Memoires 1961
(1989)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 248]
| |
Huis ter HeideDe eerste, die ik bij terugkeer opzocht was Erik van der Leeden in de kazerne te Nunspeet. ‘Ik raak hele reeksen complexen kwijt sinds ik met jou omga,’ zei hij. ‘Ik heb veel vrije tijd in dienst en zit over jou te piekeren. Zelfs Helga merkt het.’ | |
15 augustus 1961 (dagboek)De ochtendbladen brachten op de vóórpagina een verklaring van de groep-Rijkens, dat zij zich op aanraden van de regering terugtrok uit de amateur-diplomatie. Anderzijds zou men zich blijven beijveren voor het herstel van vriendschappelijke betrekkingen met Indonesië ‘met geen ander dan het Nederlands belang voor ogen’. Lees een nieuw ‘meesterwerkje’ van Paul de Groot in ‘De Waarheid’. Onbegrijpelijk, dat die man niet wordt gedumpt. P.M. Smedts, van ‘Vrij Nederland’ gaf me een brief mee als accreditatie voor de komende Conferentie van Belgrado. In de Joegoslavische ambassade zaten vriend B. Sluimers en ook mr. Hiltermann op een visum te wachten. | |
17 augustus 1961President Sukarno heeft in zijn jaarlijkse rede ter herdenking van de onafhankelijkheid opnieuw een dringend beroep op Nederland gedaan om Nieuw-Guinea vreedzaam over te dragen. ‘Er is niets waarnaar ik meer verlang dan zo spoedig mogelijk de Nederlands-Indonesische betrekkingen te normaliseren en de hartelijke betrekkingen met mijn vrienden onder de Nederlanders te versterken, zodra het probleem West-Irian | |
[pagina 249]
| |
is opgelost.’ Hij citeerde verder uit een brief die hij in mei aan Paul Rijkens had gericht. Expliciet werd meegedeeld, dat de brief van Rijkens aan Sukarno, gedateerd 19 mei 1961, en het presidentiële antwoord d.d. 22 mei 1961 ‘een voortvloeisel waren geweest van de ontmoeting tussen Sukarno en de heren Van Konijnenburg en Scholtens op 25 april 1961 te Washington D.C.’, een gesprek dat dus door mijn toedoen tot stand was gekomen. Het ministerie van Luns en de R.V.D. toonden zich verbaasd en verrast, maar de minister liet domweg meedelen, dat Sukarno's rede ‘niets nieuws’ bevatte. Het kan niet voldoende worden onderstreept: Emile van Konijnenburg was de voornaamste architect van deze nieuwe publiciteitsstunts. Henk Hofland deelde nu telefonisch mede voor het eerst bij dr. Zairin Zain in West-Duitsland te zijn geweest. Beter laat dan nooit. ‘Ik heb er veel aan gehad,’ gaf hij toe. Hij vond Zain één der scherpzinnigste mensen uit Indonesië, die hij tot nu toe had gesproken. Hij had nu ook Zains rede uit Heidelberg gelezen (die ik Hofland zes maanden geleden had gegeven). Henk: ‘Ik vond het alléén jammer, dat ik die niet eerder had gelezen.’ Hij had zelfs twee gesprekken met dr. Zain gevoerd. Paul Rijkens had hem afgepoeierd. Hij merkte op: ‘Als Rijkens zo stom is, dat ik mijn stukken in het ‘Handelsblad’ zonder hem opstel, is dat zijn zaak.’ | |
18 augustus 1961Ontmoette Wim Klinkenberg. Hij was van mening, dat Luns gewoon de vier-partijenafspraak bij de intrede van het kabinet De Quay hanteerde als wapen om tegen iedereen te zeggen, dat hij immers niet anders kon handelen. Het ‘Algemeen Dagblad’ kwam met een hoofdartikel ‘Perfide’, en verwees naar mijn eerdere onthullingen als ‘onwelkome indiscretie’. Sukarno zou op ‘perfide’ wijze gebruik gemaakt hebben van Rijkens’ brief. ‘De Telegraaf’ refereerde in een hoofdartikel aan ‘wilde beschuldigingen van een particuliere journalist’, maar het beroerde voor deze hoofdredacties was, dat ik de waarheid had gesproken en dat zij in blinde Sukarnohaat gewoon niet meer behoorlijk geïnformeerd waren. Lunchte met Henk Hofland. ‘Op de krant verklaren ze jou nu voor gek, dus iemand om niet mee in zee te gaan. M. van Blankenstein bezocht dr. Zain en vindt jou kennelijk wel iemand om contact mee te houden. Ook professor Van Hamel vindt je een aardige jongen. Ambassadeur Sunarjo zat in London tot vier uur met onze correspondent Van Sluis te praten.’ | |
[pagina 250]
| |
Henk liet me de brief van twee pagina's van de correspondent lezen. Hij begon toch ook weer over mijn boekje. ‘Vrijman en ik moeten je verhaal in zijn geheel op de band opnemen. Wanneer je spreekt ben je vol ironie. Wanneer je schrijft word je theatraal en sentimenteel. Wanneer je spreekt ben je scherp.’ Toen ik een lans voor Person wilde breken, antwoorde hij: ‘Laat Person dan hoofdredacteur worden en Steketee naar de U.N.O. gaan.’ Inmiddels was inderdaad een uitgebreide delegatie van de Nieuw-Guinearaad onder leiding van Papoealeider W.M. Kasiepo in Nederland gearriveerd. Het had uiteraard geen enkele zin om contact op te nemen, zoals ambassadeur Sukardjo had voorgesteld, want de heren waren volledig onder ‘beschermheerschap’ van Luns, Bot en andere sujetten die maar niet met de Irian-onzin wilde ophouden, of liever niet wisten, nà zich te hebben vastgetimmerd, hoe er een punt aan te draaien. Zond regelmatig radioprogramma's naar Chicago. | |
23 augustus 1961Bad Neuheim, West-Duitsland Bezocht, samen met de Amerikaanse fotograaf Leonard Freed ambassadeur Zain, die in een lokale kliniek verbleef. Van Konijnenburg was net weg. ‘Ik heb hem ook op zijn donder gegeven,’ aldus Zain, ‘want de coördinatie moet volmaakt worden. Ik blijf de commander-in-chief van deze operatie.’ Hij herhaalde, dat de diverse publikaties, ook die van mijGa naar voetnoot1. ‘fout waren geweest, omdat zij een verstarring van de posities ten gevolge hadden gehad’. Hij zei, dat uiteindelijk de heer Sudjoko de betaling van de 4 miljoen aan de K.L.M. er bij secretaris-generaal Suwito van KEMLU had dóórgedrukt. Hij raadde me aan om in Belgrado via kolonel Sabur en de valet van de President, Tukimin, te werken teneinde Bungkarno aldaar te ontmoeten. | |
24 augustus 1961Tweede bezoek aan dr. Zain, ditmaal samen met Willem Klinkenberg, van 15:40 tot 16:35. Wim maakte er een interview van. Zain was subliem. ‘We spelen het spel nu,’ zei hij, ‘met begrip voor de Nederlandse situatie, met een kalm hoofd gaan we nu beide praten. Indonesië houdt de positie open. We zijn voor Nederland steeds een klein kindje gebleven, de kleine | |
[pagina 251]
| |
inlander. In 1957 zijn we als oosterlingen eindelijk ‘malu’Ga naar voetnoot1. geworden. De breuk volgde. Nederland heeft de nationalisaties van 1957 geprovoceerd. Het waren onze advocaten in London, Antwerpen en Bremen, die ons adviseerden tot nationaliseren over te gaan.’ Hij vervolgde: ‘President Kennedy heeft ons gezegd, we zijn bondgenoten van Nederland en we zitten in de N.A.T.O., maar er moet een oplossing komen. Alles wat Luns zit te leuteren is niet waar.’ Hij noemde de Britse populariteit in India en Pakistan nà de souvereiniteitsoverdracht en vervolgde: ‘Nederland moet boven zijn kleinheid uitgroeien en de verhouding met Indonesië in perspectief leren zien. Ze begrijpen in Den Haag de ideeën ‘Kampf’ van Indonesië niet meer. We zoeken onze eigen weg. We zijn zelfs het Indonesië van 1957 niet meer.’ Hij zei, dat het nodig was geweest voor het land, dat hij nu ambassadeur was, maar dat hij het liefst in Indonesië zelf hoogleraar zou zijn geworden om de jeugd van het land te onderwijzen. Zain: ‘Ik heb Luns in Genève gewaarschuwd (conferentie 1955), dat wanneer hij de samenkomst op een ad-hoc-commissie-paragraafje zou laten vallen, Indonesië de Unie met Nederland zou verbreken. Wij zijn zo eerlijk geweest hem dit te zeggen.’ De ambassadeur vertelde, dat wanneer zijn vader, professor Zain 's nachts om 04:00 naar het toilet ging hij nog altijd even om de hoek in zijn slaapkamer keek. ‘Ik ben al 48 jaar, en hij ziet me nog altijd als kind, precies als die zogenaamde kenners van Indonesië.’ Klinkenberg voegde me toe: ‘Je mededeling in je Iowa-lezing over de ontmoeting van Nasution met de heer Van Houten is ongeveer de beste stunt die je tot nu toe uithaalde. Als je eens wist, wat daarover allemaal in Den Haag te doen is geweest.’ De spanning over Berlijn was verder toegenomen. Vice-president Lyndon Johnson was naar Duitsland gereisd. Sovjettroepen hadden de stad omsingeld. De regering in Washington had vanuit West-Duitsland een convooi met 1 500 militairen gezonden. Khrushchev zond zijn ambassadeur in Bonn, Smirnov, naar Konrad Adenauer om te benadrukken, dat de problemen via onderhandelingen dienden te worden opgelost. Premier Nehru verklaarde in het Indiase parlement, dat alhoewel de westerse aanwezigheid te Berlijn was gebaseerd op een protocol uit september 1944, dit niet betekende dat het Westen automatisch het recht van toegang bezat. Dit recht werd in juni 1945 bij wijze van Sovjetconcessie door de westelijke drie staten, de V.S., Engeland en | |
[pagina 252]
| |
Frankrijk, bemachtigd. Aanzienlijke beroering in het Amerikaanse Congres over Nehru's kalmerende uitspraken. | |
27 augustus 1961Met Leonard Freed naar de Oostzone gereden. Alles verliep normaal. De Vopo's wilden eerst mijn taperecorder niet doorlaten. De Stalin Allee had Moskou kunnen zijn. Prachtig, ‘drab and desolate’. Een schrille tegenstelling met de westzone. We reden tot Ober Schöneweide, bij de grens met de D.D.R. en streken neer op een terrasje vol met arbeiders. We raakten in geanimeerd gesprek. Ze vonden, dat alle paspoorten dienden te worden afgeschaft en dat alle mensen vrienden behoorden te zijn. Een jonge kerel, Dieter, ging mee, terug naar de Stalin Allee. We liepen een boekhandel binnen. Een verschrikking. Alléén maar communistische propaganda. We gebruikten ergens wat en dienden eerst twee D.M. te betalen voor het gebruik van vork en mes, opdat we er niet mee vandoor zouden gaan. Leonard kon dit niet geloven. Terug in de Friedrichstrasse in West-Berlijn was de overgang naar het westerse leven een schok. Vergeleken bij de vrijwel volmaakte rust en nauwelijks enige blijken van militaire activiteit, was de westerse zone geladen met nervositeit, wapengekletter, rondrijdende tanks, af en aan pezende jeeps en andere patrouillevoertuigen. Een Amerikaanse G-I vertelde ons, dat er nabij de Mauritz Platz een rel in de maak was van 400 Berlijners. We gingen er heen en zagen een joelende menigte tegenover doodse kalmte aan D.D.R.-kant. Twee Shermantanks kwamen als razende rolands aansnellen en begonnen met schijnwerpers naar de Vopo's in de Oostzone te zoeken. Het publiek applaudiseerde enthousiast voor dit getreiter van Oostduitse mensen. Het stelde duidelijk geen moer voor. Een jeep arriveerde met twee loudspeakers met keiharde Elvis-Presleymuziek, dwars door de geluiden van de zware tankmotoren heen. Het was belachelijk, dit onzinnige Amerikaanse gedrag. Het irriteerde me grenzeloos. Dit enerveerde Leonard, die pareerde met: ‘Ik heb je nog nooit iets horen zeggen over die belachelijke betonmuur tussen Oost en West.’ Later ontmoette ik in ‘Danny's’ een aardige jongen, die mee kwam naar mijn hotel en een ‘blow-job’ gaf. | |
[pagina 253]
| |
Ik zie, dat ‘Pravda’ de Berlijnse kwestie als ‘een muizenval voor Amerikaanse militairen’ omschreef, terwijl premier Nehru nu aan ambassadeur John Kenneth Galbraith meedeelde, dat uiteraard de westerse toegang tot West-Berlijn niet door Moskou mocht worden ontzegd. | |
28 augustus 1961Bezocht met Leonard Freed het Marienfelde Flüchtlinge Lager, waar we ondervragingen van een jongen en meisje uit de D.D.R. bijwoonden, die zich in West-Duitsland wensten te vestigen. Het meisje kende al vier jaar een jongen uit West-Berlijn en werd er in de D.D.R. om gepest. Zij was uit angst gevlucht, zei ze. Ze wist dat haar vader het nu moeilijk te verduren zou hebben en haar zusje geen les meer zou mogen geven. De jongen was lid geweest van de ‘Falcken,’ de socialistische jeugdbeweging. Hij was een zomer naar een kamp in Holland gegaan en was bij terugkeer zwaar aan de tand gevoeld. Ook hij was nu uit angst gevlucht. Smalend merkte hij op: ‘En onze kranten in de D.D.R. spreken over de frisse wind, die uit het oosten waait.’ We maakten een wandeling door het Lager. Geen vrolijke ervaring.
Ontmoette Van Rosmalen van ‘Elseviers’. Hij zei: ‘Lunshof is eerlijk, maar hij heeft alléén het belang van het blad voor ogen. Hij laat keihard iemand vallen, wanneer hem dit in het belang van “Elseviers” noodzakelijk lijkt.’ Van Rosmalen onthulde eveneens, dat Lunshof was opgebeld met de mededeling, dat ik een ‘full-time agent’ van Sukarno was. Lunshof was boos geworden en had geantwoord: ‘Zet u die beschuldiging maar voor me op papier.’ Nooit meer iets over gehoord. Van Rosmalen: ‘Ik ontmoette laatst M. van Blankenstein, die mij meende te moeten waarschuwen voor “die schoft Lunshof”, mijn hoofdredacteur. Omgekeerd zal je Lunshof altijd goed over Van Blankenstein horen spreken,’ wat naar ik wist absoluut wáár was. | |
29 augustus 1961München, ‘Hotel Daniel’ Telefoneerde mijn vader, die zei: ‘Luns staat voor gek. President Sukarno is op Buckingham Palace uitgenodigd.’ Er was een telegram uit Chicago, dat men verheugd was over mijn eerste radioprogramma's. President Sukarno had op 17 augustus opnieuw als zijn mening te | |
[pagina 254]
| |
kennen gegeven, dat het door hem - en de toenmalige premier Ali Sastroamidjojo - in 1955 te Bandoeng gevormde blok van nietgebonden landen met de staten van Latijns-Amerika diende te worden uitgebreid. Bungkarno sprak zich uit tègen een concentratie van macht in militaire handen, omdat dit de kiem van fascisme in zich droeg. Hij sprak over de heersende obsessie van ‘anti-communisme’, maar nodigde tegelijkertijd de Indonesische P.K.I. uit zich te scharen onder de banier van ‘socialisme à la Indonesia’. Dit was dus de kwintessens van Sukarno's niet-gebondenheidsgedachte in de nationale en internationale politiek. Het was om die reden een tegenslag, dat president Janio Quadros van Brazilië op 25 augustus onverwachts aftrad. ‘I was not born President of the Republic,’ zei hij, ‘but I was surely bomn with my conscience.’Ga naar voetnoot1. Quadros, die slechts zeven maanden regeerde en hartelijke betrekkingen had onderhouden, zowel met Tito, Nasser, Nehru, Sukarno en zelfs Nikita Khrushchev, had Brazilië op een meer onafhankelijke en neutrale koers gezet, wat in Washington werd gezien als anti-Yankee. ‘My efforts,’ aldus Quadros, ‘to lead the nation along the road to true political and economic liberation, the only one which would make possible real progress and social justice to which a generous people had the right, were blocked.’ Quadros werd dermate gesaboteerd, hij vertrok. Vice-president Joao Goulart bevond zich in Peking en spoedde zich naar huis. | |
29 augustus 1961 (dagboek)Belgrado, ‘Hotel Metropole’ Kwam hier met een DC-3 vrachttoestel van de J.A.T. aan samen met Eric Pace, van ‘Life Magazine’ (studeerde te Yale) en een N.B.C.-reporter. De vlucht over de bergen was prachtig. Ontmoette de Indonesische ‘rombongan’Ga naar voetnoot2. in ‘Hotel Metropole’. Dom Dasaad was er. En ik sprak met Ruslan Abdulgani, die te kennen gaf naar Nederland te willen. Ik zat in de hal te schrijven, toen een Indonesiër op me af kwam. ‘U hebt in Amerika gezegd, dat Nasution met Van Houten heeft gesproken,’ zei hij. Ik zei hem dat zo'n gesprek inderdaad had plaatsgehad. ‘Dus het is wáár?’ vroeg hij. Daarop bedankte hij voor de toezending van ‘Warbook in descriptive linguistics’ van Henry Gleason, dat ik hem blijkbaar had toegezonden. Toen pas begreep ik, dat ik wederom met D.N. Aidit, de secretaris-generaal van P.K.I. in gesprek was geraakt. Generaal Gatot | |
[pagina 255]
| |
Subroto had zijn baard afgeschoren. Ik zag de Sultan van Djokjakarta. Bungkarno was met een topdelegatie gekomen. Minister van B.Z. dr. Subandrio wenkte me, wat nieuw was. Wij gaven elkaar een hand. Tegen 22:30 keerde president Sukarno in het Hotel terug en nam afscheid van zijn dochter Rachmawati door haar twee zoenen te geven. Guntur is een hele slungel geworden. Anton Constandse arriveerde en scheen blij me te zien. Hij hoopte, dat ik contacten voor hem met de Indonesiërs zou leggen. Hij zou morgen bij ambassadeur Van Voorst tot Voorst lunchen. Ik vroeg me af of het diezelfde Van Voorst was, die namens Van Roijen in 1958 had geprobeerd mijn lezingencontract in New York ongedaan te maken. Ik voerde een lang gesprek met mijn oude ‘Handelsblad’-baas. ‘Je dagboek,’ zei hij, ‘wordt een “document humain”.’ Wanneer we nu zoiets over de Napoleontische tijd zouden bezitten, zou dit van ontzaglijke waarde zijn.’ Over Willem Drees zei hij: ‘Die was tegen de tweede politionele actie in Indonesië en toch heeft hij die met zijn politieke verantwoordelijkheid gedekt. Hij kon er niet tegenop. Hij heeft me later privé gezegd, dat die tweede politionele actie het nut heeft gehad, dat zij bewees, dat onze politiek ten aanzien van Indonesië fout was. Toen zijn ze Indië dus pas werkelijk gaan overdragen.’ Ik dacht aan mijn vriend Wonk Schimmelpenninck, die als huzaar op Java gesneuveld was bij die tweede politionele actie en dus met zijn leven de Haagse politiek tot andere inzichten zou hebben gebracht.Ga naar voetnoot1. Constandse herinnerde zich Willem Drees uit het Duitse gijzelaarskamp ‘als de typische kleine burgerman’. Hij vervolgde: ‘We dachten toen, dat hij als fractieleider misschien nog wel eens minister zou worden, maar nooit minister-president.’ Constandse had van de Joegoslavische ambassadeur in Den Haag vernomen, dat Hiltermann zich aldaar had aangediend als behorende tot de groep-Rijkens (notabene). Hij had de ambassadeur eveneens verzocht te bemiddelen via zijn regering. De brave Hiltermann, die mij als ‘een pathologisch eerzuchtige en onevenwichtige man’ had omschreven, die zelf in deze ernstige zaak een krampachtige rol wilde blijven spelen, bleef dus proberen president Sukarno te bereiken, en zou opnieuw in Belgrado bot vangen. In de hal van ‘Metropole’ zaten ook de zuster van president Kennedy met de filmacteur Mel Ferrer en een Italiaanse filmé- | |
[pagina 256]
| |
quipe. Hiervan volgde Renaso Moretti mij later naar buiten om mij zijn telefoonnummer te geven. | |
30 augustus 1961Willem Brugsma van de G.P.D. telefoneerde me. Ik arrangeerde een lunch met Henri Faas (Volkskrant), Anton Constandse (Handelsblad), Bob Kroon (Telegraaf) en dr. Riemens van de vereniging Nederland-Indonesië. Ik zegde toe een belangrijk gesprek met een vooraanstaand lid van de Indonesische delegatie te zullen regelen, waarbij alle Nederlandse journalisten aanwezig zouden zijn. Pak Ali Sastroamidjojo had in principe al toegestemd. Constandse vertelde, dat Van Voorst inderdaad de man was, die mij in 1958 had gesaboteerd, en alhoewel hij me wel afzonderlijk wilde ontvangen, weigerde hij me uit te nodigen voor een lunch, die de ambassade alle Nederlandse journalisten gezamenlijk zou aanbieden. ‘Ik heb een goed woordje voor je gedaan,’ aldus Constandse. Ik zette uiteraard geen pas in Van Voorsts richting. Ik stelde Constandse aan een aantal Indonesiërs voor. Bijvoorbeeld aan P.K.I. secretaris-generaal Aidit, die tegen hem zei: ‘Ik verlang naar een foto waar de Nederlandse Koningin en Bungkarno samen op staan.’ Constandse begreep eerst niet wie Aidit was. Ik legde hem dit uit. ‘U hebt hier een nieuwtje in de uitspraak van Aidit,’ voegde ik hem toe. Kolonel Sabur, aide-de-camp van de President kwam me zeggen, dat ook dr. Subandrio van mening was, dat ik een gesprek met Bungkarno moest hebben. Ik dineerde met Renato Moretti. Hij kwam later mee naar mijn flat. We eindigden in bed, maar hij wilde mij, zoals zovele Italiaanse jongens dit verlangen, van achteren penetreren, waar ik dus niet op in ging. | |
1 september 1961Sukrisno, mijn vriend en collega en nu ambassadeur in Boekarest, ontbeet met de Sultan van Djokja.Ga naar voetnoot1. De conferentie begint. Ik fotografeerde de aankomst van bijna alle afgevaardigden. Bungkarno droeg een hagelwit uniform. Tito, als gastheer was de eerste spreker, onmiddellijk gevolgd door Sukarno, als grondlegger en vader van ‘non-aligmment’ in de Conferentie van Bandoeng in 1955. Abdel Gamel Nasser was de derde spreker. Hij roerde Congo aan, de moord op Patrice Lumumba en de agressie jegens Cuba. Hij citeerde | |
[pagina 257]
| |
Nehru en noemde Tito herhaalde malen, maar Sukarno kwam in zijn speech niet voor, wat me opviel.Ga naar voetnoot1. | |
2 september 1961Ruslan Abdulgani zei, dat hij bereid was vanavond met een kleine groep Nederlandse journalisten ‘een beetje te gaan eten’. Professor Mohammed Yamin vroeg me, waarom ik hem niet op z'n kamer had gebeld. Generaal Gatot Subroto merkte op: ‘Wanneer ik Nederlanders haatte, zou ik dan mijn cadetten naar Den Helder en Breda zenden?’ Hij vervolgde ironisch: ‘Wanneer vallen jullie Irian-Barat aan? Jullie blijven toch kaaskoppen.’ Ik stond om 10:30 met ambassadeur Natsir, adjudant Bambang en generaal Suhardjo Hardjowardojo te praten, toen Bungkarno naar beneden kwam en ons een hand gaf. ‘Hallo Wim,’ zei hij. In de conferentiehal ontstond een discussie, aangezwengeld door Nasser en ondersteund door president Dorticos van Cuba, dat de redevoeringen van alle 24 afgevaardigden te veel tijd in beslag namen. Tito antwoordde, dat iedereen behoorde te kunnen zeggen wat hij wilde. Daarop kwam Nasser terug en stelde voor avondvergaderingen te beleggen, desnoods tot middernacht, om alle speeches te kunnen afwerken. Nehru sprak uitvoerig zonder tekst. Ik volgde al deze gebeurtenissen op de voet in het volle besef ooggetuige te zijn van een historische ontmoeting van de voornaamste staatslieden uit de derde wereld in het midden van de twintigste eeuw. Bob Kroon vertelde één uur met de redactie van ‘De Telegraaf’ te hebben gebeld, omdat hij gisteren zijn krant had willen openen met de kop, dat Nederland Nieuw-Guinea zou moeten overdragen. ‘Ze vonden mijn verhaal veel te wild,’ aldus Kroon, ‘waarop ik ze heb gezegd, take it or leave it.’ De ontmoeting met Ruslan Abdulgani duurde van 20:00 tot 22:30. Aanwezig waren Anton Constandse, Willem Brugsma, Bob Kroon, Jim Huizinga van de N.R.C., Maschoud van ‘Antara’ en ambassadeur Sukrisno. Henri Faas excuseerde zich, want hij had een afspraak met minister Subandrio. Tenslotte sloot zich ook nog dr. C.H.V. de Villeneuve bij ons aan, een Nederlander, vijf jaar lid van de Volksraad in Indië, oud-advocaat te Semarang, die voor Indonesië had gekozen en adviseur was van de regering te Djakarta. Hij zei | |
[pagina 258]
| |
me: ‘Nà Linggadjatti had ik nog eens lang met professor Schermerhorn gesproken en ben toen een andere weg gegaan.’ Nà een inleidend grapje: ‘Wanneer mag ik naar Nederland?’ beantwoordde AbdulganiGa naar voetnoot1. een eerste vraag van Huizinga. Deze journalist wilde weten wat in concreto de toegestoken hand van Sukarno betekende in de jongste redevoering van 17 augustus. Wat me woedend maakte was, dat Huizinga zijn vraag inleidde met de woorden: ‘Vergeeft u mij mijn onwetendheid, maar ik heb de laatste jaren de zaken niet zo gevolgd.’ Ruslan antwoordde: ‘Wij zoeken nu dus een beginfase en spreken niet meer over souvereiniteit. Ik zei tegen John Foster Dulles in London eens, waarom denken jullie toch altijd in wetmatigheden? Nu zegt Nehru: “First things come first,” maar mensen uit de derde wereld sterven nu ook al onder Franse bommen in Bizerta. “Nuclear warfare” spreekt ons niet aan. Europeanen nemen overal atoomproeven, behalve in Europa. Zij doen dat het liefst in de Sahara of ergens bij Australië. Of ze laten ze nog vallen ook, op die arme Japanners. Ik wil niet kankeren op de Europeanen. Ik ben hier emotioneel over omdat wij mensen nu eenmaal emoties hebben.’ Ruslan zei uit de redevoering van Nehru te hebben geproefd, dat hij wilde zeggen: Indonesië krijgt Irian nog niet, de ontwapening heeft prioriteit. ‘De ene groep zegt: eerst het kolonialisme bestrijden, zoals we in Bandoeng hebben gesteld, vrijheid en vrede zijn onderling sterk verbonden, terwijl de koude-oorlogproblemen op hun mérites moeten worden bekeken. De andere groep gaat ervan uit, dat het kolonialisme dood is. Dat is ook wel in Indonesië het geval, alléén het kolonialisme is nog niet begraven. Het ligt nog te rotten.’ Anton Constandse noemde de twee voornaamste componenten uit de redevoering van Sukarno, vreedzame coëxistentie enerzijds en de revolutie anderzijds. ‘Sukarno lijkt te zeggen, je kunt oorlog alléén maar bestrijden met revolutie,’ aldus Constandse. Abdulgani: ‘Nehru kent de Nederlandse overheersing niet. Carlos Romulo (van de Philippijnen) kent alléén maar de Amerikaanse overheersing. Bij de Suez-conferentie in London heb ik tegen Krishna MenonGa naar voetnoot2. gezegd: “Vergeet niet, jij loopt bij de Britse minister van Defensie thuis binnen.” Bungkarno zegt altijd, dat je om het verschil tussen het Nederlandse en Britse kolonialisme te bestuderen de moedersituatie nader | |
[pagina 259]
| |
moet bekijken. Nehru kent het Hollands kapitalisme niet. Daarom vragen wij aan Nehru onze revolutie beter te begrijpen. De Hollanders zijn immers direct met investeringen in ondernemingen begonnen? Eerst op Java, omdat men terdege rekening hield met goedkope arbeidskrachten. Sumatra, dat kwam later wel.’ Brugsma en Kroon bepleitten bij Abdulgani het herstel van diplomatieke betrekkingen als eerste stap in de goede richting. Uiteraard zei Ruslan: ‘Nee, dat kan niet. Waarom zou de eerste stap in de goede richting altijd van onze zijde moeten komen?’ Constandse, bot er bovenop: ‘U ziet dus niet welk gebaar Indonesië zou kunnen maken?’ ‘Er komt nu een nieuwe generatie in Indonesië aan bod,’ zei Abdulgani. ‘Mijn kinderen zijn uit 1937, 1939 en 1940. Aan tafel zeggen zij nog wel “ja pappie”, maar als wij zo zitten te kletsen blijkt, dat zij de verdiensten van onze strijd tegen de Hollanders niet meer zien, want zij hebben de koloniale tijd niet echt gekend.’ Hij legde uit, dat de betrekkingen met Japan ondanks de in Indonesië heersende sentimenten tegen Tokyo weer in orde waren gekomen. ‘Dat heeft Sukarno ook gedaan. In 1958 heeft hij Japan gevraagd: “Wat kunnen jullie als oorlogsherstelbetalingen betalen?” En hij heeft getekend.’ Constandse: ‘Nederlanders zijn een raar volk. Voor een aardbeving in Chili brengen ze binnen de kortste keren een fortuin bijeen. Het morele schijnt zwaarder te tellen dan het financiële. Maar wat zou Indonesië dan kunnen doen om een oplossing mogelijk te maken?’ Ik kon er met mijn verstand niet bij. Opnieuw stelde Constandse, dat de eerste stap vanuit Djakarta moest worden gezet. Abdulgani vertelde ook annekdotes. In 1958 was president Sukarno op de ‘Gajah Mada’Ga naar voetnoot1. op weg naar Halmaheira. 's Nachts kreeg het schip motorpech. ‘We lieten Sukarno slapen, maar we zaten wel in angst, want we dreven in de richting van Irian-Barat. Die boot was zo oud. Wanneer de radio het niet meer deed, gaf je er een trap tegen en deed hij het wel weer. Nà een tijdje deden de motoren het weer. Maar we zaten wel in de rats, want het had een internationaal incident kunnen worden. Irian is niet alléén een “security” claim. Het is ook een sentimentele claim. Op Boven-Digoel zijn ook de graven van onze vrijheidshelden.’ Ruslan: ‘De Britse ambassadeur in Djakarta, sir Leslie Fry, vroeg me zes weken geleden om een film te komen bekijken | |
[pagina 260]
| |
van het bezoek van koningin Elisabeth aan India. Ik vroeg hem de film bij me thuis te laten bezorgen. Ik heb daarop 30 jongens van de verschillende departementen uitgenodigd. Allemaal hadden we een reactie van, dit is een fenomeen in de verhouding oost-west. Ik vertelde dit aan de Amerikaanse ambassadeur, Howard Jones. Hij vroeg me: “What are your feelings?” Ik antwoordde: “Impressive and surprising.” Ik vroeg hem: “Waarom is Eisenhower niet naar Japan gegaan?” Jones zond me daarop de film van Eisenhower op de Filippijnen. Jones vroeg me dus: “Waarom hebben jullie niet zoiets met de Hollanders?” Ik antwoordde: “Zo'n film heb ik niet.” Volgens Ruslan Abdulgani was de kortsluiting met Nederland niet in 1949 begonnen, maar in 1950 met de affaire-Westerling. Mohammed Hatta liet die dagen H.M. Hirschfeld bij zich roepen en vroeg hem zijn invloed aan te wenden. ‘Maar jullie hadden teveel “professionals in violence” op pad. Toen kwam de affaire met Andhie Azis, Somokil en de rest. Nee, 1950 is een mis-jaar geweest. We hebben toen die gebeurtenissen trachten op te heffen door het laten verdwijnen van de Nederlandse militaire missie in Djakarta.’ Om 22:30 zei Ruslan, dat hij om 22:00 een afspraak had gehad. ‘Ik heb zonder kwade gevoelens met u heren gesproken en vanuit mijn hart...’ In het nàgesprek vertelde Constandse, dat de journalist Sal Tas tijdens de lunch op de Nederlandse ambassade aan Sukarno had gerefereerd als ‘die schoft’. ‘Zelfs de Nederlandse diplomaten leken geschokt,’ aldus Constandse. Tas vervolgde, dat in 1950 de nieuwe Indonesische ambassadeur te Parijs hem had opgebeld en gevraagd: ‘Hebt u verstand van auto's?’ Vervolgde Tas: ‘Zie je wel, dat die heren het eerst aan auto's denken?’ Willem Brugsma had Constandse toevertrouwd in 1957 woedend te zijn geweest over mijn Adres aan de Staten-Generaal over Nieuw-Guinea, dat ik samen met professor P.N. Drost naar Den Haag had gezonden.Ga naar voetnoot1. ‘Hij zei, dat hij die dagen zeer slecht over je had geschreven,’ aldus Constandse. Met de Indonesische diplomaat Sumarjo en Huizinga van de N.R.C. dronk ik een kop koffie. Huizinga: ‘Dat Indonesië Irian krijgt staat vast. Ook staat vast, dat men een oorlog wil vermijden. Zou Djakarta dan niet met de suggestie in Washington gedaan akkoord kunnen gaan, zij het pro forma, dat de Papoea's zich over enkele jaren zouden kunnen uitspreken?’ Sumarjo keek hem medelijdend aan en zei: ‘Nee, dat kan niet”. Waarop Huizinga verder pompte: ‘Indonesië zou tegemoet | |
[pagina 261]
| |
kunnen komen aan de bezwaren, zoals die in het Nederlandse parlement leven. Indonesië moet praktische diplomatie beoefenen!’ Ik vond het nog steeds verbijsterend hoe door collega's blijkbaar niet anders dan vanuit de Nederlandse optiek kon worden geredeneerd en gedacht. Ik noteerde die dagen in Belgrado allerlei momentopnamen. De heer en mevrouw Hiltermann arriveerden pas op 3 september, toen de Conferentie reeds grotendeels voorbij was. De Algerijn Abdelkadir Chanderli voegde me toe: ‘You are always at the right places.’ Ik stelde Constandse aan dr. Subandrio voor. Constandse gaf me 10 dollars (dus 6 000 dinars). ‘Voor je lobbiën,’ zei hij. Ik vroeg me af, waarom hij er op stond me dit geld te geven. Hij vermoedde waarschijnlijk, dat ik weer op een schoen en een slof op reis was. Het valt in de Conferentiezaal wèl op, dat Sukarno de enige leider is in militair uniform. Op tafel vóór hem liggen zijn ‘baton’, de gebruikelijke twee brillekokers, een gouden sigarettenkoker en een aansteker. Generaal Gatot Subroto riep naar Aidit: ‘Pas op voor die belanda's,’ waarop Aidit antwoordde: ‘Niet in huidskleur denken!’ Intussen had maarschalk Tito een vliegtuig naar Stanleyville gezonden om Lumumba's tweede man, Antoine Gizenga, op te halen. Bezorgde A. Dake een gesprek van 45 minuten met dr. Ali Sastroamidjojo. Stelde Dake en Huizinga aan generaal Gatot Subroto voor. Regelde een ontbijt voor Brugsma, Constandse, Dake en Huizinga met Chaerul Saleh.Ga naar voetnoot1. Brugsma vertelde in zijn stuk over de rede van president Dorticos van Cuba te hebben geschreven, dat de man een psychiater diende te raadplegen. Over de Indonesiërs had hij geschreven, als ‘chanteurs, gappers en hoerenlopers.’ Mijn eigen pogingen om Sukarno te spreken te krijgen, via Sabur, Bambang en zelfs ambassadeur Sukrisno, liepen stuk. Ik besloot dan ook niet langer in Belgrado te blijven rondhangen. Het werd me bovendien te duur. Mijn radio-uitzendingen naar Chicago dekten natuurlijk in de verste verten mijn kosten niet. | |
[pagina 262]
| |
Het was goed hem terug te zien. Hij slaapt in mijn bed, nu ik eerder vertrek. Sabur, die er gisteravond doodmoe uitzag, zei, dat het hem speet geen ontmoeting meer te hebben kunnen regelen. Hij vroeg me een briefje te schrijven en frommelde het even later in zijn zak. Bungkarno was van uitputting in slaap gevallen, toen hij in een stoel ging zitten. Jim Huizinga bedankte me uitdrukkelijk voor de bewezen diensten. ‘Eén ding zal ik je nooit vergeven,’ zei hij, ‘wanneer de Indonesiërs me nu uitnodigen, want ik ben liever thuis.’ Constandse vertelde zondagavond in ‘Hotel Metropole’ een incident met Van Voorst te hebben gehad. De ambassadeur had de Belgrado-conferentie een ramp genoemd, omdat West-Duitsland er voortdurend in was aangevallen, ‘onze bondgenoot, mijnheer Constandse’. Anton antwoordde vier jaren door die bondgenoot als gijzelaar te zijn vastgehouden, dus niet zoveel sympathie voor die bondgenoot te kunnen opbrengen. ‘Maar het westen wordt steeds verder teruggedrongen,’ aldus Van Voorst. ‘Begint u dan een preventieve oorlog,’ pareerde Constandse, ‘hoe wilt u dit opdringen anders tegenhouden?’ Daarop was het gesprek op katholieke priesters terechtgekomen en hoe de communisten priesters uitroeien. Constandse had gevraagd: ‘Bent u wel eens in Polen geweest?’ Vervolgens had Constandse de processies, die hij in Polen had gezien, beschreven. Van Voorst: ‘Over een paar jaren zullen al die katholieke priesters in Polen worden vermoord.’ De climax van het gesprek was geweest, dat de ambassadeur had uitgeroepen: ‘Mijnheer Constandse, u bent een communist! Ik dacht notabene, dat u een liberale krant vertegenwoordigde.’ Op de valreep sprak ik nog ambassadeur Quaison-Sackey van Ghana, die vertelde dat Thomas Kanza nu ook in Belgrado was en met Gizenga ergens in een bungalow zat. Samen met de heer De Villeneuve vloog ik naar Frankfurt, waar ik eerst de hond van Bertie, Carlo, wilde ophalen om mee naar Amsterdam te nemen. De poedel was naar de kapper gezonden en was reisvaardig. | |
7 september 1961Huis ter Heide Er was veel post. Twee briefjes van Emile van Konijnenburg van 24 en 29 augustus. Ze betroffen de moeilijkheid om van de zijde van de groep-Rijkens 500 gulden in mijn kosten bij te dragen. In Berlijn had ik een droom gehad. Ik stond op en kreeg de gedachte, dat we inzake Sukarno de publieke opinie wellicht | |
[pagina 263]
| |
op de volgende wijze zouden kunnen beïnvloeden. Waarom niet eens een groep Nederlandse juristen het proces, dat in 1927 (?) tegen Sukarno werd gevoerd, laten uitpluizen? Waarschijnlijk zou worden ontdekt, dat men volkomen onrechtmatig te werk was gegaan. Daarop zou Nederland zich officieel jegens Sukarno hebben te verontschuldigen. Ik besloot die gedachte aan professor Van Hamel te schrijven. Deze antwoordde thans: ‘Het kan inderdaad een belangwekkend punt zijn, wat u aanroert. Het zou een veelomvattend onderzoek zijn van procesarchieven van meer dan 30 jaar geleden met daartussen een wereldoorlog, een staatsomwenteling en een opstand van de halve wereldomtrek! Laat ons eerst hopen, dat de verhoudingen weer tot rust en gemoedelijkheid komen. Dan kunt u uw voorstel voordragen en dan misschien het beste over 50 jaar, voor een jeugdige doctorandus in de geschiedenis.’Ga naar voetnoot1. Telefoneerde 60 minuten met Van Blankenstein. Hij was in Bonn geweest en Luns zou aldaar hebben geprotesteerd tegen een eventueel bezoek van Sukarno. De minister had ook in Londen scherp laten protesteren tegen het bezoek van Sukarno aldaar, ‘maar zijn eigen diplomaten hebben hem een verdere blunder bespaard door de opdracht niet al te letterlijk uit te voeren. Het argument moest zijn: “Zouden jullie Fidel Castro ook uitnodigen?” En het Britse ministerie antwoordde: Wij zouden Castro zeker ontvangen wanneer hij 16 jaar president van Cuba zou zijn geweest.’ Hij keuvelde verder over een artikel dat hij in ‘Het Parool’ had geschreven en waar Willem Drees blij mee was geweest. ‘De Quay in zijn hart ook,’ aldus collega Van Blankenstein. Mejuffrouw Buringh Boekhoudt had een aanval van evenwichtsstoornis gehad, wat me zéér bezorgd maakte. Ook de heer J. van Dijk onder wiens hoede ik een groot deel van mijn Baarnsch Lyceum-tijd was geweest, had een hartaanval gehad. | |
8 september 1961Schreef koningin Juliana over het belang, wat de verhouding met Indonesië betreft, van haar komende troonrede.Ga naar voetnoot2. Bracht de reeks boeken, die Ruslan Abdulgani me had meegegeven naar de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Besloot het 627 pagina's tellende ‘Dibawak Bendera Revolusi’ in 1959 uitgegeven (verzamelde werken) zelf te houden (voor de moeite). Administrateur Jurriaanse nam ze in ontvangst. | |
[pagina 264]
| |
Die laatste dagen vóór vertrek naar Amerika waren weer vol emoties. Ik was veel thuis. Mijn vader hield zich nog steeds bezig met de kinabast en Indonesië. Spendeerde ook veel tijd met Bertie Hilverdink (en Carlo). Hij schreef in mijn dagboek: ‘Nog nooit heb ik eigenlijk tijd gehad je van een andere kant te bekijken sinds onze verhouding van elf jaar geleden. Nu ik weer meer contact met je heb, moet ik je zeggen, dat je erg erg mieters bent. Ik houd onnoemelijk veel van je.’ Hij kwam mee naar Huis ter Heide, evenals Erik. Erik zei me: ‘Wanneer ik het gevoel had, dat mijn verhouding met jou mieterij was, dan kwam ik niet meer.’ Er bestond geen twijfel over, dat ik veel van Bertie hield, ‘maar desondanks zal er altijd bij mij een lichte twijfel rond hem blijven bestaan’. Ik schreef verder op 9 september 1961: ‘Bertie is the first person I consciously kissed and had sex with. He represents a life, of one man, that crossed my path. He will be and I want him to be part of it all. I leave in Holland always one thing, my love-life, and that's all I have. My true life will always remain here. All the people I am fond of live here. America is empty for me, completely empty. I never feel the same emotions for anyone overthere.Ga naar voetnoot1. Erik benaderde voor mij die dagen de ideale vriendschap. We waren mentally and physically dicht bij elkaar. Ook ik had absoluut niet het gevoel, dat onze relatie zich naar een klassieke homoseksuele verhouding ontwikkelde. Juist niet. Eigenlijk was ik nog nooit met een jongen zo all-round intiem geweest als met hem. Hij was op de helft van zijn diensttijd en wilde er uit, want hij dacht niet meer in de officiersopleiding te zullen komen. Ik arrangeerde een gesprek voor hem met mijn oom, dr. Alexander Poslavsky (psychiater). We hadden op de valreep nog een ontmoeting met Jolle Jolles, van wie zowel Erik als ik plotseling de indruk kregen, dat hij mijn vriend een beetje tè aardig vond. Jolles vertelde overigens hoe onlangs een ander Paul Rijkens-communiqué op het A.N.P.-net was gekomen.Ga naar voetnoot2. Emile van Konijnenburg had hem getelegrafeerd met de suggestie, dat het A.N.P. Rijkens in Londen zou moet opbellen, omdat hij dacht, dat Rijkens een belangrijke verklaring zou hebben af te leggen. Zelfs de contacten van de groep-Rijkens met Jolles waren door mij gelegd. Maar het ging precies, zoals mejuffrouw Buringh Boekhoudt had voorspeld, namelijk dat men ondanks alle vrome beloften en toezeggingen deze aspecten van z'n belangen reeds lang was vergeten. Men zou mij er nooit en op geen enkele wijze | |
[pagina 265]
| |
voor honoreren. Ik vond het overigens niet gepast om er stampei over te maken. |
|