Memoires 1961-1963
(1997)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |||||||||||
New York20 november 1961Verenigde NatiesSprak met Henri Faas over mijn reis naar Nederland. Ik zag hem later naar ambassadeur Schürmann en de heer Schiff gaan. Nog later verliet hij samen met minister Luns en een van diens medewerkers het uno-gebouw. Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto van Indonesië zei dat Luns geen vrienden maakte op het hoofdkwartier. Daarentegen was ambassadeur Schürmann algemeen populair. Ambassadeur Lambertus Palar voegde me toe: ‘Je doet goed werk voor Holland.’ Toch, wanneer ik dr. Zain knipsels en informatie verstrek die Indonesische argumenten in het gevecht om de Papoea's moesten versterken, kruist het wel eens mijn gedachten of ik niet tegen Nederland bezig ben. De Indonesische persattaché Yusuf Ronodipuro zei: ‘We zijn gisteravond om 01.00 uur opgetrommeld. Subandrio en Zain werkten tot 03.00 uur aan Bandrio's speech van vandaag. We hebben allemaal tot 07.00 uur moeten werken door jou.’ Ronodipuro vervolgde, dat de tip van M. van Blankenstein (die ik had doorgegeven) om niet te dreigen aangezien dit Luns zijn positie slechts zou versterken, in het nieuwe stuk ruimschoots was verwerkt. Ik gaf dit resultaat meteen aan Van Blankenstein door. De Indiase minister van Buitenlandse Zaken, Krishna Menon, zorgde voor een verrassing door een ontwerpresolutie bij de Algemene Vergadering in te dienen over de kwestie Nieuw-Guinea: Sixteenth Session, agenda-item 88, a/l. 367. Nederland en Indonesië werden hierin opgeroepen bilaterale onderhandelingen te openen onder de goede diensten van de voorzitter van de Algemene Vergadering. Minister Subandrio vroeg daarop het woord. Hij sprak om te beginnen veel te lang (un-document a/pv 1058, pagina's 86-115). Hij citeerde uit Duynstees boek en inderdaad, ik herkende verscheidene inlassen uit knipsels die ik in het weekeinde uit Nederland had meegebracht. Zelfs de nieuwe Papoea-vlag kwam ter sprake. Pak Kardjo vertelde me dat Indonesië de Indiase resolutie niet zou tegenwerken, maar er niet blij mee was. Ambassadeur Zain | |||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||
wees de ambassadeur van Opper-Volta aan en ‘commandeerde’ me eigenlijk met hem te gaan praten over de Papoea's. Ik voelde hier niets voor, deed het dus ook niet, en loog later bewust tegen hem dat ik het wel had gedaan toen hij ernaar vroeg. 's Avonds gaf ik een lezing in de Temple Sharay Tefilo Men's Club in South-Orange, New Jersey. Een rabbi stond tijdens het vragenuurtje op en verklaarde dat hij vond dat ik onderbetaald werd (honorarium tweehonderd dollar), ‘terwijl een andere Nederlander, Rembrandt, dezer dagen miljoenen heeft gekregen voor een schilderij’. | |||||||||||
21 november 1961Het schijnt dat de Indiase resolutie iedere kans dat de voorstellen van Luns nog worden aangenomen, bij voorbaat heeft weggenomen. Zullen er amendementen op Krishna Menon worden ingediend? Sukardjo zei dat Indonesië met geen enkel amendement akkoord zou gaan. De Amerikaanse diplomaat James Bell zei dat Washington zeker niet met de Indiase resolutie akkoord zou gaan. Ik vuurde een kanonnade op Bell af en vertelde wat er in Duynstees boek stond. Op dat moment naderden Subandrio en de Indonesiërs, dus brak ik het gesprek af. Sukardjo: ‘Spaar je kogels, James Bell is niet belangrijk’. Raakte in een twistgesprek met de heer Bolle, correspondent voor het Vrije Volk in Washington, die door Person werd omschreven als ‘een gepolitoerde timmerman’. Bolle vond dat Paul Rijkens de politiek aan het parlement diende over te laten. Ik vroeg hem: ‘Beschouwt u Rijkens dan als een slechte Nederlander?’ Hij werd razend. ‘Het is toch belachelijk, dat Sukarno eerst naar Elizabeth II zou gaan en dan pas naar Juliana?’ vervolgde ik. Bolle wond zich nog meer op. Ambassadeur Sukardjo merkte op: ‘Nu ja, laten we maar zeggen, lest best’. Bolle stond op en verdween. ‘Herinner je je dat liedje uit “Kun je zingen, zing dan mee?”,’ vroeg ambassadeur Sukardjo. ‘Hierin werd gezegd, dat iedere landsman het recht had voor zijn vrijheid te vechten. Toen wij Indonesiërs dat deden zeiden de Nederlanders: “nee, dat mag niet”. Maar ze hadden het ons zelf geleerd.’ Ik ontving een briefje van de moeder van Indro Noto Suroto. Hij had haar uit Jakarta geschreven dat ik onder geen beding naar Indonesië moest komen, dat er groepen waren die geen vertrouwen meer in mij hadden, dat er een valse beschuldiging en valse getuigen konden worden opgetrommeld, en dat er een | |||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||
schijnproces in elkaar zou worden gezet. Omdat Indro en ik vrienden waren, schreef de moeder ongerust dat we allebei gevaar zouden kunnen lopen. In de oorlog verloor Indro zijn broer in het verzet. Ik begreep de noodkreet maar al te goed. Ik vroeg Yusuf Ronodipuro hoe een reis van mij naar Indonesië zou worden opgevat. ‘Vergeet niet, dat Subandrio de Allen Dulles (cia-hoofd) van Indonesië is’ antwoordde hij. Ambassadeur Sukardjo gaf een andere mening: ‘Niet doen’ zei hij. ‘Wacht tot je van mij het groene licht krijgt. Er zijn zelfs bepaalde mensen in Jakarta tegen mij, terwijl ik niets verkeerds heb gedaan, dus laat staan jij.’ Om 11.00 uur vanochtend gaf ik een lezing voor de Federation of Jewish Women's Organisations aan Central Park West. Een plezierige gebeurtenis. | |||||||||||
21 november 1961Van der Jagt van de klm vertelde een curieus verhaal. Vlak voor mij was vrijdag een professor terug naar Amsterdam gevlogen, die door Emile van Konijnenburg per telegram bij hem was aangekondigd met het verzoek hem in contact te brengen met minister van Staat professor Yamin en ambassadeur Zairin Zain. Zij hadden hem niet ontvangen. Zij waarschuwden nu voor deze professor. ‘Hij heeft geen mandaat,’ zei Zain, ‘dus ontwijk hem.’ Phil Musick, redacteur van het studentenblad The Representative van het Davis-Elkin College in West-Virginia vroeg of ik een artikel wilde schrijven. ‘I feel that your popularity on campus will stand you in good stead and the students will respect your constructive criticism.’ In zijn blad van 10 november 1961 vond ik de opmerking ‘This year the chapel convocations have varied in their significance from prominent and outstanding speakers, like Mr. Oltmans, to speakers who are not so prominent and outstanding.’ Ik heb meteen aan het verzoek voldaan. | |||||||||||
23 november 1961Ambassadeur Zain vroeg om te komen. Ik ontmoette hem om 17.45 uur in het Olcott Hotel. Hij had een telegram ontvangen van de eerder genoemde professor Werner Verrips, een door Emile van Konijnenburg gestuurde ‘afgezant’. Zain zei dat het telegram van Verrips zodanig was opgesteld dat het impliceerde dat ik buiten alles zou moeten worden gehouden. Hij zei: ‘Ik heb geen dergelijke regeling getroffen. Van Konijnenburg zendt mij professor Verrips, maar naïef als hij is, gaat hij de zaak niet eerst behoorlijk onderzoeken. Die lui (van de | |||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||
groep-Rijkens) lijken langzamerhand van de regering te zijn. Person lijkt ook wel een regeringsagentje. Ik houd het overigens niet voor onmogelijk dat je opnieuw naar Nederland zult moeten gaan, vooral wanneer deze Verrips, zoals hij in een telegram aankondigt, terugkomt naar New York.’ Ik vertelde dat ook Van der Jagt de professor als a fake had geclassificeerd, ‘met veel koude drukte.’ Ik vroeg me af wie deze mysterieuze man kon zijn, waarvan niemand wist wie hij was. Hij was dus onverrichterzake naar Nederland teruggekeerd maar zou opnieuw naar Amerika komen. Gisteren had ik de hele dag thuis gewerkt en miste het pleidooi dat de Amerikaan Jonathan Bingham in de Assemblee had gehouden ter ondersteuning van de resolutie van Luns. Henri Faas haastte zich met vette koppen in de Volkskrant te schrijven: ‘Belangrijk diplomatiek succes voor Luns’.Ga naar voetnoot8 Bernard Person kwam in het Algemeen Handelsblad eveneens met de ene pro-Luns-kop na de andere. Dat Robert Kiek van De Telegraaf meedeed, was op de vingers na te tellen. De Nederlandse persvertegenwoordigers in de uno stelden het en bloc voor alsof een Nieuw-Guinea-overwinning van Luns aanstaande was. Ambassadeur Zain vertelde tegen het State Department te hebben gezegd: ‘Mijnheer Bingham is het dus niet eens met India. Jullie willen de zaak in twee stadia spelen. Dat is misschien mooi voor jullie, maar voor ons is het een gok. Wij doen er niet aan mee. Daar heb je weer de gladdjakkerigheid van de Amerikanen, die zich zogenaamd op het standpunt stellen dat de Indiase resolutie niet voldoende rekening houdt met de Papoea's. Ze doen in Washington alsof Irian-Barat een gewone kolonie is’, aldus Zain. Dineerde bij de Persons waar ik dr. Peter Korteweg van de gpd uit Washington ontmoette, die een aardige en serieuze indruk maakte. | |||||||||||
24 november 1961Van der Jagt noemt Verrips nu een opportunist en ‘zakenmanprofessor’. Hij zou de heren Frans Goedhart en Siem Suurhoff mee naar New York brengen om met Yamin en Zain te spreken. We zullen zien wat er werkelijk gebeurt. Intussen heeft de zogenaamde Brazzaville-groep van Afrikaanse landen bij de Algemene Vergadering een nieuwe Papoea-resolutie ingediend. Deze komt neer op het recht van zelfbeschikking plus een mogelijke bemiddeling van de uno. Henri | |||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||
Faas stelt het in een nieuwe sensationele kop in de Volkskrant voor alsof Indonesië hierdoor onder zware druk is komen te staan.Ga naar voetnoot9 Robert Kiek en Henri Faas zie je trouwens onafscheidelijk samen in de wandelgangen. | |||||||||||
25 november 1961Vandaag trouwt mijn vriend Raden Machram Tjokrodimurti met Raden Sri Kajatun. Mijn trouwe vriendin Penny Hedinah, Machrams zuster met wie ik al vijf jaar correspondeer, stuurde me een uitnodiging. Ik zou er graag bij zijn, ook om andere officieren van het Garuda I Bataljon terug te zien. Zond een telegram. Ook Hans Beynon gaat trouwen, op 29 november met Melanie Cuypers. De Commonwealth of Pennsylvania Department of Public Instruction uit Edinboro heeft zich bij mijn lezingenbureau beklaagd: ‘He was abrupt and rude in his answers to questions, he showed little regard for any opinion which differed of his own. Frankly the faculty felt the same.’ De man die de brief schreef - maar van mijn kopie was de ondertekening afgeknipt - eindigde met ‘I personally feel, that Oltmans appearance was a good thing if for no other reason than to stir thinking and interest out of controversy. I am not sure, however, that our committee would approve a second visit.’ Ik herinner me inderdaad dat toen ik zag dat de docent die de bijeenkomst leidde, in slaap was gevallen, ik tegen de studenten heb gezegd: ‘Aha, mr. Hendriks has gone to sleep.’ Mijn vader zond een knipsel waarin stond dat minister Subandrio in Jakarta had gezegd: ‘Het is naïef om te geloven, dat mijn rede voor de uno nog niet gereed zou zijn geweest. Ik heb dr. Paul Rijkens slechts vijf minuten gesproken. We hebben het niet over ernstige vraagstukken gehad.’ Dus ook van Indonesische zijde werd er vrolijk op los gelogen om Paul Rijkens te sauveren. Ik lees Rebels in Paradise van James Mossman over de Sumatraanse opstand van 1958. Het boek is anti-Sukarno en pro-rebellen geschreven.Ga naar voetnoot10 Zelfs wanneer Mossman ergens bij Bogor in het veld twee jongens in elkaars armen vindt weet hij niet anders te reageren dan met de woorden ‘I began to feel desolate in this fragrant lotusplace, and hurried down this path...’ (pagina 45). Hoe anders heb ik Indonesië ervaren, inbegrepen vriendschappen. | |||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||
26 november 1961Er zijn mutaties in jfk's regering aangebracht. Chester Bowles is vertrokken. Hij wordt vervangen door George Ball. Walt W. Rostow wordt voorzitter van de Policy Planning Council van het State Department, en verlaat het Witte Huis. W. Averell Harriman wordt onder-minister voor Far Eastern Affairs, wat belangrijk is voor Indonesië. Gisteravond sprak ik dr. Zairin Zain in het Plaza Hotel. Hij stond op het punt naar West-Duitsland te reizen. Hij had een poging ondernomen de heer Verrips in Nederland te bellen. Dit mislukte. Hij dacht dat de bvd hiervoor verantwoordelijk was. Ambassadeur C.W.A. Schürmann lanceerde een aanval in de Algemene Vergadering op de resolutie van India, die ‘als opgewarmde versie van Indonesische voorstellen voor Den Haag volkomen onaanvaardbaar was.’ De resolutie van de Brazzaville-landen noemde Schürmann een ‘vernuftige poging om de beginselen van het Nederlandse voorstel en die van het Indiase te combineren.’ Op mij maakte Schürmanns relaas een hypocriete en weinig overtuigende indruk. Minister Subandrio nam spoedig daarna het woord, liet zijn opgestelde tekst terzijde liggen, en produceerde een gepassioneerde cadens in uitstekend Engels, in ieder geval duizend maal oprechter dan het gebrabbel van de Nederlander, die een verloren zaak moest verdedigen. Luns verliet onmiddellijk de zaal toen Bandrio het woord nam. Hij werd spoedig door Schürmann gevolgd. Een paar dagen geleden nog zaten Luns en Subandrio beiden aan een diner, aangeboden door Mongi Slim van Tunesië. ‘Ach,’ zei dr. Zain, ‘het is Luns, die een pak slaag gaat krijgen, want wij hebben tenslotte geen resolutie ingediend.’ Ambassadeur Zain: ‘Wanneer er geen enkele resolutie wordt aangenomen, dan gaat de deur naar internationalisatie van het geschil voorgoed dicht. De zet van Washington om niet aan onze eisen toe te geven schijnt een soort politiek te zijn om in de naaste toekomst meer aan de zijde van Indonesië te kunnen staan. Maar dit vertel ik je in het geheim.’ Zain had met Walt Rostow in Washington gesproken en in een buitengewoon open en direct gesprek onderstreept dat Nederland een schijnheilige politiek volgde. Hij viel zichzelf in de rede en zei: ‘Je zit altijd als een kleine jongen op te schrijven wat ik zeg. Je moet concepties vormen en analyses maken.Ga naar voetnoot11 Je bent net als Bandrio, die wil er ook altijd nog te veel bijhalen, in plaats van | |||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||
een paar punten onder de loep te nemen en je daarop te concentreren. Bovendien kraam je dan uit wat ik je heb verteld.’Ga naar voetnoot12 | |||||||||||
01.20 uur (in bed)Luister naar Rachmaninoffs derde pianoconcert. Mijn verlangen gaat uit naar Erik, en naar mijn ouders natuurlijk. | |||||||||||
28 november 1961Al voor dag en dauw was ik in het Olcott Hotel opgetrommeld door Bob Tapiheru. Verrips was terug in Manhattan en probeerde voor Goedhart en Suurhoff een gesprek te regelen met Yamin en Zain. Terwijl we de zaak zaten te bespreken belde professor Verrips opnieuw op. Bob nam de hoorn op, volgde dr. Zains instructies en was uiterst koel. Bob zei eerst te willen weten of de genoemde Nederlandse politici waren meegekomen. Hij wilde blijkbaar eerst van Tapiheru weten of ik in de buurt was. Het gesprek liep vast. Daarop belde H.J. van der Jagt van de klm om te vragen of hij mij bij dr. Zain kon bereiken. Ambassadeur Zain zei dat hij onder geen beding een gesprek met Suurhoff en Goedhart wenste te hebben wanneer hij eerst ter verantwoording werd geroepen over mijn activiteiten. Hij instrueerde Bob om onomwonden duidelijk te zijn. Daarop vroeg professor Verrips opnieuw telefonisch of hij eerst afzonderlijk met ambassadeur Zain kon spreken. De ambassadeur kwam zelf niet aan de lijn. De professor belde, terwijl ik er was, nog tweemaal terug en begon volgens Bob duidelijk een toontje lager te zingen. Hij wenste waterdichte garanties dat het gesprek met Goedhart en Suurhoff - die, zei hij, in Manhattan waren voor een navo-aangelegenheid - niet zou uitlekken. Tenslotte werd afgesproken dat er om 15.00 uur opnieuw contact zou worden opgenomen. Om 10.45 uur verliet ik het Olcott Hotel en begaf mij naar de klm. Van der Jagt vroeg me waar ik was geweest. Hij had me overal gezocht. Hij overhandigde me een ticket en een rekening van 1.600 dollar. Daarop begon hij over professor Verrips. Deze was bij Van der Jagt gekomen met de vraag waar ik te vinden zou zijn. Verrips had nota bene verteld dat ik tijdens mijn laatste reis naar Erik in Nunspeet was geweest; met travellercheques betaalde; gefinancierd werd door Indonesië en overal zijn naam had gebruikt. Allemaal aperte leugens. Ik vroeg me af of ik was geschaduwd tijdens mijn verblijf in Holland of dat | |||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||
Van Konijnenburg had gekletst. Ik herinner me mijn moeders reactie op de klm-onderdirecteur: ‘Hij zit je met zijn grote konijnenogen aan te kijken, maar mij beduvelt die mijnheer niet.’ Van der Jagt sloofde zich uit mij te overtuigen dat ik professor Verrips moest ontmoeten. Terwijl hij hiermee bezig was belde de bewuste man op. Ik nam de telefoon over. Hij vroeg of hij met mij kon spreken. Ik antwoordde dat ik niet geïnteresseerd was, waarop hij aandrong. Omdat dr. Zain hem niet wenste te ontvangen wilde hij het via mij proberen? Ik vroeg hem of Konijn hem introduceerde. Hij antwoordde: ‘Ik ken mijnheer Van Konijnenburg.’ Ik antwoordde: ‘Heel Nederland kent hem, want hij staat op pagina één van de kranten.’ Van der Jagt luisterde aandachtig mee. Verrips zei een persoonlijke brief van de heer Van Konijnenburg voor professor Yamin bij zich te hebben. Daarop zei ik bereid te zijn hem te ontmoeten. Eerst belde ik dr. Zain en legde uit dat ik wilde nagaan wie die man dan wel was. ‘Als je het lef hebt,’ zei de ambassadeur, ‘ga je gang, maar laat je niet uit je tent lokken!’ Van der Jagt liep mee van de klm op Fifth Avenue naar het Roosevelt Hotel op Madison. Professor Verrips wachtte ons in de lobby op. We gingen naar de coffeeshop, waar ik tegen beide heren een monoloog hield over hoe ik de schurft had aan geklets, oneerlijkheid en crooks die hun financiële verplichtingen niet nakomen. Daarop vertrok Van der Jagt, waarna Verrips het gesprek overnam. Hij begon te verklaren dat hij werkte voor het Indonesische leger. Ambassadeur Zain had mij echter reeds meegedeeld, dat hij, direct na de eerste benadering van ‘professor Verrips’ - een titulatuur waar ook Zain ernstig aan twijfelde - om inlichtingen had gevraagd via kolonel Pandjaitan, de Indonesische militaire attaché in Bonn. De informatie was niet bemoedigend geweest. Bovendien, het plotselinge optreden van deze Verrips maakte mij zelf dubbel argwanend. Drie ooms waren hoogleraar, professor Gerrit Meijer, professor Alexander Poslavsky en professor Jo Wibaut. Ik wist met één oogopslag, dat deze man zeker geen hoogleraar was, dus ik was extra op mijn qui vive. ‘Ik blijf mijn vrienden in het Indonesische leger trouw’, vervolgde hij. ‘Ik heb toch immers in wapens gehandeld? Ik was indertijd de machtigste man in Semarang. Toen ik Sukarno om geld voor mijn jongens ging vragen en het niet kreeg heb ik in 1949 een bank overvallen en vijfeneenhalf jaar in Indonesië vastgezeten. Ik woog bijna niets meer toen ik in 1956 in Holland terugkwam, waar ik opnieuw | |||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||
een paar maanden werd opgesloten omdat ik werd beschouwd als overloper en landverrader.’Ga naar voetnoot13 Hij gaf toe geen professor te zijn. Hij had echter een tweelingbroer in Rotterdam die wel hoogleraar was.Ga naar voetnoot14 Zelf woonde hij in Arnhem. Nu ter zake. Hij had al drie weken geleden een appartement in Manhattan gehuurd om zijn twee politieke vrienden, Suurhoff en Goedhart, in het geheim onder te brengen. De onderneming had hem al een ton gekost. Hij benadrukte en passant dat indien iemand hem voor de voeten liep deze uit de weg werd geruimd. Een regelrechte bedreiging dus. Het flitste door mijn hoofd dat ik in een nieuwe affaire was beland, die door mr. J.C.S. Warendorf moest worden behandeld. Verrips wilde Indonesië meer schulden terug laten betalen, zoals het Van Konijnenburg was gelukt de klm uitbetaald te krijgen. Hij hield zich bezig met een tegoed van de aniem-elektriciteits-maatschappij. Bob Tapiheru had me echter verteld hoe Verrips zich over de telefoon had beklaagd over ‘het privéleven van mijnheer Oltmans’. Ik had er tenslotte bij gezeten, want Tapiheru had, ten mijnen behoeve, alles hardop herhaald. Hij ging nu zo ver, terwijl we naar de uno wandelden - waar ik een radioprogramma moest verzorgen - dat hij kon zien dat ik homoseksueel was. ‘Maar,’ voegde hij eraan toe, ‘je bent geen viezerik’. Hij vertelde zelf getrouwd te zijn en een zoontje van twee jaar te hebben. Toch bleven voor hem ‘Indonesische wijven’ eerste klas. ‘Je moet de Sultan van Djokjakarta vragen je een meisje uit het kraton te geven’, luidde het advies. Geleidelijkaan konden we het beter met elkaar vinden. Eindelijk kwam het hoge woord eruit: Suurhoff en Goedhart waren om 15.00 uur afgereisd, want zij vonden het niet langer raadzaam om in het geheim een ontmoeting te hebben met de Indonesiërs. Hij gaf me een stapel correspondentie van Konijn om aan Yamin en Zain door te geven, en daarop ook een brief van hemzelf aan professor Yamin, die hij vroeg eerst te lezen. Verrips schreef: Excellentie, | |||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||
| |||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||
Zoals Uwe excellentie wellicht bekend, zijn de besprekingen, welke waren gepland tijdens het bezoek van Excellentie Lt. Generaal A.H. Nasution het begin van dit jaar eveneens niet doorgegaan doordat zij waren uitgelekt. Ik nam onmiddellijk contact op met Bob Tapiheru. We kwamen overeen dat ik professor Yamin en dr. Zain nog deze middag in hun appartement in het Plaza Hotel zou ontmoeten. Bovendien telefoneerde ik Yamin onmiddellijk en deelde hem mee dat ik vermoedde, dat Verrips een agent was voor generaal Nasution. Ik ging eerst bij Van der Jagt een kopie maken van bovenstaande brief en deelde ook hem mede, dat zijn vermoedens dat Verrips een inlichtingendienst-man was, en in de verste verten geen professor, juist waren. Wat me, die middag naar het Plaza Hotel wandelende, intens bezighield, was de vraag: Wie is deze zogenaamde professor? Wat wil hij? Enerzijds was hij inderdaad koerier voor stukken afkomstig van Emile van Konijnenburg. Waarom penetreerde hij in dit kritieke stadium de activiteiten van onze groep, en namens wie? Het Indonesische leger? De Nederlandse inlichtingendiensten? | |||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||
nelijk had hij geruchten naar het nrc laten uitlekken. En wat wilden Suurhoff en Goedhart, politici met duidelijke verbindingen naar westerse inlichtingendiensten, via deze man bereiken? Waarom probeerde hij zo overduidelijk en doorzichtig mijn vertrouwenspositie bij Yamin en Zain te ondermijnen? Ik tastte in het duister, maar eigenlijk mocht ik de man wel. Om 15.45 uur ontmoette ik dr. Zain. Ik legde uit dat inlichtingendiensten in onze groep waren geparachuteerd middels deze obscure figuur, die door Van Konijnenburg als ‘professor’ was aangediend. Zain reageerde uitermate diplomatiek, maar ik kende hem te goed om niet te weten dat hij diep geschokt, en zelfs gealarmeerd was over deze ontwikkeling. Ook professor Yamin keerde in het hotel terug. Ik zette voor hem, met overhandiging van genoemde notoire brief, die situatie uiteen. Ik vertelde dat Verrips mij rechtstreeks had gedreigd, dat wanneer ik naar Indonesië zou gaan ik automatisch zou ‘verdwijnen’. Letterlijk had hij gezegd, dat generaal Nasution, na wat ik tijdens zijn persconferentie in BonnGa naar voetnoot15 had gezegd en na het laten uitlekken van diens ontmoeting met staatssecretaris H.R. van Houten, ‘de dood in mij zag’. ‘Bedenkt u wel, mijnheer Oltmans, ik kan u nog altijd laten verdwijnen’, had Verrips mij woordelijk toegeworpen. In het kader van zijn pocherij en grootspraak had ik er niet veel aandacht aan besteed, maar Yamin en Zain dachten hier kennelijk anders over. Yamin wilde eerst spreken over de in de uno gehouden stemming over het Nieuw-Guinea-vraagstuk. De Brazzaville-resolutie was met 53 stemmen voor, 41 tegen en negen onthoudingen de prullenmand ingegaan. Er werd geen tweederde meerderheid gehaald. Luns had gewoon verloren. Hij had tegen de pers gezegd: ‘We zijn natuurlijk teleurgesteld, maar de regering, althans ik, zie wel positieve aspecten.’ Luns concludeerde, volgens Henri Faas,Ga naar voetnoot16 dat de gedachte van internationalisatie en zelfbeschikking terrein had gewonnen. Hij achtte het zelfs niet uitgesloten dat Nederland volgend jaar, in 1962, ‘met dezelfde voorstellen of de essentie daarvan zou terugkomen.’Ga naar voetnoot17 De brave Faas droomde in alle toonaarden verder. Professor Yamin, die mij zijn denkbeelden langzaam dicteerde, | |||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||
begon met: ‘Luns is eigenlijk een vuile kerel. De grote verwachtingen, ook in de Nederlandse pers zijn nu toch wel helemaal quatsch gebleken. Het plan-Luns haalde geen tweederde meerderheid, derhalve is de internationalisatie van de kwestie middels zijn denkwereld, en zoals Luns steeds weer heeft beweerd, totaal mislukt. De politieke consequenties die hieruit voor het Nederlandse kabinet voortvloeien, zal het voornaamste vraagstuk in Nederland zijn.’ Ik voegde toe, dat Verrips c.s. hadden gezegd, dat professor dr. J. Zijlstra premier zou worden en Ivo Samkalden minister van Buitenlandse Zaken. Yamin: ‘Nu zullen de minister en zijn uno-delegatie in Den Haag verantwoording moeten afleggen.’ Ambassadeur Zain viel in de rede: ‘Eigenlijk heeft Luns nog geluk gehad met zijn Brazzaville-resolutie-stemmen. De Amerikanen hebben immers al hun invloed en macht gebruikt en toch maar 53 voorstemmers weten te krijgen. Wat Schürmann na afloop heeft gedebiteerd bewijst dat hij zichzelf aan het verlakken is.’ Professor Yamin: ‘Maar wat kan de motivering van Luns zijn om met het gevoerde beleid door te gaan? Hoe zal hij dit binnenskamers politiek kunnen verdedigen, vooral wanneer politiek Den Haag toch naar een oplossing van het vraagstuk toe wil? Luns wil het nog steeds als een godsbescherming van de Papoea's doen lijken, maar dat behoort tot een politieke onmogelijkheid voor het Nederlandse kabinet. Luns bevindt zich duidelijk in een dwangpositie.’ Yamin voegde eraan toe: ‘Je kunt ons gesprek in het Engels vertalen en je mag het van mij in de uno doen circuleren.’ Professor Yamin en dr. Zain vroegen mij nog dezelfde avond opnieuw naar Nederland te gaan, met de uitdrukkelijke instructie aan Emile van Konijnenburg en de groep-Rijkens, dat W. Verrips niet acceptabel was als tussenpersoon en onmiddellijk buitengesloten diende te worden. Ook was het beter dat Konijn voorlopig niet naar West-Duitsland kwam, met andere woorden dat er voorlopig geen contact diende te zijn tussen de groep-Rijkens, Yamin en Zain. Het toestel van 18.00 uur kon ik niet meer halen, dus Van der Jagt plaatste mij op de machine van 22.00 uurGa naar voetnoot18 De eerste tegen wie ik aanliep op het vliegveld was Henri Faas. Hij zei razend op me te zijn. Sjef van den Bogaert had gezegd: | |||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||
‘Oltmans is bezeten van de Nieuw-Guinea-zaak.’ Ik antwoordde laconiek: ‘Ja, net als Luns.’ Hij vertelde door de Volkskrant 2.200 dollar te zijn betaald voor drie weken New York. Ik dacht: ‘Om zoveel mogelijk als spreekbuis van Luns te dienen en dan met de kous over de kop af te druipen.’ Hij meende dat er toch geen crisis zou komen in Den Haag. Luns zou de zaak een jaar op een laag pitje houden en in het najaar van 1962 opnieuw beginnen. Hij wist dat Suurhoff en Goedhart in Manhattan waren geweest. Ik liet hem de brief van Verrips aan professor Yamin lezen. ‘Dat is een intrigant,’ aldus Faas, ‘die niet eens de naam van Suurhoff juist kan spellen.’ |
|