijn. Een troost om naar toe te leven. Wil de hele zomer in Holland zijn. Erwin Aschmoneit komt ook over uit Afrika. Lees Eriks brief. | |
7 december 1961Ben Verrips eerst in het American Hotel tegengekomen. Nu zit hij in een eerste-klassecompartiment van de trein. Ik negeer hem. Misschien schaduwt hij me wel. Wim Klinkenberg zegt dat hij me, tijdens een gesprek in Düsseldorf met Zain en Zahir, met man en macht heeft moeten verdedigen. Zain krijgt van mij een brief waarin ik ‘het dienstverband’ opzeg. Ook Henri Faas is in Düsseldorf geweest, samen met P.M. Smedts. Lunchte met mijn ouders en nam foto's van hen met de honden in de sneeuw. | |
[pagina 29]
| |
Guinea-kwestie sprak. Erik reed me naar het station. Hij liep mee naar het perron. Helga had gezegd: ‘Ik kan me niet voorstellen dat Wim niet meer in ons leven zal zijn.’ Ontmoette Hofland in Amsterdam. Hij had eerst met ambassadeur Zain alleen gesproken en daarna met samen Brugsma. Zain had zich beklaagd: ‘Wimpje speelt het spel op zijn Amerikaans!’ Hofland zei op een gegeven moment, en dit vond ik heel bijzonder, dat hij zich tijdens de trip met Brugsma andermaal had gerealiseerd dat ‘jij mijn enige echte en beste vriend bent’. Dit verwarmde me. Ik probeerde me ook aldus op te stellen. Henk zei, wat hij dikwijls deed: ‘Ik ben eigenlijk een oppervlakkige jongen.’ Zijn hoofd was leeg. Dat was natuurlijk onzin en dat zei ik hem ook. | |
9 december 1961Vertrekken uit het ouderlijk huis is iedere keer weer een ‘operatie’. Hoeveel gemakkelijker moet dit voor anderen zijn, zoals voor Henk Hofland bijvoorbeeld; voor hen die niet met hun hart leven en een ander niet werkelijk liefhebben. Ik draai een plaat van Debussy, en dat maakt me nog tienmaal zo verdrietig. Ik moet straks in het vliegtuig een brief aan mejuffrouw Büringh Boekhoudt schrijven. Vanaf Schiphol belde ik mijn moeder in Wassenaar, waar zij bij haar zuster kamermuziek maakte, en mijn vader in Huis ter Heide. Ook belde ik naar Erik, Bertie Hilverdink en Inez Röell. | |
DC-8, Marconi KL 641Erik is voortdurend in mijn gedachten. Ik vroeg hem of hij van me hield. ‘Zielsveel,’ antwoordde hij, ‘en ik had nooit gedacht dit ooit tegen een kerel te zullen zeggen.’ Gilles Durant des Aulnois vertelde me eens op Yale, dat de eerste keer seks met een vrouw meestal een schok was, maar geleidelijkaan werd alles beter. Bob Tapiheru zei me deze week, dat hij twee jongens, die samen masturberen, helemaal niet als nichten of homoseksuelen beschouwde. Toch blijven verhoudingen met jongens me in de war brengen. Ik ben in staat vanavond eerst een jongen te zoeken op Third Avenue, zodat ik niet alleen hoef te slapen, maar ik zal erbij aan Erik denken. Misschien kom ik op een dag toch nog bij Inez Röell uit.Ga naar voetnoot22 |
|