Memoires 1961
(1989)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
Washington13 september 1961‘Mayflower Hotel’ In Belgrado was besloten, dat Jawharlal Nehru en Kwame Nkrumah (Ghana) naar Moskou zouden reizen en Sukarno en Modibo Keita (Mali) naar Washington om bij de leiders van de super-powers te pleiten voor détente, ontwapening en overleg, waaronder ook top-ontmoetingen tussen Khrushchev en Kennedy werden verstaan. Het Indonesische gezelschap was dus ten tweede orale dit jaar in de Amerikaanse hoofdstad neergestreken. Er bestond geen twijfel over, dat Bungkarno opnieuw met J.F.K. over de kwestie Nieuw-Guinea en Nederland zou spreken. President Kennedy had zijn gasten zelf, compleet met erewacht, van Andrews Air Force Base gehaald. Als eerste sprak ik met de journalist Nahar van het persbureau P.I.A. Mijn vriendin, Penny Hedinah, had uit Jakarta geschreven, dat dit persbureau had bericht, dat ik in Iowa University over Nasution en Van Houten zou hebben gelogen. ‘Ik heb jou altijd als eerlijk gezien. Ik geloof nog altijd 100 procent van wat je schrijft. Please Wim, schrijf me dat het onwaar is wat ze zeggen.’ Ook mijn vriend Diarto had uit Indonesië geschreven: ‘Wim, deze keer was je niet well-informed. Maar uit de verklaring van kolonel Sunarjo - quoted by all Indonesian papers - maak ik op, dat men jou toch wel mag. De geest van zijn verklaring is, Oltmans steekt een proef ballonnetje op.’ Nu verklaarde Nahar, dat hij wist, dat Nasution en Van Houten elkaar wel degelijk hadden ontmoet. Ik vroeg hem maar niet of hij dit dan ook op zijn telex van P.I.A. had vermeld. Nahar: ‘We hadden op 17 augustus verwacht, dat Bungkarno zou zeggen, jongens, ga naar Irian. We zijn er klaar voor. We hebben tenslotte op de rebellen (Sumatra) geoefend. We zijn bewapend en getraind. Wat mij betreft, laten we elkaar maar gaan doodschieten. Maar Bungkarno wil nog altijd een peaceful settlement.’ Bob Tapiheru meldde, dat het door Emile van Konijnenburg geregelde interview met de ‘Haagse Post’ van 2 september 1961 een slechte zaak was geweest. ‘Zinnen die de ambassa- | |
[pagina 267]
| |
deur had weggestreept, hebben ze toch gepubliceerd.’ Hiltermann was bij dr. Zain in Bad Neuheim geweest en had lang ‘met de baas’ gesproken. ‘Toch was hij hierna in zijn radiopraatje niet werkelijk exact,’ aldus Tapiheru. Ik raakte door al deze gesprekken behoorlijk gedeprimeerd. Bij het binnenkomen op het vliegveld van New York, Idlewild, had de immigratiedienst mij berispt over mijn bezoeken aan Oost-Berlijn en Joegoslavië. Ik ben voorwaardelijk binnengelaten en moet me op 20 Broadway gaan verantwoorden. Ik had een kamer genomen in het ‘Everett Hotel’, niet ver van het Witte Huis. Ontmoette in het parkje tegenover het Amerikaanse presidentspaleis een neger, die me mee wilde nemen, maar ik liep door, om even later tegen een andere neger aan te lopen, die de roommate van de eerste bleek te zijn. We eindigden in hun airconditioned flat en ik had met hen samen seks. | |
14 september 1961Kew Gardens, New York Kocht voor Bertie Hilverdink cabin 760-A op de ‘Rotterdam’ van de Holland-Amerika lijn, welke op 10 oktober 1961 uit Rotterdam vertrekt. Daarna ging ik naar de Immigratiedienst en moest 10 dollars boete betalen voor mijn bezoek aan een gebied onder communistisch bewind. Mijn lezingenbudget van W. Colston Leigh zal het komende seizoen tot $10 000 oplopen. Dat maakt alles wat gemakkelijker. Tom Wicker berichtte in de ‘New York Times’, dat J.F.K. president Sukarno en Modibo Keita had meegedeeld, dat hij niet van plan was een serie topontmoetingen met Nikita Khrushchev te beginnen zonder dat het nut er van kon worden aangetoond. Er waren voldoende normale diplomatieke kanalen beschikbaar om brandende kwesties, als Berlijn, met Moskou te bespreken. Dit hield in, dat het Belgrado-initiatief, wat Washington betrof, was mislukt. Lunchte met de United Nations Correspondents Association en President Modibo Keita van Mali in de U.N.O. Zat tussen Mali's ambassadeur in Caïro, Modibo Diallo en de chef van het kabinet, Mamadou Macalou. Zal er een radio-uitzending over maken. Dick Applegate liet me weten dat sommige stations, bijvoorbeeld Miami, bijzonder positief op mijn uitzendingen reageren. Bernard Person bezat het nieuwtje, dat hij van ‘betrouwbare’ zijde had vernomen. Sukarno had negen Joegoslavische hoeren in zijn toestel meegenomen. Ik had inderdaad een mij onbekende, nogal lang van lijf en leden, ordinaire Europese dame in het Indonesische gezelschap gezien, maar | |
[pagina 268]
| |
dat was er zeggen en schrijven één. Inderdaad één teveel, maar dat was niet onze zaak. | |
16 september 1961Waldorf Astoria Om 08:00 ontmoette ik ambassadeur Zain in zijn suite. We gebruikten het ontbijt samen. Hij vond, dat ik me niet ‘als een misdeeld kind’ diende te gedragen. Hij vertelde Sukarno tijdens het bezoek aan het Witte Huis te hebben ingefluisterd, dat het J.F.K. 's 8-jarige huwelijksdag was. De President wenste Kennedy geluk en gaf Jackie de volgende dag een geschenk. Zain had inmiddels ook voor bloemen gezorgd. Op een ander moment had hij Bungkarno ingefluisterd: ‘Er staat voor het eerst een gunstig artikel (portret) over u in de Times,’ dit dus om de stemming van de President te verbeteren. Hij had sedert april Walt Rostow ook enkele malen ontmoet en zou hem opnieuw binnenkort informeel spreken. Zain: ‘De besprekingen met Kennedy zijn opnieuw voortreffelijk verlopen. J.F.K. voelt Bungkarno precies aan. Zonder vleierijen, gewoon zakelijk legde Kennedy zijn standpunt uit, ook dat hij zeker met Khrushchev wilde praten, maar dat hij zich geen mislukking kon permitteren.’ Bungkarno vroeg: ‘Hoe ver zou je kunnen gaan?’ En, op een bepaald moment zei J.F.K. tegen de President: ‘What would be your advise’?, waarmee hij Bungkarno precies had geraakt. ‘Ze moeten deze Kennedy op Azië en Afrika loslaten,’ aldus de ambassadeur. Hij vertelde, dat minister Subandrio inmiddels naar Moskou was vertrokken. Sukarno had de Amerikaanse president tenslotte gezegd: ‘Wanneer wij iets kunnen doen voor het grote doel, staan wij klaar en wil ik ook zeker mijn invloed bij Krushchev aanwende.’ Zain vervolgde: ‘Ik vond dit zelf wel een beetje simpel gedacht, maar het was een daad van idealisme, om hoe dan ook iets voor het hoge doel te doen.’ Hij verzekerde, dat de Indonesische zijde op geen enkel moment, ook niet in de bilaterale gesprekken met de V.S., de kwestie Irian-Barat als ‘bargaining chip’ had gebruikt. ‘Alléén, op een bepaald moment nam Bungkarno Kennedy bij de arm en gingen ze samen zitten. Op dat moment heeft de Bung misschien Irian besproken. Wanneer het Westen nu nog het Irian-probleem van ons wegneemt, dan zullen de betrekkingen helemaal uitstekend worden.’ Hij vond dit een belangrijk aspect om in mijn lezingen te benadrukken. ‘In Holland zelf heb je de zaak nu al op gang gebracht. Nu moet het laatste zetje van buitenaf komen.’ | |
[pagina 269]
| |
Hij benadrukte, dat professor Mohammed Yamin de voornaamste adviseur in de kwestie Nieuw-Guinea was, en ‘belangrijker dan Ruslan Abdulgani’, Hij woonde de ontmoeting tussen minister Subandrio en Dean Rusk, de minister van B.Z. van Kennedy, bij. ‘Bandrio legde uit, dat Indonesië behoorde tot de “emerging nations” en dat zijns inziens de USSR eigenlijk ook tot de “emerging nations” behoorde. Om die reden correspondeerden bepaalde problemen van Indonesië met die van de Sovjet-Unie.’ ‘Wat Amerika eigenlijk nodig heeft,’ aldus de ambassadeur, ‘zijn nieuwe ideeën en andere slogans om de buitenlandse politiek een meer revolutionair aanzicht te geven. J.F.K. doet dit ook eigenlijk met zijn Peace Corps en nu zijn Alliance for Progress naar Latijns Amerika toe.’ De mededeling van Bernard Person, dat er in de U.N.O. geruchten liepen dat India, Ghana en Nieuw-Zeeland in de kwestie Nieuw-Guinea wilden bemiddelen wuifde hij weg met ‘India en Ghana zijn met ons. Luns zit de zaak gewoon weer te beduvelen.’ Hij vertelde, dat Hiltermann samen met Van Konijnenburg naar Bonn was gekomen. ‘De eerste 45 minuten waren stijf en onplezierig, maar met een beetje Hollandse humor hebben wij er drie uren van gemaakt. Toen kwam hij tenslotte met een exemplaar van zijn boek aandragen. Idioot, Hiltermann wilde niet met mij gefotografeerd worden. Daar was hij blijkbaar bang voor. Hij zeurde ook weer over een ontmoeting met Sukarno, maar ik heb hem gezegd, dat dit moeilijk zou zijn.’Ga naar voetnoot1. Zain concludeerde: ‘Hiltermann is niet oprecht. Hij is alléén op voordeel en sensatie uit. Henk Hoflands artikelen, nà zijn bezoek in Bonn, waren prima. Die begrijpt me tot in de puntjes, dat mag je hem gerust zeggen.’ Tenslotte zei de ambassadeur: ‘Wanneer Bungkarno al eenmaal aan iemand is gehecht, en dat is hij aan jou, behoef je niet bang te zijn. In Los Angeles stapte hij toch ook uit de rij om je aan ambassadeur Howard JonesGa naar voetnoot2. voor te stellen? Dat doet hij over de opppositie van Max Maramis heen. Daar trekt hij zich niets van aan.’ Hij verontschuldigde zich, want president Sukarno zou belangrijke olie-mensen ontmoeten. Later, terwijl ik met Bob Tapiheru sprak, kwam Zain even binnen om te zeggen: ‘Ik heb Bungkarno gezegd dat zijn stiefkind niet eens gelegenheid had gekregen met hem te spreken. Hij heeft gezegd: “Morgenochtend om 07:00”.’ Zain vervolgde: ‘Kom dan eerst naar mij toe, dan gaan we samen, zodat ze je niet | |
[pagina 270]
| |
kunnen stoppen.’ Hij waarschuwde ook nog, dat ik me niet denigrerend over Nederlanders moest uitlaten, ‘want dat vinden Indonesiërs verdacht’. Zain: ‘Die rot Luns is okay, dàt mag.’ Ik antwoordde, dat ik geen Amerikaans staatsburgerschap had aangenomen, omdat ik juist Nederlander wilde blijven. | |
17 september 1961‘Waldorf Astoria’ Om 06:55 was ik in het appartement van Zain. Hij waarschuwde, dat ik te laat was, want de President zou om 07:00 vertrekken. We liepen snel naar de suite van de President. Ik wachtte buiten met kolonel Sabur. Adjudant Bambang voegde zich bij ons. Ze zagen er allemaal doodmoe uit. Even later kwamen de ambassadeurs Sukardjo Wirjopranoto en Zain naar buiten en zeiden, dat ik naar binnen kon gaan om alléén met Sukarno te zijn. De President was inmiddels naar de badkamer gegaan en ik wachtte. Bungkarno zei: ‘Ik dank je voor alles wat je hebt gedaan en ook voor de stukken en brieven die je me via Sabur hebt gezonden.’ Ik liet hem mijn lezingenlijst voor 1961 zien, sprak over Tjalie Robinson, maar ons gesprek was maar kort. Hij verliet het hotel om 07:15 op weg naar Idlewild Airport, naast hem zat Pak Sukardjo, en op de strapontin dr. Zain. Ging naar huis en viel in slaap, droomde van Luns. Hij zei: ‘Bel me maar op,’ en ik antwoordde: ‘U hebt een nieuwe vriend gemaakt.’ We zullen ‘Traumdeutung’ maar aan Freud overlaten. | |
18 september 1961Something has happened. Dag Hammerskjöld is met een DC-6B ergens boven Noord-Rhodesië verdwenen. Later werd bekend, dat hij op een een vredesmissie in de Congo 12 kilometer van Ndola Airport was neergestort. Van de 14 inzittenden was slechts één U.N.O. veiligheidsagent, Harold Julian, gered. Hammerskjöld was op weg geweest naar een ontmoeting met de opstandige leider van de provincie Katanga, Moise Tshombe. Om 12:53 bevond ik mij in Committee Room 4 voor een persconferentie, te geven door dr. Ralph Bunche en Andrew Cordier. Alle gezichten in de zaal vertoonden schok en ontzetting. Er waren enkele honderden journalisten aanwezig. De Sovjet-persattachë, Mike Polonik, zei tegen me: ‘Wij kankeren op Hammerskjöld, jullie vermoorden hem.’ Ambassadeur Sukardjo nam me terzijde, en wandelde met mij arm in arm in de | |
[pagina 271]
| |
gang van het U.N.O.-gebouw. ‘Jij bent “tetap”Ga naar voetnoot1. bij Bungkarno. Ik zal je later meer vertellen. Je moet er achter zien te komen, wat Luns in zijn schild voert.’ Ik sprak met de ambassadeurs van Afghanistan en Cuba, diplomaten van Irak en Joegoslavië. Ik werd voorgesteld aan de nieuwe ambassadeur van Roemenië. De Indonesiër Lapian onderbrak mijn gesprek en kwam me halen. Ik sloot me aan in een kring met dr. Ali Sastroamidjojo, Sukardjo, Masfar, Yusuf Ronodipuro en anderen. Ambassadeur Sukardjo: ‘Bungkarno heeft gezegd, wat jammer, dat er nog Indonesiërs zijn, die Wim niet vertrouwen.’ Intussen vervolgde ik mijn radio-uitzendingen voor Chicago met de regelmaat van de klok. | |
19 september 1961Wie moet Hammerskjöld opvolgen? Men probeert Mongi Slim van Tunesië, die de 16de Algemene Vergadering van de U.N.O. moet gaan voorzitten, er toe te krijgen tevens als secretaris-generaal te gaan functioneren. Hij voelt hier niets voor. Dat een constitutionele monarch in wezen een speelbal is van de politici werd andermaal duidelijk bij het uitspreken van de Troonrede door koningin Juliana. Er waren reeds foto's in de pers verschenen waarbij de onlangs gearriveerde Papoeadelegatie thee dronk bij Hare Majesteit in de tuin van Soestdijk. Alsof er geen vuiltje aan de lucht was in de wereld lieten De Quay en Luns de Koningin meedelen, dat de regering op suggesties van de Papoearaad wachtte hoe het beste het recht op zelfbeschikking zou kunnen worden verwezenlijkt. Natuurlijk liet Sukarno hierop bekendmaken, dat Nederland nog altijd niet het denkbeeld van Balkanisatie van Indonesië had opgegeven en dat Den Haag er beter aan zou hebben gedaan zijn redevoeringen van 17 augustus en die in Belgrado nauwkeurig te lezen en onvoorwaardelijk Nieuw-Guinea over te dragen. Mijn oude vriend M. van Blankenstein was er eindelijk op 23 augustus 1961 in geslaagd één pagina in het ‘Parool’ te krijgen, waarin hij een gigantische aanval op Luns lanceerde. Hij zette zijn eigen bemoeiingen in de kwestie van de Papoea's uiteen. Hij pleitte voor het standpunt van de groep-Rijkens en schreef glashard, dat deze heren nooit met Sukarno de overdracht van Nieuw-Guinea hadden besproken. Een meer dan aperte leugen. Hoe vaak had ik er niet bijgezeten? Ook stelde hij | |
[pagina 272]
| |
het vóór of zijn ontmoeting met ambasadeur Sukardjo uit de lucht was komen vallen, en vermeed hij natuurlijk te vermelden, hoe het werkelijk was gegaan of mijn naam in dit verband te noemen. Tenslotte bracht ik hem immers bij Sukardjo en Zain binnen. Politiek Den Haag trok zich overigens niets van wat journalisten als Van Blankenstein schreven aan, of wat de groep-Rijkens aan alle kanten met steeds meer aandrang bepleitte. En terwijl haar echtgenoot zonder omhaal ten nauwste was geassocieerd met de Paul Rijkens-initiatieven lepelde Hare Majesteit vanaf de troon een verhaal op, waar zij het waarschijnlijk geheel of zeker ten dele mee oneens was. | |
21 september 1961 (dagboek)Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto zei me, dat de Troonrede een belediging aan het adres van President Sukarno was geweest. ‘Ik vind het werkelijk allemaal erg dom van de Hollanders,’ zei hij, ‘en ik wens ze het beste, want wij staan inmiddels sterk. Holland waardeert ons niet. We zijn te goed. We kunnen niet te lang doorgaan met eenzijdig van onze waardering blijk geven. De regering in Den Haag ziet niet vooruit en ligt niet op één lijn met de publieke opinie. Onze generatie wil nog met Nederland samenwerken, ook al zijn we beledigd en getrapt. De generatie nà ons niet meer.’ Hij benadrukte opnieuw, dat hij nu zeker wist dat Bungkarno mij vertrouwde, en de samenwerking zou dóórgaan. ‘Subandrio weet immers toch, dat jij met Bungkarno in contact staat. Schrijf hem maar gewoon via (kolonel) Sabur.’ ‘Time’ had gemeld, ‘Uninvited guests are often pests - especially when they drop by with the announced purpose of telling the host how to run the household. Thus president Kennedy last week made little effort to conceal his private irritation at a visit to Washington from Indonesia's showboating president Sukarno and Mali's towering (6 foor 8 inch) president Modibo Keita.’Ga naar voetnoot1. Omdat ik van dr. Zain wist hoe dit bezoek was verlopen vroeg ik Warren Unna van de ‘Washington Post’, uitstekend in de Amerikaanse hoofdstad ingevoerd, wat hij over het bezoek van Sukarno en Keita had gehoord. ‘Bedenk maar, dat J.F.K. soms één uur met de man, die voor “Time” over het Witte Huis schrijft, aan de telefoon is. Je kunt er van op aan, dat wat ze schreven, dat Kennedy zijn buik van Sukarno vol heeft, wáár is.’ | |
[pagina 273]
| |
22 september 1961Woonde in het ‘Summit Hotel’ een lunch bij van de Foreign Press Association met Dean Rusk, de Minister van Buitenlandse Zaken. De zaal was veel te klein, er kwam niets nieuws uit. De maaltijd was erbarmelijk slecht. Tekende het condoleance register voor Hammerskjöld. | |
23 september 1961Erik beschrijft zijn gesprek over zijn toekomst met mijn oom Poslavsky.Ga naar voetnoot1. Hij vervolgde, ‘Ik moet je zo langzamerhand bedanken voor wat je voor me hebt gedaan. Je hebt me een verschrikkelijke dreun op mijn hoofd gegeven en mijn ogen geopend. Ik hoop, dat ze open zullen blijven. In certain things you are the best teacher I could wish to have. And those things are very very important to me. Ze liggen op een terrein, dat mij m'n leven lang zal... leiden.’ Ik was zo blij met deze lange brief, dat ik ben gaan zitten om meteen te antwoorden. Richard Hsiao belde om te zeggen, dat hij voor vier jaren naar Taiwan vertrok om te gaan studeren. Ik zal zijn telefoontjes missen. Premier Nehru en Kwame Nkrumah waren namens de Belgrado-conferentie naar Moskou gereisd. Terwijl in Washington het ernstige beroep van het niet-gebonden blok van landen om de superpowers aan de tafel te krijgen, werd weg gewimpeld, nam premier Khrushchev de zaak hoogst ernstig op. ‘It is gratifying that the views of the Soviet Government,’ schreef de Sovjet premier aan Nehru,Ga naar voetnoot2. ‘on the obtaining world situation coincide in many respects with the considerations set forth in the letter from the (Belgrade) participants... The Soviet Government regards with great respect the conference's considerations and conclusions...Ga naar voetnoot3. De U.N.O. organiseerde een luchtbrug naar de Congo om via troepenversterkingen het bestand tussen Katanga en de Verenigde-Naties te bestendigen. Dat was de oorspronkelijke missie, waar Dag Hammerskjöld zijn leven voor had gegeven. Het gonst van geruchten, dat de secretaris-generaal het slachtoffer van een moordaanslag zou zijn geworden. De Ier, dr. Conor Cruise O'Brien is uit Katanga naar New York teruggeroepen. Het lijkt een ongelooflijk smerig zaakje. Opnieuw berichten, dat 60 zwaar bewapende Indonesische | |
[pagina 274]
| |
commando's en para's bij de Vogelkop op Nieuw Guinea zijn geland. Wie moeten nu voor Luns en de zijnen de kastanjes uit het vuur slepen? Onze democratie is toch wel een kapitale mislukking. Niemand is werkelijk vrij, vooral de pers niet. | |
24 september 1961Robert Kennedy heeft gezegd, dat ‘there is no question’ dat zijn broer indien nodig in de kwestie Berlijn de atoombom zal gebruiken.Ga naar voetnoot1. Gevaarlijk geklets van een nieuwkomer in de politiek. | |
25 september 1961President Kennedy sprak vanmorgen de U.N.O. toe. Luns arriveerde, met een dikke aktetas, vijf minuten te laat. Zat verveeld rond te kijken. Ik dacht aan Van Blankenstein's uitspraak: ‘De man kan niet luisteren.’ Hij zat ook voortdurend tegen ambassadeur Schürmann te praten. Hij keek wel drie maal op zijn horloge in enkele minuten tijd. Zat geen moment echt stil. Trommelde voortdurend met zijn vingers. Boog voorover om iets tegen pater Beaufort te zeggen. Andere delegatieleden, als Fein en Polderman, zaten stil als standbeelden en luisterden zoet. Daarop nam Luns zijn agenda en zat er ostentatief in te bladeren, terwijl de president nog steeds aan het woord was. Hij stopte zijn agenda notabene in zijn achterzak en haalde hem er even later opnieuw uit. Bij de passage van Kennedy over kolonialisme babbelde hij weer tegen Schürmann, enzovoorts. Later liep hij vlak langs me heen in de delegates-lounge en gebruikte luid verstaanbaar het woord ‘kereltje’. | |
26 september 1961Bernard Person liet me de rede zien, die minister Luns vandaag in de U.N.O. zou uitspreken. Ik wandelde dus naar Third Avenue en vroeg aan Van den Bogaert of ik eveneens een tekst zou kunnen krijgen. Dat ging niet. Ik kon die gelijkertijd met de andere buitenlandse journalisten ontvangen. Niet nu, zoals de andere Nederlandse correspondenten. ‘Bent u bereid dat op papier te zetten?’ vroeg ik. Ja, daartoe was mijnheer bereid. Person vond, dat Luns’ rede ‘sensationeel’ zou zijn. Toen het zover was, vertelde Luns de U.N.O., dat Hare Majesteit in de Troonrede een plan had aangekondigd ‘for the welfare and peaceful development of an area under our sovereignty: Ne- | |
[pagina 275]
| |
therlands New Guinea’. Daarop besloeg Irian 8 van de 12 pagina's van de rede. Het kwam er op neer dat de bewindsman Nieuw Guinea in de magen van de U.N.O. wilde splitsen. Dr. Ali Sastroamidjojo kreeg kort de gelegenheid om op het geklets van Luns te antwoorden, waarop Schürmann zijn hand op stak voor een wederwoord - ook Goedhart sloofde zich nog uit om de aandacht van de voorzitter te trekken - maar Mongi Slim hamerde af en de vergadering werd gesloten. Sukardjo zei me: ‘Luns probeert zijn zaak nu te internationaliseren.’ Hij vroeg of ik aan het interview, dat Robert Kiek van ‘De Telegraaf’ et minister Subandrio had gehad, zou kunnen komen. Yusuf Ronodipuro vertelde, dat Kiek dermate onbeschofte vragen had gesteld, dat de minister hem zo ongeveer de kamer uit had geschopt. Sukardjo: ‘Uiteindelijk zullen er bilaterale gesprekken komen, maar eerst moet Luns hier nog verder in zijn hemdje staan.’ Tekende een nieuw lezingencontract met W. Colston Leigh voor het seizoen 1962-1963. | |
28 september 1961In Atlanta, Georgia zijn met ingang van heden koffieshops, restaurants, supermarkets en winkels vrijelijk toegankelijk voor zwarten. Geleidelijk aan komt aan de apartheid in de V.S. een einde.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 276]
| |
1 oktober 1961Ontmoeting met dr. Zairin Zain in het Waldorf Astoria Hotel. Ik benadrukte, dat mijn contacten in Washington eensgezind van mening waren, dat J.F.K. zijn buik van Sukarno vol had. ‘Dan is het een uitstekende toneelspeler,’ zei de ambassadeur. ‘Hij sloot zelfs de deur van onze auto aan de kant waar ik zat,’ zei Tapiheru. Zain vond, dat in Nederland misbruik werd gemaakt van het woord ‘zelfbeschikking’ wat in Den Haag ‘afscheiding’ betekende. ‘Jullie werken naar een verenigd Europa toe, maar willen Balkanisatie in Indonesië.’ Hij had Chaerul Saleh bij diens bezoek aan Walt Rostow begeleid. De Indonesiërs hadden de Amerikaan gezegd: ‘Jullie hebben de grootste socialistische staat ter wereld, waar een auto en een ijskast voor iedereen bereikbaar zijn. Jullie moeten die term durven gebruiken. Jullie zijn de meest revolutionaire staat van allemaal, maar jullie spelen het spel der behoudende wereld en knappen de zaken van andere klootzakken, als de Fransen op.’ Hij vroeg of ik er voor wilde zorgen, dat Emile van Konijnenburg naar Washington kwam. ‘Je moet me een beetje sparen, want sinds het bezoek van Bungkarno heb ik onder spanning geleefd, en nu moet ik eerst jouw breuk met de groep-Rijkens weer lappen.’ Tapiheru informeerde me tussen vinger en duim, dat inmiddels Emily Machbul verliefd was geworden op dr. Zain. Ik lees ‘The Cuban Story’ van de ‘Times’-journalist, Herbert Matthews (61), die indertijd naar Fidel Castro toe ging in de Sierra Maestra. Het lijkt me een intelligent en eerlijk verhaal over wat in Cuba gebeurde, soms misschien wat arrogant en zelfgenoegzaam. Zit in een Vickers Viscount op weg naar Akron, Ohio. Ik vlieg maar kris-kras over deze aarde, in alle richtingen en soms vraag ik me af, waar naar toe? Castro is één jaar jonger dan ik. Wat een kans kreeg, en greep hij. Wat kan de jeugd in het reactionaire Holland nog doen? Onze jongeren hebben dat soort kansen niet meer, en dat is waarom onze samenlevingen stervende zijn, en worden gewurgd in de maelstroom van de ‘revolution of rising expectations’ in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. In 1948 reisde Fidel met Rafael del Pino nog samen naar Bogota. Nu zit zijn vriend in de bak voor de komende dertig jaar.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 277]
| |
Sta op met schuldgevoelens jegens Bertie Hilverdink, die ik moest telegraferen niet met de ‘Rotterdam’ naar de V.S. te komen, omdat ik zelf terug naar Amsterdam ga. Sprak in de First Evangelical Church voor de ‘Canton Sorosis’. Mijn vriend, Jim Barnard, kwam ook. Hij heeft zijn vrouw en zoontje verlaten. Hij zou naar Kew Gardens willen komen.
Mijn vriend, Bert Jilderda, voormalig directeur van de Stanvac in Indonesië, daarna van de ‘Esso’ in White Plains, New York, en nu directeur Thomassen & Drijver in Deventer, schreef me op 29 september: ‘Ondertussen heb je veel stof doen opwaaien in het lieve vaderlandje. Ik kan je niet geheel ongelijk geven, dat je de groep-Rijkens een beetje voor schut gezet hebt. Ik geloof, dat je de zaak, die ons beiden ter harte gaat en wat meer is, die van het hoogste belang is voor de ontwikkeling van zowel Nederland als Indonesië, een goede dienst hebt bewezen.’ Hier was een eerlijke reactie van een werkelijke kenner van de verhoudingen. | |
4 oktober 1961Gaf gisteren drie maal lezingen aan het Davis & Elkins College in West-Virginia. Voor 8 dollars heb ik een tape laten maken. Het was een belevenis deze terug te spelen. Viel in de trein in slaap en reed te ver door naar Baltimore, terwijl ik in Washington wilde stoppen om dr. Zain te spreken. Ging dus terug. Hij benadrukte opnieuw, dat Van Konijnenburg snel naar Amerika moest komen. Ik telefoneerde naar Den Haag uit de Indonesische residentie. Konijn zou vanavond al arriveren. Zain vertelde samen met Chaerul Saleh, als minister voor Basis Industrieën en Mijnbouw, een bezoek te hebben gebracht aan Eugene Black van de International Bank for Reconstruction and Development. Toen Black begon te jeremiëren over het niet betalen van Indonesische schulden aan Nederland, was minister Saleh koel geworden en waren ze vertrokken. Reed met de ambassadeur van de ambassade naar de residentie, waar zijn vader, professor Zain me zijn nieuwe boek liet zien. Hij was op pagina 119 gekomen. Ik speelde de tape van Davis & Elkins College. At een schotel bami met Bob Tapiheru in de keuken. Zond mijn 36ste Radio praatje naar Chicago. | |
[pagina 278]
| |
gaf hem eerst het nieuwe nummer van ‘Fortune’ magazine, waarin de affaire van de groep-Rijkens omstandig uit de doeken werd gedaan. ‘Willem Oltmans exploded a bombshell. Oltmans was resentful because he had been dropped by the businessmen, who were by now capable of arranging their own secret tête-à-têtes with the Indonesians,’ schreef ‘Fortune’ op een moment, vier maanden nà mijn Open Brief in ‘Vrij Nederland’ en terwijl ik in full swing bezig was het groep-Rijkens werk voort te zetten. Onbegrijpelijk, dat men doorging met te stellen, dat ik, bijvoorbeeld, omdat ik niet meer werd betaald door de groep-Rijkens uit wrok zou hebben gehandeld. Ik was immers nooit door de heren betaald, zelfs niet over wat was afgesproken.Ga naar voetnoot1. Ik heb in juni 1961, zoals ook Hofland het later stelde, de groep-Rijkens in de publiciteit gebracht, omdat hun bemiddelingsrol was uitgespeeld, en ze te laf waren zelf met hun mening werkelijk voor de draad te komen. Door deze zaak in de publiciteit open te gooien kon er in ieder geval voordeel uit worden gehaald in de sector ‘publieke opinie’. Konijn vertelde, dat het komende weekeinde 150 personen op het Centraal Station in Amsterdam bijeen zouden komen, waaronder hij zelf en professor Duynstee. De uitnodigingen werden ondertekend door een professor uit Nijmegen. ‘Rijkens, Scholtens, Duynstee en ik,’ aldus Van Konijnenburg, ‘zijn de enigen die doorzetten. Je moet niet proberen Ernst van der Beugel met Zain samen te brengen. Van der Beugel wil beslist niet de kans lopen in conflict met Luns te geraken. Beugel laat Luns pas als een baksteen schieten, wanneer hij eenmaal aftreedt.’ Hij benadrukte de misselijke rol van de P.v.d.A. in de Nieuw-Guinea kwestie. ‘Suurhoff heeft immers gezegd, dat ze Luns niet werkelijk zullen bestrijden, want wanneer wij de Papoea's zouden weggeven zijn we straks bij de verkiezingen de klos. Jaap Burger debiteerde zelfs, dat de heer Cals de contactman was tussen het kabinet De Quay en de groep-Rijkens. Cals is nu net de enige waarmee we werkelijk niets hebben te maken. Koos Scholtens heeft trouwens Bruins Slot omgeluld, dus nu zijn de artikelen in “Trouw” beter te genieten.’ Ik begreep verder, dat Paul Rijkens zelf ook in New York was. Er hingen duidelijk nieuwe ontwikkelingen in de lucht. Proffesor Mohammed Yamin had me op het hart gedrukt, dat | |
[pagina 279]
| |
Van Konijnenburg meteen naar het ‘Plaza Hotel’ moest komen. Hij was bezig met het schrijven van de redevoering van dr. Subandrio voor de Algemene Vergadering van de U.N.O. | |
6 oktober 1961Ambassadeur Sudjarwo Tjondronegoro vertelde me, dat professor Yamin, nà een gesprek gisteravond met Van Konijnenburg, en vanmorgen met Paul Rijkens en Konijn samen, een somber beeld had geschetst in de stafbijeenkomst van de Indonesische vertegenwoordiging bij de U.N.O. ‘We hebben werkelijk gedacht, dat Luns naar een oplossing zocht. Maar nu blijkt het toch anders te zijn. Wel, wanneer Nederland ons wil negeren, goed dan, dan zullen wij ook Nederland negeren, ook in Irian-Barat. We zullen de zaak dan wel zonder Nederland oplossen.’ Yusuf Ronodipuro vulde aan: ‘We hadden de hele nacht doorgewerkt en de speech voor Mas Bandrio was al klaar, maar nu gaan we opnieuw beginnen, “bonkar teroes”.’Ga naar voetnoot1. Ambassadeur Sukardjo was geïrriteerd. ‘Ik wil geen knipsels meer zien,’ zei hij. ‘Ik heb alléén nog maar “kassian”Ga naar voetnoot2. met de Nederlanders.’ Ambassadeur Palar: ‘Luns voert een wanhoopspolitiek.’ Sukardjo: ‘We hoeven helemaal niet meer te praten, ook niet met de groep-Rijkens.’ Ik lichtte Bernard Person in, die alléén in een zijgang met me wilde spreken en zei zijn nek uit te steken überhaupt een gesprek met mij te voeren. De man wordt steeds onbruikbaarder. Ging naar Bill Oatis van de ‘Associated Press’ en gaf de informatie door. Ontmoette dr. Zain en Van Konijnenburg in het Lexington hotel. De ambassadeur vertelde, dat hij gisteren dr. Van Roijen had gesproken, die zich lovend had uitgelaten over dr. Paul Rijkens en Van Konijnenburg en aan mij had gerefereerd, ‘maar die jongeman...’ Zain vertelde ook bij Chester Bowles te zijn geweest: ‘My President instructed me to speak to you about two questions, 1. The speech by Joseph Luns in the U.N.O. and 2. The position of the secretary-general of the U.N.O.’ Bowles was vergezeld geweest door zes adviseurs, niet alléén de Zuidoost-Azië-desk, maar ook van de afdeling Nederland en de U.N.O. Van Konijnenburg vertelde, dat hij $525 voor een gebruikt ticket op verzoek van dr. Zain zou afschrijven, maar een | |
[pagina 280]
| |
schuld van $69 voor overbagage kon hij me niet kwijtschelden. Zain voegde me later toe: ‘Wacht nu maar eerst, tot er meer geld aan de K.L.M. is gegeven, laat mij dat nu maar verder regelen.’ Hij bracht verder nog een grote doos mee voor zijn vriendin in Nederland, die Konijn zou meenemen. | |
9 oktober 1961Bradford, Pennsylvania De herfstkleuren zijn prachtig. Hoe leven de mensen in deze vreedzame omgeving? Een paar jaar geleden bleek ik ook voor de ‘Current Events Club’ (van dames) te hebben gesproken. Ze wilden me terugzien. Had het prima gevonden indien dit niet het geval was geweest. Ik hoorde iemand zeggen, toen ik het Clubhouse binnenkwam: ‘Last time he had a moustache.’Ga naar voetnoot1. Ik was niet effectief. Ik hoop hier ook nooit meer terug te komen. Honorarium: 150 dollars. Bovendien was ik slaperig, omdat ik gisteravond een jongen uit Carmel, California, Drew, was tegengekomen, die mee naar huis was gegaan. Hij studeerde op een Ford Foundation beurs en werkte in een restaurant als ‘sling and hatch’ om bij te verdienen. Ik vroeg of zijn ouders op de hoogte waren. ‘Thai I suck pipi once in a while? They think they got two daughters and a son and I let them think that way. I love them. Why hurt them?’ Zijn moeder bezocht ook lezingen en komt dan thuis met verhalen over buitengewone sprekers, waar iedereen enthousiast over is geweest. Drees vroeg zijn moeder wel eens: ‘En wat was de boodschap van die geweldige man?’ ‘Oh, I don't know,’ was het antwoord maar al te dikwijls. Ik besefte, dat het mij ongetwijfeld hetzelfde verging. Terwijl ik in Pennsylvania was richtte Minister Subandrio zich in een rede tot de Algemene Vergadering van de U.N.O.Ga naar voetnoot2. Nieuw-Guinea en de Papoea's waren uiteraard de hoofdschotel. Hij noemde de ideeën van Luns en Den Haag over zelfbeschikking voor het overzeese gebiedsdeel ‘een sprookje’. Ambassadeur Schürmann interpelleerde namens de heer Luns, dat | |
[pagina 281]
| |
Nederland niet de Charter (Handvest) van de volkerenorganisatie wilde schenden, door de Papoea's aan Indonesië over te dragen.Ga naar voetnoot1. | |
10 oktober 1961Op Schiphol had zich intussen een ernstig incident voorgedaan. Een 35-jarige Rus, Alexei Golub had tijdens een bezoek aan Nederland politiek asiel gevraagd. Er bestond onzekerheid over de terugkeer naar Moskou van mevrouw Golub. Terwijl Nederlandse politie-autoriteiten haar ondervraagden in een kantoor op Schiphol stormden negen Sovjets, onder wie ambassadeur Ponomarenko, en de mij bekende persattaché, A.D. PopovGa naar voetnoot2. naar binnen om de vrouw te bevrijden. Er ontstond een ongekend handgemeen, waarbij ook de ambassadeur een opstopper van een agent op zijn neus werd verkocht. De Amerikaanse bladen maakten veel ophef over het incident. Minister Raul Roa van Cuba waarschuwde de U.N.O. vandaag, dat de Amerikanen bezig waren met voorbereidingen voor een nieuwe invasie van Castro's eiland. Terroristen werden binnen gesmokkeld met wapens en explosieven.Ga naar voetnoot3. En in Managua deelde president Luis Anastasio Somoza de pers mede, dat Fidel Castro een invasie plande van Nicaragua.Ga naar voetnoot4. | |
11 oktober 1961Gaf een lezing voor de ‘Century Club’ in Rockester, New York. Er stonden twee Steinway's. De meeste damesclubs in Amerika hebben ergens ongestemde, dikwijls slecht verzorgde Steinways, staan. Vanmorgen speelde ik 45 minuten en dacht aan les bij George van Renesse en de Prelude, Fugue et Variation van César Franck in de Harold Bauer zetting. Bij aankomst op La Guardia stuitte ik op een groep Indonesische diplomaten, onder wie Boek Kusumasmoro. Zij wachtten op minister Subandrio, die in Washington met Dean Rusk had gesproken. Yusuf Ronodipuro zei; ‘Rusk was so anxious to see the “menteri”. We hope the U.S. will do something on Irian-Barai now.’ Later ontmoette ik op Third Avenue Al Brust, een ex-gevangene, die in een open cream-colored Bonneville reed, en sprak | |
[pagina 282]
| |
als een gangster. Hij bracht me naar Kew Gardens en vertelde tien jaar in de bak te hebben gezeten. Hij had als parachutist gediend in Japan en in die periode drie court-martials opgelopen. Onder het stuur zat een mes gegispt en onder mijn stoel, naast hem, lag een bajonet. ‘Someone might want to steal my car,’ zei hij als verklaring voor de wapens. ‘Before I die, I am going to cut some more throats. After all, we are all animals.’ En hij haalde uit zijn zak bovendien nog een vrij gevaarlijk zakmes. ‘I am going to kill some of those niggers and Puertoricans. I don't like their faces anyway. They give us problems and make this country the stinking hole it is.’ Hij was van mening, dat de meeste mensen ‘blond-thirsty’ waren. Doden was een natuurlijke zaak, ‘but not now,’ zei hij, ‘everything at the right time.’ ‘Heb je dan iets tegen negers,’ vroeg ik. ‘Well, in prison, a nigger was sometimes the only one with brains to talk to.’ Hij had in verscheiden gevangenissen gezeten, waaronder Sing Sing. Hij had die jaren gebruikt om te lezen en te studeren. Hij citeerde Kant en Hegel en begon te spreken over de inzichten van Schopenhauer. Hij had ook een schriftelijke wiskundecursus gevolgd, maar zijn voornaamste belangstelling was de biologie. Hij schreef een lang essay over ‘Why Christ is a mental case’. Al Brust was nu een ‘hard-hat’ en richtte de stalen balken op waarmee gebouwen worden opgetrokken. Hij verdiende 125 dollars per week, maar wilde gaan beleggen om later een inkomen van 3 000 dollars te hebben en te kunnen gaan lezen en studeren. ‘I live for my brains and my halls,’ zei hij. Hij neukte vrouwen eerst en hypnotiseerde ze later: ‘if necessary with a gun shot or two.’ Maar de meeste vrouwen bleven niet bij hem omdat ze hem te klein vonden en hij er niet aantrekkelijk genoeg uitzag. Hij was inderdaad klein, maar zag er gespierd en gezond uit, en ja, helaas als een gangster. Hij liet zich voorstaan op onderwereld- en Mafia-contacten. We wisselden adressen uit en hij ging naar huis. | |
12 oktober 1961Vijftig teksten van de Subandrio rede werden via de K.L.M. naar Emile van Konijnenburg verzonden. Ambassadeur Sukardjo voegde me in de U.N.O. toe: ‘Wanneer ik je een advies mag geven, ga nu naar Jakarta. De strijd om de Nieuw-Guinea resolutie wordt nu gevoerd. Dan ga je naar Holland, rapporteert bij Bungkarno en terug naar Holland. We kunnen namelijk nog steeds plooibaar zijn, omdat we sterk staan.’ Misschien had Pak Kardjo gelijk, maar mij ontbraken de middelen | |
[pagina 283]
| |
naar Indonesië te reizen. Yusuf Ronodipuro vertelde, dat president Sukarno een telegram had gezonden aan dr. Ali Sastroamidjojo vooral niet in te gaan of te antwoorden op wat Luns mogelijk in de U.N.O. liet verkondigen. ‘De President zoekt nog altijd een uitweg,’ zei Mas Ronodipuro. Dr. Subandrio had een lunch gegeven voor Latijns-Amerikaanse vertegenwoordigers ‘en hij heeft krachtige taal (tegen Nederland) gebruikt’, voegde hij er aan toe. Ambassadeur Zain vertelde over de ontmoeting met minister Dean Rusk van gisteren. Ik herinnerde hem aan het bezoek van Bungkarno en zei: ‘You, yourself, said that through informal contacts we could come to formal pourparlers. Nothing has happened since. We thought Mr. Secretary, that may be the United-States would deploy an initiative. We have been waiting...’ Dr. Zain zei dat Rusk zichtbaar schrok. ‘We hebben hem duidelijk gemaakt, dat de situatie langzamerhand verdomde ernstig was geworden,’ vervolgde de ambassadeur. ‘Indonesië is nu niet meer het Indonesië van twintig jaar geleden. Luns negeert ons. Vroeger waren wij misschien dom en naïef. Nu incasseren wij geen klap in het gezicht meer. Nasution heeft het op de dag van het leger duidelijk gezegd. Bandrio is zover gegaan met te zeggen: “anders zullen we met Irian-Barat zover moeten gaan als met de R.M.S. en troepen moeten sturen.” Het is bovendien maar de vraag of Washington met de problemen in Vietnam en Laos ook nog een oorlog in Irian kan gebruiken.’ Zain sprak over zichtbare verdeeldheid in het State Department ‘met een kliek rond Chester Bowles en een andere kliek rond Chip Bohlen’. ‘De uiteindelijke macht ligt bij J.F.K., maar hij schijnt gefaald te hebben verband in zijn apparaat te brengen.’ ‘Ik heb tegen jullie diplomaat Barkman gezegd,’ vervolgde hij, ‘waar blijven jullie met je idealen die je tijdens de oorlog had?Ga naar voetnoot1. Wat hebben we toen afgesproken? En toen Barkman daarop met zijn schijnheilige argumenten aan kwam zetten heb ik hem geantwoord: “Nu ben je alléén nog maar een ambtenaartje van Luns.”’ In de avond gaf ik een lezing voor de ‘Temple Sinaï’, een herenclub in Roslyn, Long-Island. Joodse groepen ontvangen je met opmerkelijk meer warmte, maar ze schreeuwen eveneens luider en missen égards voor elkaar. Er waren 200 heren in de zaal. De voorzitter kon zich, toen hij mij introduceerde, nauwelijks verstaanbaar maken. Toen ik het woord kreeg, was | |
[pagina 284]
| |
het opeens muisstil. Ik merkte dan ook allereerst op, dat ik me in verlegenheid gebracht voelde, omdat men wèl voor mij stilte in acht nam en niet voor de voorzitter. Toch had ik geen werkelijk contact met deze groep. Voortdurend constateerde ik, door negatief hoofdenschudden, dat men het oneens was. Ik gebruikte alle middelen om ze te overtuigen en benadrukte, dat ik geen politicus was en gekomen was om hun stemmen te krijgen. Ik deed dermate mijn best duidelijk te zijn, dat ik in een staat van opwinding geraakte, die me dicht bij tranen bracht. Er werden 45 minuten vragen gesteld, allemaal over communisme, Khrushchev, de rol van de media, etcetera. Ik werd besprongen met vragen en zelfs de voorzitter slaagde er niet in de avond op te breken. ‘Let him talk, we wil play poker later,’ werd er geroepen. Ik heb die dagen de Indonesische zijde, Sukardjo en Zain, een voorstel gedaan, waarbij de groep-Rijkens een steuntje in de rug zou worden gegeven. Ik beschouwde het blijkbaar als voldoende geheim om er niets over in mijn dagboek te vermelden. Ik schakelde wèl Bernard Person in, en de ‘Associated Press’, telefoneerde herhaaldelijk met Van Konijnenburg in Den HaagGa naar voetnoot1. en ook Van der Jagt van de K.L.M. in New York kwam er aan te pas. Zelfs belde ik Henk Hofland op het ‘Algemeen Handelsblad’, die zei reeds een telegram van Person te hebben ontvangen. Nu, 27 jaar later in 1988 kan ik me hier niets meer van voor de geest halen. Mijn vader schreef uit Huis ter Heide,Ga naar voetnoot2. dat de pers zich op het standpunt stelde, dat Subandrio het plan-Luns tot internationalisering van de Irian-kwestie had verworpen, nà het geruchtmakende gesprek in New York tussen dr. Paul Rijkens, Emile van Konijnenburg en de Indonesiërs. Het behoeft hier geen betoog, dat dit klinkklare nonsens is. Mijn vader vertelde, dat de oud-strijders beweging nu tegen Rijkens en de zijnen in beweging was gekomen. Rijkens zelf, met de voor hem kenmerkende lafhartigheid, verklaarde, dat hij ‘bij toeval’ in New York tegen Subandrio, professor Yamin en Zain was aangelopen, wat zoals mijn vader schreef terecht niemand in Nederland geloofde. Hoe Rijkens bijvoorbeeld door zijn keel had kunnen krijgen wèl de Indonesiërs te hebben ontmoet, maar daarbij niet over Nieuw-Guinea te hebben gesproken, was voor mij totaal onbegrijpelijk. De onoprechtheid en oneerlijkheid droop er af. Daarbij kwam, | |
[pagina 285]
| |
dat een man als Rijkens zich een eigen mening over de Papoea's als bejaarde gepensioneerde Unilever-topman volledig kon permitteren. Voor hem had een eigen mening geen enkele financiële consequentie. Rijkens was in alle opzichten binnen. Daarentegen bevond ik me in de start van mijn journalistieke loopbaan en verkondigde mijn mening, eerlijk, zoals deze was, en werd op alle mogelijke manieren door Buitenlandse Zaken, door Luns, Van Roijen, Schürmann en alle andere non-valeurs in het Nieuw-Guinea-conflict met man en macht naar den brode gestaan. Ik kreeg nergens een poot aan de grond met alle financiële consequenties van dien, maar toch weigerde ik een compromis. Ik kon niet anders. Men was immers tègen Nederland en ons historische belang in Zuidoost-Azië bezig? Ik weigerde hieraan mee te doen, wat ook de persoonlijke nadelen mochten zijn. Nadelen, die ik ook in 1988 nog altijd van Buitenlandse Zaken, de overheid, en de Nederlandse diplomatie ondervind. Deze misdadigheid rust dus niet op mijn geweten. | |
13 oktober 1961 (dagboek)Lezing voor het ‘Modern Club Forum’ in Philadelphia, in de Ballroom van het Barclay Hotel. De meeste dames waren 70 jaar of ouder. Mijn onderwerp was ‘Storm clouds over Berlin’. In de trein las ik met klimmende belangstelling het boek van Felix Greene: ‘Awakening China’. Hij gaf bijvoorbeeld een gesprek weer tussen de laatste keizer van China, Henri Pu-yi, Chou En-Lai en de bezoekende veldmaarschalk Montgomery. | |
[pagina 286]
| |
De Brit vroeg of de voormalige Manchu-keizer een gelukkig mens was. ‘I am a gardener now. I have never been happier in my life. It is much better to be a gardener than to sit on the throne of the Imperial Palace doing just what you are told to.’ Chou lachte en Monty keek overrompeld.Ga naar voetnoot1. Hoe meer ik over mijn positie in de V.S. nadenk, hoe meer ik ervan overtuigd ben, dat mijn taak behoort te zijn de inzichten van de mensen buiten Amerika voor het publiek hier zo exact mogelijk begrijpelijk te maken. Want de kudde hier is miserabel slecht geïnformeerd. Ik moet ook gaan schrijven. Dat moet. Ik maak zoveel aantekeningen. Het proces, dat aan schrijven voorafgaat, rijpt. Schreef Rijkens, dat ik de Indonesische diplomatie in New York had gemobiliseerd om zijn (leugenachtige) verklaring tegenover het A.N.P. zoveel mogelijk te helpen dekken.Ga naar voetnoot2. Intussen schijnt de heer Popov uit Den Haag te zijn uitgewezen, terwijl de regering ambassadeur Mr. H.A. Helb uit Moskou als een blijk van ongenoegen heeft teruggeroepen. | |
14 oktober 1961The ‘New York Times’ komt weer met een knots hoofdartikel, waarin Sukarno wordt aangeraden op het plan-Luns in te gaan en een tussenoplossing voor de Papoea's via de U.N.O. te aanvaarden. Op die wijze zou dan het recht op zelfbeschikking kunnen worden erkend en uitgeoefend. ‘Ach,’ zei ambassadeur Zain, ‘de Amerikanen willen niet dat wij de D.D.R. erkennen, maar ze zijn tezelfdertijd tegen de teruggave van Irian-Barat aan ons.’ Hij vervolgde: ‘De landen, die zich in Bandoeng hebben verenigd als niet-gebonden reageren slechts op de double-standards van het Westen. Hoe zouden de gezagdragers in Washington zich opstellen indien Amerikaanse negers zich zouden willen gaan afscheiden, of de Indianen? Het Westen maakt misbruik van wat ze het recht op zelfbeschikking noemen.’ Ik bracht vandaag in ‘Indonesia House’ door. De ambassadeurs Sukardjo Wirjopranoto, Zain, Palar, Abu Hanifah, Sudjarwo, Minister van Staat, professor Yamin en minister Subandrio zelf waren in vergadering. Boek Kusumasmoro vertelde aan Yamin te zijn toegewezen, omdat niemand anders met hem huis kon houden. Ook Lapian, Masfar en de anderen | |
[pagina 287]
| |
waren aanwezig. Ganis Harsono nodigde me uit te blijven eten. Dr. Zain vroeg me het laatste nieuws aan professor Yamin te gaan rapporteren. Uniek dagje met Indonesische vrienden. Op weg naar Kew Gardens liep ik tegen een Peruviaanse matroos, die met zijn oorlogsschip in de haven lag, aan. Hij heette Telles Alcocer. In 1941 geboren. Hij wilde in een automaat samen een foto maken.Ga naar voetnoot1. Hij sprak geen woord Engels, wat een handicap was. We gingen naar mijn flat. Hij bleef slapen. Seks samen in de douche. | |
15 oktober 1961In de U.N.O. had de Zuidafrikaanse minister van B.Z., Eric H. Louw een opzienbarende rede gehouden, waarin hij benadrukte, dat de zwarte bevolking in zijn land meestal aanzienlijk betere levensomstandigheden kende, dan zwarten in de meeste Afrikaanse landen. De derde wereld kwam hiertegen in opstand en diende een protest-motie in, die door 67 staten werd gesteund, met alléén Zuid-Afrika tegen. Alle westerse landen, de V.S., België, Frankrijk, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Italië, Canada en andere landen onthielden zich van stemming of bleven weg. Alléén Nederland - dankzij het verziekte brein van Joseph Luns - stemde met de derde wereld mee in de kinderlijke veronderstelling, dat Nederland hierop meer steun uit Azië-Afrika zou kunnen krijgen voor haar standpunt inzake de Papoea's. Thomas Hamilton merkte hier dan ook vandaag in de ‘New York Times’ over op: ‘The Netherlands, despite its racial ties with South-Africa, went as far as to vote for the resolution, since it is trying to get Asian and African support for its proposal to hand over Netherlands New Guinea to the United Nations rather than continuing to argue about surrendering it to Indonesia.’ Ik geneerde me groen en geel voor dit internationale Nederlandse gedrag onder leiding van Luns, waar uiteraard geen haan rond het Binnenhof naar kraaide. Het scheen of Luns zich kon permitteren wat hij wilde, hoe krankzinnig ook.Ga naar voetnoot2. Ik ging naar Idlewild om minister Subandrio uitgeleide te doen, die naar London vloog om een gesprek met Lord Home te hebben. Pak Kardjo nam mij terzijde, ‘Ik heb nog eens over je plan naar Indonesië te reizen nagedacht. Je komt er wel in, | |
[pagina 288]
| |
maar hoe kom je er uit? Je hebt er nog altijd vijanden. Bedenk dit terdege. Ze zouden iets tegen je kunnen ondernemen.’ ‘Maar Bungkarno zal me toch helpen?’ antwoordde ik. ‘Natuurlijk, maar intussen komt er eerst een hele heibel van.’ Daar zouden ze in Holland inderdaad van genieten: Oltmans gearresteerd in Jakarta. Verzorgde mijn 43ste uitzending voor het radiosyndicaat in Chicago. Reisde naar Philadelphia voor een lezing bij de ‘Rodeph Shalom Men's Club’. De heer en mevrouw William Pomerantz haalden me van het station. Ik scheen in te vallen voor Harrison Salisbury van de ‘New York Times’. We dineerden in het ‘Hotel John Bertram’ samen met drie rabbi's en een arts en zijn vrouw. De conversatie was hoogst middelmatig, zoniet beneden peil. Toen we bij de ‘Temple’ aankwamen, zei iemand in de auto: ‘Oh, boy, a bad night, only few cars.’ Er waren misschien 100 mensen aanwezig. De microfoon werkte om te beginnen niet, waardoor een soort Joods pandemonium uitbrak, wat behoorlijk vervelend was. Rabbi Weisz liep weg, en smeet de deur achter zich dicht, maar kwam even later weer terug. Ik hield een vurig pleidooi van anderhalf uur, dat hen deed schudden in hun grondvesten. Toch vond ik hen ‘savages’, ik weet er geen ander woord voor. | |
16 oktober 1961Vloog naar Boston, lunchte in het ‘Statler Hilton’ en nam een bus naar Norwell, Massachusetts om een lezing te geven voor de Republican Club. De leden waren dus tègen J.F.K., wensten China buiten de Verenigde-Naties te houden en waren van mening, dat de ontwikkelingslanden in de derde wereld allemaal de kant van Moskou op gingen. | |
17 oktober 1961Mijn vader zond me een omslagverhaal van de ‘Haagse Post’, waarin Mr. G.B.J. Hiltermann in gesprek was met Paul Rijkens. Het stuk wemelde van onwaarheden en het verdoezelen van 's mans werkelijke rol. Op de vraag, wat mijn bemoeiingen met de zaak waren geweest, antwoordde de oud Unilever top-baas: ‘Voor zover ik weet speelde hij een rol bij het eerste gesprek van de heren Scholtens en Van Konijnenburg met Sukarno in Washington. Oltmans begeleidde Sukarno heel vaak. Toen men nog wat napraatte in Washington voegde ook hij zich bij het gezelschap. Hij was vertrouwensman van Indonesische kant, maar bepaald geen verlengstuk van onze groep. | |
[pagina 289]
| |
Nà dit gesprek heeft hij zich hier in Nederland indiscreties veroorloofd.’ Wie de aantekeningen hier in de voorgaande drie delen dagboeken (1956-1961) heeft gelezen, weet, dat 1961 het vijfde jaar was dat ik in nauw contact stond met de groep-Rijkens, en in het bijzonder met dr. Emile van Konijnenburg en later dr. K. Scholtens van de Shell. Ook werden mijn professionele contacten met de doyen van de journalistiek, dr. M. van Blankenstein, een bijzonder trouwe Rijkens-trawant, hier uitvoerig beschreven. Rijkens zat andermaal om onbegrijpelijke redenen ordinair te liegen. Hiltermann liet het gesprek vergezeld gaan van een lang hoofdartikel onder de aanhef: ‘Plan-Luns testcase voor Indonesische redelijkheid.’ Hiltermann wilde, dat men de internationalisatie-truc van Luns ‘niet te doctrinair zou moeten bezien’. Hij vervolgde: ‘Zonder twijfel biedt het een uitgangspunt voor een geheel nieuwe benadering van de verhouding Nederland-Indonesië.’ In werkelijkheid bood het gezwam van Luns geen enkele kans, ook niet op betekenisvol herstel van de betrekkingen met Jakarta. Hiltermann zat er, als gewoonlijk, falikant naast, maar zou in Nederland onveranderd als orakel in de internationale politiek nog jarenlang doordraaien. | |
18 oktober 1961 (dagboek)Vloog met een DC-6 van ‘United Airlines’ naar Cleveland, Ohio voor een ‘repeat-performance’ voor de ‘Cleveland Town Hall’. Den Haag zou voor 1962 100 miljoen voor Nieuw-Guinea gaan uittrekken, dus weer een aanzienlijk bedrag ‘à fond perdu’. Ik las verder dat Zweedse deskundigen hadden vastgesteld, dat er wel degelijk afgevuurde kogels in verschei- | |
[pagina 290]
| |
den personen aan boord van het toestel waarmee Dag Hammerskjöld vloog waren gevonden. Eerder was verklaard, dat de kogels afkomstig waren geweest uit kisten ammunitie, die zich aan boord bevonden, en bij de explosie in de lichamen terecht waren gekomen. Het mysterie van Hammerskjölds dood zal zich nog jaren voortslepen. Ik las verder in Felix Greenes China boek aan de vooravond van een nieuwe stemming in de U.N.O. of Peking toegelaten diende te worden of niet. Pagina na pagina van dit boek bevat informatie, die over de jaren al lang via de media beschikbaar had moeten zijn. Het is belachelijk hoe weinig Amerikanen over de grootste ‘clan’ ter wereld, de Chinezen, weten. Ook zag ik in ‘De Volkskrant’ een belachelijke kop: ‘Soldaat mocht met koningin zijn zorgen bepraten.’ Wat was gebeurd? Prins Bernhard had de koningin zo ver gekregen voor het eerst een wapenschouw te velde af te nemen. Het gebeurde bij de Elspeetse heide, waar de vierde parate divisie was gelegerd. Er waren kleine verloven ingetrokken en militairen voelden zich gedupeerd. Arie Kastelein (20) uit Montfoort had van zijn commandant te horen gekregen, dat hij was uitgekozen om zijn persoonlijke problemen met de koningin te ‘mogen’ bespreken. ‘Majesteit,’ zei de metselaar van beroep met een zoontje van drie maanden, ‘mijn schoonvader heeft een huisje voor me gekocht, dat moet worden verbouwd. Wanneer ik 28 september was afgezwaaid was ik er iedere avond aan gaan werken.’ | |
19 oktober 1961‘Ik ben erg blij, dat het je op het ogenblik zo goed gaat,’ schreef mejuffrouw G. Buringh Boekhoudt in een brief van 15 oktober 1961. ‘Je zult een ander mens worden, wanneer je eenmaal uit je schulden bent en het zal je een grote voldoening zijn dit op eigen kracht bereikt te hebben. Ik heb toch altijd het gevoel, dat Amerika het land voor jou is, al schrijf je dan zelf altijd, dat je het er eigenlijk niet prettig vindt. Zorg je ook wel eens een beetje voor ontspanning? Een mens kan niet aldoor hard werken. Dank voor je belangstelling voor mijn gezondheid. Die is nog steeds weinig bemoedigend.’ Mijn lieve beschermvrouwe had last van evenwichtsstoornis en veel hoofdpijnen. Zij wandelde veel en genoot van ‘het prachtige herfstweer’. ‘Verder geef ik nog een paar uur per week les aan (prinses) Marijke,Ga naar voetnoot1. waar ik een grappige en intelligente leerling aan heb. Zonde, | |
[pagina 291]
| |
dat haar ogen zo slecht zijn.’ Zij eindigde met: ‘Ik volg steeds vol belangstelling de Nieuw-Guinea kwestie!’ Eindelijk ook een brief van Harisanto. Ik belde hem op. Heerlijk om zijn stem te horen. Strange ways, Asians! De Van Konijnenburgs waren in Manhattan. Het was Emiles verjaardag. Ik nam hen mee naar de U.N.O. waar ik hen in het diplomatenrestaurant een lunch aanbood. Hij vertelde de K.L.M. te hebben aangeboden te vertrekken, ook nadat het kamerlid van Rijckevorsel reeds had voorgesteld de paspoorten van Rijkens en de andere heren te laten intrekken. Van der Beugel had Konijn echter toegevoegd: ‘We kunnen je niet missen.’ De reactie van ambassadeur Zain op het gesprek van Rijkens met de ‘Haagse Post’ luidde: ‘Het bewijst, dat Paul Rijkens vergeleken bij Luns een eersteklas politicus is. Hij durft...’ Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto, niet door H.J. van Roijen opgeleid als diplomaat, was natuurlijk veel eerlijker, want hij zei: ‘Ja, Rijkens durft, nadat jij hem eerst een trap hebt gegeven.’ Vanavond sprak ik in de ‘White Beeches Country Club’ in Ridgefield, New Yersey voor de plaatselijke Manufacturers Association. | |
20 oktober 1961Uit 20 landen zouden dit weekeinde 32 buitenlandse correspondenten met 44 afgevaardigden van 30 studenten publikaties langs de Amerikaanse oostkust discussiëren op het prestigieuze Hamilton College in Clinton, New York. We vlogen er met een charter van Mohawk Airlines heen. Ik zat naast de leider van de groep, John B. Oakes, editorial writer van de ‘New York Times’. Drie andere Nederlandse journalisten waren mee, Vas Dias (N.R.C.), Paul Sanders (Het Parool) en Bert van Velzen (K.R.O.). Ik sprak met Oakes over Nieuw-Guinea en de treurige weergave van de kwestie in de ‘Times’, vooral ook door Harry Gilroy in Den Haag, die altijd keurig het standpunt van Buitenlandse Zaken en Luns weergaf. Oakes: ‘Ik ben van mening, dat de Indonesiërs evenveel aanspraak op Nieuw-Guinea kunnen doen gelden als de Nederlanders.’ Hij begreep er dus niets van. Ik beloofde een memo te zullen schrijven. Ik zat in panel 4 met een Zwitserse, Pakistaanse en Israëlische journalist. Israël had vorige week al een document toegezonden. Daarop hadden de studenten het Iran van de Sjah uitgenodigd het standpunt van de Palestijnen en Arabieren te verdedi- | |
[pagina 292]
| |
gen. Ik vond dit absurd en zei dit dus. Er werden prompt harde noten gekraakt en op een bepaald ogenblik zei ik Amerikaanse studenten veel te gezapig en berustend te vinden: ‘We should have more riots on campuses,’ zei ik. Dit bleek het konijn uit de hoed getoverd te zijn. De suggestie bereikte het officiële Forum en prompt ontstond er een wijde discussie over studentenprotesten in het algemeen. John Oakes merkte zelfs op: ‘De trustees of Hamilton College will not like the idea of riots, but it might be a good thing.’ Hij kwam er verschillende malen op terug. Er waren natuurlijk tègengeluiden, ook van studenten, die verklaarden, dat men naar college was gegaan om te studeren, niet te demonstreren. Zelfs Vas Dias viel me bij, dat studenten in de V.S. meer hun nek dienden uit te steken. Ik nam daarop het woord, en zei, dat ik als initiatiefnemer van de ‘riot-discussion’ er op wenste te wijzen, dat hier niet een oprukken naar de villa van de President van Hamilton College mee werd bedoeld, waarbij alle ruiten zouden worden ingegooid, maar dat Amerikaanse studenten wel eens wakker zouden mogen worden en niet altijd op hun luie achterste zitten, terwijl de regering de meest schandelijke stunts uithaalde, zoals de invasie van Cuba, de moord op Lumumba en andere zaken. Oakes kwam tussenbeide en zei dat ik een speech afstak in plaats van een vraag te stellen. Een redacteur van de Cornell University-krant verklaarde daarop, dat ten tijde van de moord op Lumumba 3 000 studenten aldaar hadden gedemonstreerd. Bert van Velzen voegde me toe: ‘Je hebt hier een sensatie veroorzaakt.’ De Dean hoopte, zei hij me, dat de plaatselijke kranten niet met koppen zouden komen: ‘Studentenconferentie staat “riots” voor.’ Hij dacht, dat ik dan gevraagd zou worden eerder te vertrekken. Ergens stond een Steinway en ik speelde. Vas Dias maakt naar aanleiding hiervan de opmerking tegen Paul Sanders: ‘Hij speelt goed piano. Wanneer hij niet aan de verkeerde kant stond zouden we muziek met hem kunnen maken.’ Met verkeerde kant werd dus mijn Nieuw-Guinea standpunt en vriendschap voor Sukarno bedoeld. Op weg naar huis ontmoette ik gisteravond twee Ivy Leaguestudenten, die geïnteresseerd waren met me mee naar Kew Gardens te komen, tenslotte altijd nog een half uur van Manhattan met de subway. Eén van hen schoof mijn dubbelbed uit en sloeg de lakens open met de opmerking: ‘Ik heb niet zoveel tijd, want mijn hond wacht thuis.’ Het eind van het liedje was, dat zij samen een 69 maakten en ik zelf buiten schot bleef, waarna zij spoedig opkrasten. Ik probeerde me de blijdschap van de hond voor te stellen. | |
[pagina 293]
| |
22 oktober 1961Mijn oude vriend, Noes Loppies, een Indische jongen, die nu voor 72 dollars per maand in Fort Dix in het leger zit, kwam me opzoeken. We gingen naar de Chinees. Zijn uniform en crew-out stonden hem goed. Hij wil een rakettenopleiding volgen. Ik ben erg op hem gesteld. Hij was, vóór hij naar mij kwam, bij ‘zijn vrouwtje’ geweest. Iedereen heeft zo zijn eigen oplossing voor hetzelfde probleem. Probeer via George Branford en zijn Esquire School for Male Models een visum voor Bertie Hilverdink te krijgen. Herfststormen. | |
25 oktober 1961Sprak in Erie, Pennsylvania voor de ‘Temple's Men's club’. Rabbi Leonard Zion had mij voor een tweede maal uitgenodigd. Ik had me vanmorgen enorm geërgerd aan generaal Eisenhower's kritiek op het door Kennedy opgerichte Peace Corps. Ike maakte zelfs de onzinnige vergelijking met de maan, dat J.F.K. net zo goed vrijwilligers naar dit hemellichaam zou kunnen zenden. Maar de Joodse gemeenschap in Erie bleek verwoed Republikeins en men was het met mijn verdediging van de Peace Corps-gedachte allerminst eens. | |
27 oktober 1961Chicago, Illinois Dick Applegate was in een ziekenhuis nà twee hartaanvallen. Ik ontmoette voor het eerst zijn tweede man, Earl Glickman. We lunchten samen. Hij zei: ‘N.B.C. will buy you away from us some day, since you are top-class in commentary. You are the best in the business, Willem, and your accent is even an asset.’ Nam twee nieuwe uitzendingen op en vroeg me af, hoe het zou zijn, zonder georkestreerde sabotage van het ministerie van Buitenlandse Zaken, om radioprogramma's voor Nederland te maken. | |
[pagina 294]
| |
blanke boeren werden gefokt. Om die reden heeft ieder jaar in oktober in Jackson, Mississippi een markt plaats, die één week open is voor deelname door blanke boeren en dan drie dagen een aparte markt voor zwarten. Zestig jaar lang was de traditie gehandhaafd, maar dit jaar liep de apartheidsvoorstelling, dankzij protesterende zwarte studenten uit de hand. De politie trad hard op, onder meer met zes herdershonden. Zeven studenten van 16-22 jaar van Tougaloo Southern Christian College werden opgesloten en verscheiden mensen werden behandeld wegens hondebeten.Ga naar voetnoot1. | |
30 oktober 1961Omaha, Nebraska Lezing voor Fred Larkin's ‘Ad Sell Leage’. Dennis Burrow van de ‘Evening World Herald’ kwam me in het ‘Sheraton’ interviewen. De Sovjets hadden inmiddels zware tanks naar Berlijn gezonden en voor het eerst stonden Amerikaanse en Russische tanks tegenover elkaar in de Friederichstrasse.Ga naar voetnoot2. Burrow vertelde, dat zijn krant hoofdartikelen had geschreven, dat de V.S. desnoods een oorlog over Berlijn dienden te beginnen. De groep van niet-gebonden landen leek vanuit Nebraska ‘a bunch of traitors’. Er was een lunch in de ‘Atheletic Club’. Larkin zei nooit ‘pinkies’ te zullen uitnodigen voor een lezing, en het probleem met W. Colston Leigh was, dat ze teveel ‘leftists’ op hun lijst van sprekers hadden staan, zoals William Shirer. Gelukkig had hij toen het plaatselijke avondblad nog niet gezien, waarin ik bepleitte, dat de V.S. Berlijn nooit werkelijk zouden kunnen verdedigen en dat Washington de realiteit van de twee Duitslanden beter onder ogen zou kunnen zien en betrekkingen met de D.D.R. openen. Het gesprek concentreerde zich tijdens de maaltijd op de typisch Amerikaanse obsessie: het Communisme. Men was er trots op dat ‘Pravda’ melding had gemaakt van het feit, dat de Communistische Partij in de staat Nebraska onwettig was verklaard. | |
[pagina 295]
| |
zijn boek publiciteit te bezorgen. Uit een telefoongesprek met ambassadeur Zain begreep ik, dat er een persoonlijke ontmoeting tussen minister Luns, professor Yamin en hemzelf zou hebben plaats gehad. Zain noemde Luns ‘onvermurwbaar’. Volgens ‘De Telegraaf’ ouden Yamin en Zain, Luns, die door ambassadeur Schürmann was vergezeld, hebben ‘gesmeekt’ om een oplossing. Iedereen, die de betrokken Indonesiërs kent, weet dat dit gelogen is. Ik ben benieuwd later te horen wat er precies is gebeurd. | |
2 november 1961Wyncote, Pennsylvania Lezing voor de Woman's club hier. De dame, die mij afhaalde zei, dat zij had gestopt met de ‘New York Times’ te lezen, nadat dit blad in de verkiezingen zich vóór John Kennedy had uitgesproken. ‘Zijn vader heeft de verkiezing gewoon gekocht,’ zei ze. Heb Che Guevara's boekje over ‘Guerrilla Warfare’ gelezen.Ga naar voetnoot1. Ik vind vooral de laatste pagina's boeiend, waar hij spreekt over de traditionele koloniale machten, die capituleren voor de eisen van de onderdrukte volkeren. Che noemt Holland en België ‘merely caricatures of empires’. Kan hem geen ongelijk geven, terwijl natuurlijk het kwalijkste was, de wijze waarop het verkapte koloniale denken zich bij velen voortzette, ook al waren de bezettingslegers vertrokken en verslagen. Wat bovendien opviel, was, dat Che, bijvoorbeeld schreef ‘They may attack us for being “Communists”’ en hierbij het woord communist tussen aanhalingstekens plaatste. (pagina 80) Er was eveneens een pocket verschenen, ‘Fidel Castro Assassinated’ door Lee Duncan, een freelance journalist uit New York.Ga naar voetnoot2. Op pagina 139 ging er in zijn verhaal een bom af en ‘Castro was dead’. Dergelijke rotzooi werd gretig op de stalletjes in Amerika verkocht en er waren mensen, die werkelijk geloofden, dat Fidel reeds was vermoord. Las ook: ‘Cuba: the first Soviet Satellite in the Americas,’ van Daniel James.Ga naar voetnoot3. Ik kan niet geloven, dat Castro een volbloed communist is of zal worden. Sprak vanavond in Manhattan voor de ‘Robert Fulton Masonic Lodge 1014’. | |
[pagina 296]
| |
3 november 1961Emile van Konijnenburg reageert op mijn schriftelijke kritiek op het Rijkens-interview. ‘Ten eerste weet je niet precies wat Rijkens zei. Je gaat ervan uit dat een krant letterlijk het gezegde weergeeft.Ga naar voetnoot1. Niets is minder waar. Nu laat je al het woord vallen van een Open Brief (tegen Rijkens) in een ander blad. Wim, mag ik je als oudere nu eens hartgrondig zeggen, dat dit absoluut fout is. Het zou juist zijn als je de heer Rijkens bij een volgend bezoek aan Nederland eens persoonlijk zou bezoeken en de kwestie uitspreekt. Leg die zinsnede rustig even op ijs. Er is al zoveel verwarring, laten we deze niet vergroten. Wat betreft de gang van zaken hier kan ik je zeggen, dat het steeds beter gaat. Lees vooral wat dr. Berghuis van de A.R. zei. Ondanks het feit, dat hij (ten onrechte) de groep-Rijkens een klap geeft, is datgene wat hij zegt belangwekkend. Die klap nemen wij op de koop toe, dat is inherent aan het spel.’ Er was eveneens een brief van Rabbi dr. Alvin Rubin uit Roslyn Heights, New York, die schreef, dat hij me op gepaste wijze wilde bedanken voor de ‘stimulating and informative talk’ van 12 oktober. ‘We were all very much impressed with your words and personality.’ En mijn ‘gangster’-vriend, Al Brust, was tot de conclusie gekomen, dat hij het beste met een buitenlands meisje zou kunnen trouwen en schreef, of ik hem wilde adviseren, ook hoe hij bijvoorbeeld een Hollandse jongedame zou kunnen vangen. In de U.N.O. stelde ambassadeur Sukardjo mij voor aan madame Supeni, president Sukarno's reizende ambassadrice. We gebruikten samen een sandwich in de coffeeshop van de delegates-lounge. Prompt cirkelde de Nederlandse diplomaat van Heuven weer eens om ons heen. Ik had bij Van der Jagt van de K.L.M. exemplaren van professor F.J.F.M. Duynstee's nieuwe boek opgehaald, ‘Nieuw-Guinea als schakel tussen Nederland en Indonesië’.Ga naar voetnoot2. Ik kon Pak Kardjo een exemplaar geven. Ik zag, dat Duynstee refereerde aan het berucht geworden adres aan de Staten-Generaal van 1957 (terechtgekomen in Keesings Historisch Archief, 1957, pagina 13036). Verder citeerde hij mijn interview met Mohammed Hatta van 6 juni 1957 in ‘Vrij Nederland’, terwijl ook mijn grote groep-Rijkens rel van 1961 (pagina 329) werd vermeld. Duynstees conclusie over dit laatste gebeuren: ‘Over het algemeen is de openheid in Nederland voor een oplossing in Indonesische | |
[pagina 297]
| |
richting door een en ander toegenomen.’ Dat was dan ook precies mijn bedoeling geweest. | |
5 november 1961Ontmoette ambassadeur Zain in het ‘Olcott Hotel’. Hij begon met te benadrukken dat de kwestie Nieuw-Guinea zonder derden in bilateraal overleg met Nederland diende te worden opgelost. ‘Nederland kan natuurlijk in Washington gemakkelijk zeggen, dat ze van Nieuw-Guinea afwillen,’ aldus de ambassadeur, ‘Voor hen betekent het verder niets. Voor ons is het een stuk uit ons land. Ik heb ook tegen het State Department gezegd: “wat zouden jullie doen, wanneer de Indianen in Nieuw Mexico zich zouden willen afscheiden?” De Nederlandse redenering is de logica van het niet-logisch zijn. Zelfbeschikking is ‘a right of nations’. Lees er Ernest Renan maar op nà. De oplossing op Irian-Barat ligt niet in afscheiding. Den Haag zit de situatie slechts op de spits te drijven. Er zou iedere minuut vrede kunnen worden gesloten.’ Ik vroeg vervolgens naar het fameuze gesprek van Zain en professor Yamin met Luns en Schürmann. ‘De eerste tien minuten was Luns woedend en opgewonden. We hebben dit rustig opgevangen en hem tot kalmte gebracht. Hij begon met te verklaren, dat hij tijdens een uitnodiging naar Indonesië te komen in 1955 niet door de president in particuliere audiëntie was ontvangen. Zo stom om door een dergelijk feit te releveren zich op die manier te vernederen,’ aldus de ambassadeur. ‘Met zijn olifantshuid begrijpt hij dat niet eens,’ antwoordde ik. Zain: ‘Luns begon dus met dat de Papoea's geen Indonesiërs waren en Nieuw-Guinea niet bij Indonesië hoorde. Ik heb toen gezegd: Dan zouden we alle stammetjes in Indonesië wel kunnen gaan opdelen, is dat wat u bedoelt?’ Zain bracht ook naar voren of hij soms met de afgezaagde argumenten van Serawak en Timor behoren ook niet bij Indonesië dacht aan te komen. ‘En wanneer het hem te heet onder de voeten werd,’ aldus dr. Zain, ‘dan richtte hij zich tot Schuurtje en zei: “Niet waar Ambassadeur?” Schürmann ratelde dan zijn lesje als een echte ambtenaar af. Ik heb zelfs op een bepaald moment gezegd: “En nu begint Schürmann af te draaien...” Ik koester geen afgunst voor deze Schürmann. Bij ons, de jonge naties, zijn ambassadeurs policy-makers. Ik zou jegens professor Yamin geen blad voor mijn mond nemen. | |
[pagina 298]
| |
Trouwens, Yamin zei tegen Luns op een bepaald ogenblik: “Maar u bent toch ook van mening dat onze twee naties beter tot elkaar kunnen komen?” maar dan ratelde Luns weer af wat een slechte luitjes wij waren, die de akkoorden hadden afgebroken en dat er daarom geen basis was om over Irian te spreken.” Ik heb toen tegen Luns gezegd: “Maar wat wint u, wanneer uw resolutie (tot internationalisatie) een twee-derde meerderheid zou halen?” En Yamin voegde toe: “Hoe moeten we van daaruit dan verder roeien, vooral wanneer Indonesië niet met uw resolutie akkoord gaat? En wat moet er gebeuren, wanneer Indonesië er in slaagt uw resolutie afgestemd te krijgen? De ‘stalemate’ gaat dan verder. De zaak is alleen gediend wanneer wij tot een bilateraal gesprek komen.”’; Ambassadeur Zain zei verder, dat professor Yamin de Nederlandse minister ervan had verzekerd bij de regering in Jakarta op een informeel gesprek tussen beide landen te zullen aandringen om een gemeenschappelijke basis te leggen, die zou kunnen overlopen in formele gesprekken zonder voorwaarden. Zain: ‘Luns ging hier helemaal niet op in, bleef eromheen draaien, probeerde steeds de werkeljke geschilpunten te ontlopen. Ik zei openlijk tegen hem: “Dat is niet wáár, Excellentie, wij kunnen wel degelijk praten.” Maar Luns antwoordde botweg, dat onze uitgangspunten nu eenmaal totaal anders waren, omdat Nederland aan zelfbeschikking voor de Papoea's vast hield. Hij kon gewoon niet beargumenteren waarom wij geen informele directe contacten zouden openen en gesprekken beginnen. Professor Yamin was tenslotte de enige, die Bungkarno een gesprek met Nederland zou kunnen hebben verkopen. Ik heb Luns rechtstreeks gezegd: “U haalt uw twee-derde meerderheid niet in de U.N.O.”, iets wat Yamin niet zo blunt wenste te zeggen. Dit was zijn zwakke punt, want toen ik hem vroeg wat hij dàn dacht te doen, antwoordde hij: “Dat kan ik u niet zeggen. Ik kan mij nu niet commiteren.”’ De sfeer van het gesprek, zei Zain, was goed geweest met de gebruikelijke mopjes. ‘Tenslotte waren wij naar de kamer van Luns gekomen. Wij toonden aan immers, dat we nog altijd bereid waren ons te accomoderen. Ook Subandrio had opgemerkt, dat deze ontmoeting ons iets van ons prestige zou kosten, maar we bewezen intussen onze bereidheid. Wij zijn niet bang. Luns is bang. Wij zijn overtuigd van onze positie, en omdat het zo'n ernstige zaak is zijn we bereid erg ver te gaan. Ik stelde voor,’ aldus ambassadeur Zain, ‘dat als eerste stap een ontmoeting tussen ons en politici als Berghuis, Bruins Slot en anderen in Europa zou kunnen plaatsvinden. Daar ging hij | |
[pagina 299]
| |
mee akkoord. Je kon trouwens op het gezicht van Schuurtje (ambassadeur Schürmann) aflezen, dat hij zijn lesje helemaal tegen zijn zin zat af te ratelen. Gelukkig bevind ik mij niet in een dergelijke positie. Ik had er soms werkelijk lol in. Jullie (Nederlandse) ambassadeurs kunnen op geen enkele wijze een positieve bijdrage leveren tot de problemen. Ik wil niet veel zeggen, maar in onze (derde wereld) landen, met een opkomende jonge garde, doen wij dit zéér zeker.’ Ik schreef een drie-pagina memorandum over het bovenstaande gesprek en verzond dit op 6 november vertrouwelijk naar H.M. de Koningin, minister-president Jan de Quay, Paul Rijkens en M. van Blankenstein. In 1985, enkele weken vóór zijn dood, schreef mijn journalistieke mentor en eerste superieur in het vak, dr. Anton Constandse, mij een brief. Hij moedigde me aan, en zei, dat ik de enige was, die dit zou kunnen, om de afschuwelijke rol van Joseph Luns bij de ondergang van het laatste restje goodwill van Nederland in Indonesië, bloot te leggen. Ik dacht toen, en denk dit nog: dàt is geen éénmanswerk, alléén een ‘team-effort’ zal ooit in staat zijn een zo gecompliceerde zaak uit te zoeken. Daarom geloof ik, dat ook dit dagboek slechts een bijdrage zal kunnen zijn, zoals de authentieke weergave van dit gesprek tussen top-Indonesische-diplomaten en de Nederlandse minister en diens trouwe vazal. Gelukkig zijn er reeds thans, ook in Nederland, jonge gardisten, die op zoek zijn naar het achterhalen van geschiedkundige gebeurtenissen, zoals dr. Ronald Gase, die mijn werk reeds in het begin van de zeventiger jaren op het spoor kwam en daarop met ongekende ijver en energie zijn eigen weg is gaan bewandelen bij het achterhalen van aspecten van het Nederlandse dekolonisatieproces in Indonesië.Ga naar voetnoot1. | |
6 november 1961 (dagboek)Vanmorgen zag ik in de U.N.O. drie, door Nederland naar de internationale arena gehaalde Papoea-vertegenwoordigers omringd door een zwerm Nederlandse diplomaten. Belachelijke vertoning. Om 15:30 was ik op Idlewild bij de verwelkoming van dr. Subandrio, die ik een exemplaar gaf van het Duynstee-boek. Professor Yamin zag, dat ik in gesprek was met de heer Bell van het State Department, die Bandrio officieel had eerwel- | |
[pagina 300]
| |
komd, en voegde me toe: ‘Vertel hem maar, dat Duynstee heeft geschreven, dat Indonesiërs geen kleine schooljongens meer zijn.’ Van Konijnenburg vertelde telefonisch, dat zeventig Nederlandse hoogleraren een verklaring hadden uitgegeven, die van eminent belang was. Van Blankenstein deelde mij mee, dat Luns bij thuiskomst een aantal dubieuze figuren op de thee had gevraagd (‘waaronder Sandberg van “Het Parool” - zijn eigen krant dus’). ‘Sandberg heeft mij onmiddellijk opgebeld,’ aldus deze journalist, en had gezegd, ‘dat de Nederlandse resolutie in de U.N.O. eindeloos geamendeerd zou worden en dan zouden er toch bilaterale besprekingen uit voortkomen’. Op mijn suggestie, om politici vast met de Indonesiërs te laten praten, antwoordde hij, ‘dat durven ze in dit stadium niet’. In de U.N.O. introduceerde dr. Zain mij bij de ambassadeur van Malaysia, die de ontmoeting Yamin-Luns had gearrangeerd. Zelf bracht ik Henri Faas van ‘De Volkskrant’ bij Zain. De ambassadeur vertelde me later, dat Faas doordrenkt was van de ideeën van Luns. Het gevecht over de Nederlandse resolutie was in volle gang. Lapian kwam vertellen, dat Thailand instructies had ontvangen tègen Nederland te stemmen. Faas benadrukte, dat Luns slechts 51 stemmen nodig had. Hij zat duidelijk op de Luns-lijn. De Nederlandse delegatie circuleerde verder in de wandelgangen een brief van Mohammed Hatta, die in 1949 akkoord zou zijn gegaan met de Nederlandse souvereiniteit over Irian-Barat. Wat een bedriegerij. Ik heb zelf in 1957 immers uitvoerig Hatta voor ‘Vrij Nederland’ geïnterviewd over de Papoea-kwestie, die hierin juist volledig achter Bungkarno stond. Intussen heeft zich in Moskou een nieuw drama voltrokken. Dezelfde maarschalk Kliment Voroshilov, met wie ik in 1957 tien dagen in Indonesië reisde, en die toen nog de grote mijnheer was, werd onlangs door Nikita Khrushchev op het 22ste partij-congres voor rotte vis uitgemaakt. De ‘New York Times’ meldde nu dat een militaire wacht hem tijdens de 44ste herdenking van de Bolshevik Revolution bij de ingang van het Lenin Mausoleum gewoon terugstuurde. Dergelijke walgelijke zaken voltrekken zich nog altijd in de U.S.S.R., ondanks het zogenaamde vernieuwingsproces dat Khrushchev aankondigde. | |
[pagina 301]
| |
mijn vriend, Harisanto. Ben op tournee. Was in Pittsburgh en sprak in Penn Valley, reisde naar Mansfield, Ohio, waar ik in de Saint Luke's Lutheran Church een lezing hield, en kwam via Chicago naar hier. Santo was met Wayne, zijn roommate, en een Griekse jongen op het vliegveld. Hij was duidelijk blij me te zien en zei een verrassing te hebben. Zijn vriendin, Marguerita, zou over een half uur per bus uit New York arriveren. Ik vroeg hem, waarom hij me dit niet had gezegd. ‘I wanted you to come,’ zei hij, maar ik begreep, dat ons weekeinde in het water was gevallen en we er slechts het beste van zouden moeten maken. Marguerita werd door ons gezamenlijk afgehaald. Zij zag er uitgeput en onverzorgd uit. Zij wilde meteen een warm bad hebben, wat niet beschikbaar was. Zij werd in een gebouw voor damesstudenten ondergebracht. | |
13 november 1961Cleveland, Ohio Na een lezing in Springfield, Illinois, waar ook een bezoek werd gebracht aan het voormalige huis van Abraham Lincoln, moest ik hier vanmiddag spreken voor de ‘Intown Club’. Het was kennelijk een ‘society’ affair. Dat bleek reeds tijdens de conversatie bij de lunch. Alles ging goed, tot een dame in het groen mij in de rede viel en zei, dat ik de Amerikaanse politiek in Latijns-Amerika bekritiseerde, zonder positieve suggesties te doen. Geduldig legde ik uit, dat ik juist van mening was dit omstandig gedaan te hebben. De dame bleef aanhouden, waarop ik opmerkte: ‘I do not intend, when you are blind to what I say, to make you see.’ De dame hield aan. ‘U zei wèl, dat het beter was een ander te zenden, maar u vertelde ons niet wat hij dan wèl moest doen.’ Ik antwoordde: ‘You seriously mean now to say, that you discus still something else again, namely the task of diplomats abroad?’ Mevrouw Thompson, de dame die de leiding had, probeerde te interveniëren. Later voegde presidente mevrouw Bodurtha me toe, ‘I wished you had not gotten into a fight with my sister-in-law, Mrs. Hyde.’ En een andere dame: ‘We all love her dearly and some of us felt you were rude to her. She is one of the most welf-informed members of the club. She goes all the time to Washington.’ To hell with the whole fucking mess. Ben naar de film ‘Splendor in the gras’ gegaan met Nathalie Wood. Excellent performance maar een waardeloos verhaal. | |
[pagina 302]
| |
Sprak voor 800 studenten van het State College. De lezing was een ‘direct hit’. Er bleven een paar honderd jonge mensen nà om meer vragen te stellen. Nà de thee, om 15:45 werd er een nieuwe samenkomst belegd, waar ook verscheidene professoren voor terugkwamen. Nà de flop in Cleveland was dit weer een bemoedigende ervaring. | |
15 november 1961Rochester, New York Opnieuw een lezing gegeven voor de ‘Century Club’. Ik droomde trouwens vannacht, dat Mohammed Hatta naar New York was gekomen om het Indonesische standpunt inzake de Papoea's te verdedigen. Het zou een super idee zijn, indien de Indonesische diplomatie hiertoe zou besluiten. Eindelijk is iets van de sluier over de moord op Patrice Lumumba opgelicht. In de U.N.O. is een belangrijk rapport over die zaak verschenen en de volkerenorganisatie is terecht in rep en roer. De ‘New York Times’ schrijft vanmorgen in een hoofdartikel: ‘The report of the United Nations legal experts that Premier Patrice Lumumba of the Congo was, in all likelihood, murdered by Belgian mercenaries with the responsible association of Premier Moise Thsombe and other high Katangese officials is utterly shocking. It confirms the worst suspicions held at the time.’ Het rapport hield duidelijk president Joseph Kasavubu, Thsombe en andere Congolese autoriteiten volledig verantwoordelijk. (De tekst van het rapport is in mijn dagboek bewaard gebleven.) Tijdens mijn tournee was er weer veel gebeurd. Pablo Casals had een recital gegeven voor de Kennedy's op het Witte huis.Ga naar voetnoot1. ‘Time’ publiceerde een reportage over ‘de grote vier van het klavier’, Arthur Rubinstein (72), Rudolf Serkin (58), Vladimir Horowitz (57) en Sviatoslav Richter (47).Ga naar voetnoot2. Het bleef een lieve wens zelf iets aan de piano te kunnen blijven doen. In Rochester vond ik bijvoorbeeld weer een Steinway-vleugel en speelde een uurtje. | |
[pagina 303]
| |
Nehru. President Kennedy moest de Indiase leider op een persconferentie in bescherming nemen, toen hem werd gevraagd of Nehru meer pro-Communistisch en pro-Sovjet was dan pro-Westers. ‘I Have never thought,’ zei J.F.K., ‘that Mr. Nehru works consciously or unconsciously for the Communist movement. I know of no rational man in the United States, who holds that view. I do not know any figure in the world, as I have said on other occasions, who is more committed to individual liberty than Mr. Nehru.’ | |
16 november 1961 (dagboek)Verenigde Naties, New York De heer Van der Jagt van de K.L.M. informeerde me, dat zowel Prins Bernhard (‘maar die is hier voor wat anders’), als Paul Rijkens in New York waren. Het was echter niet duidelijk waar Van Konijnenburg uithing. Eerst ontmoette ik hier Madame Supeni, de reizende ambassadrice. Zij was van mening, dat de verklaring van de 70 Nederlandse hoogleraren aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, U Thant, diende te worden overhandigd. Minister Subandrio riep me en vroeg: ‘Wat is de laatste gossip?’ Bernhard Person zei een ‘zéér emotioneel gesprek met dr. Zain te hebben gehad’. Henri Faas bedankte me voor mijn introductie bij Zain, ‘waar ik zéér veel aan heb gehad’. Hij blijft een verstokte Luns-aanhanger en denkt nog steeds dat diens resolutie twee-derde meerderheid zal halen. Intussen werd tot in de avond in de U.N.O. fel gedebatteerd over het nieuwste Lumumba-rapport. Wie zou Amerika ervan kunnen genezen om de hele wereld eerst via een mogelijke communistische sympathie onder de loupe te nemen? Adlai Stevenson repte vandaag met geen woord over het Lumumba-rapport, noch over de betrokkenheid van Amerikaanse collaborateurs als Thsombe en anderen. Hij weet, dat Washington in de Congo ongelooflijk veel boter op het hoofd heeft. Valerin Zorin, daarentegen, richtte zich rechtstreeks tot de Belg, Henri Spaak, en legde omstandig uit - omdat deze zich van den domme hield - wat huursoldaten waren. Ook wilde Zorin weten, waarom er onder dit tuig altijd Belgen, Fransen, Britten, Italianen - en bij implicatie geen Russen - te vinden waren. Minister Bomboko kwam namens de Congo met een geïnspireerd en welbespraakt pleidooi voor steun aan zijn land, maar verzuimde het bijvoorbeeld voor Antoine Gizenga op te nemen. Ik zag Alphonse in de Congolese delegatie zitten en zond hem vlug een briefje. Maar Bomboko wachtte zich er wel voor | |
[pagina 304]
| |
Stevenson tegen de haren in te strijken. Hij was immers al lang naar de andere zijde overgelopen? Egbert en Anne Kunst, met haar moeder, waren mijn gasten in het diplomaten-restaurant. Een vriendschap, die 25 jaar geleden op het Baarnsch Lyceum begon, onder meer door gezamenlijk muziek maken, werd nu in New York voortgezet. Ik kreeg de tekst van dr. Subandrio's U.N.O.-rede over Nieuw-Guinea van 9 november, toen ik dus op tournee was. Op pagina 8 zag ik staan: ‘If the Netherlands are adopting a generous attitude in the struggle against colonialism, why do they not support the peoples of Algeria and Angola, who are sacrificing thousands and thousands of their people in the heroic struggle for freedom?’ Mijn vader stuurde me het nieuw ontworpen volkslied van de Papoea's, geschreven door dominee I.S. Kijne op muziek van een volksliedje van Marius Brandts Buys Sr. Het eindigde met: ‘Dankzij u, heer: Gij hebt mij het land gegeven, laat mij ook ijverig zijn om het te laten beantwoorden aan uw doel.’Ga naar voetnoot1. Er was al een Papoea-vlag kant en klaar. Ik stelde me voor, die peniskoker dragende kudde in de rimboe van Papoea-land te horen zingen, met een hoempa begeleiding uit Volendam. Volmaakt crazy, the ultimate delusion.
(wordt vervolgd) |
|