Memoires 1961
(1989)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
New YorkIn de Veiligheidsraad woedde de koude oorlog rond Congo onverminderd voort. Besloten werd de strijdmacht van de UNO met 6.000 man te versterken en op 20.000 soldaten te brengen. Met negen stemmen vóór en twee onthoudingen, de Sovjet-Unie en Frankrijk, had de Raad de blauwe helmen gemachtigd geweld te gebruiken om een burgeroorlog te voorkomen. Terwijl de meeste Afrikanen er van overtuigd waren, dat Lumumba als gevolg van blanke intriges om het leven was gebracht, sloeg het nieuws dat Albert Kalonji, de heerser van zuidelijk Kasai zes aanhangers van Lumumba had laten executeren in als een bom. Valerian Zorin (USSR) eiste daarop, dat het UNO-leger binnen vier weken zou worden teruggetrokken en dat Dag Hammerskjöld zou aftreden. De Rus zwaaide met een krant en een foto van Hammerskjöld en Moise Tshombe in Katanga en zei te weten, dat de U.N.O. met de tegenstanders van het Lumumba-regime samenspande. De nietgebonden staten riepen de V-raad in een resolutie op het Congolese parlement weer in werking te stellen, zoals ook de Lumumbisten in Leopoldville mij hadden gevraagd te helpen bewerkstelligen. Want intussen beheerste Antoine Gizenga, de wettige vice-premier en titulaire opvolger van Lumumba, bijna de helft van het Congolese grondgebied.Ga naar voetnoot1. | |
[pagina 42]
| |
Uit Cuba, waar Fidel Castro thans twee jaar aan de macht was, waren reeds 45.000 mensen gevlucht. President John F. Kennedy had laten bekendmaken, dat er geen sprake zou kunnen zijn van betrekkingen met Havana of het opheffen van de totale blokkade zolang Castro de politieke vrijheden van zijn burgers niet zou eerbiedigen. De Republikeinse Senator van New York, Kenneth B. Keating, bleek de voornaamste pleitbezorger in het Congres voor een harde lijn jegens Castro. Hij verklaarde: ‘Castro will not last out a year, if the United States pursued the right politicies.’Ga naar voetnoot1. Ik vroeg me af waar Keating zijn informaties vandaan haalde, [maar zou binnen niet al te lange tijd met hem te maken krijgen.] | |
26 februari 1961 (dagboek)Kew Gardens, New York Bereikte mijn flat om 05:15, kon twee uur slapen en moest naar het Greyhound-busstation voor vertrek naar Syracuse, New York, om een lezing te geven aan het Auburn Community College. In de post vond ik een brief van Jolle Jolles, president-directeur van het ANP.Ga naar voetnoot2. Hij kon niet uitvoerig zijn wegens vertrek naar de West, India en Japan. ‘Er zijn twee dingen, die interessant zijn,’ aldus Jolles. ‘Ten eerste had ik een week of twee geleden een interessant gesprek met een tweetal kamerleden van de VVD en voorts heb je sukses geboekt met “Het Vaderland”. Enige weken geleden was er een zéér interessant hoofdartikel, waarvan vele vrienden van mij zeiden: “Het Vaderland is kennelijk om.” Er verscheen wel een grote hoeveelheid ingezonden stukken, pro en contra, doch mijn algemene indruk is bepaaldelijk, dat er steeds meer gezocht wordt naar wegen om een einde te maken aan de afschuwelijke impasse. Wat hiervan komen gaat is nog niet duidelijk, doch het staat voor mij vast, dat het front momenteel in beweging is. het is wel wat laat maar enfin, je hebt je best gedaan.’Ga naar voetnoot3. Om 08:30 typte ik eerst nog een rapport van vier pagina's over mijn Congo-reis voor ambassadeur Thomas Kanza en belde hem. Hij was tot 03:00 opgebleven in de hoop mij gisteravond nog te ontmoeten. Op weg naar de bus sprak ik één uur met Kanza, die aanzienlijk meer relaxed was dan de eerste | |
[pagina 43]
| |
dagen nà de moord op Lumumba. Hij zou lunchen met ambassadeur Diallo Telli van Guinea. Captain Frederick Wallace, U.S. Air Force,Ga naar voetnoot1. haalde me in Syracuse af. We kregen bijna meteen keet over Lumumba. ‘Je denkt toch niet, dat de U.S. Government zo naïef zal zijn om Kasavubu te steunen, wanneer de overgrote meerderheid van Congolezen achter Patrice Lumumba zou staan?’ vroeg hij. ‘The Providence (Rhode Island) Sunday Journal’, en andere bij de WPS News Service aangesloten Amerikaanse en buitenlandse bladen publiceerden vandaag een 5-koloms artikel van mij. ‘Dutch New Guinea: potential crisis area.’ | |
27 februari 1961Auburn Community College, Auburn, New York De lezing voor 500 jongens- en meisjesstudenten was een belevenis. Ook voor mij. Ik kreeg een staand applaus en dr. Skinner, de president van het College zei: ‘This is the first time it ever happened.’ Tijdens de lunch was er gedrang aan de hoofdtafel van studenten, die dichtbij wilden zitten. Nà een behandeling in een plaatselijke kliniek voor mijn keel gaf ik een extra vraag- en antwoorduurtje in de middag voor studenten en professoren. Stormachtig applaus. Ik sprak natuurlijk veel over Congo, Patrice Lumumba en de gebeurtenissen in de Veiligheidsraad. Ik denk dat de jongeren vooral waardeerden, dat ze een kijkje konden nemen achter de schermen van het wereldgebeuren. Dr. Skinner reed me terug naar het Greyhound-busstation in Syracuse, opdat ik de verbinding naar Cleveland, Ohio kon halen. Midden in de nacht om 01:45 raakte ons voertuig ook nog defect.Ga naar voetnoot2.
De ‘New York Times’ meldde dat de mensheid thans 14 miljoen dollars per uur aan bewapening en legers spendeerde. De V.S. en de Sovjet-Unie gaven samen 73 procent van dit totaal uit. Men had berekend dat dit bedrag gelijk stond met 40 dollars per jaar per man, vrouw en kind van de wereldbevolking 1961. Men zou niet minder dan 240 miljoen gezinnen van dit bedrag van 88 miljard dollars aan passende woonruimte kunnen helpen. Wat mij eveneens boeide was, dat president Janio Quadros van Brazilië zich met enige snelheid in de richting van aansluiting bij de groep van niet-gebonden landen bewoog. Een ideaal, | |
[pagina 44]
| |
dat Sukarno steeds voor ogen had gestaan, namelijk Latijns-Amerika bij de Bandunggroep betrekken. Quadros maakte bekend, dat Peking tot de U.N.O. diende te worden toegelaten.Ga naar voetnoot1. Nà vier weken aan de macht te zijn rapporteerde Tad Szulc uit Rio verder, dat Brazilië zich onder Quadros op een middenkoers in de koude oorlog bevond.Ga naar voetnoot2. Eén dag later meldde Szulc, dat Brazilië zelfs gekant was tègen een Amerikaanse blokkade van Cuba, of van ieder ander Latijns-Amerikaans land. Je kan op je vingers natellen, dat Washington tegen Quadros in het geweer zal komen. | |
28 februari 1961 (dagboek)Sheboygan, Wisconsin Deze dag en mijn lezing werden een complete flop. Ik had nooit openlijk moeten zeggen, dat ik doodmoe was. Misschien vond men mij ook te jong. Ook de gezichten van de meeste provinciale dames hier stonden me niet aan. Het begon al gisteravond in het ‘Grand Hotel’ toen ik om 23:30 naar de receptie belde of de muziek niet zachter kon. ‘I came here to sleep not to listen all night to honkey-tonkey music.’ They got mad. I got mad en sliep er nog slechter door. On top of it sprong er in de nacht een veer van de matras. Ik herinnerde me dat Henk Hofland in Amsterdam had gezegd, ‘Van Konijnenburg behandelt jou super keurig. Tijdens ieder gesprek, dat ik met hem heb, trekt hij vijf minuten uit om me van jou te overtuigen...’ Het diner vooraf in de ‘Riverdale Country Club’ was voortreffelijk, maar toen ik eindelijk het podium in de Methodist Church beklom was ik uitgeput. Iedereen zei, dat het okay was geweest, maar ik geloofde er niets van. Wil deze dag zo snel mogelijk vergeten. Het kan me ook niet schelen wat de kranten hebben geschreven. | |
2 maart 1961Rochester, New York ‘Manger Hotel’ Ik zie in de overzeese editie van de N.R.C., dat professor mr. C.P.M. Romme eindelijk is opgestapt. De goden zijn gedankt. Dat is vast één van de twee grootste lamstralen weg. Het hoofdartikel luidde, god beter 't: ‘Professor Rommes afscheid van de Nederlandse politiek betekent onmiskenbaar een | |
[pagina 45]
| |
groot verlies van het parlementaire leven.’ Wil zo'n krant niet anders, of kunnen zij niet anders? Ook een ander hoofdartikel,Ga naar voetnoot1. ‘Beweging’, over de kwestie Nieuw-Guinea snijdt op geen enkele manier hout of is in werkelijk contact met de realiteiten van de wereld in elkaar geflanst. Intussen meldde zelfs Robert Kiek vanuit New York in ‘De Telegraaf: ‘Kennedy wenst geen geweld in Nieuw-Guinea.’ De voortekenen waren duidelijk: de regering-Kennedy deed, wat Van Konijnenburg had voorspeld. Locale conflicten dienden te worden opgeruimd om aan het belangrijke werk Oost-West te kunnen beginnen. Terecht was Luns bezorgd over iedere mogelijke toenadering tussen Kennedy en Sukarno. Een ontmoeting op het Witte Huis stond voor de tweede helft van april op het programma. De kwestie hield me intens bezig. Ik vroeg me af wat ik zou kunnen doen in dit verband. Intussen had Antoine Gizenga vijf communistische journalisten, een Rus, een Pool en drie Tsjechen in Stanleyville laten uitwijzen. Desondanks kwam ‘Newsweek’ nu met een bijgewerkte kaart van het conflict, daarbij het Gizenga-gebied met | |
[pagina 46]
| |
een hamer en sikkel sierende.Ga naar voetnoot1. Arriveerde met een Greyhoundbus om 08:00 in Rochester. Trok op het busstation mijn costuum aan - mijn vriend John van Haagen noemde dat altijd ‘je intimidatiepak’ - scheerde en kalefaterde me op om tegen 11:00 te verschijnen voor de exclusieve ‘Twentieth Century Club’. Ik had vanuit Sheboygan 25 uur in bussen gezeten en geslapen; maar een ‘Mohawk’-vlucht terug naar New York kostte 23 dollars, dus besloot ik eveneens met de bus naar huis te gaan. | |
3 maart 1961Kew Gardens, New York Lunchte met ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto in het gebouw van de Missie op 5 East 68 Street. Bracht rapport uit over mijn bezoeken aan Leopoldville en Den Haag. We behandelden het Nieuw-Guinea vraagstuk in onderdelen. Ik bracht over, dat Van Blankenstein was geschrokken van zijn brief. ‘Hij vroeg het onmogelijke,’ antwoordde hij. Hij legde uit, dat alhoewel minister Subandrio desnoods met een UNO-trusteeship van twee jaar akkoord was gegaan, dit geen uitweg bood, want er was inmiddels gebleken dat de Charter van de Verenigde Naties die mogelijkheid niet toeliet. ‘Begrijp me goed, ik kon in mijn brief aan Van Blankenstein niet verder gaan dan de richtlijnen van mijn regering me toestaan,’ aldus Sukardjo. Ik bracht ook de standpunten van Emile van Konijnenburg naar voren en diens voorstel, dat indien de ‘Garuda’ de schuld van vier miljoen zou betalen, de groep-Rijkens harder voor Nieuw-Guinea kon knokken in Den Haag. Hij meende, dat ik snel een uitvoerige brief aan president Sukarno diende te schrijven. De diplomatieke koerier zou vrijdag vertrekken. De ambassadeur vertelde, dat er een nieuwe botsing met de Nederlandse delegatie van Carl Schürmann was geweest, waar ook het U.N.O.-secretariaat bij betrokken raakte. Het memorandum, dat minister Luns enige weken geleden via de Britse ambassadeur in Djakarta naar minister Subandrio had willen zenden - en deze had geweigerd hem uit handen van de Britse ambassadeur te aanvaarden - was dezer dagen door Schürmann bij het U.N.O.-secretariaat gedeponeerd en vervolgens rond gezonden aan alle geaccrediteerde delegaties. ‘Moet je bedenken, Wim,’ zei Sukardjo, ‘mijnheer Schürmann ge- | |
[pagina 47]
| |
troostte zich zelfs niet de moeite om de aanhef van het Memorandum te wijzigen.’ Sukardjo Wirjopranoto had dus zowel schriftelijk als persoonlijk tegen deze Nederlandse stunt geprotesteerd. De secretaris-generaal had jegens hem erkend, dat het een onbehoorlijke gang van zaken was geweest. In de U.N.O. ontmoette ik ambassadeur Thomas Kanza. Hij verzekerde me dat mijn rapport zéér nuttig was geweest. Hij had ook Antoine Gizenga in Stanleyville een uitvoerig telegram gezonden. Ambassadeur Diallo Telli (Guinea) kwam eveneens naar me toe en zei: ‘We will not forget you. You did a splendid job.’ Ze waren echter bezorgd over Cléophas Kamitatu, die volgens persberichten eveneens naar Madagascar was gevlogen voor een bijeenkomst met Joseph Ileo, Moise Tshombe, Albert Kalonji en andere Congolese kopstukken. Ik verzekerde hen, dat Kamitatu was meegegaan om op de hoogte te zijn van wat er werd bekonkeld. Daarna sprak ik met Bernard Person. Ik vroeg hem of hij op de hoogte was van het gedonder op het U.N.O.-secretariaat over het fameuze Memorandum van Joseph Luns, dat Subandrio niet had willen ontvangen. Hij aarzelde. ‘Maar jij moet het toch weten: Schürmann is er mee naar Hammerskjöld geweest.’ Person: ‘Ach Wim, ik ga er maar liever niet op in, omdat ze, als ik anti-Schürmann zou schrijven, toch maar weer nijdig om me zouden worden. Ik doe maar liever of ik van de hele affaire niets af weet,’ aldus de correspondent van het ‘Algemeen Handelsblad’, de H.P. en de radio. Later ging ik naar de flat van Emily Machbul. We aten samen en om 21:00 viel ik als een blok in slaap tot vanmorgen. Gedurende de eerste maanden van de regering Kennedy stonden Latijns-Amerika en Afrika centraal in de belangstelling van Washington. Ook de kwestie Peking, wèl of niet in de UNO, en het geschil over Nieuw-Guinea hielden Washington flink bezig. Tot staatssecretaris voor Afrikaanse aangelegenheden was G. Mennen Williams benoemd, een voormalige gouverneur van de staat Michigan. Williams had een politiek van ‘Africa for the Africans’ aangekondigd. Dàt was een nieuw geluid in de Amerikaanse hoofdstad. JFK zelf had tegenover 398 journalisten op een persconferentie benadrukt, dat hij onder ‘Afrikanen’ verstond, ‘all who have made their homes in Africa, including Europeans and Asians.’Ga naar voetnoot1. G. Mennen Williams was bovendien zelf naar Leopoldville gereisd. In Katanga was inmiddels een kabinetscrisis | |
[pagina 48]
| |
ontstaan in reactie op de aankomst in Elisabethville van een voormalige Franse kolonel der parachutisten, Roger Trinqieur. Hij zou het commando gaan voeren over de 5.000 militairen in Tshombes legertje. Dag Hammerskjöld had voorgesteld de UNO-strijdkrachten tot 25.000 man uit te breiden. India bood aan 3.000 soldaten te zenden. In de havenstad Banana, aan de monding van de Congorivier, was een schietpartij uitgebroken tussen Sudanese UNO-militairen en Congolese soldaten. Garuda II-para's waren ter versterking naar Banana gezonden. Hammerskjöld waarschuwde Joseph Kasavubu voor de ernstige konsekwenties van dit Congolese optreden. | |
6 maart 1961 (dagboek)United Nations Gisterenavond dineerde ik met Emily Machbul bij Arnold Brackman (N.Y. Times) en zijn vrouw, in Dobbs Ferry.Ga naar voetnoot4. Hij begon weer te zeuren over Sukarno en hoe er in de dagen van de Indonesische revolutie (1945-1950) wèl intellectuele- en | |
[pagina 49]
| |
persvrijheid in Indonesië was geweest. Hij hield teveel van het land om de Indonesiërs in handen van een dictator (Sukarno) te zien, die het land naar de knoppen hielp. Hij sprak in termen of Bungkarno niet een pietsie meer zou kunnen houden van zijn land en de mensen. Ik moest maar eens in Indonesië zelf gaan kijken en constateren, dat men geen loyaliteit meer voor de Bapak van de natie opbracht. Ik dacht, man, jij bent nooit werkelijk ‘close’ met Indonesiërs geweest. Brackman herinnerde me aan de persoon, die een ander aardig vindt zolang die ander aan zijn verwachtingen voldoet. Toch bleef Brack voor mij een waardevol contact. Sprak later tot 02:30 met Emily. Zij vertelde nu, dat men haar had gewaarschuwd, dat ik homoseksueel zou zijn. Hoe haar mijn werkelijkheid uitleggen? Waarom moest ik dan bijvoorbeeld 35 jaar oud nog aan mijn eerste werkelijk homoseksuele relatie beginnen? Ik zei haar, dat ik ook in Congo Indonesische officieren had gezien waarvan ik had gedacht, dat zijn de kerels waar Pam mee moet trouwen. ‘Degeen, die werkelijk van je houdt, zal je altijd adviseren met iemand van je eigen “bangsa”Ga naar voetnoot1. een relatie aan te gaan,’ zei ik. | |
7 maart 1961Schreef Henk Hofland zich met Van Konijnenburg in verbinding te stellen en alle mogelijke moeite te doen om volgende maand naar Washington te komen en een gesprek met president Sukarno te hebben. Ik waarschuwde hem, dat in Amerika voor Nederland belangrijke ontwikkelingen in het verschiet lagen. Emile van Konijnenburg telefoneerde uit Den Haag, dat hij de 24ste in New York zou zijn. Ook deelde hij mee, dat hoofdredacteur Steketee van het ‘Algemeen Handelsblad’ in de kwestie Nieuw-Guinea nu definitief ‘om’ was. Er zou een reeks artikelen in die richting in zijn krant verschijnen. Lunchte met Emily in de U.N.O. Zij zag er charmant uit, in een blauwe jurk met een hoed. Magnifico. Jezus, wat gebeurt er met ons? Ook Masfar, Yusuf Ronidpuro, Lapian en Maramis van de Indonesische missie waren erbij. 12:30 Ontmoette dr. Raoul Roa, de minister van Buitenlandse Zaken van Cuba.Ga naar voetnoot2. Hij was ervan op de hoogte dat ik ambassadeur Stevenson op diens persconferentie een vraag had gesteld over Cuba. Ik houd mijn betrekkingen met Havana warm. 15:00 | |
[pagina 50]
| |
President Kwame Nkrumah van Ghana is opnieuw naar New York gekomen om de Algemene Vergadering van de U.N.O. toe te spreken over de situatie in Congo. Ik zie ambassadeur Adlai Stevenson met mevrouw Eleanor Roosevelt binnenkomen. Ook minister Andrei Gromyko is er. Sprak, al wachtende, met de pers-attaché van de Verenigde Arabische Republiek (Egypte), Abdul Mawgoud Hassan, en vertelde over mijn Congoreis. ‘I envy you,’ zei hij. 15:30 Nkrumah's openingswoorden waren: ‘I appear before you today on a sad and solemn occasion, the first meeting of the General Assemblee since the murder of the Prime Minister of the Congo, Patrice Lumumba. History records many occasions when rulers of States have been done to death. The assassination of Patrice Lumumba, however, is unique in that this is the first time in history that the ruler of a country has been killed in the very presence of the United Nations Forces whom he himself had invited to his country to restore law and order. That such a thing could have happened must make all those of us who believe in the United Nations anxious about its future.’Ga naar voetnoot1. Zijn speech vond ik eerlijk, onomwonden en van belang. 22:20 Was 3 tot 4 minuten op televisie, WNTA, Channel 13, geïnterviewed door Frank Coniff, van de Hearst newspapers, een Pulitzer-prijswinnaar, die natuurlijk niet kon nalaten te vragen of Kwame Nkrumah een communist was, wat ik dus met kracht heb ontkend. Schreef een lange brief aan president Sukarno om via ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto met de koerier te worden verzonden. Ik voegde er een separaat document bij van drie pagina's met voorstellen. De belangrijkste daarvan waren, dat het bezoek aan Washington gebruikt diende te worden voor een gesprek met enkele vooraanstaande Nederlandse industriëlen behorend tot de groep-Rijkens, ‘die in nauw kontakt staan met prins Bernhard, de prins der Nederlanden, die van een en ander op de hoogte wordt gehouden’, en vervolgens zouden enkele vooraanstaande journalisten, zoals dr. M. van Blankenstein, hem in Washington moeten interviewen. ‘Ik zou een Nederlandse televisie-crew naar Washington willen vliegen.’ | |
[pagina 51]
| |
Zowel Joseph Newman voor de ‘N.Y. Herald Tribune’ als Thomas Hamilton voor ‘New York Times’ produceerden vanmorgen lamentabele verslagen van de rede van Kwame Nkrumah. Ambassadeur Sukardjo zei me: ‘I am making a legal study of how we can find a reasonable and to Holland and Indonesia acceptable formula, zodat de verklaring van Bandrio in de Charter van de U.N.O. zou kunnen worden ingepast. Ik ga de juridische kanten van de zaak na.’ Ik vertelde hem, wat exgevangene Schmidt had geschreven over mijn ‘landverradelijke praktijken’. Sukardjo: ‘History is not being made door mijnheer Schmidt, maar door Bungkarno. After all, you bet on the right horse...’ | |
10 maart 1961Het radio-station van de ‘Times’, WQXR, meldde, dat Indonesië vanwege het zenden van militaire versterkingen naar Nieuw-Guinea thans alle betrekkingen met Nederland had verbroken. Er was een brief bij W. Colston Leigh gekomen van het Auburn Community College als reactie op mijn lezing ‘Our Challenge in Africa’ van 27 februari. ‘When he (Oltmans) graciously offered to talk to a few students later in the day (after lunch), the whole student body returned “en masse” for the second (extra) hour. On both occasions mr. Oltmans received a standing ovation - the first time this kind of tribute has been given a speaker in the five-year history of our Convocation Series. And the college is still buzzing with student and faculty enthusiasm and praise...’ Bovendien bleek de ‘Auburn Collegian’, het College-blad gerund door studenten, van 8 maart 1961 vrijwel geheel aan mij te zijn gewijd. Twee foto's op de voorpagina met twee verschillende commentaren en volledige verslagen van de beide lezingen. Zoiets heb ik nooit eerder ervaren. Ik heb Tom Giblin, editor, om meer exemplaren gevraagd.Ga naar voetnoot1. | |
11 maart 1961Bezocht ambassadeur Thomas Kanza thuis. Hij was geïrriteerd, dat ik me überhaupt had ingelaten met een mijnheer Roberts van het State Department, die mij had gevraagd hem bij Kanza binnen te brengen. Roberts was eens Amerikaans consul in de Congo geweest. Kanza zag hem nu als een ordi- | |
[pagina 52]
| |
naire spion, die zoete broodjes wilde bakken. ‘You were used,’ zei hij. Hij had een telegram ontvangen van vice-premier Antoine Gizenga, die hem behalve als permanent vertegenwoordiger bij de U.N.O. eveneens als ambassadeur in Ottawa en Washington had benoemd. Hij wilde mij het telegram laten lezen, maar het bleek onvindbaar. Ik stelde hem voor, dat we deze benoemingen op het ‘Associated-Press’-net zouden zetten. In zijn aanwezigheid gaf ik de informatie door aan Bill Oatis. Kanza had gelunched met Nkrumah vóór deze in de U.N.O. sprak en gisteren eveneens met Andrei Gromyko. Kanza was het er niet mee eens, dat Justin Bomboko en hij ‘produkten’ van België waren genoemd: ‘Misschien zijn we de vruchten van België.’ Hij had een brief van zijn vader ontvangen, die gevraagd had mij groeten over te brengen. 02:15 Ben nog steeds bezig. Wanneer ik alles zou doen wat ik wil doen, zou ik dag en nacht moeten doorgaan. Voor brieven is ook geen tijd meer. Martin heb ik ook nog niet geantwoord. John en Greet verwachten weer een baby. Er is zoveel om voor te zorgen, waar ik niet aan toe kom. Knip nog steeds kranten van twee maanden terug. | |
13 maart 1961Eindelijk heb ik de foto van Emily Machbul in een lade gelegd. Die kwestie is gesloten, althans voorlopig. De ‘New York Times’ publiceerde een hoofdartikel over het feit, dat Sukarno de Boy Scouts had ontbonden en een nieuwe Indonesische jeugdorganisatie wilde oprichten. ‘The Times’: ‘Mr. Sukarno is dissatisfied with the Scouts because they constitute only a small portion of Indonesians and because a son of his, after belonging to the Scouts for six months, learned nothing except “shouting, how to tie knots and how to walk in the forest”.’ Emile Lapian zei me hierover vanmorgen: ‘We need our youths badly, since ours is a race against time. The Boy Scouts were not working for our revolution. They are a peacetime organisation.’ | |
14 maart 1961Toespraak voor de ‘Officer's Wives Club’ op de Andrews Air Force Base in Maryland bij Washington. Het was meer een ‘social affair’, dan een serieuze lezing. Ben misschien wat te clownesque geweest in reactie op de omgeving, echtgenotes van generaals, kolonels en wat dies meer zij. Marius Rengku, | |
[pagina 53]
| |
de correspondent van het Indonesische persbureau P.I.A. in Washington kwam met me mee. Hij vond het jammer, dat ambassadeur Zairin Zain nog altijd niet was gearriveerd, terwijl Luns in London op de Commonwealth Conference in de wandelgangen bijzonder actief was. Op de Nederlandse ambassade wilde ik de heer Van Wijnen spreken, maar die zei te druk te zijn met voorbereidingen voor de tournee van het Concertgebouworkest. Ik zag voor het eerst de heer Van Houten, de pers-attaché zelf. Het werd een plezierig gesprek. Ik wilde weten, wat hij dacht van een televisiegesprek met Sukarno in Washington. ‘Eerst verbrak hij alle betrekkingen met ons, gaf Nederland een trapje nà en nu kan hij weer op reis.’ ‘Waarom Fidel Castro wel op televisie en Sukarno niet?’ vroeg ik. Van Houten had gedurende de oorlog Van Blankenstein vooral leren bewonderen, omdat deze als journalist onafhankelijke posities had ingenomen, soms gericht tegen de regering, soms gericht tegen het bedrijfsleven, waaronder zijn vriend Paul Rijkens. Maar hij hinderde zich altijd aan de vele anekdotes, die Van Blankenstein bij informele gesprekken te berde bracht. Daarop lanceerde Van Houten enkele staaltjes uit eigen repertoire. ‘Professor Sjoerd Gerbrandy heeft mij indertijd aangezocht als privé-secretaris, omdat het een tactische zet was een Paapse medewerker te hebben.’ Ook had Van Houten de nek van Robert Kiek van ‘De Telegraaf’ in New York gered. ‘Kiek werd namelijk van pro-Duitse activiteiten in de oorlog beschuldigd, maar dat was positief onwaar. Hij is toen voor eigen veiligheid een tijdje naar Indonesië gezonden, om een adempauze te scheppen. De Londense Enquête Commissie had mensen gedwongen bepaalde verklaringen af te leggen, terwijl deze personen van allerlei zaken niet op de hoogte waren, zodat die verklaringen onvolledig waren.’ Hij was het er mee eens dat Nederland weer werd overstroomd door ‘moffen’. Hij had slechts één zomerhuisje aan zee kunnen bemachtigen voor 1.600 gulden. In de wereld was intussen van alles gebeurd. Met sommige ontwikkelingen hield ik mij intensief bezig. ‘Ook geen indirect contact met Den Haag: DJAKARTA: BREUK NU TOTAAL’Ga naar voetnoot1. waren de koppen in kranten. Luns had laten verklaren: ‘De konsekwenties van deze inbreuk op de normale, internationaal erkende gebruiken, een inbreuk, die zonder precedent is, zal op korte | |
[pagina 54]
| |
termijn onder ogen worden gezien.’ Wat kon de man anders zeggen? Het dieptepunt in de betrekkingen met Indonesië was immers regelrecht de uitkomst van diens eigen gehanteerde botte bijl? Hoeveel kansen waren er niet geweest, wanneer men maar rekening had willen houden met de geaardheid en cultuur van de Indonesiër om via ‘mushawarah’ en ‘musfakat’ tot overeenstemming te komen. | |
[pagina 55]
| |
was sedert zijn veroordeling in 1953 in een afgelegen dorp onder huisarrest geplaatst. Er zullen verkiezingen komen en de jonge intellectueel Tom Mboya, leidt de vrijheidscampagne. De Kenya African National Union behaalde 18 zetels, terwijl andere zwarte kandidaten 15 zetels kregen, waarmee Afrikanen een uiterst krappe meerderheid behaalden in het parlement van 65 zetels. Mboya behoort tot de Luo-stam. In Nairobi kwam hij uit tegen een prominente Kikuyu arts, een district, waar de overgrote meerderheid van mensen Kikuyu's was. Toch won Mboyo ook dáár met 31.407 tegen 2.668 stemmen.Ga naar voetnoot1. Mboya had een gematigde campagne gevoerd. Was dít de oorzaak van zijn sukses? Hij zei bijvoorbeeld: ‘Let us not become arrogant or racial, but humble and conscientious in taking on our new legitimate and rightful status.’ Ik vraag me in 1988 af, of de meerderheid van zwarten in Zuid-Afrika niet minstens dezelfde ‘sophistication’ zou hebben bereikt, als de Afrikanen in 1961 in Kenya, zodat de blanke minderheid in Zuid-Afrika het niet alléén politiek, maar ook psychologisch zou moeten aandurven, verkiezingen voor iedereen uit te schrijven. | |
16 maart 1961 (dagboek)Springfield, Massachusetts Vreemd: vroeger dacht ik op 16 maart altijd aan mijn onderwijzer in de vijfde klas van de Zeister School Vereniging, de heer Lingeman.Ga naar voetnoot3. Verval zet in een leven zo geleidelijk in, dat we de neiging hebben dit over het hoofd te zien. Op 6 maart schreef ik de ouders van mijn jeugdvriend Gerard (Wonk) Schimmelpenninck een lange brief, omdat hij die dag twaalf jaar geleden op Java sneuvelde. Ik denk niet meer antwoord te | |
[pagina 56]
| |
zullen krijgen, zoals vroeger. Zij nemen mij nu kwalijk, dat ik met Sukarno bevriend ben. Lezing voor de ‘Men's Club’. Er stond een uitstekende Steinway vleugel, waar ik dus even op kon spelen. Maakte kennis met een emeritus Dean van Harvard University, Chester Hanford, die 28 januari nog een brief van zijn oud-leerling John F. Kennedy had ontvangen. Hij zei mij aan verschillende mensen in het Witte Huis te zullen voorstellen. Men bleek het met mijn ideeën wel eens te zijn. Ik ben zelf altijd verbaasd over sommige gedachten, die ik tijdens lezingen ontvouw, en die voor mezelf ook ‘nieuw’ zijn. | |
18 maart 1961Champaign, Illinois Mijn lieve vriend, Harisanto, die hier aan de universiteit architectuur studeert, regelde dat ik een lezing zou geven. Arriveerde vanuit O'Hare, Chicago met een Dakota van Mohawk Airlines. Het toestel herinnerde me aan de ‘Uiver’, die vóór de Tweede Wereldoorlog de race naar Melbourne won. Het eerste wat ik op de universiteit zag, was het gezicht van Santo. Hij haalde me af met Jim Brady, de student belast met de organisatie. Nà een voortreffelijke lunch ontmoetten we in het YMCA gebouw de andere spreker van morgen, de jurist en specialist in internationale betrekkingen Hans Morgenthau. De man was voor mij meteen al een teleurstelling. We spraken over Cuba en het enige steekhoudende wat hij erover te berde bracht was: ‘Ik ben er nooit geweest.’ Santo bracht me in Hopkins House naar de kamer van een vriend. Het was Melvin X., een blinde negerstudent in de rechten; nice chap. Ik keek in de nacht naar zijn hoofd, dat uit de dekens stak, en naar alle brailleboeken en tapes op zijn bureau. Ik vroeg me af: hoe moet het zijn om helemaal nooit te hebben kunnen zien? Sommigen zijn voorbestemd hun hele leven een loodzwaar kruis te dragen. Toen ik later uit de douche kwam was een jongen bezig met een lange stok van chroom een deur open te maken. Hij mistte beide armen. De stok ‘hanteerde’ hij vanonderuit zijn kin. Santo en ik woonden vandaag Morgenthau's lezing bij. Een ramp. De man trad alle grondbeginselen van het spreken in het openbaar met voeten. Heel saai, mat, kwasi-geleerd, onaantrekkelijk. Hij maakte soms opmerkingen, die grensden aan het belachelijke. Volgens Morgenthau was bijvoorbeeld Nikita Khrushchev moeilijker in de omgang dan Joseph Stalin. Er waren met Khrushchev geen ‘diplomatic deals’ te maken. | |
[pagina 57]
| |
Ik vroeg hem dus publiekelijk, hoe Walt Rostow, als hij gelijk had, dan had kunnen bewerkstelligen, dat de beide Amerikaanse vliegers vrij waren gekomen. Hij antwoordde letterlijk: ‘When you steal a watch and later you give it back, you have not undone a crime.’ Morgenthau, typisch voor een advocaat, vergat gemakshalve, dat de bommenwerper met de heren Olmstead en McKone een ordinaire spionagevlucht boven Sovjet-grondgebied hadden uitgevoerd en volkomen terecht was neergepaft. Santo: ‘Laat maar, die man is “a one way street”.’ Een student vroeg Morgenthau om commentaar op het door John Kennedy gelanceerde project van een Peace Corps voor jonge Amerikanen, dat in ontwikkelingslanden zou gaan helpen. Morgenthau: ‘The Peace Corps will neither achieve peace nor is it a corps.’ De man was dermate cynisch en sceptisch, dat het me razend maakte. Ik nam me voor hem in mijn toespraak tot de studenten op scherpe wijze te bekritiseren. Dit deed ik tijdens mijn lezing, die om 20:15 begon. Pas om 22:45 ging men uit elkaar.Ga naar voetnoot1. Vanmorgen opende het studentenblad, ‘The Daily Illini’, met de kop: ‘U.N.-newsman Oltmans blasts foreign policy’ (by Ken Viste). Morgenthau's gezwam verscheen op pagina drie. Dàt verhaal, geschreven door Chuck Kerchner, eindigde met de woorden: ‘After the speech a questioner asked for Morgenthau's ideas on solving some of the problems he listed. “Solution will take another lecture,” said Morgenthau, and he hurried off to the airport.’ Bij het overstappen van het station van de Central Illinois Railroad naar O'Hare AirportGa naar voetnoot2. nam ik een taxi. De bestuurder, een neger, raakte dermate geïnteresseerd in wat ik over Lumumba en Kasavubu vertelde en over het smerige spel in Congo, dat hij zich in de route vergiste. Dit maakte me nerveus. Ik was daarop niet erg aardig tegen de man. Ik merkte, dat dit hem kwetste en probeerde uit te leggen, dat ik onder spanning stond, omdat ik een hectisch programma had af te werken. We hadden de rit op zes dollar afgesproken. Hij haastte zich zéér, opdat ik het laatste vliegtuig naar New York nog kon halen. De meter stond op $6,35. Ik gaf hem toch maar $7,50. Nu twijfel ik weer of ik hem genoeg betaalde. Ik schudde zijn hand, dat wilde ik. Hij zei: ‘I am more happy that you make your flight, than the money I am making.’ | |
[pagina 58]
| |
22:45 Aboard Boeing 707 Mainliner, ‘United Airlines’ Dit vliegtuig zal eerst naar Idlewild gaan en dan pas dóór naar Boston. Santo, die voortdurend in mijn gedachten is, liet me de School of Architecture in Champaign zien. ‘When you pass in the evening, it's the only place on campus where the lights always burn.’ Ergens anders stonden studenten achter ‘slot-machines’ (spelletjes). Hij zei, dat dit momenten waren, dat hij zich er niet thuis voelde. Hij vond het kennelijk prettig, dat ik er was. Ik bestudeerde steeds zijn Javaanse trekken en dacht aan Martin, John, Erwin en de anderen. We vonden ergens een Steinway vleugel. Hij vroeg ‘Clair de lune’ (Debussy) te spelen. Ik dacht, al trouwt hij met Marguerita, voor mij zal hij altijd ‘close’ blijven. | |
19 maart 1961Gaf een lezing in het Conservatorium Auditorium van ‘The Community Church of Boston’. Mijn verhaal was in een complete kerkdienst verpakt, met orgelmuziek vooraf, een invocation, een hymn (‘Our Father, unto thee’), gebed, zang met orgelmuziek, een offertory (Arise, O Lord), mijn lezing, weer een hymn en een benediction. Reverend Donald Lothrop was mijn gastheer. Hij vermeldde ‘en passant’ dat hij huwelijken van alle rassen inzegende. Mijn Indonesische vriend Pratomo was ook in de kerk. Ik ontdekte eveneens een Indonesisch meisje. Zij heette Pauline Tobing. ‘I used to be prejudiced against the Dutch,’ zei ze nà mijn lezing, ‘because they killed my father.’ Eén van de mensen, die nà afloop wilde praten was een oudere heer, een neger. ‘May God bless you,’ zei hij en drukte me ferm de hand. Hij gaf me zijn kaartje: Dr. R.A. Simmons, Dentist. Vandaag verscheen Joseph Newman's eerste reportage vanuit Cuba in de ‘New York Herald Tribune’. Ik was geschokt. En ook weet ik nog niet goed wat ik van Newman's benadering moet denken. Ik realiseer mij, dat de artikelenreeks, die ik voor WPS schreef, amateuristisch was vergeleken bij deze reportages. Newman had natuurlijk wèl het voordeel, dat hij bij het prepareren van zijn verhaal niet ieder dubbeltje behoefde om te draaien. Hij kreeg ook ongelimiteerd plaats in de ‘Tribune’. Newman stelde indringende vragen: ‘Is Fidel really a Communist? Is Cuba really a Communist state or is it some over-heated Caribbean novelty, concocted of rum and Marxism? If he has been converted to communism, could | |
[pagina 59]
| |
Castro still be detached from the Soviet bloc? Could be evolve into another Tito, independent of both Moscow and Peking and free to enter into a new relationship with the United Sates? Finally, is peace between the United States and Castro's Cuba still possible?’ Hij gaf zelf als volgt het antwoord: ‘The evidence clearly shows that Cuba is rapidly evolving into a Socialist Soviet Republic, firmly anchored in the Communist bloc of Russia and Red China. And it points to something even more astounding in its boldness. Having established the first Socialist-Communist state in the Western Hemisphere, Castro proposes to use it as a base for achieving a grandiose dream of a United States of Latin America. It would take the form of a Latin American Union of Socialist Soviet Republics, consisting of the 200,000,000 people now living in the twenty republics of Latin America. United, with a common market which would permit rapid economic development, they would become one of the great powers of the world. As the father and head of a United Latin America, Castro would become one of the principal rulers of a Communist world, over which he would preside as an equal with Nikita Khrushchev, director of the European division; Mao Tse-tung, director of the Asiatic division, and someone who is yet to arise as the director of the African division.’ Dat Fidel Castro zou lijden aan een fata morgana van een Socialistische Verenigde Staten van Latijns Amerika leek me vergezocht. Trouwens, er zaten passages in zijn ellenlange artikel, die nog altijd aantonen, dat de Cubaanse Revolutie niet Communistisch is, en die ik bij komende lezingen wil gebruiken om precies dàt duidelijk te maken.Ga naar voetnoot1. | |
20 maart 1961Kew Gardens, Long Island Er wachtte een brief van Emile van Konijnenburg, die benadrukte, dat als enige gesprekspartner voor Sukarno in Washington Van Blankenstein in aanmerking kwam, ‘dit in verband met wat zondag over de radio wordt gezegd’. Hij doelde dus kennelijk op mr. G.B.J. Hiltermann. ‘Zo die naam reeds werd genoemd, neem deze dan zelf terug en wacht niet op een weigering van de andere zijde.’Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 60]
| |
Gaf een lezing om 14:30 voor de Plainfield, New Jersey ‘Monday Afternoon Club’. Intussen kreeg de mij bekende ambassadeur van Cuba bij de U.N.O., dr. Manuel Bisbe (55) terwijl hij in het gebouw naar de Algemene Vergadering wandelde, een hartaanval en overleed ter plekke. | |
21 maart 1961Bereikte Van Konijnenburg telefonisch en waarschuwde hem, dat ambassadeur Zain nog steeds niet was gearriveerd. Konijn stelde zijn reis naar New York dus uit tot de 28ste. Hij had bij de KLM gezegd, dat hij met de Indonesiërs over de schuld van de ‘Garuda’ wilde spreken, maar in werkelijkheid ging het er dus voornamelijk om plannen te maken rond Sukarno's bezoek aan Washington in april. Hij vroeg me het ‘Lexington Hotel’ later te reserveren. Van Blankenstein was woedend over de laatste Indonesische démarches. Konijn drong er op aan, dat er geen lekken zouden komen. Hij zei ook ‘enorm veel nieuwe inlichtingen’ te zullen meebrengen. Ik luisterde naar Andrei Gromyko's rede over Congo. Hammerskjöld glimlachte, toen de Rus hem ‘een soort veldmaarschalk’ noemde. Ik vind het penibel, dat mijn eigen gedachten over de situatie in Congo in overeenstemming met die van minister Gromyko zijn, vooral wanneer hij spreekt over soldaten van Mobutu, die worden gefotografeerd wanneer zij Sudanese U.N.O.-soldaten lastig vallen. Tenslotte citeerde de Sovjet minister Nikita Khrushchev, die in zijn rede voor de Algemene Vergadering van de U.N.O. had onderstreept dat Patrice Lumumba geen communist was. 16:50 Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto zei me: ‘Ik geloof, dat je brief president Sukarno nu heeft bereikt. De vraag is, komen de vragen en verzoeken van jou persoonlijk, of zijn ze afkomstig van de anderen in Holland.’ Ik zegde hem toe hem hier morgen schriftelijk op te zullen antwoorden. Hij zou mijn antwoord dan opnieuw vrijdag met de koerier naar Djakarta verzenden. De president zal inderdaad 24 april in Washington aankomen en er drie dagen blijven. Pak Kardjo vroeg me al: ‘Hoeveel minuten zouden jullie voor Van Blankenstein nodig hebben?’ Sprak om 18:30 voor de ‘American Dental Fraternity’ in East-Orange, New Jersey. Hoofdredacteur A. Stempels van de N.R.C. meldde, dat het artikel dat ik hem over Cuba zond ‘blijkbaar in het ongerede is | |
[pagina 61]
| |
geraakt. Ik meende met zekerheid het ter beoordeling doorgegeven te hebben aan mijn redactie buitenland, maar deze verzekert mij het nooit van mij ontvangen te hebben. Het moet dus nog ergens tussen mijn eigen papieren liggen. Als u nog even geduld kunt oefenen, hoop ik het u binnen niet te lange tijd terug te kunnen sturen.’Ga naar voetnoot1. | |
22 maart 1961Vandaag stelde ik een nieuw stuk van vier pagina's op, bestemd voor president Sukarno, minister Subandrio (anders was hij weer op zijn tenen getrapt) en ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto. Ik recapituleerde, dat ik op weg naar Leopoldville een aantal voorstellen had gedaan aan Emile van Konijnenburg (en de groep-Rijkens) en gevraagd had op de terugweg op 5 maart l.l. antwoord te krijgen. Mij werd daarop dus gevraagd president Sukarno voor te stellen, enkele vooraanstaande vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in Washington te ontvangen. Ik sprak van een hoge autoriteit van de Shell, maar noemde de naam van dr. K. Scholtens niet.Ga naar voetnoot2. Ten tweede was in overleg met de betrokken personen in Holland overeengekomen een TV-team naar Washington te zenden en werd gedacht aan de journalisten Henk Hofland en Paul van 't Veer voor een interview met het staatshoofd. Dr. M. van Blankenstein zou afzonderlijk een gesprek met Sukarno hebben voor de schrijvende pers.Ga naar voetnoot3. Lichtte Emile van Konijnenburg en M. van Blankenstein via een spoedbrief en de interne KLM-post in. Telefoneerde Hofland bij het ‘Algemeen Handelsblad’ en vroeg maatregelen te nemen voor een mogelijk TV-interview met president Sukarno in Washington D.C. Henk stelde twee tegenvragen: 1. Wie betaalt de reizen en de kosten? 2 Weet de Nederlandse regering van deze plannen? Vooral deze laatste vraag bevreemdde mij zéér, alsof Den Haag toestemming zou moeten geven! 16:00 Mohawk Airlines to Buffalo, New York ‘Airchief Onondaga’, flight 203 De laatste weken heb ik er voortdurend over gedacht, dat ik wil schrijven. Mijn doel is natuurlijk me te concentreren op de stupiditeiten, die we jegens Indonesië uithalen. Mijn agressiviteit en ook de jongste ontwikkelingen maken het bijkans onmogelijk nu iets constructiefs te bedenken. Ik lees ‘The War in | |
[pagina 62]
| |
Algeria’ van Jules Roy. Ik waardeer zijn benadering: down to earth humanity mixed with warmth and reality. Also, what Roy writes seems so true. Ik zou bijvoorbeeld kunnen beginnen met het schrijven van een serie sketches van mensen, want dàt blijft mij in de eerste plaats fascineren. Gaf een lezing tijdens een dinerbijeenkomst van de ‘Temple Men's Club’, Congregation Anshe Hesed in Erie, Pennsylvania. Ontmoette een jonge Rabbi, Leonard Zion. We spraken in zijn werkkamer. Ik schrok van mezelf, toen ik in zijn bijzijn ‘Jezus’ zei, maar hij antwoordde: ‘Don't apologize, he is one of our guys.’ De avond verliep prima. We gingen later nog naar een receptie ter ere van de dirigent van de Erie Philharmonic Orchestra, James Sample, die het vioolconcert van Bruch had gedirigeerd met de Japanse violist Toshiya Eto, die ook aanwezig was. | |
23 maart 1961Bij thuiskomst lag er een brief van Henk Hofland. Hij sprak over ‘een rapport inzake het Indonesische doen en laten’. Hij was nog steeds bezig met het organiseren van een publiek opinie-onderzoek over Nieuw-Guinea. Het geld moest nog van Van Konijnenburg komen. Hij vervolgde: ‘Er loopt hier op het ogenblik iemand rond, die Ujeng Suwargana heet en een grote vriend van generaal Nasution is. Hij komt de publieke opinie peilen en mogelijkheden voor een Irian-regeling onderzoeken. Toevallig ken ik de man, Niessen, bij wie hij logeert. Ik heb hem dus met een aantal dingen kunnen helpen. Ten eerste heb ik zelf met hem gesproken - hij wist mij uitvoerig over jouw prijzenswaardige activiteiten in te lichten - en toen ik zei, dat wij uiterst goeie vrienden waren, was het helemaal in orde. Eerst heb ik Konijn gebeld,Ga naar voetnoot1. en die heeft, terwijl ik er op zijn verzoek bij was, een lang gesprek met hem gehad over het bekende chapiter. Al vlug hadden zij een oplossing voor de overdracht van Nieuw-Guinea bekokstoofd, waarmee ze geweldig waren ingenomen, maar die net als alle andere oplossingen hier niet zomaar aanvaardbaar is. Het vervelende is, dat iedereen die hier nuchter denkt op het gebied van de buitenlandse politiek, absoluut geen verstand heeft van wat er op het gebied van de Nederlandse binnenlandse politiek bereikbaar is. En omgekeerd, iemand, die iets van binnenlandse politiek weet, heeft absoluut geen snars verstand van de bui- | |
[pagina 63]
| |
tenlandse. Konijn zou Ujeng intussen in contact brengen met een staatssecretaris, waarin ik overigens ook niet veel fiducie heb, en wat belangrijker is, hij zou proberen om Ujeng in contact met Luns te brengen. Ook dat moet ik nog zien gebeuren.’ Nà uiteengezet te hebben welk het plan Van Konijnenburg-Ujeng Suwargana dan wel was, vervolgde hij: ‘Ujeng's tournee gaat intussen voort. Ik heb een afspraak voor hem gemaakt met Mathieu Smedts (van ‘Vrij Nederland’), ook waardeloos natuurlijk, en met Steketee, iets meer belovend. Het belangrijkste is, dat hij, ook door mijn bemiddeling, gaat praten met Heldring (van de N.R.C.), die weer een goede vriend heeft, Hugo Scheltema. Scheltema is een ambtenaar van Buitenlandse Zaken, een betrekkelijk dikke vriend van Luns, en ook, zoals ik uit de verhalen van Heldring opmaak, diens nuchtere geweten. Hij schrijft, voor een belangrijk deel tenminste, de speeches van Luns.’Ga naar voetnoot1. Marguerite Higgins publiceerde een uitvoerig interview met Antoine Gizenga in de ‘Herald Tribune’.Ga naar voetnoot2. | |
24 maart 1961John van Haagen meldde, dat zijn vrouw Greet op 24 februari voor de tweede keer was bevallen van een tweeling, ‘de heren Jacky en Perry, de eerste vrij blond met blauwe ogen, de tweede als een Ambonnees, dus donker als de rest’. Zij hebben nu dus vijf zonen. Henry Tanner berichtte uit Leopoldville, dat premier Joseph Iléo de president van de provincie Leopoldville, Cléophas Kamitatu, had verzocht naar Stanleyville te vliegen om na te gaan of een modus vivendi met het Lumumba-regime in oostelijk Congo mogelijk was. Antoine Gizenga had Kamitatu telefonisch een officiële ontvangst op het vliegveld en een vrijgeleide toegezegd. Ambassadeur Sukardjo informeerde me, dat ambassadeur Zairin Zain 27 maart om 09:00 aan pier 86 met de s.s. ‘United States’ zou arriveren om zijn post als nieuwe ambassadeur in Washington D.C. op te nemen. Ik telegrafeerde onmiddellijk Emile van Konijnenburg. Sukardjo wilde niet kwijt wie Ujeng Suwargana was, maar zei alléén: ‘Misschien tentara’ (Army). Hij had mijn laatste brief aan Sukarno-Subandrio niet onmiddellijk doorgegeven, omdat er enkele details in stonden over | |
[pagina 64]
| |
bijvoorbeeld Van Blankenstein, die hij niet aan de regering in Djakarta had doorgegeven. We dronken een kop koffie samen, en een diplomaat van Maleisië en een State Department-jurist kwamen bij ons zitten, wat de Nederlandse diplomaten Polderman en Fein ertoe bracht ons opnieuw met argusogen gade te slaan. Even later werd ik benaderd door mr. Karminka, een officiële vertaler van het State Department voor Indonesië. ‘You are just the man I am looking for,’ zei hij. Hij had een plan.Ga naar voetnoot1. Wanneer president Sukarno akkoord zou gaan met een United-Nations trusteeship voor Nieuw-Guinea, dan zou hij in aanmerking komen voor de Nobelprijs voor de vrede. Nà twee jaar zouden verkiezingen worden gehouden. Ik had dit verhaal dus al eerder gehoord, alleen de Nobelprijs was nieuw. Sukardjo was van mening, dat Dag Hammerskjöld nooit een U.N.O.-missie naar Irian-Barat zou laten vertrekken, wanneer Indonesië niet met een dergelijk plan zou instemmen. ‘Toen de secretaris-generaal de nota liet circuleren, die Subandrio in Djakarta niet in ontvangst had willen nemen, hebben wij Hammerskjöld gezegd, dat hij niet meer onpartijdig was en zich aan Nederlandse zijde opstelde.’ De ambassadeur had zelfs eens aan Hammerskjöld gevraagd, wat hij zou doen, indien Nederland de Papoea's aan de U.N.O. overdroeg en het aan hem overliet wat verder te doen. ‘Dat maakte deel uit van mijn onderzoek naar de mogelijkheden. Maar nu heb ik toch echt het gevoel, dat het spoor Van Blankenstein eveneens is doodgelopen.’ Hij was het wel volkomen eens met het voorstel een TV-gesprek met Bungkarno te maken. ‘Het zal toch voornamelijk afhangen van zijn stemming,’ zei de ambassadeur. Ik vroeg hoe hij dit bedoelde. ‘Of hij een interview zal geven of niet.’ Woonde om 17:00 in het World Affairs Center een persconferentie bij van Kennedy's zwager, R. Sargent Shriver, die was benoemd tot directeur van het Peace Corps. Rabbi Leonard Zion schreef me uit Erie, Pennsylvania: ‘Dear Bill, Just to let you know in a few brief words what an exciting evening it was for all of us to have you as our guest at The Temple. My wonderful secretary comes in every few minutes and tells me that people are calling and want to know whether | |
[pagina 65]
| |
you are still in town - so that means, that your words are getting around...’Ga naar voetnoot1. De Indonesische diplomaat Emile Lapian had me voorspeld, dat de wereld spoedig Congo zou zijn vergeten en dat de Sovjet-Unie nu haar aandacht richtte op het vraagstuk Laos. Walter Lippmann wees er op, dat waar de V.S. in Congo opereerden binnen de politieke en strategische macht van Washington, het thans op de voorgrond geschoven groeiende conflict over Laos ‘a classic example of a great power being overextended’ was. Hij vervolgde: ‘As Laos borders on the Communist world that is far out of our effective reach, our false and imprudent commitment is bound to boomerang as the balance of power became more favorable to the Communist nations.’Ga naar voetnoot2. | |
[pagina 66]
| |
gangspurt besloot ik hem op het Witte Huis te schrijven en een rendez-vous aan te vragen.Ga naar voetnoot1. | |
Kew Gardens, Long Island (dagboek)
| |
[pagina 67]
| |
28 maart 1961Mijn jongste broer, Theo, schreef me onder meer vanuit Kaapstad: ‘South-Africa has been stirred by dr. Hendrik Verwoerd's decision to leave the Commonwealth. It has created some unrest in our non-European population. You can understand that it appears to me to be a mistake to isolate the country even further from the rest of the world, although the circumstances which have led to this decision seem to have forced our Government's hand. I have always been a firm believer in the ideals of the Commonwealth, but at the same time feel, that the predominance of non-white members and the attitude taken by this newly independent group has indeed changed the Commonwealth to a large extend. In fact, I agree with our Government's point of view that the disintegration of the original Commonwealth has now set in. I am equally convinced that the world has lost a most valuable bridge between the races and that this development is to be greatly deplored.’Ga naar voetnoot1. Omstreeks 09:00 arriveerde ik in het ‘Roosevelt Hotel’, Suite 1277, en overhandigde ambassadeur Zain een memorandum van drie pagina's met een overzicht van het laatste rond rond de activiteiten van de groep-Rijkens. Ik verzweeg mijn plan naar Walt Rostow op het Witte Huis te gaan. Zain was nog in bed. De kamer was een chaos. Hij las ook mijn WPS artikel over de Nieuw-Guineakwestie en merkte op bij de passage, dat nog altijd een meerderheid in de Tweede Kamer de politiek van Luns steunde: ‘Bungkarno wordt straks boos, wanneer hij dit leest...’ Ik legde geduldig uit, dat alléén een onpartijdig geschreven artikel een kans van slagen had in de Amerikaanse pers te worden opgenomen. Zain vervolgde: ‘Van Blankenstein had moeten begrijpen, dat ik de enige ambassadeur ben die straks dingen in Washington (wanneer Bungkarno zou komen) gedaan kan krijgen. En ik zit niet op te scheppen. Ik kan naar de grote Bung zonder afspraak vooraf. Voor mij staat de deur altijd open. Van Blankenstein had dus naar Bonn moeten komen.’ Gisteren had hij al plagerig gevraagd: ‘Ben je al verloofd met Emily Machbul?’ Hij vroeg om haar telefoonnummer. Vanmorgen: ‘Waarom heb je ruzie met haar gemaakt?’ Ik legde uit, dat ik haar te modern vond. ‘Ze heeft een zeer slechte naam in de Indonesische gemeenschap hier,’ zei hij.Ga naar voetnoot2. Hij was van mening, dat het blijkbaar toch serieus was tussen minister Suban- | |
[pagina 68]
| |
drio en haar. Hij wilde weten of onze affaire alléén maar een grapje was geweest. ‘De eerste keer, dat ik haar in haar flat opzocht ben ik blijven slapen,’ antwoordde ik. Ik bevestigde, dat ik Emily uit mijn hoofd had gezet en dat ik minister Subandrio het beste toewenste. We spraken af, dat Van Konijnenburg onmiddellijk naar Washington zou doorreizen. Toen de heer Van der Jagt me in dr. Zain's hotelkamer opbelde om te bevestigen dat Konijn om 17:00 zou arriveren, zei dr. Zain: ‘De CIA en de Nederlandse inlichtingendienst weten toch immers precies wat jij doet. Gisteren hebben de Hollanders jou toch nog met mij in de U.N.O. gezien.’ De consul-generaal in New York, Susanto, was binnengekomen. Ik sprak nog met professor Zain, die met enige trots vertelde van 1924 tot 1926 in Leiden een assistentschap bij een hoogleraar te hebben gelopen. Om 13:00 gaf ik in White Plains, New York, een lezing voor de ‘Women's Guild of the Jewish Community Center’. 21:45 (subway) Een opwindende dag. Van Konijnenburgs vliegtuig was laat aangekomen. Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto leende mij zijn Cadillac om Konijn in het ‘Lexington Hotel’ af te halen. We dineerden samen met de ambassadeur in ‘Peking’. We namen een rustige tafel in een hoek. Sukardjo: ‘Ik zal gaan zitten in het hoekje waar de slagen vallen.’ Hij heette Konijn hartelijk welkom. ‘Wij werken hier hard met onze Wim,’ liet hij er op volgen. ‘Den Haag heeft zichzelf tegen de muur gespijkerd, maar, u hebt gelijk, er is beweging gekomen,’ aldus Van Konijnenburg. Sukardjo: ‘Die beweging is, als ik een beeldspraak mag gebruiken, als bij het trekken van een kies. Je gaat er eerst beweging in brengen zodat hij los gaat zitten en dan doet het later niet meer zoveel pijn.’ Konijn: ‘Een jaar geleden zat de deur nog compleet dicht. Nu zit hij op een kier, maar hoe open je hem verder? Vroeger waren het alleen de zakenlieden, maar nu is het ook de regering en de politiek. De KVP is gewoon om.’ Dezer dagen heeft professor (F.J.F.M.). Duynstee een fractievergadering van de KVP bijgewoond. Luns was ook aanwezig. Daar werd opnieuw naar voren gebracht, dat Sukarno Nieuw-Guinea wilde hebben om de Nederlanders te pesten. Van der BeugelGa naar voetnoot1. ging bij mij even ver en wilde zelfs een weddenschap sluiten om duizend gulden. Ik heb hem gevraagd: ‘Ken je Sukarno?’ Professor Duynstee had in de vergadering gezegd, dat hij zich afvroeg, zonder in argu- | |
[pagina 69]
| |
menten van welles en nietes te vervallen, hoe de Indonesische communisten zouden kunnen profiteren van het gedonder met Nederland. ‘De KVP speelt de PKI in de kaart,’ aldus Duynstee. Dit had in KVP-kring diepe indruk gemaakt, vertelde Konijnenburg ons. ‘Nederland wil de Papoea's zelf laten beschikken alsof Papoea's hiertoe in staat zouden zijn.’ Sukardjo: ‘Ik begrijp best, dat de Nederlanders de Papoea's willen laten voelen, dat ze ergens gedane beloften willen nakomen. Daarom is het zo belangrijk een acceptabele formule te vinden.’ Konijnenburg: ‘Amerika ontvangt Sukardo straks niet voor niets. Washington weet natuurlijk ook, dat die zelfbeschikking een farce is, maar hoe nu dit uitgangspunt voor een oplossing te gebruiken, dàt is de vraag.’ Sukardjo: ‘Wat moet worden bereikt is, dat Nederland zijn fysieke krachten geleidelijk aan uit Irian-Barar terugtrekt en dat Indonesië geleidelijk aan, stap voor stap, haar militaire strijdkrachten binnenbrengt. Voor deze overgangsperiode kunnen we de U.N.O. gebruiken.’ Daarop volgde een discussie over welke naam er aan de overgangsperiode zou moeten worden gegeven. De formule kon nooit in strijd zijn met het Handvest van de U.N.O. ‘Zij moet voor Holland psychologisch aanvaardbaar zijn,’ aldus de ambassadeur, ‘maar voor ons dito. Wij willen bijvoorbeeld transfergaranties, dat het gebied niet alsnog naar Australië zou kunnen overgaan, of naar wie maar ook. Heeft Duynstee niet voorgesteld, dat de administratie van een trusteeship bij Indonesië zou moeten liggen?’ Hij vervolgde: ‘Australië zal zwijgen zolang Nederland en Indonesië het eens zijn. Het wordt goochelarij om een oplossing te vinden.’ Konijn: ‘In Düsseldorf zei Zain: “Nu moeten we professor Mohammed Yamin een oplossing laten vinden voor die zelfbeschikking.” Het fraaie is, dat we elkaar willen verlakken.’ ‘Dat is inderdaad de humoristische kant van de hele geschiedenis,’ antwoordde de ambassadeur. ‘Het is zoals u zegt, mijnheer Van Konijnenburg, we moeten een komedie opvoeren.’ ‘En van tevoren afspreken wie van rechts komt en wie van links,’ aldus Konijn. Van Konijnenburg vertelde, dat de voornaamste Nederlandse kranten thans bereid waren hun redactiebeleid om te gooien, mits er een oplossing gevonden zou worden en zij de zekerheid zouden hebben, dat de affaire inderdaad kon worden gefixed. Hij noemde de poging om een publiek opinie-onderzoek te ondernemen eveneens een farce, maar dan zou minister Luns tenminste kunnen zeggen, dat de ommekeer de wil van het volk was. Sukardjo: ‘Het zou een koninklijke gedragslijn voor | |
[pagina 70]
| |
Nederland zijn, wanneer men Nieuw-Guinea met een gebaar aan ons terug zou geven, maar daar is een grote geest voor nodig, die boven het menselijke uitgaat.’ Konijn: ‘De vraag is, hoe kun je op een zodanige wijze samen komen, dat je tenslotte samen een oplossing vindt? Wanneer we de oplossing hebben, en dat klinkt misschien gek, dan zal Luns de eerste zijn om zich in te spannen die oplossing uit te voeren. Luns wil niet de geschiedenisboekjes ingaan, dat zijn opvolger de zaak heeft geregeld. Hij mag van mij trouwens met een borstbeeld in het Haagse bosje staan opdat de hondjes (en hij maakte een beweging met de arm van het hondje dat z'n poot optilt) je weet wel wat zouden kunnen doen.’ De ambassadeur: ‘Nederland heeft een kans om zich als een grote natie op te stellen.’ Konijn: ‘Je zou een naam moeten kunnen vinden, die niemand verder begrijpt. Maar je mag er ook niet een beduimeld label opplakken. Nederland zou nà de overdracht moeten dóórbetalen voor de Papoea's. Dat klinkt misschien wonderlijk, maar ze hebben dit nu eenmaal altijd zo graag gewild en dan moet je de brave lieden niet die outlet, iets goeds voor de Papoea's te willen doen, ontnemen.’ Sukardjo: ‘De Manadonezen zijn gekke kerels. We hebben ze nu gezegd op te houden tegen ons te knokken en liever te helpen voor Irian-Barat te strijden. En daar zijn ze mee akkoord gegaan. Een Melanesische Unie is een groter gevaar voor Australië, dan wanneer Irian bij Indonesië komt. Zo'n Unie kan immers niet alléén staan? Dus wanneer zij ongewenste infiltraties in dat gebied zouden willen voorkomen, hoe dan? We moeten liever over een souvereiniteitsoverdracht spreken. Maar dat is nu juist het tere punt in Den Haag. We zouden kunnen spreken over de administratieve controle over de residentie Nieuw-Guinea. We zouden kunnen zeggen, dat het gezag over die residentie aan Indonesië wordt overgedragen en op die manier zouden we kunnen aanhaken aan artikel 2 van de Ronde-Tafelconferentie en de brief van minister Van Maarseveen. We moeten dan natuurlijk wel beloven, dat de Papoea's Anak Mas van Indonesië zullen worden.’ De ambassadeur reed ons terug naar het ‘Lexington Hotel’ en de uiterst vriendelijke wijze, waarop hij ons bij het afscheid nawuifde, maakte me verlegen. Ik dacht, wij, en Nederland zeker niet, verdienen die vriendelijkheid ons namens Indonesië betuigd helemaal niet. Ik sprak nog lange tijd met Konijn in kamer 1403. Hij overhandigde me een brief van Van Blankenstein. Hij had ook knipsels en ander materiaal meegenomen, zoals een tekst van Luns' rede van 23 februari in de Tweede | |
[pagina 71]
| |
Kamer. Er was tevens besloten, dat ik president Sukarno in Californië tegemoet zou reizen, waarvoor de groep-Rijkens een vliegticket beschikbaar stelde, terwijl ik morgen samen met Van Konijnenburg ambassadeur Zain in Washington zou gaan bezoeken. Intussen schreef Henk Hofland, dat Paul van 't Veer mee naar Washington had willen gaan, ware het niet, dat ‘Het Vrije Volk’ hem naar Nieuw-Guinea zond. Henk voelde er nu het meest voor in Washington een TV-gesprek te maken samen met Heldring van de N.R.C. en zou er spoedig met hem over spreken, ‘aangenomen tenminste, dat Heldring er zin in heeft’. Hij dacht, dat de A.V.R.O. de meest geschikte omroep was het gesprek met Sukarno uit te zenden.Ga naar voetnoot1. Ik wist dus inmiddels van Zain, dat er geen sprake van kon zijn en berichtte dit aan Henk. Ook antwoordde ik Van Blankenstein.Ga naar voetnoot2. In de U.N.O. had ik intussen weten te bevorderen, dat ambassadeur Thomas Kanza zijn contacten met de Amerikaanse delegatie uitbreidde. Diplomaat Roberts, die voor het State Department Congo behandelde, had me gezegd: ‘Washington will surely be delighted to speak with him. We do not neglect Antoine Gizenga in Stanleyville.’ Ik telefoneerde met Kanza, die bevestigde ook reeds met de buitengewoon gevolmachtigd minister ambassadeur Francis Plimpton van Amerika een gesprek te hebben gehad. Ik zag in de ‘New York Times’ trouwens, dat tot dusverre slechts vier landen aan de Congo-operatie van de U.N.O. hadden meebetaald: de V.S., Nederland, Australië en Ierland, voor een bedrag van 16.745.329 dollars.Ga naar voetnoot3. Er ontbrak dus nog een bedrag van 31.686.574 dollars, terwijl Hammerskjöld reeds om 135 miljoen extra had gevraagd. | |
29 maart 1961Om 08:00 namen Konijn en ik een ‘Eastern Airlines’-vlucht van Idlewild International Airport naar Washington D.C. Kijkende naar vliegtuigen geparkeerd vóór het Terminal, zei hij: ‘Wat zijn Amerikaanse vliegtuigen toch lelijk beschilderd. De KLM heeft de nationale driekleur op de staart laten weghalen, omdat het mensen er slechts aan herinnert, dat zij niet met hun eigen nationale maatschappij vliegen.’ Konijn: ‘Ik zou al lang directeur (in plaats van onder-directeur) zijn geworden, ware het niet, dat ik me met de Nieuw-Guineageschiedenis bezig- | |
[pagina 72]
| |
houd.’ Hij vervolgde: ‘De Fransen dachten er iets op te hebben gevonden om vogels van hun startbanen weg te houden. Ze begonnen tapes via loudspeakers te draaien met angstige geluiden van meeuwen. Nà een maand waren de dieren er achter dat het nep was. Bovendien werd ontdekt, dat vogels in het zuiden andere talen spreken.’ Hij keek naar het schrift, dat ik voor dagboekaantekeningen gebruikte en zei: ‘Je moet die schoolschriftjes eens afschaffen. Het ziet er uit alsof je een net pak aan hebt, maar je bretels komen er onderuit.’ Bij aankomst op National Airport in Washington belde ik dr. Zairin Zain op de Indonesische ambassade aan Massachusetts Avenue. Hij vroeg of we meteen naar hem toe kwamen. We werden onmiddellijk in zijn werkkamer binnengelaten. Konijn begon met de bekende verhalen en het laatste nieuws af te steken. Zain zei daarop, dat hij op paleis Bogor uitvoerig met Sukarno had gesproken, die in principe met alle te Düsseldorf gemaakte afspraken akkoord was gegaan. ‘De grote Bung heeft mij tot drie maal toe gezegd, dat hij zelf naar Amsterdam wil gaan, wanneer de Nieuw-Guineazaak eenmaal is gefixed.’ Konijn: ‘Ja, en ik heb een afspraak met hem, dat ik hem het Rijksmuseum zal laten zien.’Ga naar voetnoot1. Zain: ‘Welke overeenkomst we ook sluiten, er moet van tevoren vaststaan, dat Irian-Barat bij ons komt. De Papoea's zullen ook wel opstandjes plegen, maar dat is verder onze zaak. Het staat toch vast dat de Papoea's niet op zichzelf zullen kunnen staan? Balkanisatie van het gebied is doodgevaarlijk. Het zou slechts de communisten in de kaart spelen. Dat heb ik trouwens ook tegen ambassadeur Howard Jones in Djakarta gezegd. De Sovjets dringen momenteel overal door. De bewapening van Indonesië is op dit ogenblik al op zijn minst gelijk aan die van Australië. Deze nieuwe Amerikaanse regering durft tenminste beslissingen te nemen, vandaar dus ook dat de Russen de internationale politiek nu op scherp zetten. Wat kunnen we doen, indien de Sovjet-Unie ons in de Irian-Baratkwestie directe militaire steun komt bieden? Allereerst moet bij het zoeken van een oplossing tussen ons de goede trouw worden vastgesteld. Daarna gaan we voor beide partijen aanvaardbare interpretaties zoeken. Details kunnen we dan “en petit comité” uitwerken. Bungkarno is de kruisvaarder, die zijn “Indonesia Merdeka” niet zal hebben voltooid vóór de kwestie-Irian is afgewerkt.’ Ik begreep, dat ik inzicht kreeg in de standpunten, | |
[pagina 73]
| |
die de nieuwe Indonesische ambassadeur in Washington, die pas één dag in de stad was en die zijn geloofsbrieven nog moest overhandigen, bij de regering-Kennedy zou gaan bepleiten. Ik zweeg als het graf over mijn eigen plan naar Walt Rostow te gaan, ook omdat ik nog niet wist of de nieuwe veiligheidsadviseur van het Witte Huis me zou willen ontvangen. Emile van Konijnenburg bepleitte daarop de komst van dr. Paul Rijkens naar Washington voor een ontmoeting met Sukarno, ook omdat Rijkens sedert jaren bevriend was met Dean Rusk via de Bilderberg-organisatie van prins Bernhard. De ambassadeur antwoordde, dat hij Sukarno naar Hawaii tegemoet zou reizen en deze kwestie met de president en minister Subandrio - ‘Subandrio moet vooral niet het gevoel krijgen, dat hij over het hoofd wordt gezien’ - te zullen bespreken. Wanneer ik dan in San Francisco het gezelschap zou opwachten zou ik het groene licht naar Den Haag kunnen doorgeven. Daarop sneed Van Konijnenburg het hete hangijzer van de ‘Garuda’-schuld aan de KLM aan en noemde ditmaal een bedrag van 3½ miljoen guldens. De heer Kouw Bian Tie had Konijn hierover vanuit London reeds opgebeld en de betaling scheen in orde te komen. ‘Het leek aanvankelijk onmogelijk,’ aldus Zain, ‘maar toch hebben we die zaak in Djakarta weten te verkopen. Opnieuw hebben we van onze kant gedaan wat we konden. Het is nu aan u!’ Ik begreep dat Indonesië dus inderdaad tot betaling zou overgaan om de gesprekskracht van de groep-Rijkens te helpen vergroten. ‘De KVP is om,’ aldus Van Konijnenburg, ‘inside reports confirm this.’ Zain: ‘Daarom zeg ik, waarom zouden wij een oplossing moeten vinden, waar het buitenland aan te pas komt? Wij kunnen heus wel een regeling vinden tussen onze beide landen. We spreken nog altijd dezelfde taal en hebben geen tolken nodig.’ Dr. Zain vroeg of er al een opvolger was voor professor Romme. Konijn: ‘Daarom bleef hij zo lang zitten, er was niemand anders.’ Ik zelf, die me meestal opstelde als toehoorder bij deze gesprekken, concludeerde, dat een bilateraal gesprek tussen Nederland en Indonesië nooit van de grond zou komen, indien de V.S., via druk op Den Haag, hiertoe niet de laatste zet deden. Ik ben er steeds meer van overtuigd, dat ik naar Rostow dien te gaan om die laatste Amerikaanse duw in de richting Den Haag met kracht te bepleiten. Zain: ‘Nederland moet nu eindelijk weer eens inzien, dat het groot moet worden. Tenslotte zijn wij de exponenten van die Nederlandse grootheid in Indonesië, de intelligentsia. Neem Mohammed Yamin, hij heeft evenmin als Bungkarno in Ne- | |
[pagina 74]
| |
derland gestudeerd, maar hij hecht misschien nog meer dan de anderen aan Nederland. Het ironische en tragische is misschien wel, dat ik niet over de Nederlandse grens kan gaan wanneer ik dat nu zou willen (als gevolg van de totale breuk in betrekkingen). Wanneer je op Schiphol arriveert en je zit in een auto naar Den Haag dan voel je je als Indonesiër immers meteen thuis?’ Konijn: ‘Die gevoelens van een binding met Nederland duren misschien nog zeven jaar...’ Zain: ‘Die laatste schrap van Bungkarno, die streep onder Nederland en breuk in betrekkingen was veel positiever dan u wel denkt.’ Van Konijnenburg: ‘Tijdens de Ronde-Tafelconferentie vroeg Yamin ons of we een auto voor hem hadden. Werd direct geregeld. Hij wilde naar Utrecht. Ik ging mee. Hij wilde naar het graf van een vroeger Nederlandse professor van hem. We gingen eerst diens zoon ophalen om de juiste begraafplaats te vinden. Hij stond aan het graf en veegde met zijn zakdoek de herfstbladeren van de steen.’ ‘Dat was professor Kern, die veel voor Holland en Indonesië heeft gedaan en een groot Nederlander was. Wij jongeren zijn dit niet vergeten. Sunarjo, Pak Ali Sastrommidjojo en vele anderen weten het heel goed. Het is allemaal erg tragisch,’ aldus dr. Zain. Van Konijnenburg: ‘Ik reed tijdens de Ronde-Tafelconferentie met Mohammed Rum in één auto. Hij zei altijd veel over de Nederlandse boer te hebben gehoord. Hij wees naar de weilanden en zei best eens een boerderij te willen zien. We reden naar de eerste de beste hofstede. De boerin heette ons welkom. “Wat jammer dat mijn man er nu niet is, komt u binnen. Ik schenk een kopje koffie.” Rum gaf bij vertrek zijn kaartje. Een paar dagen later kwam er in het Scheveningse Kurhaus een brief van de boer of de heer Rum alsjeblieft niet nog eens zou kunnen terugkomen.’ Zain: ‘Het gaat bij het huidige conflict tussen onze landen om diepe geestelijke waarden. Nederland is altijd zo trots geweest op wat het in Indië heeft opgebouwd. Onze diepste banden liggen hier, terwijl de heer Romme met onze afgevaardigde Supomo ons conflict besprak in termen van een vierde wereldoorlog, een strijd tussen blank en gekleurd. Hij heeft die gedachten zeker overgeplant op Luns.’ Dr. Zain riep later ook zijn tweede man, de heer Ngroho binnen. Hij wilde hem niet helemaal buiten zijn activiteiten houden. Tijdens de vlucht terug naar New York zei Van Konijnenburg: ‘Jouw belang stijgt. Je zult wel aanbiedingen krijgen. Wees vooral voorzichtig met je brieven. Ze circuleren, dus schrijf verstandig en kalm. Als ze je om een artikel vragen, dan zeg je | |
[pagina 75]
| |
okay, maar het tarief is omhoog gegaan.’ Hij was verder van mening, dat wanneer de 3½ miljoen van de ‘Garuda’ inderdaad loskwam, ‘dan moeten we jou maar eens een paar vrije KLM-reizen laten maken’. Ik vroeg me af, of Zain wellicht ons gesprek in zijn werkkamer zou hebben opgenomen. ‘Als ik dat had geweten, zou ik nog eens een mopje hebben verteld,’ antwoordde Konijn. ‘KoelmanGa naar voetnoot1. heeft aanvankelijk sceptisch tegenover jou gestaan, maar nu geeft hij toe, dat jij gelijk had. Luns heeft persoonlijk de opdracht gegeven aan de Nederlandse missie bij de U.N.O. om rottig tegen je te doen. Dat is dus een eer voor jou. Het is eigenlijk volkomen menselijk, dat die vent (Luns) hem nu knijpt.’ Hij vervolgde: ‘Als ze tegen mij zouden zeggen, de stoel van Drees of De Quay is afgestoft, je kunt gaan zitten, dan zou ik er toch niet over piekeren! Eisenhower heeft het wèl gedaan. Hoe haalde hij het godverdomme in zijn hoofd? wanneer je generaal bent geweest, behoor je te zeggen: ik ga op een farm zitten, want die beesten kunnen toch niet teruglullen. Maar dat je accepteert om het hoofd van een staat als Amerika te worden! Ze halen tegenwoordig desnoods de keukenmeid in de politiek. Om politiek te bedrijven moet je naar twee kanten kunnen denken en met fantasie de reacties van je tegenpartij van tevoren incalculeren. Wanneer ik aan Gerbrandy denk, met zijn zeiksnor, moet je even indenken, dat die man over de toekomst zit te piekeren met zijn pantoffeltjes bij de haard en dan “landgenoten” met vibrerende stem uitspreekt...’ Van Konijnenburg keerde naar het ‘Lexington Hotel’ terug. Ikzelf was om 16:30 weer in de U.N.O. De heer Roberts van het State Department deelde mij mede, dat de heer Murrow, de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Guinea, geïnteresseerd was in een spoedig gesprek met ambassadeur Thomas Kanza. Om precies 21:00 bereikte ik Kanza's appartement. Hij bracht me naar zijn werkkamer. ‘First of all,’ zei hij, ‘Papa m'a demandé de vousenvoyer des salutations.’Ga naar voetnoot2. Hij vervolgde: ‘I have the impression, that you have good relations with the State Department. I am interested to ask you to go down there and establish firm contact for us.’ Ik antwoordde, dat ik dit best wilde doen en vervolgde: ‘But I do not want to deceive you, I have only some good contacts in Washington, because they are aware I am a personal friend of president Sukarno.’ Ik stelde voor, dat we met mijn activiteiten zouden wachten tot | |
[pagina 76]
| |
hij zelf met ambassadeur Murrow zou hebben gesproken. ‘If that meeting works out, you don't need me. If it does not, I will go for you.’ Hij had Murrow in Conakry, Guinea, ontmoet, ‘and I am only on greeting terms with him’. Hij gaf me enkele kopieën van de brief, die Patrice Lumumba ten afscheid had geschreven. | |
30 maart 196109:50 Heb een ontmoeting tussen Thomas Kanza en ambassadeur Murrow van de V.S. geregeld, die om 10:30 in de U.N.O. vóór het begin van de Algemene Vergadering zal plaatsvinden. Het wond me enigermate op, misschien te kunnen bijdragen, dat er enige toenadering zou komen tussen Washington en Stanleyville. 11:20 Ik ontmoette ambassadeur Murrow alléén, omdat Thomas Kanza helaas te laat was. Hij vroeg: ‘What does Kanza want from us? Does he wants us to recognize Stanleyville?’ Ik hield me op de vlakte en wilde niet op Kanza's strategie vooruitlopen. 12:35 Thomas Kanza later: ‘Ambassadeur Murrow m'a promis de dire fidèlement à Adlai Stevenson, ce que je l'ai dit.’ Kanza had duidelijk gemaakt, dat hij niet van plan was onafgebroken op zijn handen te blijven zitten, en dat er geen constructieve oplossing voor Congo mogelijk zou zijn, zonder deelname van het Gizenga-regime in Stanleyville. Hij had de opdracht ontvangen om met Washington in contact te treden. Bovendien had hij duidelijk gemaakt, dat hij langzamerhand haast had en dat wanneer Gizenga zich op den duur tot Moskou zou wenden, de Amerikanen dit aan zichzelf te danken zouden hebben. Kanza: ‘Entre nous, je demanderai Gizenga de télégraphier directement à Washington.’ Nà alle drukte eindigde ik in de fameuze ‘Apollo’-cinema aan de 42ste Straat. Nà niet te lange tijd kwam er een jongen met een rossig baardje in jeans naast me zitten. Kort daarop kwam er een andere jongen aan de andere kant zitten. Voor ik het wist hadden zij samen mijn zipper opengemaakt en speelden zij met hun warme handen met mijn genitaliën. Nummer één stelde voor, dat we naar zijn huis aan de 74ste straat zouden gaan voor een trio. ‘Now you are squeezed between two dungeree boys,’ zei hij. Nummer twee bleek zijn roommate te zijn, een Joodse jongen, Joel, die ik eigenlijk het aantrekkelijkst vond. Ben naar | |
[pagina 77]
| |
huis gegaan. Droomde van Frieda, maar ze had nu zwart haar en ging achter mijn bureau zitten. | |
31 maart 1961Schreef Emily Machbul een briefje. Ik weet niet precies waarom, maar zij was sterk in mijn gedachten. Bestudeer nu pas Van Blankensteins brief.Ga naar voetnoot1. Tegen Van Konijnenburg had hij gezegd: ‘Laat hem maar eens schrikken.’ Sorry, maar ik schrok niet. ‘Waarde Oltmans, Het nut van mijn bemoeiingen zie ik niet meer in. Daarom kan ik mij er niet meer voor lenen naar Washington te komen om president Sukarno te ontmoeten. Het zijn, zoals je je zult herinneren, je vrienden geweest die mij benaderd hebben. Ik zag nog nut in het gesprek, omdat ambassadeur Sukardjo verzekerde, in opdracht te spreken.’ (Sla tien regels gezeur over.) ‘Mijn vrienden en ik hebben hier ons best gedaan. Wij hoopten verder te komen.’ Daarna volgden twaalf regels gekanker op Sukarno's breuk met Nederland, ‘een het oorlogsrecht te buiten gaande daad’. Zelfs Hitler had iets dergelijks in de oorlog niet jegens zijn vijanden gedaan. Ik dacht: arme Van Blankenstein zit gevangen in de draaikolk van het Haagse geklets. Daarna ontzenuwde hij zogenaamd puntsgewijs een aantal van mijn argumenten in de brief van 10 maart. ‘Weet je in welke positie je ons probeert te brengen, zonder dit precies in te zien? Dat je dit bewust zou doen neem ik geen ogenblik aan. Onze positie is dan die van het bekende ezeltje, dat een peen voor zijn kop heeft hangen, die natuurlijk steeds onbereikbaar blijft, en die het onnozel naloopt... Ik doe aan dit spelletje niet mee, allerminst als ezeltje.’ Nà opnieuw 25 regels kritiek en geklaag begon hij over het bezoek van Ujeng Suwargana, 18 regels, waarbij in zijn tirade tegen Sukarno opnieuw het woord Hitler opdook. Ik kon hem dus onmogelijk serieus nemen. Hij konkludeerde in een slotpassage van nog eens 12 getypte regels, dat praten met Sukarno thans nutteloos was. Hij besloot, en dat leek me vervelender, met de woorden: ‘Hoe zou ik de heer Rijkens nu nog een reis naar Amerika (en Sukarno in Washington) voor dat doel kunnen aanbevelen?’ Gisteren kwam Emile van Konijnenburg om 11:45 in het U.N.O.-gebouw aan. We gingen naar de delegateslounge en ontmoetten eerst Abu Hanifah, nu ambassadeur in Brazilië, en even later voegde zich B.M. Diah, ambassadeur in Tsjecho- | |
[pagina 78]
| |
Slowakije bij ons. Abu Hanifah had in 1957 eens tegen minister Luns gezegd: ‘Ik weet wel, dat je je gezicht moet redden, Luns, maar je moet jezelf beter over de kwestie Nieuw-Guinea informeren.’ Hij vervolgde: ‘Er was eens een tijd dat er tweemaal zoveel mensen Nederlands spraken dan dat er Nederlanders waren en dat waren wij, in Indonesië. Dat was toch immers een goodwill, die nooit meer is terug te kopen? Mijn zonen spreken geen Nederlands meer. Minister Cals zond me in Rome eens een briefkaart met de vraag: “Mag ik je nog altijd mijn vriend noemen?”, en dat heeft me toen geroerd.’ Hij zat eens met minister Van Kleffens aan een diner en merkte tegen de minister op dat het hem verwonderde dat er geen Nederlandse sigaren werden gepresenteerd. Die avond liet Van Kleffens hem een kist bezorgen. ‘Wie vooral zeer aardig was,’ aldus Hanifah, ‘was mevrouw Van Kleffens.’ Konijn: ‘Dan is nu mijn belangstelling voor Van Kleffens wel vergroot!’ Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto voegde zich bij ons, want Van Konijnenburg en ik zouden met hem in het diplomatenrestaurant de lunch gebruiken. Aan een tafel naast ons zat mevrouw Eleanor Roosevelt en iets verderop de heren Polderman, Van Heuven en nog iemand van de Nederlandse delegatie. Het leek wel of ze niets anders hadden te doen dan een oogje in het zeil houden. Sukardjo sprak over een reportage van Homer Bigart in de ‘New York Times’Ga naar voetnoot1. vanuit Hollandia, waarin een nieuwe, volkomen belachelijke Nederlandse proefballon werd opgelaten over de mogelijkheid Nieuw-Guinea op te nemen in een nieuw te vormen Melanesische federatie, die volgens Bigart zou moeten omvatten: Nederlands en Australisch Nieuw-Guinea, evenals de andere eilanden in de Southwest Pacific plus de Fiji-islands. Een kaart moest de plannen voor de lezers verduidelijken. Welke fantast deze onzin de journalist van de ‘Times’ had aangesmeerd kwam niet uit de verf. Wèl werd duidelijk, dat de V.S. een uitnodiging op 5 april de installatie van een zogenaamde Legislative Council voor Nieuw-Guinea bij te wonen, hadden afgewezen. Sukardjo stelde mij voor om een brief aan de ‘Times’ te schrijven en had, notabene, een concept meegebracht. Ik las het stuk en vond het minder acceptabel en distantieerde mij onmiddellijk van dit initiatief. Dan zou mij pas echt kunnen worden verweten, dat ik naar de pijpen van de Indonesiërs danste. Ik adviseerde Sukardjo de brief niet zelf naar de ‘Times’ te sturen, maar deze te laten | |
[pagina 79]
| |
ondertekenen door bijvoorbeeld de pers-attaché van zijn staf, Yusuf Ronodipuro.Ga naar voetnoot1. Hij noemde de gedachte van een federale Melanesische staat ‘a geographic monstrosity, since such an artificial union could never stand politically nor economically on its own feet. It only expressed continued arrogant colonialist daydreaming of The Hague.’ Van Konijnenburg veranderde van onderwerp en vroeg de ambassadeur over China te spreken.Ga naar voetnoot2. ‘In Peking is een druk op de knop voldoende. De centrale regering is zéér krachtig. De traditionele lords van het Chiang-regime zijn weggewerkt. Het is de afgelopen duizend jaar nog niet zo goed geweest in China. De macht in het land steunt op de gouverneurs, het leger en de partij. De discipline is onvoorstelbaar. Doe het maar eens na er iets van te maken, wanneer zo'n groot land eerst grondig is bedorven. Bovendien is Mao een eenvoudig man gebleven. Hij steelt niet. Het is in China in dit opzicht zelfs beter dan in Zwitserland, er wordt niet gestolen. Je mag met elkaar bekvechten, maar niet handtastelijk worden, want doe je dat dan draai je beiden de bak in. Bij een aanrijding ook: ongeacht wie schuldig is, je gaat beiden de pot in. China heeft geboortebeperking willen toepassen, maar dat hebben ze na één jaar weer moeten loslaten.’ Konijn vroeg naar zijn bewegingsvrijheid. ‘We mochten overal naartoe, behalve naar Tibet en de kust tegenover het eiland Formosa. Wat China propageert is, dat de mens in vrede moet leven, verder niets.’ Hij vond de westerse media jegens Peking zéér provocatief. Het gesprek kwam op prins Bernhard. ‘Zeg hem maar,’ aldus de ambassadeur, ‘dat we in Indonesië het jachttourisme aan het opbouwen zijn. Hij houdt toch immers van groot... en van fijn wild (girls), ha, ha, ha! De Sultan van Djokjakarta, Hamengku Buwono IX, is nu de “kepala” van het tourisme.’ Hij gaf overigens toe ook op zijn tijd van ‘een aardig kippetje’ te houden. Hij noemde een jongedame verbonden aan één der missies bij de U.N.O. Hij vervolgde: ‘Bungkarno had eens een gesprek met wijlen Kjai Mansur, de godsdienstleider. Hij vroeg hem: “Is het in strijd met de godsdienst en de Koran als ik een meisje aankijk? Is het zondig of verboden?” Mansur antwoordde:’ Als u haar éénmaal aankijkt niet: tweemaal is zondig”.’ Konijn: ‘Als we de moraal doorvoeren, dan zou ik zeggen kijken en blijven kijken in plaats van | |
[pagina 80]
| |
tweemaal kijken.’ Sukardjo: ‘Dan ga ik nog verder: kijken, blijven kijken, tot zij kijkt.’ Konijn: ‘Kijken is altijd een soort steekspel, een sport.’ Sukardjo: ‘Ja, maar het is hier in Amerika niet als in Frankrijk, waar de vrouwen terugkijken.’ Konijn: ‘Kijken is een krachtmeting: hier in de V.S. doen de vrouwen me denken aan wandelende planken met twee punaises...’ Ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto zei om 5:00 ambassadeur Carl Schürmann te zullen ontmoeten, omdat Nederland en Indonesië beide de overeenkomst over narcotica zouden ondertekenen. ‘Kasian Schürmann, hij heeft iets aan zijn been en loopt momenteel met een stok,’ zei Sukardjo. Bij het opstaan van de lunch zei de ambassadeur nog: ‘Om misverstanden te voorkomen, wij hebben niet onderhandeld, alléén maar gekke ideeën - en hij lachte - uitgewisseld.’ Later die middag vloog Van Konijnenburg terug naar Amsterdam. | |
1 april 1961Vanmorgen arriveerde een enveloppe van het Witte Huis. Walt Rostow schreef bereid te zijn mij te ontvangen.Ga naar voetnoot1. Ik was ontzettend blij en beschouwde dit als een definitieve doorbraak. De gesprekken, die ik in de afgelopen dagen en weken had gevoerd, stelden mij in staat een geïnformeerd pleidooi te houden. Ik begon meteen een ontwerp voor een memorandum te schrijven, dat ik de veiligheidsadviseur van president Kennedy wilde overhandigen. Er was ook een brief van mijn vader, geschreven vanuit de bungalow in Huis ter Heide. Mijn broer Theo had cum laude zijn examen economie in Kaapstad afgelegd. Er waren eveneens twee lieven brieven van mijn vriendin Penny Hedinah uit Djakarta, die me van tal van zaken, ook over haar familie en mijn vrienden in Indonesië op de hoogte hield. Emily Machbul zond een affectionate paaskaart. | |
2 april 1961Pasen Begon de dag met mijn ouders in Huis ter Heide op te bellen. De Poslavsky's waren er ook. Dineerde bij de pers-attaché, C.M. Fernando, van Ceylon, wiens echtgenote ik aan een lezingencontract had geholpen bij W. Colston Leigh. Hij vertelde gisteren tegen een Nederlandse diplomaat in de First Committee te hebben gezegd, dat ik zou komen dineren. Deze overheidsfunctionaris had hem geant- | |
[pagina 81]
| |
woord: ‘Oltmans is geen Nederlander, hij is een Indonesiër.’ Wanneer ik weer zoiets hoorde, maakte dit me razend, maar ik wist dat ik er weinig tegen kon doen en moest leren ermee te leven. ‘Frankly,’ zei Fernando, ‘I thought it quite a compliment for you.’ Op het internationale vlak maakte ik de nodige aantekeningen en verzamelde de gebruikelijke knipsels. In Cuba hadden Fidel Castro, Ernesto Che Guevarra en kapitein Antonio Nunez Jiminez een partij golf gespeeld op de Colinas de Villareal Golf Club in Havana. Ruby Hart Philips berichtteGa naar voetnoot1. dat Fidel had opgeschept, dat hij Kennedy gemakkelijk in golf zou kunnen verslaan. The caddy, de 16-jarige Delio Rodriguez, had echter tegen een verslaggever van ‘Associated Press’ gezegd: ‘They couldn't even beat you.’ | |
[pagina 82]
| |
Amerikaanse officieren werden gevlogen, ingezet in de strijd tegen de door de Sovjet-Unie gesteunde Pathet Lao. Admiraal Harry Donald Feit, de opperbevelhebber in het gebied van de Pacific, had 373.000 soldaten, 1.000 vliegtuigen en 400 oorlogsschepen ter beschikking, zo meldde ‘Time’,Ga naar voetnoot1. om wat de Amerikanen zagen als recht en orde te bewaren. Sir Frank Roberts, de Britse ambassadeur in Moskou, had 23 maart op het Kremlin een aide mémoire overhandigd met concrete voorstellen de Laoscrisis te deëscaleren. Het Sovjet-antwoord werd 1 april aan Roberts ter hand gesteld. Moskou zou te allen tijde met een neutraal Laos akkoord gaan, maar zolang westerse bedreigingen en troepenconcentraties aanhielden, zou de vrede in zuidoost-Azië permanent gevaar lopen. | |
3 april 1961 (dagboek)Kew Gardens, Long Island Belde het Witte Huis en bevestigde dat ik a.s. woensdag om 10:00 aanwezig zou zijn om Walt Rostow te ontmoeten. Liet de secretaresse van ambassadeur Zain weten, dat ik in Washington zou zijn en hem tegen het middaguur zou bezoeken. Gelukkig was de heer Van der Jagt van de KLM bereid voor een retour naar Washington te zorgen. Hij was van mijn nauwe betrekkingen met vice-president Emile van Konijnenburg op de hoogte. Om 14:00 sprak ik voor de ‘West End Club’ in New Haven, Connecticut, de plaats waar ik 1948-50 had gewoond in Pierson College toen ik aan de Yale University studeerde.Ga naar voetnoot3. Maarschalk Chen, de minister van Buitenlandse Zaken van China, was in Djakarta op bezoek. De ‘New York Times’ plaatste vanmorgen op pagina drie een foto van Sukarno en | |
[pagina 83]
| |
Chen. Reuters meldde echter, dat Chen onomwonden had verklaard, dat China onmiddellijk troepen naar Laos zou zenden, indien het Westen dáár zou interveniëren. De ‘Times’ publiceerde verder een foto van Cléophas Kamitatu, die vandaag namens Joseph Iléo in een U.N.O.-vliegtuig naar Stanleyville zou gaan. Eveneens publiceerde de ‘Times’ op pagina 14 het heden door het State Department uitgegeven witboek over Cuba. Ik begreep dat er ook met de regering Kennedy geen enkele hoop was op détente met Havana. In de Conclusion stond bijvoorbeeld, dat het niet duidelijk was geworden of het steeds de bedoeling was geweest van Fidel Castro te gaan samenwerken met de communisten, ‘what is important is not the motive but the result. The first result,’ aldus het State Department, ‘has been the institution of a repressive dictatorship in Cuba.’ En verderop: ‘But dr. Castro has done more than establish a dictatorship. He has committed that dictatorship to a totalitarian movement outside the hemisphere.’Ga naar voetnoot1. Bij thuiskomst uit New Haven vond ik opnieuw een brief van A. Stempels, hoofdredacteur van de N.R.C. In zijn schrijven van 17 maart had hij gezegd, dat een correspondent geen policy-maker mocht zijn. Ik antwoordde hem op 26 maart onder andere: ‘U zegt geen policy-maker te zijn.’ Hij antwoordde nu op 30 maart: ‘Dat heb ik nooit beweerd - en beweer dat nog - dat een correspondent geen policy-maker mag zijn. Wanneer een correspondent op de stoel van de policy-maker gaat zitten, zijn zijn rapporten niet meer volkomen betrouwbaar, hoezéér ook zijn hoofdredacteur het eens zou mogen zijn met de strekking ervan. Een correspondent is een waarnemer en mag geen ander doel hebben dan om de feiten (aangenaam of niet) te rapporteren. Dit moest mij even van het hart.’ De tirade van Stempels (en ik noteer dit in 1987) leek op papier aardig en hooggegrepen, maar mijn praktijk met de N.R.C., als correspondent in Djakarta in 1956-57 was wel even anders.Ga naar voetnoot2. Toen ik, als correspondent ter plaatse, weergaf hoe de feiten lagen in de kwestie Nieuw-Guinea bijvoorbeeld, antwoordde N.R.C.-Indonesiëredacteur H.J. Roethof, dat ik wellicht gelijk had met wat ik schreef, maar dat de publieke opinie in Nederland niet rijp was voor die feiten. De policy-makers van de N.R.C. besloten de feiten in de prullenmand te deponeren terwille van het establishment in Den Haag. Dit ten | |
[pagina 84]
| |
koste van onherstelbare schade aan Nederlandse belangen in Indonesië en de wereld.Ga naar voetnoot1. En wat schreef Stempels verder in zijn brief van 30 maart 1961? Dat hij het enigermate eens was met mijn kritiek op de Nederlandse journalistiek ten aanzien van de kwestie Nieuw-Guinea. ‘Er heerst in Nederland - niet alléén in de journalistiek - een zekere mate van ‘Autoritätenglauben’, dat zich ook in sommige sectoren van de pers uit. Ik geloof echter, dat de N.R.C. hier de laatste tijd niet al te zéér van beticht kan worden.’ De N.R.C. zou zich dus ‘de laatste tijd’ minder aan ‘Autoritätenglauben’ schuldig maken. In dit opzicht had ik in 1956-57 dus alléén maar pech gehad. Ook herhaalde hij, dat mijn Cuba-bijdrage ‘domweg zoek’ was geraakt. ‘Het spijt me, maar meer zit er niet achter,’ eindigde hij. Mijn Indonesische vriend Mas Diarto was uit Leopoldville terug in Djakarta en schreef onder meer: ‘Het is altijd zéér prettig om een vriend te hebben zoals jij er eentje bent. Ik moet je bedanken, dat je altijd Bungkarno verdedigt. Zo ben ik er zeker van, dat men je eens gelijk geeft in je politieke opinie.’ Hij raadde me aan om president Sukarno in Washington om een visum te vragen. ‘Tenslotte ben je de onbekende, onbetaalde soldaat, die vecht voor goede relaties tussen Indonesië en Nederland,’ aldus de verbindingsofficier van het Garuda II-bataljon in Congo.Ga naar voetnoot2. | |
4 april 1961Werkte enkele uren aan het memorandum voor Walt Rostow. In de U.N.O. ontmoette ik ambassadeur B.M. Diah, en Lambertus Palar, de Indonesische ambassadeur in Ottawa. Later voegde Sukardjo zich bij ons. Ik vroeg hem mijn memorandum aan Rostow te lezen. Hij bestudeerde het 11 pagina's tellende stuk aandachtig.Ga naar voetnoot3. Hij woog zijn woorden zorgvuldig. ‘Het is geen diplomatiek stuk, Wim. Je kunt zien, dat het niet door een diplomaat is geschreven. Maar, je toont je goodwill. Dit is duidelijk een stuk van iemand, die onze beide landen bij elkaar wil brengen. Je opmerking, dat er ongunstige reacties op je “Elseviers”-artikel kwamen, zal de Amerikanen juist verder doen twijfelen. Over sommige andere zinnen zullen ze misschien wel heen lezen. Het gaat tenslotte om de overall | |
[pagina 85]
| |
tendens. Maar veel zal afhangen of je in je gesprek met Rostow indruk zal weten te maken.’ Polderman en later Fein zaten weer naar ons te kijken en ambassadeur Sukardjo zei: ‘Kom, ik zal goed laten blijken dat we vrienden zijn.’ Hij zei verder: ‘Je krijgt van mij dollars om naar San Francisco te gaan. Ik heb je toch uitgenodigd?’ Ik protesteerde, en zei dat Konijn mijn ticket zou betalen.Ga naar voetnoot1. De ‘New York Times’ wijdde vandaag een portret, ‘Man in the News’, aan Cléophas Kamitatu. Hij werd als ‘a wise and tenacious Congolese’ gepresenteerd. En een man ‘with a grasp of juridical technicalities remarkable in a nation that has nearly 15 000 000 inhabitants but few trained in Law’. Hij ging in Stanleyville bemiddelen. Ik wist dus uit eigen waarneming zeker, dat hij in zijn hart aan de kant van Patrice Lumumba stond. Om 18:00 woonde ik de receptie van de Hongaarse ambassadeur bij de U.N.O. en mevrouw Irene Mod bij. Ik ontmoette Thomas Kanza en vertelde, dat ik morgen een gesprek met Rostow op het Witte Huis zou hebben. ‘Dîtes à ce monsieur,’ zei hij onmiddellijk, ‘ce que c'est dans l'intérêt des Etats-Unis de au moins établir des contactes avec nous’. Hij benadrukte verder, dat de regering in Stanleyville van Antoine Gizenga nog altijd onafhankelijk was en niet aan één machtsblok gebonden. Zou Gizenga eenmaal naar het Sovjetbloc overgaan, dan zou hij de steun van de Sovjet-Unie mee naar Leopoldville nemen. ‘En die mijnheer (ambassadeur) Timberlake moet ook uitkijken. Wanneer we straks het parlement bijeenroepen zullen we de afgevaardigden, die geld van hem hebben aangenomen, vragen hun zakken op tafel om te keren.’ Ik zwaaide met mijn Rostow-memorandum en hij zei: ‘Watch it, you will be kidnapped.’ Hij zei, dat er geen follow-up was geweest tot dusverre nà zijn ontmoeting met ambassadeur Murrow. Ik sprak over het ‘Times’-artikel aangaande Kamitatu. ‘He will always be on top of Congolese politics. Kasavubu does not dare to touch him.’ Ik gaf zijn medewerker, Alphonse, een brief bestemd voor de burgemeester van Leopoldville. Omdat ik van Henry Sokolove een brief en een kaartje had gekregen, dat hij als Amerikaans Labor Attaché was overgeplaatst naar Tokyo, vertelde ik dit bij toeval aan mijn Sovjetvriend, Mike Polonik. ‘Do you really think, Sokolove is a Labor Attaché?’ vroeg hij. | |
[pagina 86]
| |
5 april 1961Stond om 06:00 op, nà een onrustige nacht, omdat mijn vriend Richard Hsiao om 02:00 had getelefoneerd. Nam om 08:00 het vliegtuig naar Washington. Alsof de duvel er mee speelde, de ‘New York Times’ publiceerde uitgerekend vandaag een hoofdartikel over Nieuw-Guinea. Tot slot scheen de ‘Times’ toenadering te suggereren: ‘The fairest solution to the West New Guinea problem would therefore seem to lie in action by the Indonesians as well as the Dutch aimed at insuring the right of the Papuans to determine their own political future when they are deemed capable of doing so.’ Waarschijnlijk wilde de ‘Times’ iets zeggen over het conflict op de dag, dat in Irian-Barat de zogenaamde Papua raad zou worden geïnstalleerd. Van National Airport reed ik linea recta naar het Executive Building van the White House en antichambreerde bij de secretaresse, miss Evins, tot ik om 10:00 door Walt Rostow werd ontvangen. Er werden elders TV-camera's gereed gemaakt voor reportages over een nieuwe ontmoeting tussen Kennedy en premier McMillan inzake Laos. Rostow ontving me vriendelijk. Ik overhandigde mijn memorandum en gaf een korte uiteenzetting. Al spoedig onderbrak hij me en zei: ‘As you know I am handling the Laos question for the President. Last week, I went home to study the matter and after four days I was convinced we were getting into a major War. You see, we, Kennedy and I, and many others here are of a War generation. We will not have any more realestate swallowed up by the Soviets. We are not going to insult them, but we will be firm. And Sukarno better doesn't get himself entangled with the seventh fleet’. Zichzelf een klap op zijn knie gevend, vroeg hij vervolgens: ‘Wat wil Sukarno toch van ons?’ Ik antwoordde: ‘First of al the Indonesians waited for a change of Administration in Washington. Now it is their hope that the U.S. Government will exert sufficient pressure on the Dutch to early evacuate New-Guinea’. Rostow: ‘We like Sukarno. He is quite a nice fellow. We take him seriously. Indonesia is an important country. And for the moment, we will not discuss his game with the Communists,Ga naar voetnoot1. whether he thinks he can contain them or not. But let's have a look at Indonesia. He should first think of the overall development of his nation. They have now a new eight-year plan, which is intereting indeed. But have a look at Pakistan. They are also seperated, | |
[pagina 87]
| |
but their priority is with overall national development. And I do not mean so much in an economic or material sense.’ Vervolgens vroeg Rostow de essentie van mijn voorstellen te formuleren. Ik begon te spreken over de Bilderberg-groep, prins Bernhard en Paul Rijkens. ‘Yes, I know them,’ zei hij. Ik stelde voor, dat hij genoemde heren zou raadplegen, nu bezoeken van president Sukarno en minister Luns op handen waren. Ik pleitte, dat vóór de Amerikaanse regering een standpunt in de kwestie zou bepalen, men onherroepelijk diende te luisteren naar vooraanstaande zakenlieden, die het al heel lang niet eens waren met het beleid van de Nederlandse regering. Men zou Paul Rijkens immers vóór Sukarno en Luns kunnen vragen naar Washington te komen? Ik noemde ook enkele mogelijke oplossingen. Als vervat in het memorandum. Hij glimlachte en zei een paar maal: ‘Interesting.’ Hij vroeg hoe het met Chaerul Saleh was, één van Sukarno's naaste medewerkers. Hij zou hem graag terugzien. Ik benadrukte eveneens, dat Sukarno sinds enkele dagen een nieuwe ambassadeur in Washington had benoemd, die buitengewoon goed geïnformeerd was inzake het Irian-Barat-conflict, ook van Nederlandse zijde. ‘Ambassadors come and see me all the time,’ zei Rostow. ‘I would like very much to see ambassador Zain.’ Hij zei ook nog, dat hij volgende week dinsdag avond 11 april met minister Luns zou dineren. In ieder geval had ik Rostow als eerste ontmoet. Hij was gehaast, want hij excuseerde zich en zei, dat hij een meeting had met president Kennedy en premier McMillan om 10:30. Ik wandelde naar de Indonesische ambassade aan Massachusetts Avenue en werd vrijwel meteen bij dr. Zain binnengebracht. Gaf een verslag van het gesprek van 30 minuten met Walt Rostow. ‘Public relations, first class,’ zei hij, toen we later in de residentie van de ambassadeur aan Tilden Street lunchten. ‘Nederland vecht op Nieuw-Guinea niet alléén tegen de bierkaaien, maar zij verlakken èn de Papoea's èn zichzelf. Het is toch onzin om te denken dat Nederland wat voor de Papoea's zou kunnen doen? Het is hypocrisie op grote schaal. Nu zie je maar weer waar een klein land klein in kan zijn. Men moet in Nederland niet aanvaarden, dat alles tussen onze landen kapot zal gaan. Nederland heeft in de geschiedenis een stempel op Indonesië gedrukt. Dit stempel is immers de kern van de band tussen onze landen? Wij, Indonesiërs, voelen dat zéér, zéér diep aan. Het is een toestand, die zelfs pijn doet. Ik krijg een brok in mijn keel, wanneer ik aan de huidige situatie denk. Nederland is volop bezig deze gevoelens aan onze kant | |
[pagina 88]
| |
systematisch weg te werken. Er bestaat nog altijd innerlijke verbondenheid bij ons ten opzichte van Nederland. Denk eens aan de innerlijke ontroering bij Bungkarno om nog altijd naar Holland te willen gaan. Wij verlangen hier zowel bewust als onbewust naar. Dan horen wij van jullie dat staatssecretaris Bot ook binnenskamers van Irian-Barat af wil. Waar is dan dit christelijke motief? Is het gekwetste trots of ijdelheid? Er wordt ons gezegd, dat de Nederlanders Sukarno niet kunnen luchten of zien. Maar Sukarno is in dit opzicht niet belangrijk. Bij Sukarno gaat het om het symbool, maar waar wij hier over spreken is over het belang van de betrekkingen tussen twee naties. Indonesië betaalt ook vandaag aan de dag nog de in Nederland bestelde schepen, los van de Ronde-Tafelconferentie-schulden. We betalen nu toch ook de KLM.’ Dr. Zain vertelde me nadien, dat hij het besluit van Djakarta om de KLM te betalen uitsluitend per telegram had geregeld. Dr. Zairin Zain: ‘Men regeert in Nederland alléén aan de hand van uiterlijke symptomen en niet met betrekking tot de diepere symptomen tussen twee landen.Ga naar voetnoot1. Indonesië bevindt zich in een louteringsproces. We proberen onszelf te vinden. We proberen onszelf in balans te krijgen. We zoeken onszelf als een blinde, maar we worden al bij voorbaat veroordeeld. Waar blijven ze dan in Den Haag met hun ethische en christelijke motieven? Zelfs misdadigers en gevangenen worden nog beter behandeld dan wij. Er zijn in Indonesië nog altijd verantwoordelijke mensen, zoals Pak Ali (Sastroamidjojo), Bung Hatta en misschien zelfs Bungkarno, die de betrekkingen met Nederland willen herstellen. Er wordt in Den Haag niet beseft, wat het voor ons betekent weer in Holland te zijn of in Leiden op het Rapenburg te lopen. Ze zien ons in Holland slechter dan we zijn. Het staat zelfs in de kranten, Nieuw-Guinea opdoeken okay, als het maar niet naar Indonesië gaat. Ze willen ons alléén maar pesten.’ Hij vervolgde: ‘Eens zal de persoon Bungkarno naar waarheid worden beschreven, zoals ze nu over John Kennedy schrijven, als dynamisch. Sukarno zoekt een weg om onszelf met het ons eigene op één lijn te brengen, zoals in de kunst, de verfijning van de botanical gardens in Bogor, die nieuwbouw, de vernieuwing van de oorspronkelijke Indonesische cultuur, de Asian games. Hij gaat ons vóór in het winnen van ons zelfver- | |
[pagina 89]
| |
trouwen, wat nog moet worden veroverd. Dit is het aspect, dat men niet van hem kent en over het hoofd ziet. De westerse media zijn alléén maar negatief en destructief ten aanzien van wat hij doet. Het componerende, het krachtige in de persoon van Sukarno kent men niet en wil men niet kennen. Pas later zal de geschiedenis Sukarno waarderen en beter begrijpen. Hij stimuleert ons, in alle takken van kunst, architectuur, houtsnijwerk, schilderkunst, noem maar op. Het westen wil hem slechts negatief zien. Ze willen hem als “nation-builder” niet accepteren.’ Ambassadeur Zain benadrukte, dat hij hier een aantal argumenten had ontvouwd, die ik zou moeten hanteren bij het begrip wekken voor het Indonesische standpunt. ‘Wat zijn de argumenten van de “belanda's” tegen ons? Omdat ze met zichzelf jegens ons in het onreine zijn ontplooien ze een geweldige activiteit. Als Nieuw-Guinea maar niet naar Indonesië gaat en daarmee brandmerken ze meteen eigen onoprechtheid,’ aldus ambassadeur Zain. ‘De zelfbeschikking, die Nederland op Nieuw-Guinea wil toepassen komt niet voort uit onvervalst nationalisme. Wat Nederland met Nieuw-Guinea doet is een puur negatieve zet gemikt op Sukarno en beslist niet geboren uit het volk van de Papoea's zelf. Het heeft niets te maken met Nigerië of Angola. Het is een verkrachting van het woord zelfbeschikking. En momenteel worden de Papoea's opgestookt om zich zelfs af te scheiden en los te maken van Juliana. Luns, die studentikoze boerenpummel (de ambassadeur lachte) is geen diplomaat. Hij gebruikt gewoon Nicolaas Jouwe. Dat is waarachtig geen actie en handelwijze, die uit zuivere innerlijke gevoelens naar voren komt.’ In het beginstadium van ons gesprek, nadat ik had verteld, dat Walt Rostow de bedreiging had geuit, dat Indonesië er verstandig aan zou doen niet in conflict te komen met de zevende vloot, had de ambassadeur onmiddellijk zijn militaire attaché, prins Surjo Sularso, naar zijn werkkamer geroepen. Hij vroeg zijn medewerker deze informatie per code-telegram aan generaal Nasution door te geven. Hij raadde af mijn bezoek aan het Witte Huis via de pers te spelen, ‘want dan wordt het voor Rostow moeilijk om jouw argumenten bij Luns te gebruiken’. Samen met de ambassadeur was ik naar de residentie in Tilden Street gereden. Hij vertelde, dat de oprijlaan sedert jaren een nieuw wegdek nodig had. Zijn voorgangers waren er niet in geslaagd fondsen hiervoor uit Djakarta los te krijgen. Dr. Zain was het wèl gelukt. ‘Het gaat er om hoe je je telegram opstelt en formuleert.’ Bij de lunch was ook professor Zain aanwezig. | |
[pagina 90]
| |
Hij vertelde in het oude Indië ‘op de dubbeltjesschool’ te hebben gezeten en pas in de twintiger jaren Nederlands te hebben geleerd. Hij schreef artikelen voor de ‘Locomotief’ onder titel: ‘Men schrijft ons van inlandse zijde’. Eens had vader Zain geschreven, dat wanneer de Nederlander de gevoelens van de Indonesiër niet beter zou leren kennen Nederland in Indië op een krater zou komen te leven. Men had geantwoord: ‘We zitten hier zo veilig als in Abrahams schoot.’ In de auto terug naar de ambassade, waarschuwde dr. Zain mij: ‘Je moet vooral geen dankbaarheid van Indonesië verwachten. Er zal onder ons een aantal personen zijn, die weten wat je hebt gedaan, maar je zult altijd zien, dat de verkeerden aan de macht komen en dan word je gepasseerd.’Ga naar voetnoot1. Ik bracht nog enige tijd die middag door met mijn Indonesische vriend Dewanto en vloog terug naar New York. | |
6 april 1961Schreef zowel minister Luns als Walt Rostow over mijn bezoek aan Washington D.C. Rostow adviseerde ik vooral ambassadeur Zain te ontbieden alvorens met Luns te spreken. W. Colston Leigh, mijn lezingenbureau, zendt een kopie van een brief die rabbi Leonard Zion uit Erie, Pennsylvania; had geschreven. ‘The impact of Oltmans' message was so direct that the audience could not refrain from one of the strongest applause responses I have ever heard. Each person upon greeting him after the talk expressed their personal delight for a factual gap which he supplied. His message was large, personal, and he won his audience with warmness of heart and with a sens of genuine concern.’Ga naar voetnoot2. | |
7 april 1961Henk Hofland schreef: ‘Grote ellende.’ Hij had met hoofdredacteur Steketee besproken naar Washington te gaan voor een gesprek met president Sukarno. ‘Hij had er niet veel zin in, en wel om de volgende reden: als je het “Handelsblad” van 1 april leest, zie je daarin een artikel over Irian, waarmee je het vrijwel woord voor woord eens kunt zijn. Dat is het resultaat van zijn reis naar Nieuw-Guinea en van de gesprekken die hij sindsdien heeft gehad met mensen met wie ik hem in contact heb gebracht: professor Röling, Van Konijnenburg en Ujeng Suwar- | |
[pagina 91]
| |
gana, de vriend van Nasution. Vanmorgen belde ik Konijn. Hij was opgetogen. Hij had iemand uit hoge regeringskringen gesproken, die ook al dolblij was, vooral omdat het in het “Handelsblad” stond. Je kunt nu wel zeggen, dat het “Handelsblad” praktisch “om” is. Er hoeft nog maar een pietepeutertje aan te worden gedaan. Albert BesnardGa naar voetnoot1. heeft per expresbrief met ingang van tweede Paasdag zijn medewerking opgezegd, zéér boos en ontgoocheld.’ Hofland vervolgde: ‘Hoe redeneert nu Steketee? Hij zegt: juist omdat we zo nuchter zijn, kunnen we het ons op dit ogenblik niet veroorloven, nog nuchterder te worden en met Sukarno te praten. Dat zou een campagne tegen ons kunnen ontketenen, waarmee alles wat we tot nu toe hebben bereikt, weer verloren kan gaan. Met die redenering ben ik het niet helemaal eens, maar er zit iets in. Met een televisiegesprek was het wat anders geweest. Ik had al voor elkaar, dat de AVRO (veel beter dan de VARA voor deze zaak) het zou uitzenden. Ik had dan voor mijn verantwoordelijkheid gehandeld, en niet voor die van de krant.’ Henk gaf me in overweging E. Heldring naar Washington te halen, ook omdat de N.R.C. nu achter lag bij het ‘Handelsblad’: ‘Ik ken hem langzamerhand goed. Ik denk dat hij er zin in zou hebben.’Ga naar voetnoot2. Ik belde Henk in Ouderkerk op en zei akkoord te gaan en zegde toe een ontmoeting voor Heldring met Sukarno te willen regelen. De familie Schimmelpenninck kende ik uit mijn jeugd. In 1961, nà alle kritische publiciteit, voornamelijk in ‘De Telegraaf’ (en de Schimmelpennincks waren Telegraaflezers) zagen ook mijn oude vrienden uit Bosch en Duin me als een Sukarno-‘aanhanger’ en misschien wel als ‘landverrader’, die wilde helpen de Papoea's af te schuiven. Van Vader Schimmelpenninck ontving ik een laatste, zelfs niet meer ondertekende brief.Ga naar voetnoot3. Mijn advocaat, mr. J.C.S. Warendorf, was zelfs over een betrekkelijk eenvoudige administratieve zaak in botsing geraakt met consul-generaal mr. B.J. Slingenberg in New-York, die op allerlei onderhandse manieren het vlotte verloop van mijn scheiding van Frieda Westerman probeerde tegen te werken.Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 92]
| |
8 april 1961Informeerde Van Konijnenburg, Hofland en Stempels over het verloop der dingen rond Washington. De auteur Louis Fischer plaatste een brief in de ‘New York Times’ alsof Indonesië met een mandaat over Nieuw-Guinea van de U.N.O. akkoord zou gaan. Ik schreef hem, dat dit absolute onzin was. De journalist dr. Paul Sanders van het ‘Het Parool’ in New York is benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau. De Luns-trawanten krijgen de lintjes. Het zij hun gegund. | |
9 april 1961New York to O'Hare, Chicago Als gewoonlijk met gemengde gevoelens op reis. Luisterende naar de Ballade van Fauré voor piano, bad ik. Bij de ‘American Airlines’-gate zag ik het volgende. Een moeder, geblondeerd haar, de vader, Joods, zwaar gouden polsketting: groen jagershoedje, open gezicht, de zoon, even in de twintig, eveneens een zwaar gouden polsketting, beetje verwend jongetje, enigszins brutaal, loopt nonchalant, laat vader een album met foto's zien, die er ongeïnteresseerd in bladert. De jongen is het Elvis Presley type. Ik vergelijk zijn gezicht met dat van vader en moeder. De overall trekken zijn van ma, helaas een beetje hoerig, ordinair type. Ze lopen naar de slurf. De moeder kust de jongen, eerst op zijn wang en dan in zijn nek. Zoonlief reageert er volkomen onverschillig op. Hij weet kennelijk nog niet waar hij mee bezig is. Papa gaat mee het vliegtuig in naar zijn stoel. Wanneer ik de moeder passeer rollen dikke tranen over haar wangen. Ik kijk een ogenblik naar haar, zo alléén. Haar verdriet is zo echt. De jongen gaat natuurlijk terug naar college ergens. Ze zal hem enige tijd niet zien. Ik zou die jongen willen zeggen, loop nog één keer terug naar je moeder en neem afscheid, niet nonchalant, maar met echte affectie. Ik heb me zelfs trouwens niet beter of slechter op die leeftijd gedragen dan die jongen nu, maar voelde ik mij niet eigenlijk altijd triest in mijn binnenste? Ik herinner het me niet. Mijn dagboek zal het me tenslotte kunnen vertellen. In de internationale arena bleef Fidel Castro tamboereren op voorbereidingen voor een invasie van Cuba in Miami en elders. Ook in Louisiana en Guatemala zouden zich geheime kampen van huurlingen bevinden.Ga naar voetnoot1. Minister van buitenlandse zaken, dr. Ra- | |
[pagina 93]
| |
oul Roa, meldde volgens Kihss in de ‘Times’, dat het om minstens 4 000 manschappen zou gaan. President Dorticos noemde de oproep van de Amerikanen om Havana er toe te bewegen de banden met de Sovjet-Unie te verbreken ‘een stomme streek’.Ga naar voetnoot1. In Congo waren Antoine Gizenga en Joseph Ileo, volgend op Kamitatu's bemiddeling, overeengekomen te gaan praten. Uit een brief, die ik op 8 april 1961 aan ambassadeur Thomas Kanza schreef, kan ik opmaken, dat ik ook kort met Walt Rostow de kwestie Congo aanroerde en bepleitte, dat ik voorzag, dat Gizenga op den duur in Leopoldville zou terugkeren en dat de V.S. hiervoor op hun hoede dienden te zijn. Ik schreef Kanza, dat Rostow niet onder de indruk leek van mijn verhaal.Ga naar voetnoot2. | |
9 april 1961 (dagboek, vervolg)10:10 Aankomst te O'Hare in een sneeuwstormpje. Vertrok naar St. Joseph, Michigan, voor een lezing aan de Michigan State University. Ik vond in de Nieuw-Guinea Koerier's, die mijn Vader me had doorgezonden, de artikelen uit het ‘Handelsblad’ overgenomen, waar Henk aan had gerefereerd. Zond onmiddellijk brieven aan Hofland en Steketee, dat de reis naar Sukarno dóór diende te gaan. Dit waren de artikelen waarop zeurpiet Bernard als oud--koloniaal tenslotte ontslag had genomen. Ik sprak 75 minuten en beantwoordde 45 minuten lang vragen. Een verslaggever van de ‘Associated Press’ kwam op me af, om te vragen of ik de naam van de functionaris van het Witte Huis wilde noemen, die mij had gezegd, dat Sukarno diende op te passen voor de Zevende Vloot, dus als een verkapte bedreiging. Ik had vóór vertrek ook het Indonesische persbureau ‘Antara’ ingelicht,Ga naar voetnoot3. evenals Bill Oatis van de A.P. bij de U.N.O. | |
10 april 1961LOCAL TALK HAS GLOBAL IMPACT was de kop op de vóórpagina van de ‘News Palladium’ in Benton Harbor, Michigan, vanmorgen.Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 94]
| |
11 april 1961Rockford, Illinois, ‘Faust Hotel’ Lezing voor de ‘Woman's Club’. De ‘Rockford Morning Star’ publiceerde een hoofdartikel over Nieuw-Guinea geschreven door John Grimes. Het was totaal pro de Luns-politiek van het tot ontwikkeling brengen van de Papoea's. Ik zond dus een scherp gestelde brief naar deze mijnheer. Ik sprak uiteraard uitvoerig over de Papoea-kwestie en besloot alsnog collega Grimes zelf te gaan ontmoeten. We spraken 45 minuten. Hij begon met opmerkingen als: ‘How can you as a Dutchman talk that way.’ Hij scheen me impertinent en brutaal te vinden, maar Amerikanen moet je hard aanpakken, if you inzend to score points. Hij ontspande langzamerhand. Ik dacht, Zain had me moeten horen. ‘De Telegraaf’ meldde uit Washington, dat het gesprek tussen president John Kennedy en minister Luns ‘aangenaam’ was geweest. Luns voegde er aan toe, dat ook landingsrechten voor de KLM in Los Angeles waren besproken. Luns zou verder Chester Bowles, George Ball en Dean Rusk hebben ontmoet. Hij zou aanzitten ‘aan een noenmaal’ op Blair House. Hierbij wil ik aantekenen, dat de Amerikaanse historicus Arthur Schlesinger Jr. later in zijn boek ‘De Duizend Dagen’ een geheel andere lezing van de ontmoeting (confrontatie) Kennedy-Luns zou geven. 20:00 Illinois Central Rail Road naar Iowa Treinen in de V.S. zijn een ramp. Deze coupés op weg naar Waterloo, Iowa zijn even winderig als een weg door de bergen. Je wordt op sommige momenten dermate door elkaar geschud, dat je er maagpijn van oploopt. Er zijn dan ook maar drie passagiers in een rijtuig voor 60 personen. | |
12 april 1961Waterloo, Illinois, ‘Hotel Russel-Lamson’ Mijn lezing is in Cedar Falls. Zonder auto ben je ‘foutu’ in dit land. Nergens is behoorlijk transport of verbinding. Ik werd dus door een docent van het Iowa Teacher's College, waar ik moest spreken, opgehaald. Vijftig minuten was er uitgemeten, wat te kort is. Lunchte met twaalf studenten. Ik vroeg een Thaise student, Banlue Tinpangka, die literatuur studeerde, naast me te zitten. Hij wond me op. Hij had erg mooie ogen, gave witte tanden, een warme lach en een goed gezicht. Hij was ‘on the ball’. Vier Somali's waren weggebleven van de lunch, maar ik kreeg het gevoel dat dit een apartheidsprobleempje was, dat meespeelde. Een student uit Somalië was | |
[pagina 95]
| |
reeds in een restaurant in Cedar Falls geweigerd. De eigenaar was in het gerechtshof tot een boete van 35 dollars veroordeeld, terwijl de proceskosten duizend dollars hadden bedragen. Nà de lunch gaf ik nog een informele talk, maar ik slaagde er niet in deze studenten te bereiken. Ik gaf het op. Ik ging met Banlue mee naar zijn flat. Zijn vader was douanebeambte. Hij toonde me brieven van thuis. Hij gaf toe eigenlijk geen ‘kontjoh's’ (vrienden) te hebben op het college. Ik observeerde hem nauwkeurig, terwijl hij sprak. De uitdrukkingen op zijn gezicht werden afgewisseld met die bekende intense Zuidoostaziatische glimlach via zijn bruine ogen. ‘Ozark Airlines’, DC-3, flight 16 De Sovjets hebben een nieuwe stunt uitgehaald. Majoor Yuri Gagarin is in een raket om de aarde geraasd in slechts 90 minuten, en landde veilig in de USSR. Het is beangstigend, inderdaad. Hij wordt ‘een astronaut’ genoemd. Hij is getrouwd en heeft twee dochters. Het is een enorme prestatie, die geleerden in de V.S. en het westen in de schaduw plaatst. 23:00 Minneapolis, ‘Curtis Hotel’ Barbara Applegate van het Leigh Bureau overhandigde me de nieuwe lezingenfolder. Ik word nu gevolgd door Otto, aartshertog van Habsburg.Ga naar voetnoot1. | |
13 april 1961De ‘Indonesian Observer’ van heden meldde,Ga naar voetnoot2. dat het Witte Huis heeft ontkend, dat een adviseur van Kennedy zou hebben gezegd, dat de zevende vloot tussenbeide zou komen, indien Indonesië een invasie op Nieuw-Guinea zou uitvoeren. André Hatcher, de waarnemend woordvoerder had de ontkenning op vragen van de pers doen uitgaan. Er was weinig over van mijn oorspronkelijke mededeling, dat een adviseur Sukarno waarschuwde ‘not to become entangled with the Seventh Heet’, wat dus de woorden van Rostow letterlijk waren geweest. De ‘Associated Press’ maakte nu ook bekend, dat ik met Walt Rostow had gesproken. Ook in de Nederlandse pers verschenen die dagen soortgelijke verdraaide berichten.Ga naar voetnoot3. Harisanto vraagt me dringend om ná een lezing in Oklahoma City toch vooral eerst langs Champaign, Illinois, te komen. | |
[pagina 96]
| |
Hij was erg lief. ‘Je vrienden zullen teleurgesteld zijn hier, wanneer je niet zou komen.’ De lezing liep niet. Iemand vroeg me vanuit de zaal: ‘We know all you have told us about Lumumba, you said nothing new.’ Sommige dames zaten hun hoofd te schudden. Anderen begonnen openlijk te gapen. Deze lezing voor de ‘Thursday Club’ in St. Paul, Minnesota was dan ook een complete flop. De dame, die de lift bediende in het Curtis Hotel, deed dit al 42 jaar, zei ze mij. ‘Mijnheer Curtis heeft me nog zelf aangenomen.’ | |
14 april 1961President Kennedy werd op zijn persconferentie gevraagd of de V.S. in de kwestie Nieuw-Guinea zouden gaan bemiddelen. Hij zei: ‘Well, we are going to see mr. Sukarno. I am sure that that will be one of the matters we will discuss. It was one of the matters touched upon by the foreign minister of the Netherlands. It is rather difficult for the United-States to offer its good offices unless we were asked by both parties to do so.’ De DC-6, die me naar Oklahoma City moest brengen had motorstoring. Ik landde pas om 07:00. Nam een kamer in de YMCA en sliep eerst. Ik wandelde naar St. Paul's Presbytarian Cathedral voor een ontmoeting met Dean dr. John van Dijk, een lange, typische Hollander, beetje boers, grof van gezicht, lelijke haarinplant, maar vlot en hartelijk. Hij droeg een paarse toga. Geboren op Oud-Beierland, ingenieur uit Delft, en nà allerlei industriële posten te hebben bekleed bereikte hij in 1945 een punt in zijn leven, ‘ik moest God vinden of ik zou kapot zijn gegaan’. Volgde het seminarie en begon in 1949 met een klein kerkje in New Jersey. Er waren op dat moment slechts elf kerkgangers. Nà elf jaar was zijn gemeente uitgegroeid tot duizend personen. Nu was hij vicaris-generaal geworden. Hij was getrouwd en had vier kinderen. Hij toonde me zes laden met verschillende toga's en dienst-outfits. Er waren ook twee hangkasten met de nodige kleurrijke gewaden. In 1950 was hij tot volwaardig priester gewijd. ‘In onze kerk kan alles,’ zei hij. Hij was ook al in ‘Who's Who’ terecht gekomen. ‘Wanneer de Nederlandse regering maar meer voeling met de Nederlanders die hier zitten zou onderhouden zou zij zoveel meer in Amerika kunnen doen.’ Hij vervolgde: ‘Onze kerk staat volslagen in het midden. Het is een brug-kerk. Het is een hospitaal voor (geestes)zieken, dat is toch ook wat het Christendom in wezen is?’ Hij leidde me de kathedraal rond, tot en met de biljartzaal en de pingpongtafels. Er stond ergens een vleugel. Ik kon | |
[pagina 97]
| |
eindelijk spelen. Om 12:00 woonde ik twintig minuten de door hem geleide dienst bij. Toen hij de wijn inschonk op het altaar moest ik denken aan zijn verhaal, hoe hij in het verleden aan de drank verslaafd was geweest. Dean Van Dijk nam me in zijn Mercedes 300 mee naar ‘The Cellar’ voor een lunch. Hij hing een beetje de populaire drol uit tegenover de mensen die we tegenkwamen. Later kwam Jim Reed van de ‘Daily Oklahoma’ me interviewen. Ik sprak tijdens een diner voor de Womans Club. | |
15 april 1961Nam een Greyhoundbus naar St. Louis, Missouri. Er liepen vrij veel Indianen rond in Oklahoma. Ze zien er dikwijls aantrekkelijk uit, hoewel ze duidelijk en meestal tot de ‘underclass’ behoren. Ze ademen een andere sfeer uit, dat wil zeggen wanneer je je er voor openstelt. Yuri Gagarin heeft zijn levensverhaal op een persconferentie verteld. De ‘New York Times’ gaf het weer. Aantrekkelijke jonge man.Ga naar voetnoot1. Bereikte met Ozark Airlines, flight 22, om 17:45 Champaign, Illinois, waar Harisanto me opwachtte met Bill Zessar (30), law student, die suntanned was van vakantie in Florida. Douchte bij Santo. Een Egyptische student, Mohammed Youssef, had een maaltijd geprepareerd. Daarna volgde een discussiegroep in het YMCA-gebouw gearrangeerd door Barbara Jones, Si Sheridan en anderen. We spraken een paar uur. Een student, die later binnenkwam, Bob Franklin, intrigeerde me. Vanuit de YMCA reden we naar het Armory gebouw, waar een soort studentencarnaval aan de gang was. Ik kon mijn ogen niet geloven. De sfeer was onbeschrijfelijk. Duizenden jongens en meisjes die aan het stoom afblazen waren. Later praatte ik met Santo en Bill tot 03:00 en sliep weer bij mijn blinde negervriend, Melvin Irving. | |
16 april 1961Ontbijt met mijn vrienden in Urbana. Daarop ontdekte ik dat ik niet naar St. Louis kon vliegen. Nam dus een trein naar Chicago, om vandaar naar Californië te vliegen. Santo en ik zijn in veel opzichten hetzelfde. Wanneer hij een piano ziet staan, loopt hij er direct heen om te spelen. Ik vroeg hem of hij deze zomer bij mij kwam wonen in Kew Gardens. | |
[pagina 98]
| |
Hij antwoordde onomwonden: ‘Ja.’ Er zouden pagina's voor nodig zijn om mijn relatie tot hem te beschrijven. | |
17 april 1961Continental Airlines, flight 7 to Los Angeles De ‘Chicago Sun-Times’ publiceerde een gesprek van Walter Lippmann met Nikita Khruschev in Sochi aan de Zwarte Zee. Anastas Mikoyan voegde zich bij hen voor de lunch. Men liet Lippmann van Sovjetzijde volmaakt vrij wat hij wilde publiceren en of hij iets wilde publiceren van de gevoerde gesprekken.Ga naar voetnoot1. Marguerite Higgins vroeg zich vanmorgen in dezelfde krant af, of de U.N.O. ‘misschien’ de Sovjets in Congo in de kaart speelde. Voor een belangrijk deel geklets in de ruimte. Het gezicht op de Rocky Mountains en de sneeuwtoppen van de bergen, is altijd even mooi. Zat naast een dominee, die van mening bleek, dat het christendom boven Islam en Boeddhisme stond, ‘because Christ is still alive and in Heaven, while Boeddha and Mohammed are dead’. Ik ben juist geneigd om de waarde van Boeddhisme en Islam eerder hoger aan te slaan dan het Christendom. Ik begrijp trouwens de arrogantie niet om er van uit te gaan, dat God in ieder van ons belang zou stellen. Alsof ‘Hij’ er tijd voor zou hebben. De dominee dacht dat dit wèl zo was, juist omdat God God was. Ik zeg juist, dat omdat hij God is, behoeft Hij dit juist niet te doen en zou Hij het ook niet kunnen. Ik bekritiseerde in krachtige bewoordingen de valsheid en hypocrisie in onze moderne air-conditioned kerken. Ik zei, dat ze me aan een hobby deden denken, als een variant op country- of golfclubs. Mensen hebben nu eenmaal dit soort symbolen nodig om met leven door te kunnen gaan. Hij drukte me bij aankomst een boekje in de hand, ‘Here is now!’Ga naar voetnoot2. Ik zat in Oklahoma met een majoor van de Amerikaanse Luchtmacht aan het diner, die er heilig van was overtuigd, dat het hele Gagarin-verhaal een canard was en dat de Sovjets helemaal nooit een man in de ruimte hadden gebracht. Nadat ik het onderwerp Cuba aansneed wilde hij helemaal niet meer met me spreken. | |
[pagina 99]
| |
koppen over de invasie van Amerikaanse huurlingen in Cuba. CASTRO UNDER AIR ATTACK over de hele voorpagina van de ‘Los Angeles Times’. FLEET OF CUBA van de ‘Los Angeles Examiner’. En: ‘10 000 SET FREE, JOIN IN CUBA REBELS’ de ‘Los Angeles Mirror’.Ga naar voetnoot1. Er werden bloedige gevechten geleverd 140 kilometer ten zuiden van Havana. De voornaamste landingen hadden plaatsgevonden aan Cochinos Bay (Varkensbaai) en het centrum van de strijd woedde 15 kilometer verderop bij Boca de Laguna. Intussen verzekerde ambassadeur Adlai Stevenson de wereld in de U.N.O., dat de V.S. absoluut niets met de invasie van Cuba hadden te maken. Prompt gaf ook de regering van Guatemala een communiqué uit, dat zij haar handen in onschuld waste. Wanneer dit allemaal wáár was, uit welke richting kwam de Cubaanse invasie dan? (Ik schreef letterlijk) Het is weer één van die smerige spelletjes (als Congo), die waarschijnlijk helemaal niet zullen slagen. Demonstraties in Moskou, maar wat belangrijker is, razernij overal in Latijns-Amerika. Met heren als walt Rostow in het zadel op het Witte Huis (die tussen vinger en duim immers Sukarno dreigde met de zevende vloot) houd ik mijn hart vast over deze ontwikkelingen. Nikita Khrushchev telegrafeerde Kennedy de inva-sie onmiddellijk stop te zetten. Maar het zal wel dagen duren voor er antwoord komt. Die hele invasie is prematuur en zou wel eens als een boemerang kunnen gaan werken. Om te beginnen krijgt Castro opnieuw een gouden kans het Cubaanse volk te herenigen. Ik zou dr. Raoul Roa wel een telegram willen zenden met mijn beste wensen. Logeer bij Norman en Marty Newhoff. We keken een paar uur naar de uitreiking van de Oscars op televisie vanavond. Elisabeth Taylor kreeg een Oscar. Ze was zéér emotioneel. Er waren wel twintig gasten, zodat ik naar Sunset Boulevard ben gelopen om in een coffeeshop wat te lezen en op mezelf te zijn. 14:00 Het ziet er naar uit, dat Fidel Castro de invasie de baas wordt. Ik ben er welhaast zeker van dat de hele zaak in de soep draait aan de Varkensbaai. Het is een verdomde nuttige les voor Amerika. ‘Life Magazine’ komt met een hoofdartikel over Nieuw-Guinea en noemt notabene Sukarno ‘an oriental Lumumba’. Het heeft absoluut geen zin de moeite te nemen naar John Scott te lopen bij ‘Life & Time’ of een protestbrief te schrijven. Ze | |
[pagina 100]
| |
weten niet waar ze over spreken. George Bernard Shaw heeft eens gezegd: ‘When you come to examine the American Constitution you found that it was not really a constitution but a Charter of Anarchism. It was not an instrument of Government: it was a guarantee to the whole American nation that it never should be governed at all. And that is exactly what the American wanted.’ Amerikaanse presidenten kunnen bijna doen wat ze willen en dat is voor de wereld levensgevaarlijk en grenst aan diplomatiek anarchisme, waar Shaw dus voor waarschuwt. 18:20 Pauline Fredericks, mij wel bekend, zegt op N.B.C.-televisie, dat Latijnsamerikaanse diplomaten op het hoofdkwartier van de U.N.O. uitermate sceptisch staan tegenover de Amerikaanse invasie op Cuba en wat daarover door Washington, in casu Adlai Stevenson, wordt gezegd. Betrekkingen tussen Noord- en Zuid-Amerika zijn in één klap voor jaren teruggedraaid. John Kennedy zit gevangen in zijn eigen retoriek tijdens de verkiezingscampagne waarin hij bepleitte dat de Amerikaanse regering zou ingrijpen tegen Castro. Een ReuterberichtGa naar voetnoot1. maakt melding van Oostblokkredieten voor Indonesië tot een bedrag van 367 miljoen dollars, waaronder een hydro-elektrische centrale voor Noord-Sumatra, een aluminiumfabriek, een chemische fabriek, een staal- en ijzerfabriek voor Oost-Borneo, een staalfabriek voor Merak, Oost-Java, twee gemechaniseerde rijstprojecten op Borneo, een fosfaatfabriek voor Zuidoost-Borneo, een instituut voor oceaanonderzoek op de Molukken en een stadion voor 100 000 toeschouwers in Djakarta. Bernhard Kalb meldde, dat ‘dictator’ Sukarno een politieke regeling had bekrachtigd en getekend, waarbij het aan acht partijen, inbegrepen de communisten, zou zijn toegestaan te opereren en aan verkiezingen deel te nemen. Kalb wees er op, dat Bungkarno bezig was ‘to retool all aspects of national life - political, economie, cultural and social - toward the immediate goal of obtaining complete subservience to the State's “left progressive ideology”’.Ga naar voetnoot2. Kalb kon het nooit laten, ondanks zijn jarenlange correspondentschap in Djakarta, om labels te plakken en alles wat niet voor de Amerikaan politiek herkenbaar was automatisch met ‘links’ te bestempelen. | |
[pagina 101]
| |
19 april 1961Los Angeles, Californië Het is niet te beschrijven hoe ik geniet van de zon en de warmte. Wanneer ik mijn ogen sluit en luister naar het ruisen van de palmbomen langs de ‘pool’ denk ik altijd aan de dennen in de tuin van ‘De Horst’.Ga naar voetnoot1. Alléén de lucht van die bomen van toen ontbreekt hier. | |
20 april 1961Hollywood Bungkarno arriveert om 17:20 en zal naar het ‘Beverly Hills Hotel’ gaan. Gisteren heb ik tot driemaal toe dezelfde jongen uit de West-Indies ontmoet, in de ochtend, de middag en 's avonds laat opnieuw op Sunset Boulevard. Ik ging met hem mee. Hij drong net zo lang aan tot ik hem heb geneukt. Was de hele dag aan de ‘pool’ gisteren, behalve dat ik met de Newhoffs ergens op een terras langs de zee ben gaan lunchen. In de avond zagen we met vrienden ‘The Hostage’ van Brendan Behan. Quite a story. Het telefoonnummer van de paus was ‘Vat 69’. Homoseksualiteit werd in alle toonaarden besproken. De acteur James Mason zat voor ons. Marty Newhoff leende haar Austin sportwagen en ik reed naar Beverly Huls. De eerste, die ik in de lobby ontmoette was Pak Darmosugondo van ‘Radio Republik Indonesia’. Hartelijk weerzien. Hij voorspelde, dat Bungkarno naar Nederland zou gaan en een eredoctoraat in Delft zou krijgen. ‘Hij is tenslotte ingenieur’.Ga naar voetnoot2. Ik had trouwens een piano gevonden en speelde Debussy, toen Bungkarno arriveerde. Ik zit in de coffeeshop te schrijven. Ik voel, dat de kok naar me blijft staren. Dat komt zeer ongelegen nu. Joseph BorkinGa naar voetnoot3. zei over de ontkenning van het Witte Huis, dat Rostow tegenover mij over de zevende vloot had gesproken: ‘Such a denial is “Hoch-Politik”. Probably Rostow got a knock on the head from Dean Rusk. He will be in difficulty for a couple of months.’ Ik hoorde dus eigenlijk voor het eerst van Nahar, Silitonga en Borkin in Hollywood wat er in Washington was gebeurd, en dat ook de Indonesische pers er uitvoerig aandacht aan had besteed. ‘Let it not aggre- | |
[pagina 102]
| |
vate you,’ zei Borkin, die druk bezig was de speech die de president morgenavond zou houden, in gereedheid te brengen en te laten vermenigvuldigen. Ik telefoneerde met Emile van Konijnenburg in Den Haag. Hij vertelde, dat de ‘Haagse Post’ van 15 april een redelijk en vrij groot artikel had gepubliceerd over mijn werk als journalist. ‘PERS: de Journalist: Luns had in Washington Nederlandse tegenspeler.’ De H.P. meldde, dat ik bij de Binnenlandse Veiligheids Dienst gekwalificeerd stond ‘als een tegen de Nederlandse belangen gerichte activist, maar die zelf met grote nadruk verklaart: “Wat ik doe, is in het belang van Nederland en de vrede.”’ Na een overzicht van enkele kolommen over mijn activiteiten te hebben gegeven besloot de H.P.: ‘Wat drijft Willem Oltmans, wiens schim de laatste dagen weer opdook, toen minister Luns in Washington zijn besprekingen voerde? Is hij een agent van Sukarno? Daartegen pleit zijn voortdurend geldgebrek. Als hij in Nederland is, pleegt hij van stad naar stad te liften... Zelf zegt hij: “Alles wat ik doe, is er op gericht het Nederlandse prestige in Indonesië terug te winnen.” Maar zijn aanwezigheid, zijn kennis van Indonesische politiek en politici en zijn verbindingen met het Nederlandse bedrijfsleven vallen niet weg te cijferen. Evenmin als het feit, dat toen Luns in Washington zijn besprekingen voerde, Kennedy goed bleek geïnformeerd over de afwijkende opvattingen van een aantal Nederlandse politici, financiers en industriëlen, door de rapporten die zijn adviseur W.W. Rostow van Oltmans had ontvangen.’ Niemand anders dan Henk Hofland was in een positie een dergelijk geïnformeerd portret te schrijven met opmerkingen als ‘een avontuurlijke jongeman met een knap, gebruind gezicht, een geheugen als een ijzeren pot, een even behoedzame als indringende argumentatie en een uiterst innemende persoonlijkheid’. Ik was woedend, overigens, over de zogenaamde kwalificatie als ‘activist’ door de B.V.D., want dan waren de journalisten M. van Blankenstein en Hofland (die te elfder ure voor Nieuw-Guinea warm was gaan lopen) dat dus ook, evenals dr Paul Rijkens, dr Koos Scholtens (Shell) en dr Emile van Konijnenburg (KLM) en vele anderen. De zakenman, Oom Dasaad, vertelde me intussen in de lobby van het Beverly Hills Hotel, dat hij Emily Machbul vanuit New York naar Californië had meegebracht op verzoek van minister Subandrio. Ik was blij niets meer met haar te maken te hebben. Dasaad: ‘Zij wil uitzoeken of Subandrio alléén maar wil spelen of dat het serieus is.’ Die formule kende ik dus. Zij is | |
[pagina 103]
| |
dus voor mij out of the window. Ik zal nooit op de tweede plaats komen, ook niet voor de minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië. Poor thing. Ze wachtte op Subandrio op de Airport. Wie weet, om eerlijk te zijn, zou ik in haar plaats wel hetzelfde hebben gedaan. Ik reed Oom Dasaad op zijn verzoek naar het ‘Statler Hotel’. Bij terugkeer in het ‘Beverly Hills Hotel’ liep ik ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto tegen het lijf. Hij had me per post een cheque van 150 dollars gezonden als bijdrage in mijn kosten. Hij wilde naar de ‘Beverly Hilton’, dus ik bracht hem daar. ‘De stemming is ongunstig,’ zei hij. ‘Subrandrio is hier en ook Max Maramis (met wie ik een botsing in Den Haag had in 1957), dus ik weet nu niet of Van Konijnenburg wel moet komen. Regel alles maar met dr. Zain. Ik wil niet in moeilijkheden komen.’ Later vertelde de presidentiële cameraman, Silitonga, dat Bungkarno in een geïrriteerde stemming was, want het bezoek aan Thailand was niet goed verlopen. ‘Alles zat tegen dáár, zelfs de regen.’ Sprak met Joop Avé, de chef protocol van het paleis. Hij is homo, dat is duidelijk, en niet onaantrekkelijk, groot en lang. Silitonga zei, dat Bungkarno zéér op hem was gesteld. Ging met Silitonga nog ergens laat een hamburger eten, toen aan het tafeltje naast ons een Woman's fashion designer zat, Ralph Davies. We gingen met zijn allen naar de Newhoffs. Van Konijnenburg belde aan de lopende band of ik al wist of Sukarno hem in Los Angeles wilde ontvangen. Ik gaf aan, dat ik dacht, dat het plan de campagne naar Washington te gaan diende te worden verlegd. Nog later ging ik met Ralph mee naar diens flat, die stijlvol was, super eigenlijk. Hij wilde met me naar bed, wat me een minder aantrekkelijk idee leek. Keerde terug naar de Newhoffs en werd andermaal om 02:00 door Konijn gebeld. | |
21 april 1961Vanmorgen reed ik opnieuw naar het ‘Beverly Hills Hotel’, precies op tijd om Subandrio met Emily Machbul de trap af te zien komen. Zij droeg een gele robe met witte handschoenen. De foulard, die ik uit Parijs voor haar had meegenomen, zat om haar handtas geknoopt. Ze glimlachte naar me wat me woedend maakte, want ik houd natuurlijk nog van haar. Even later zag ik kolonel Kretarto, de militaire secretaris van de President, die me hartelijk groette en me verzekerde geen zorgen te hebben, want ik zou Bungkarno zeker ontmoeten. Ook luitenant-kolonel Sabur kwam naar beneden en raadde me aan | |
[pagina 104]
| |
op een bepaalde plaats in de lobby te gaan staan, zodat de President me vanzelf zou zien, wanneer ook hij naar beneden kwam. De stunt mislukte en Bungkarno verliet het Hotel samen met ambassadeur en mevrouw Howard JonesGa naar voetnoot1. om een bezoek te brengen aan de Paramount Studios. Zelfs dr. Zain en diens tweede man, Ngroho, liepen langs me heen of ze me niet zagen. Het was weer het oude spelletje: alléén wanneer de President zelf mij een hand zou geven, dan volgen de anderen vanzelf. Ambassadeur Sukardjo zag ik helemaal nergens. Bracht de dag verder door in de zon aan de ‘pool’. Kocht een krant bij een stalletje en zag een kop: ‘CASTRO CAPTURES 300 REBELS (or 400)’. Ik zei: ‘I hope, he captures them all.’ De krantenverkoper keek me flink boos aan. 17:15 Beverly Hills Hotel Bungkarno kwam zojuist het hotel binnen, begeleid door ambassadeur Jones. Net als vroeger in Indonesië zei de President, ‘Wim, Wim’, en gaf me een hartelijke hand. Iedereen zag het, Subandrio, Borkin, Ganis Harsono, de woordvoerder van Bandrio. Bungkarno keerde zich tot Jones en zei, terwijl hij me voorstelde: ‘He is my friend. He is a “belanda”, but he wants Irian-Barar to go to us.’ Ik voegde er aan toe: ‘Sorry Bapak, ik blijf mijn best doen.’ Harsono gaf me meteen de redevoering, die de President vanavond voor de ‘Los Angeles World Affairs Council’ zou houden. Ging snel naar huis, verkleedde me in smoking en samen met Norman en Marty Newhoff gingen we naar het ‘Biltmore Hotel’. We kregen plaatsen aan een voor de pers gereserveerde tafel. Bij mij zaten de ‘Chicago Tribune’, ‘The Los Angeles Mirror’ en een journalist van de ‘North American Newspaper Alliance’. Deze laatste werd echt dronken, de anderen min of meer. Ik kreeg bonje met ze, toen ze ‘cracks’ over president Sukarno lanceerden. Tenslotte zaten ook Silitonga en Darmosugondo aan onze tafel. De man van de ‘Chicago Tribune’ ging zelfs zo ver met te zeggen: ‘Probably it was you who wrote that speech.’ De man had zijn crabcocktail al verorberd vóór de anderen allemaal zaten. Hij maakte ook nog fuss, dat hij geen exemplaar van de rede van Bungkarno had. Ik minachtte die collega, maar ik gaf hem dus voorlopig mijn eigen exemplaar (gelukkig gaf hij het later terug). De President arriveerde een half uur te laat. Toen hij eindelijk begon te spreken duurde het allemaal veel te lang. De titel was: | |
[pagina 105]
| |
‘For Liberty and Justice’. Zijn gehoor werd onrustig en keek elkaar soms vragend aan. Ook herhaalde Bungkarno zich te dikwijls. Ik verplaatste me in de gedachten van de met juwelen behangen dames en heren in smoking: om nà een dag van andere bezigheden ook nog eens anderhalf uur naar Sukarno te moeten luisteren is too much of the good. Hij streefde zijn doel op die manier voorbij. De speech was goed geschreven. Er was één zin waar hij niet uit kon komen. Ik kreeg het gevoel dat iedereen blij was om 22:00 naar huis te kunnen gaan. Dr. Zain vroeg me hem op kamer 322 te telefoneren. Sabur vroeg me hem om 08:00 te bellen. Dr. Zain voegde er trouwens aan toe, dat minister Subandrio akkoord was met een bezoek van dr. K. Scholtens en Emile van Konijnenburg in Washington D.C. Hij gaf me zelfs een knipoogje, want tenslotte had Bungkarno mij nu gegroet. Norman Newhoff gaf het volgende commentaar: ‘Sukarno is a smart guy. He told us in so many words, we tried your system, but it stinks. We are now going our own way, and leave us alone. We'll trade with you, but we want loans, no foreign investments, etc.’Ga naar voetnoot1. De Newhoffs, het gemeenteraadslid Edward Roybal en diens vrouw en ik reden naar ‘The Vagabond’ voor drinks. | |
22 april 1961Beverly Hills Hotel 08:45 Luitenant-kolonel Sabur slaapt nog. Opnieuw telefoongesprek met Van Konijnenburg. Hij wilde niet met de heer Scholtens naar Washington komen zonder het groene licht van Sukarno zelf. En echt gesproken had ik het staatshoofd nog steeds niet. Konijn deelde eveneens mee, dat de ‘Haagse Post’ met een nieuw groot verhaal was gekomen, dat afgezanten van de groep-Rijkens op weg waren naar Washington om met de Indonesische president te spreken. ‘Nu moet het lukken! Doe wat je kan!’ riep hij. Toen ik hem vroeg om meteen tien exemplaren van de H.P. mee naar Amerika te nemen, antwoordde hij, dat dit moeilijk zou gaan. ‘Maar ik heb er al drie!’ zei hij notabene. Hij was even een echte kruidenier! 09:10 Ik belde naar de kamer van dr. Zain en naast me stond Tab Hunter te bellen. Hij zag er meer dan attractief uit. Heb altijd al een zwak voor hem gehad, maar nu ik hem dan in natura zag kwam hij een beetje pooierig over. | |
[pagina 106]
| |
09:40 Van Konijnenburg belde opnieuw. Hij zal zondagavond in Washington aankomen, wanneer het okay is. 10:15 Tab Hunter vertrok. Hij keek en liep naar buiten. Hij keek weer, of ik hem zou volgen. Dat deed ik dus. Hij keek nog eens, maar stapte toen in een oranjekleurige auto. Teleurstellende smaak. Kolonel Kretarto ging voor me op onderzoek uit. De President was tot 12:00 vrij. Maar hij had nog niet gebaad. Even later zei hij: ‘Bel over een half uur majoor Bambang. Bapak weet al dat je er bent.’ De kok in de coffeeshop zat weer met dweepogen te kijken. 11:25 Ik ben naar boven gegaan, omdat Bambangs telefoon niet antwoordde. Op de gang bij Bungkarno's kamer liep één of andere onbeschofte IndonesiërGa naar voetnoot1. en schreeuwde: ‘What are you doing here? Will you please wait in the lobby...’ Het gedonder brak dus weer los. Ik liep toch naar Bambangs kamer, maar er was niemand. Sukardjo had al gewaarschuwd, dat kolonel Sugandhi geen aide-de-camp meer was en dat mijn brieven waarschijnlijk Sukarno ook nooit meer hadden bereikt. Ging dus eerst naar huis. 14:55 Ik wachtte opnieuw in de lobby. Pak Kretarto keerde terug van boodschappen doen. Hij vroeg hoe het was verlopen. Ik vertelde hem hoe Max Maramis zich jegens mij had gedragen. Even later nam iemand van protocol mij apart en legde uit, dat indien Maramis, belast met perszaken, mij had weggezonden ik beter maar niet meer op Bungkarno kon wachten. Maar zelf een koppige Hollander zijnde, belde ik dus eerst naar de kamer van kolonel Kretarto. Hij vroeg me direct naar boven te komen. We voerden een uitvoerig gesprek. Ik vroeg hem bijvoorbeeld, wie Ujeng Suwargana was, maar hij kende de naam niet, wat me dus heel vreemd leek. Ik vroeg hem een brief van mij aan de President te geven. Hij las deze en plakte hem dicht. Later zag ik hem bij de veiligheidsbeambte bij de ingang van de vierde etage liggen. Ik heb de brief toen weer meegenomen.Ga naar voetnoot2. Op het moment dat ik op de knop voor de lift om naar beneden | |
[pagina 107]
| |
te gaan drukte, stopte er een lift en gingen de deuren open. Bungkarno kwam zelf naar buiten, begeleid door Sabur en Bambang. Ze vroegen me mee te gaan. Ook ambassadeur Jones was bij hen, die niet zoveel indruk op mij maakte. Hij deed echter uiterst vriendelijk tegen me en vertrok. Ik ging niet meteen mee de suite van Bungkarno in, maar wachtte op de gang. Maar de President riep: ‘Wim, Wim.’ Er waren binnen allerlei mensen. Ik gaf hem opnieuw een hand en zei dat we verder knokten en dat vele kranten waren omgezwaaid. ‘Ik weet het, ik weet het,’ zei hij, ‘ook het “Algemeen Handelsblad”,’ maar daarop begaf hij zich in zijn slaapkamer en de deur sloot zich. Ik wilde per se niet opdringerig zijn en me bescheiden opstellen, maar een ander zou dit waarschijnlijk wel even anders hebben gespeeld. Nu wist ik nog niet of hij persoonlijk instemde met de komst van Scholtens en Konijn naar Washington. 23:15 Los Angeles Airport Het is alsof ik hier gisteren arriveerde. Het leven zoemt voorbij als een droom. Het is uitputtend en het lijkt soms allemaal onwerkelijk. Toch ben ik inwendig blij en dankbaar over die korte ontmoeting. Op de gang zag ik Jones met dr. Zain spreken. Ik wachtte. Zain nam me mee in de suite van dr. Johannes Leimena, stelde me voor en zei: ‘Vertel maar wat jullie hebben gedaan.’ Ik hield een lezingenachtig betoog. Terwijl ik van leer trok zag ik een vleugellamme vlinder over de linoleumvloer schuifelen. Ik kon niets voor het beestje doen. Eventually, someone would step on it. Leimena luisterde zéér aandachtig. Ambassadeur Zain verduidelijkte: ‘Dr. Leimena is de tweede hoogste autoriteit in de “rombongan”Ga naar voetnoot1. van de President. De heer Djuanda is meer vice-premier voor de Economie. Dr. Leimena is vice-premier voor de Politiek.’ Ik vervolgde mijn verhaal met heilig vuur. Daarop gaf Zain me ongenadig op mijn donder, dat ik de uitlating van Walt Rostow in de publiciteit had gebracht. ‘Dat was een blunder van je. Je gesprek met Rostow was vertrouwelijk en niet voor de publiciteit bestemd. Je hebt hem weliswaar als een adviseur op het Witte Huis aangeduid, maar het werd dus meteen ontkend. Op die manier verlies je bij de Amerikanen weer je entree.Ga naar voetnoot2. Je had dit nu mooi voor elkaar. Bovendien kan zoiets de stemming doen omslaan. | |
[pagina 108]
| |
Ik werd van alle kanten opgebeld. “Jouw vriendje Oltmans heeft een mooie blunder begaan.” Wat je deed kan de sfeer van de komende besprekingen alléén maar hinderen.’ Ik was het niet met hem eens en van mening, dat hij er de belangrijkheid van overtrok. Het was juist een prima waarschuwing aan het adres van de V.S. Dr. Zain herhaalde in het bijzijn van Leimena, dat ook minister Subandrio akkoord was gegaan met de komst van Scholtens en Konijn naar Washington. Zain had tegen Max Maramis gezegd: ‘Je moet niet zo kleinzielig doen. Oltmans doet immers goed werk.’ Ook beklemtoonde de ambassadeur, dat mijn memorandum aan Rostow ‘goed’ was geweest. Hij vervolgde: ‘Ja, ik ben al bij president Kennedy geweest, maar dit is dus vertrouwelijk. JFK heeft mij gezegd, dat hij Sukarno één der belangrijkste leiders van Azië beschouwde en verlangde met hem besprekingen te voeren. Ik heb geantwoord, dat Bungkarno hem zag als een revolutionaire leider. Hij stelt zich dan ook voor absoluut open en oprechte gesprekken met u te hebben.’ Zich naar Dom Jo Leimena kerende zei Zain: ‘Dit zijn jonge kerels, die de oorlog niet vrezen. Ze maken duidelijk dat they mean business.’ Ik telefoneerde opnieuw Van Konijnenburg en gaf het groene licht naar Washington te komen. Alhoewel ik er aan toevoegde, dat Sukarno niet met zoveel woorden had gezegd dat ze konden komen, maar dat ik de verantwoording nam dat hun missie zou slagen gezien de andere contacten, die ik in Los Angeles in de omgeving van de President had gehad. Ook vroeg ik hem om 250 dollars, omdat ik weliswaar een vliegticket had ontvangen maar verder al mijn kosten privé had betaald. Norman Newhoff, de zakenman, zei me later, dat ik nooit of te nimmer een dergelijke delicate missie diende te accepteren voor wie dan ook, alvorens precies af te spreken wat de vergoeding er voor zou zijn. Ik besefte dat onze Vader volkomen had nagelaten ons in die zin te programmeren. Ik reisde op een schoen en een slof naar Californië om voor de groep-Rijkens contacten te bevorderen, maar ik had dus geen enkele afspraak vooraf gemaakt, geen enkel honorarium ooit bedongen, terwijl ik eigenlijk al vijf jaar met deze zaak in nauw overleg, vooral met Van Konijnenburg, bezig was. Norman Newhoff zette me aan het denken. Het wereldnieuws was miserabel. Om te beginnen was er de inmiddels mislukte invasie van huurlingen op Cuba. Fidel Castro nam 458 huurlingen aan de Varkensbaai gevangen en verloor 87 | |
[pagina 109]
| |
Cubaanse militairen in de strijd. Er waren 250 gewonden. ‘Time’ magazine noemde de door Kennedy gesteunde invasie ‘a catastrophe’.Ga naar voetnoot1. JFK zelf had oud-president Dwight Eisenhower voor spoedberaad naar Camp David uitgenodigd. Het blad bevestigde, dat Dean Rusk en de Witte-Huisadviseurs Arthur Schlesinger Jr., McGeorge Bundy en Walt Rostow met de invasieplannen van de C.I.A. akkoord waren gegaan, terwijl de geroutineerde diplomaat Chester Bowles tègen had geadviseerd. Ook senator J. William Fulbright, voorzitter van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken, was van den beginne aan overtuigd geweest, dat de invasie zou mislukken. Nikita Khrushchev zond JFK een agressieve briefGa naar voetnoot2. waarin hij wat er met Cuba gebeurde als ‘gangsterism’ kwalificeerde. ‘I have received your reply of april 18. You write that the United States does not intend to commit a military intervention against Cuba. But numerous facts known to the whole world - and to the Government of the United States of course, better than anybody else - speak differently.’ Op 24 april maakte Havana bekend, dat het aantal gevangen huurlingen tot 743 was opgelopen. Op 27 april voerde Fidel een uniek theater op. Hij had inmiddels duizend huurlingen gevangengenomen. Hij bracht ze naar de Confederation of Labor Hall in Havana en sprak drie uren lang met hen. De show werd via de televisie uitgezonden over het hele eiland. Richard Eder maakte melding van het spektakel in de ‘New York Times’. De episode van de C.I.A.-invasie had intussen de gelederen op Cuba rond Fidel Castro gesloten. | |
[pagina 110]
| |
23 april 1961 (dagboek)‘Manger Annapolis Hotel’, Washington D.C. Kwam hier via Baltimore, Maryland aan. Om 19:00 arriveerden Van Konijnenburg en Scholtens in gezelschap van ambassadeur Sukardjo Wirjopranoto, die toevallig dezelfde vlucht van ‘La Guardia’ had genomen. We brachten de ambassadeur per taxi naar het ‘Mayflower Hotel’. Hij raadde ons nog deze avond gedrieën naar dr. Zairin Zain te gaan op de residentie aan Tilden Street. Ik waarschuwde, dat het nog steeds niet honderd procent zeker was, dat zij Sukarno te spreken zouden krijgen. ‘Dat zou een ramp zijn,’ riep Van Konijnenburg uit. ‘We kunnen onmogelijk met lege handen terugkeren.’ Hij vertelde, dat de reportage over mij van 15 april tijdens de afwezigheid van mr. G.B.J. Hiltermann door zijn neef Emile van Konijnenburg, redacteur bij de H.P., er dóór was gedrukt. Hierop had de grote baas zelf contact met Konijn opgenomen en uit dat gesprek was het openingshoofdartikel van Hiltermann zelf voortgekomen,Ga naar voetnoot1. luidende: ‘Nieuw (officieus) contact met president Sukarno.’ Konijnenburg als souffleur van Hiltermann leverde regels op als: ‘Het is geen geheim, dat verstandige Nederlanders voortdurend contact zoeken met verstandige Indonesiërs (ambassadeurs of Europa bereizende vooraanstaande figuren) om te trachten een formule te vinden om de overbodige en kille vijandschap tussen Nederland en Indonesië te overbruggen.’ Hiltermann genoot ervan de primeur - met een stille goedkeurende knik van Konijn - over het in de publiciteit brengen van de groep-Rijkens. Passage nà passage herkende ik de argumenten van Emile van Konijnenburg (KLM) in deze nieuwste pennevrucht van Hiltermann. Zowel Scholtens als Van Konijnenburg benadrukten, dat het belangrijkste aspect van het H.P.-artikel was, dat het nuttig werd genoemd alsnog nà te gaan of er met Sukarno garen viel te spinnen en dat Nederland dan niet te boek zou komen te staan als gekant zijnde tegen een rechtstreekse realistische oplossing van het Nieuw-Guineaconflict. Konijn herhaalde, dat hij op het punt stond bedrijfsdirecteur van de KLM te worden en dat hij veel met de reis naar Washington riskeerde. Scholtens, reeds door de Shell gepensioneerd, merkte op: ‘Waar wij nu mee bezig zijn wordt zelden gehonoreerd.’ ‘Meestal pas na je dood,’ vulde Van Konijnenburg aan. Men ging op een missie als deze om te slagen en als sport. We begaven ons dus per taxi naar Tilden Street, waar | |
[pagina 111]
| |
rond de villa talloze auto's stonden. Ambassadeur Zain was pas om 18:00 uit Los Angeles gekomen. Hij was zijn ambassadestaf aan het inlichten. Wij werden via een keukendeur naar Zains werkkamer op de eerste etage gebracht. Nà twintig minuten kwam hij binnen. Tot mijn verbazing had ik Emily Machbul uit een slaapkamerdeur zien komen. Zij deed of ze mij niet zag. Zain zei later: ‘Ik heb de laatste twee weken veel met haar gesproken. Tussen jullie is het echt uit en dat is beter voor jou ook.’ Ik had me er al lang bij neergelegd, dat Subandrio haar zou krijgen. Nice deal for her.Ga naar voetnoot1. Het gesprek die avond verliep als volgt. Ambassadeur Zain zei: ‘De tijdomstandigheden zijn gunstig voor ons in Indonesië. John Kennedy en zijn medewerkers in de nieuwe regering zijn keiharde kerels, maar ze slaan er te vroeg op los. Het westen staat er niet goed voor. Ze zijn de laatste dagen in Frankrijk vastgelopen in Algiers en hier in Cuba. We kunnen nu de Cuba-geschiedenis, als bedreiging voor de V.S., gebruiken en vergelijken met een door Nederland bewapend Irian-Barat voor ons. Met andere woorden: we hebben er nog een troef bij.’ Hij benadrukte vervolgens, dat Den Haag bleef zeggen: ‘We willen van de Papoea's af, maar... Altijd maar, maar en maar.’ Hij was te beleefd om te zeggen: ‘Maar niet naar Sukarno.’ Hij vervolgde: ‘Indonesië is niet meer als vroeger.’ De monoloog van Zain maakte Scholtens ongeduldig. Hij zat op het randje van zijn stoel en wilde steeds interrumperen. Later heb ik tegen hem gezegd: ‘Zain houdt er van zijn hart te luchten. Al pratende ontdekt hij nieuwe ideeën. Ik heb dat bij lezingen. Laat hem zijn gang gaan.’ Ambassadeur Zain legde uit, dat minister Subandrio voortdurend naar voren bracht: ‘We weten nu wel dat het bedrijfsleven en de groep-Rijkens met ons willen spreken, het gaat ons echter om de Haagse politiek.’ Dat was wat minister Subandrio mij in 1958 in Istanbul ook had gezegd. Zain waarschuwde, dat Bungkarno's programma overbezet zou worden, want in plaats van twee officiële ontmoetingen met Kennedy waren deze veranderd in vier. ‘Wij zijn gekomen,’ aldus Scholtens, ‘om te helpen een procedure te vinden, die wij aan de Nederlandse regering, dus de politiek, kunnen verkopen.’ Ik had Scholtens verzocht vooral dr. Zain duidelijk te maken wat het doel van de reis van beide heren was. Scholtens tegen Zain: ‘We hebben meer autoriteit nodig en dat kan alléén, wanneer we nu in Washington met Sukarno zullen hebben gesproken.’ | |
[pagina 112]
| |
‘Waarlijk dus de trait d'union zijn,’ antwoordde de ambassadeur. ‘We moeten een gespreksbasis, een gezamenlijke benadering vinden. We moeten praten. Er is haast bij,’ aldus Scholtens. Zain: ‘Naar mijn mening moeten we er geen derde bij hebben,’ doelende op eventuele Amerikaanse bemiddeling. ‘We moeten de dingen in hun een voud behandelen. Het is klare soep. De trend van de geschiedenis ligt nu eenmaal in onze richting. We moeten ons dus afvragen, welke hier de concrete gegevens zijn.’ Hij herhaalde: ‘Holland moet gewoon uitscheiden met dat eeuwige maar... Bungkarno heeft in Los Angeles bewust de wereldpolitiek laten rusten. Eigenlijk zou hij consequent Nehru moeten hebben volgen, maar hij heeft de kwestie Irian slechts zéér kort en zijdelings behandeld. Er zou hier in Washington door u moeten worden gewerkt aan de manier hoe we op de hoofdlijn terecht zullen kunnen komen. Dit comité (van de groep-Rijkens) moet het werk doen om tot officiële besprekingen tussen beide regeringen te komen. De lower-level prepareert de start. Al deze dingen heb ik in Genève (in 1955, dus zes jaren geleden) gezegd, maar mijnheer Luns wilde niet luisteren.’ Koos Scholtens: ‘Wat u nu zegt dekt ons standpunt volkomen.’ Zain: ‘Dat weet ik wel. Het is jammer dat Nederland geen gebruik van ons begrip in deze zaak maakt. Dat doet mij ook wel pijn. We moeten samen dit gevalletje oplossen. Bungkarno zal daarna nog altijd naar Holland gaan, daar ben ik van overtuigd. Hij zal vol ontroering zijn wanneer hij Nederland eindelijk zelf ziet en de dingen ontmoet, die hij op aardrijkskundeles heeft geleerd. Het is dan ook helemaal niet waar, dat hij Nederland op de knieën zou willen brengen. Zoals Sukardjo Wirjopranoto heeft gezegd: “Sukarno is een produkt van het kolonialisme. Sukarno is te romantisch, historisch georiënteerd om niet te dóórleven wat hij doet en ervaart. Hij is niet alléén de love-making man, zoals hij dikwijls in het westen wordt afgeschilderd. Zijn grootsheid is eigenlijk nog niet gepubliceerd. Zijn ware gedaante is zelfs bij de meeste Indonesiërs nog altijd niet bekend.” Deze laatste reis (van Hawaii, via Los Angeles naar Washington) ben ik zelf opnieuw onder de indruk gekomen van hoe hij zijn volk optrekt, zoals hij dit weer deed in zijn rede in Californië. Bungkarno is werkelijk Indonesië. Het westen is in de war op dit moment, kijk maar naar wat er in Cuba, Algiers en Laos gebeurt. Sukarno heeft zelfvertrouwen. De Russen marcheren met eenzelfde gevoel. Ik spreek nu tegen u als historicus, want daarvoor ben ik te goed in Nederland geschoold geworden.’ | |
[pagina 113]
| |
‘Wat vind ik dat aardig, dat u dàt zegt,’ merkte Scholtens op. Hij vertelde: ‘Indertijd en nog vóór de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië had ik in Pladju een gesprek met president Sukarno om een BPM-affaire op te lossen. We vonden die oplossing meteen. Ik heb de aangenaamste herinneringen aan die ontmoeting. De volgende dag hield de President een speech voor het BPM-personeel. Hij vroeg mij: “Wat wilt u dat ik over onze zaak zeg?” Ik antwoordde: ‘Het liefste niets.’ En daar heeft hij zich stipt aan gehouden.’ Dr. Zain: ‘Zelfs teveel Indonesiërs weten te weinig over Bungkarno. Ik werd geschoold tijdens de bezettingstijd in Nederland. Ik heb verzetsmeetings meegemaakt. Ik heb toen geleerd hoe Nederlanders onderhandelen. We reden dezer dagen door Los Angeles en ik begon de President opnieuw te polsen.’ Zain benadrukte van zijn kant alles te zullen doen om de heren binnen te loodsen bij het Indonesische staatshoofd. Zain adviseerde me: ‘Je moet niet teveel met Van Konijnenburg en Scholtens worden gezien. Max Maramis was in Los Angeles zo blij, dat hij je had weggestuurd. Hij zei dit openlijk tegen iedereen. Hij had de hele security van de President met zich mee weten te krijgen. Hij zit ook mij tegen te werken om jou.’ Ik antwoordde: ‘U laat het klinken alsof ik moet worden uitgeschakeld.’ ‘Jij bent de lieveling van de President, mijnheertje...’ Ik was weer gerust. Konijn erkende ruiterlijk: ‘Ik wist wat jij in Los Angeles aan het doen was.’ Hij erkende, dat hun aanwezigheid in Washington daar nauw mee verbonden was. ‘Bij zoiets heb je altijd een lobbyist en backdoor information nodig,’ zei hij. En Koos Scholtens vulde aan: ‘Don't worry, you will remain in. Ik heb nog eens over die dankbaarheid jegens wat wij hier nu doen, en waar we eerder ook over spraken, nagedacht. Ik zeg het maar één keer. We zullen u niet vergeten voor alles wat u voor deze zaak hebt gedaan.’Ga naar voetnoot1. In de vestibule bij ons vertrek kwam Konijn, die altijd bepleitte met een vrolijke noot te willen vertrekken, met een annekdote over Bungkarno. ‘Sukarno zou bij iemand op Bali op bezoek komen. De man was in het bezit van een prachtig beeld. Om het van de President weg te houden zette hij het op de plee. Uitgerekend moest Bungkarno naar het toilet. Toen hij eruit kwam zei hij: “Iemand die zo'n prachtig beeld op de plee zet is het niet waard” en hij nam het prompt mee.’ Zo vroeg Konijn eens aan Sukarno, toen zij in Djokjakarta waren, waar hij de President een plezier mee kon doen. Deze antwoordde: ‘Laat | |
[pagina 114]
| |
bij die en die schilder een schilderij maken.’ Konijn gaf de opdracht om een groot doek te maken. Het werd een begrafenistoneel met veel mensen en middenin stond Sukarno met de traditionele ‘pitjie’ (zwarte fez) op het hoofd afgebeeld. (In werkelijkheid zei Konijn, ‘met het zwarte hoedje op’, wat volgens mij jegens Zain, die het ook altijd droeg, een faux pas was). Toen Bungkarno het schilderij in ontvangst nam, was zijn onmiddellijke reactie: ‘Ik moet er uit.’ Maar Van Konijnenburg overtuigde hem, dat hij dit de schilder, die zo trots was op zijn werk, niet kon aandoen. | |
24 april 1961Washington, ‘Manger Annapolis Hotel’ Gisteravond sprak ik nog met Van Konijnenburg op diens kamer. Van Blankenstein was van mening geweest, dat mijn memo aan Rostow - waarvan ik hem in het geheim een kopie had gezondenGa naar voetnoot1. - had gerammeld. Het had korter gekund en had meer gericht moeten zijn op het zoeken van een oplossing voor Nieuw-Guinea.Ga naar voetnoot2. Ook vonden zij, dat ik niet naar Luns en Schürmann had moeten schrijven, maar dat was een advies van Bernard Person geweest.Ga naar voetnoot3. De ‘Washington Post’ verwelkomde vanmorgen Sukarno met een allervriendelijkst hoofdartikel. Het is stralend mooi weer. President Kennedy zal naar Andrews Air Force Base gaan om Sukarno af te halen. Ontbijt met de heren Scholtens en Van Konijnenburg. Voorzichtig kaartte ik aan of men mijn kosten in Los Angeles en hier wilde vergoeden. Ik wees er op dat mijn kamer in het ‘Manger Anapolis Hotel’ 24 dollars kostte. Van Konijnenburg gaf me meteen een biljet van 10 dollars en voegde er aan toe: ‘Misschien kan ik je later nog eens 100 dollars geven.’ Ik zei, en dat had ik hem gisteravond op de kamer ook reeds uitgelegd, dat ik minimaal 200 dollars kosten terug verwachtte. Hij ging er verder niet op in. Nà het ontbijt wandelden we met z'n drieën naar de National Gallery of Art. Terwijl we naar Rembrandts en RuysdaelsGa naar voetnoot4. keken begon Scholtens over de Shah van Iran. Hij meende dat | |
[pagina 115]
| |
vooral de heer Brandt van ‘De Telegraaf’ er veel aan had gedaan een staatsbezoek van de Shah aan Nederland bij de publieke opinie ingang te doen vinden. Daarna begaven we ons naar het ‘Mayflower Hotel’. Ik adviseerde Van Konijnenburg zich in de gang zodanig op te stellen, dat Sukarno hem zou zien, dus een herhaling van de ‘Beverly Hills Hotel’-trick. Hij deed dit dus. Toen Bungkarno eindelijk arriveerde liep hij dan ook als voorzien direct op Konijn af en daarop schoof ook Scholtens naar voren. Dit betekende dat de gesprekken zouden worden gevoerd. De chef protocol hoorde ik nog roepen: ‘Pas op voor Oltmans’, maar ik liep op de man af en zei: ‘Bungkarno heeft me in Los Angeles dankzij jullie sabotage toch ontvangen. Breng me maar naar Max Maramis, ik wil wel eens met hem spreken.’ Maar dat gebeurde natuurlijk niet. Een andere Indonesiër gaf me de kamernummers van Sabur, Kretarto, Oom Dasaad en Johannes Leimena. Konijn zei tegen Sukarno in de lobby: ‘Het probleem moet opgelost worden.’ ‘Dat moet zeker,’ antwoordde de President. Hij keek rond of hij ambassadeur Zain zag en zei toen tegen Konijn: ‘Bespreekt u het maar met hem voor een gesprek morgenochtend.’ Minister Subandrio probeerde zich er tussen te dringen met zijn brede, valse lach, maar Konijn en Scholtens negeerden hem gelukkig. Ze waren door mij ook prima gebriefed over Subandrio's sabotage van contacten met het Nederlandse bedrijfsleven. Trouwens, Bungkarno vergat eenvoudig zijn minister voor te stellen. De man zal zich wel weer hevig gepasseerd hebben gevoeld. Ik sprak ook kort met ambassadeur Howard Jones, die zei: ‘De eerste ontmoeting op het Witte Huis is uitstekend verlopen.’ Ik was zo blij met dit sukses, dat ik eerst naar mijn ouders schreef in Huis ter Heide. Ook gaf Van Konijnenburg me toen pas een brief van Henk Hofland. ‘Beste Wim, Ik kom niet naar Los Angeles. Steketee voelt niets voor een openbaar vraaggesprek met Sukarno. De reden daarvan is, dat hij gelooft, met het “Handelsblad” op de goede weg te zijn. Volgens hem zou nu een hals-over-kop benadering alleen maar kwaad doen. Konijnenburg is dezelfde mening toegedaan. Ik geloof, dat ze gelijk hebben.Ga naar voetnoot1. Steketee heeft je intussen een brief naar New York geschreven. Een off-the-record ontmoeting met Sukarno zou volgens hen “veel en veel” nuttiger zijn. | |
[pagina 116]
| |
‘Ik ga morgen naar Bologna waar een soort intellectuelencongres wordt gehouden. Ik ga er een kleine redevoering houden over “the mob rule of the middle classes”, één en ander in verband met de koloniale mislukkingen van het westen.’ Hij vervolgde: ‘In de H.P. heeft een verhaal over je gestaan, dat is geschreven door Jan Vrijman.Ga naar voetnoot1. Van de Wetering, één van de imbeciele kamerledenGa naar voetnoot2. had in een toespraakje gereleveerd aan je ondernemingen in 1957. Vrijman is naar Van de Wetering toe gegaan en heeft kennelijk heel wat inlichtingen gekregen. De rest weet hij, geloof ik, van de BVD, waar hij een vriendje heeft. Heeft Hans van Lookeren Campagne je ooit gesproken over de telegrammen die hij (in Curaçao) uit Den Haag van de BVD over je kreeg? Dat was ook niet mis. We zijn afgelopen zondag bij hem op bezoek geweest, en hebben uitvoerig over je Curaçaose bezoek gepraat. T.z.t. vertel ik je er wel meer van. Nu grote haast. Dag. Henk.’Ga naar voetnoot3. | |
25 april 1961Washington D.C., ‘Hotel Manger Annapolis’ 07:40 Droomde, dat broer Theo zich uit het leven had teruggetrokken en een soort godsdienst had aangenomen. Mijn Vader deelde dit diep teleurgesteld mede. Wij, primitieven. 08:05 Ben nog steeds woedend. Norman Newhoff had me immers geadviseerd Bungkarno rechtstreeks mee te delen hoe schandelijk Max Maramis mij had behandeld en alles tegenwerkte. Nadat ook Zain had geadviseerd me niet teveel te vertonen, was ik in constante opwinding over die aangelegenheid. Ik schreef laat nog een brief aan de President.Ga naar voetnoot4. Toen ik het gebeuren met Max Maramis aan Konijn vertelde, zei hij: ‘Hoe denk je dat het loopt in een bedrijf met 20 000 werknemers (KLM)? Dacht je dat ze niet constant met cirkelzagen aan je stoel zitten te slijpen? Ik zit immers de hele dag op de Raamweg achterom te kijken?’ We begaven ons naar het ‘Mayflower Hotel’. Generaal Suhardjo Hardjowardojo, de chef van het militaire huis van de President waarschuwde, dat Bungkarno het hotel eerder dan gepland zou verlaten. Ik informeerde snel Scholtens en Van Konijnenburg. | |
[pagina 117]
| |
09:45 Op dit moment worden beide heren door Sukarno, Subandrio en dr. Zain ontvangen. 13:05 Later was ‘haast verlegen’ ook vice-premier Johannes Leimena nog even binnengekomen.Ga naar voetnoot1. ‘Sukarno was zéér soft-spoken,’ vertelde Scholtens. Wij moeten met Nederland naar normale betrekkingen streven, zoals met andere landen, had de President gezegd. Hij had zelfs gesproken over een bezoek aan Nederland en daarna over een mogelijk bezoek daarna van prins Bernhard aan Indonesië. Ik moet hierbij in 1987 aantekenen, dat het mij niet verwonderde, dat president Sukarno juist die dag en op dát moment de naam van prins Bernhard liet vallen. Ik had in mijn gesprek met Walt Rostow dit eveneens gedaan. Ik zag Sukarno's opmerking dus in het verlengde daarvan. Pas veel en veel later zou ik bij stukjes en beetjes de legpuzzel in elkaar gepast krijgen. Voor mij staat vast, dat prins Bernhard zich in ieder geval tezelfdertijd als president Sukarno in Washington D.C. bevond op 25 april 1961. De prins was in Mexico geweest en zou zich naar Los Angeles begeven om zijn lobby voort te zetten om aldaar landingsrechten te verkrijgen voor de KLM. De aanwijzingen zijn uitermate sterk, dat er een ontmoeting tussen de Prins en Sukarno heeft plaatsgehad onder auspiciën van het Witte Huis. De auteur van prins Bernhard's biografie, Robert Ammerlaan, antwoordde mij in ieder geval in 1986, dat in het voorlopige manuscript gegevens over verscheidene ontmoetingen tussen Bernhard en Sukarno waren opgenomen. Mede een reden, naar mijn mening, dat in 1987 werd meegedeeld, dat er geen biografie was of dat er nog lange tijd geen autobiografie van de prins zou verschijnen. | |
25 april 1961 (dagboek, vervolg)Scholtens vervolgde: ‘De President scheen overtuigd, dat het beter was eerst snel naar een officieus gesprek toe te werken. Uiteindelijk ging het om de bereidheid van Nederland om Nieuw-Guinea te willen overdragen. Subandrio verbeterde dit en zei “Irian-Barat”. Sukarno heeft dr. Zairin Zain aangewezen voor het onderhouden van alle contacten met Nederland. De President was bereid direct zowel een officiële als een officieuze club van Indonesische onderhandelaars te benoemen. | |
[pagina 118]
| |
Hij heeft verder gezegd: ‘Sukarno en Van Konijnenburg zijn vrienden.” Beide heren waren van mening, dat de reacties van minister Subandrio ook “uitzonderlijk goed” waren geweest. Scholtens had geopperd, dat de bereidheid van Nederland om over een overdracht van de Papoea's te gaan spreken in een brief door een officiële persoon zou kunnen worden vastgelegd. Daaraan zou kunnen worden verbonden, dat deze persoon zelfde brief zou voordragen. Sukarno antwoordde toen, dat mogelijk de U.N.O. als tusseninstrument zou kunnen worden gebruikt, en terwijl hij een handgebaar maakte zei hij, voor een periode van één of twee jaar. Hij toonde geen enkele rancune. Hij ontving ons op voet van gelijkheid.’ Ik was blij dit van Scholtens te horen, want gisteravond had hij het volgende gezegd: ‘Laten we wel zijn, we zijn niet gelukkig met Sukarno. In het algemene beeld hebben we het gemakkelijker met Nehru. Sukarno is tenslotte een economische ramp voor zijn land.Ga naar voetnoot1. Maar we zullen Realpolitik moeten bedrijven, daarom ben ik dus ook te vinden voor een gesprek met hem. We hebben het ongelukkig getroffen, maar we zitten er mee. We hebben toch allemaal in de jaren 1950-60 het gevoel gekregen, dat je met die man niet kon praten.’ Maar Scholtens was het er eveneens mee eens, dat Nederland altijd strijk en zet de verkeerde mensen naar Indonesië had gezonden. ‘Het is jammer, dat Sukarno altijd een donkere bril op heeft.’Ga naar voetnoot2. Toen Scholtens en Van Konijnenburg nà hun bespreking beneden kwamen, maakte Scholtens het grapje: ‘We zijn er onder bedreiging met een pistool uitgegooid.’ Ze gingen vast naar de coffeeshop, maar ik wachtte tot Bungkarno uit de lift kwam, die me groette en een hand gaf. Al was het maar om de ‘orangs ketjil’Ga naar voetnoot3. in zijn omgeving te treiteren. Scholtens vroeg me nog afspraken voor hem te maken met de financiers Eugene Black en Robert L. Garner. Hij had introductiebrieven van Paul Rijkens voor deze heren bij zich. Scholtens (tegen mij): ‘Het klinkt misschien wat paternalistisch, maar ik wil u straks iets zeggen waarmee u misschien in Nederland uw voordeel zult kunnen doen. Of wil ik het nu zeggen? Niet alléén is uw reputatie in Nederland pro-Indonesisch, maar wat erger is, u staat in de reuk anti-Nederlands te | |
[pagina 119]
| |
zijn.’ Hij vertelde nu pas, dat toen ik hem in 1957 in Iran bezocht en hij een reis naar de olievelden in Abadan voor me regeldeGa naar voetnoot1. zijn directeur, de heer Bosman, tègen was geweest. Van Konijnenburg (later tegen mij alléén): ‘Koos Scholtens is nu bereid een lans voor je te breken.’ Hij vervolgde: ‘When fate hands you a lemon, try to make a lemonade.’ Konijn had met Scholtens besproken hoe ze mij aan een passende en steady baan zouden kunnen helpen. ‘Ik doe mee,’ had Scholtens geantwoord, ‘ook wat betreft de kosten van Oltmans.’ Eén mogelijkheid was om weer terug te gaan naar het ‘Algemeen Handelsblad’, waar ik door toedoen van Hofland als journalist was begonnen. Hij raadde me een rapport over de reis naar hoofdredacteur mr. C.A. Steketee te zenden. Wie ik ook in de lobby van het ‘Mayflower Hotel’ bij de maildesk had opgemerkt, zelfs met zijn hoed op zijn hoofd, was de heer Max Maramis. Ik stevende op hem af en viel met de deur in huis: ‘Mijnheer Maramis, kunt u mij die “fout” in Den Haag (1957) niet vergeven? U kunt zo toch niet eeuwig blijven doorgaan?’ Hij antwoordde: ‘U hebt mij niet beledigd, maar mijn regering’ en werd kennelijk boos. Hij vervolgde: ‘Ik wil er niets meer mee te maken hebben.’ ‘Okay, maar u maakt zich vrij belachelijk,’ zei ik en wandelde weg. Ik schreef Sukarno toen een briefje, wat ik meteen aan diens persoonlijke valet, Tukimin, heb gegeven in de hoop, dat deze het door zou geven. Van Konijnenburg wilde meteen naar Den Haag vertrekken. Met enige kracht, zelfs enigszins scherp, hield ik hem hier van af en gelukkig viel de heer Scholtens me bij. Hij zei tenminste op diplomatieke toon: ‘Ik begrijp Oltmans’ argumenten wel.’ Ik adviseerde, dat we niet konden afreizen alvorens opnieuw met ambassadeur Zain te spreken en ditmaal op ons gemak. Nà één uur praten zei hij nog één dag te zullen blijven. Hij vroeg me de reserveringen, die ik voor hem bij Koelman en Van der Jagt in New York reeds had gemaakt telefonisch andermaal te verschuiven. Scholtens maakte opnieuw op mij de indruk van een gentleman, zelfs iets meer dan Van Konijnenburg. Ze hadden in de auto naar het ‘Mayflower Hotel’ zelfs een discussie gehad over de decoratie, die Scholtens droeg. Konijn had gezegd ook een lintje te hebben, maar Indonesiërs hielden er niet van en daarom wilde hij ze niet irriteren door zijn onderscheiding te dragen. Flauwe kul. Ik vond dit van Konijn een zéér overbodige démarche. Het pleitte overigens | |
[pagina 120]
| |
voor Scholtens, dat hij zijn decoratie toen af nam, maar 's middags zag ik, dat hij het ding weer droeg. Scholtens: ‘Ik heb altijd begrepen, dat je een onderscheiding juist draagt uit respect tegenover je gastheer.’ We reden dus die middag van de 25ste april andermaal naar de residentie van dr. Zain. Hij begon met ons exemplaren te geven van de rede die Sukarno in Los Angeles had uitgesproken. ‘Dit is de beste speech van Bungkarno, die ik me kan herinneren,’ zei hij. ‘Dit is het denken over Indonesia nu.’ Hij vervolgde: ‘Ik ben nu de verbindingsman, zoals u vanmorgen heeft kunnen constateren. Ik heb niet zitten opscheppen. Nu moet u wat bereiken in Den Haag, anders gelooft men in Djakarta mij ook niet meer. Nu moet u de Bung aantonen, dat uw groep politieke invloed heeft. Max Maramis maakt het mij moeilijk en zegt: ‘Vertrouw toch niet op Van Konijnenburg.” Hij zit mij dus de grond onder de voeten uit te halen. Ik heb mij nu persoonlijk voor deze zaak ingezet. Ik kan u één ding zeggen: Bungkarno is over John Kennedy ontzettend tevreden. Kennedy heeft het ook perfect gedaan, zoals hij Bungkarno heeft behandeld en ontvangen. Chester Bowles vroeg hem: “En hoe vind u Kennedy?” De President gaf hem een bijzondere benaming: hij zei dat hij diep ontroerd was en dat wij op het Witte Huis volle understanding hadden gekregen. Zelfs meer, in de geest heeft Kennedy Indonesia perfect aangevoeld.’ Zain: ‘Toen ik president Kennedy mijn credentials ging aanbieden heb ik hem al gezegd, met het bezoek van de Bung op komst, dat het vooral belangrijk was tijdens de besprekingen een “common-wavelength” te vinden. Kennedy heeft alles eigenlijk precies gedaan zoals Bungkarno een dergelijk bezoek het liefste wil hebben, met twee parades, militairen in vol ornaat, met een muziekcorps, het was absoluut perfect en niet artificial. Ook minister Dean Rusk is intelligent en een intellectueel van de ethische school. Dit (de Kennedy-clan) zijn lui, die hun zaken uitstekend beheersen. Tijdens de lunch op het Witte Huis hield Kennedy een spontane tafelrede met precies de juiste touch. Sukarno was in zijn antwoord geroerd. Hier zie je westerse staatslieden op hun best. Op die wijze zouden de westerse landen altijd hebben moeten handelen. Sukarno is nu een liefhebber van Kennedy. Hetzelfde geldt voor Subandrio en Leimena.’ Koos Scholtens somde het als zijn taak op om de uit elkaar gegroeide meningen door informeel contact tussen Indonesië en Nederland weer op officieel niveau te brengen. Zain: ‘Wat u | |
[pagina 121]
| |
in Den Haag duidelijk moet maken is dat nu het moment voor Nederland is aangebroken groot spel te spelen. Wanneer u heren nu dit spel speelt, dobbelt u goed. Er is momenteel geen rancunegevoel. De stemming voor een doorbraak is weer gunstig. Wanneer deze poging nu mislukt, dan zal ze later niet meer kunnen slagen. De sfeer ligt nu goed. U moet nu met iets tastbaars komen. We moeten niet zomaar meer in de lucht praten, maar concreet aantonen welke richting we op gaan.’ Scholtens vroeg of dr. Zain kritiek had op de ontmoeting vanmorgen met president Sukarno. ‘Nee,’ antwoordde hij, ‘maar u moet nu wèl slagen. In zijn goedheid liep Bungkarno op zijn akkoord om tot informele besprekingen te komen vooruit. Hij zei toch maar weer: “Dan zal ik de normale betrekkingen met Nederland herstellen.” U hebt het gehoord, Bungkarno heeft opnieuw gezegd de eerste te zullen zijn naar Nederland te komen.’ Vervolgens vroeg Scholtens of het mogelijk zou zijn, dat hij en Van Konijnenburg een visum voor Indonesië zouden kunnen krijgen voor de duur van zes maanden, om te kunnen aantonen in Den Haag, dat zij welkom waren. Er was een nieuwe ontmoeting gepland met Sukarno in Rome, wanneer hij op weg naar huis zou zijn, en dr. Zain antwoordde: ‘Visa hangen af van wat u naar Rome meebrengt. Dan kan ik u beiden een visum garanderen. U hebt Sukarno's eerlijkheid in deze kwestie zelf kunnen constateren. Hij ging toch onmiddellijk en zonder bargaining op uw voorstellen in? Bungkarno is de gemakkelijkste van allemaal. Ik kan met hem het beste praten, beter zelfs dan met Bandrio. Leimena is ook uitstekend in dit opzicht. Bandrio heeft zijn spel als minister van buitenlandse zaken trouwens perfect gespeeld. Hij beheerst de stof. Hij kan zich prachtig in het Engels uitdrukken. Hij noemt me altijd dikke. Hij vroeg me: “Zijn ze nog boos op mij?”Ga naar voetnoot1. Deze ontwikkeling en wat bij uw ontmoeting met Bungkarno werd afgesproken is voor mij precies even verheugend als voor u. Het is niet alléén een belangrijke maar ook een verheugende ontwikkeling.’ Van Konijnenburg achtte het moment gekomen de miljoenen van de KLM andermaal naar voren te schuiven. Hij zei: ‘De heer Kouw Bian Tie is in Holland geweest’ en speelde zo de bal Zain toe. ‘Ik heb hem bewust twee maanden in Europa gehouden,’ aldus de ambassadeur, ‘tot de KLM-zaak in orde is. We moeten hem zeker bij de informele gesprekken betrekken. Ik | |
[pagina 122]
| |
heb hem officieel natuurlijk om geheel andere redenen laten blijven.’ Ik bracht naar voren, dat dr. Zain in 1958 ook al een slechte beurt in Djakarta had gemaakt, omdat de heren Van Oldenborgh, Zeeman en de Deli-tabakmensen hun woord niet tegenover hem waren nagekomen. Zain: ‘Men denkt in Holland nog altijd, dat wij bewust te kwader trouw zijn. U kent mij nu.’ En hij herhaalde: ‘President Sukarno heeft het u zelf gezegd. Ik ben de tussenpersoon en daarmee boft u. Wij zijn nu de almachtigen in dit spel. Laten we er wat van maken.’ Bij het afscheid nemen zei ik tegen dr. Zain: ‘I shall be in touch with you.’ Hij antwoordde: ‘Jij en ik zijn één.’ Die uitspraak gaf de burger weer moed. | |
26 april 1961Kew Gardens, Long Island Bij thuiskomst wachtten er onder meer twee brieven van dr. M. van Blankenstein. ‘Wassenaar, 8 april 1961 Gisteren hebben verschillende tycoons (een tiental) de Nieuw-Guineakwestie besproken. Er was een enorm gewicht aan economische macht bijeen. Die ontmoeting is zéér hartsterkend geweest. Het heeft mij overtuigd dat ik, als ik uitdrukkelijk een uitnodiging krijg, naar Washington moet om Sukarno te ontmoeten. Ook meen ik, dat Rijkens daartoe bereid is.’ Verderop in de brief: ‘Er is nog iets anders: Als Nederlander beschouw ik Luns nu als een gevaarlijke desperado met een gevaarlijke behoefte om verongelijkt te worden. Daarvoor is hij nu ook naar Amerika (om met Kennedy te spreken). Zijn grote mond beheerst nog steeds het toneel binnen de regering. Daartegen zie ik, en bijvoorbeeld ook Paul Rijkens, een nog groter geluid en dat kan het mijne zijn.’ Hij vervolgde met een uiteenzetting in 1923 tegen ‘een dwaze vlootwet’ in drie artikelen te hebben gepleit en ‘deze actie bracht de regering ten val’. En: ‘De tweede keer was mijn schrijven tegen het Nederlands-Belgische verdrag gericht. Toen kwam Van Karnebeek ten val. Hij gaf een artikel van mij de schuld, wat nog meer bewijsbaar was, dan hij vermoedde. Nu ben ik in een “mond” en zie ik de mogelijkheid om onze huidige politieke wereld met één of twee artikelen wakker te schudden en op afdoende wijze. Ik ga er dinsdag met Koets (van Het Parool) over praten... Van De Quay verwacht ik nu niets meer. Hij kan tegen de grote mond van Luns niet op, zo is mij gebleken. Hij heeft mij een op zichzelf correcte en vriendelijke brief geschreven, die een jammerlijke indruk maakte.’ Van Blankenstein eindigde met: ‘Het | |
[pagina 123]
| |
zou voor mij een krachtproef zijn of de oude “Schlagkraft” nog bestaat’. Er volgde een tweede brief, twee dagen later geschreven: ‘Wassenaar, 10 april 1961 Waarde Oltmans, Vanmorgen kreeg ik je verbijsterende brief over mijn rapport.Ga naar voetnoot1. Sukardjo heeft mij dus inderdaad voor de gek gehouden. Wat kun je nu met dergelijke mensen beginnen? Het was nog erger dan ik dacht. Ik vermoed, dat hij Sukarno inderdaad mijn brief, omdat deze niet in sycofantenstijl was geschreven, niet durfde voorleggen en hem toen maar liet verdwijnen. Je hebt rare vrienden. Ieder zijn smaak.’ Vooral dit laatste verwijt vond ik buitengewoon onredelijk en meer typerend voor Van Blankenstein dan voor mij. Hij vervolgde: ‘Eerlijk gezegd weet ik nu niet meer wat te beginnen. Alles is door sabotage bedorven. Nu zou ik nog alléén op een uitnodiging van Sukarno zelf reageren. Ik vertrouw geen enkele tussenpersoon meer, daar het blijkbaar allemaal hovelingen zijn.’ Daarop wist hij niets beter te doen dan te gaan kankeren op mij. ‘Heel erg mis was je brief aan Luns. Die opmerking van Rostow over de Zevende vloot en Indonesië was een uiting van ongeduld tegenover jou. Had hij je ernstig genomen, dan had hij je dat niet durven zeggen. Dit is geen boodschap die de Amerikaanse regering door een derde laat overbrengen. Luns is nu razend op mij en op ons allen. Hij beschouwt ons als mensen, die zich wat door Oltmans laten wijsmaken. Hij zal ook niet graag toegeven wat jij nu als zijn bedoeling noemt, zelfs al zou het waar zijn. Het goede dat je kon doen, heb je door deze brief zeker heel erg geschaad. Ik kromp wat samen bij het lezen van die ondiplomatieke brief. Ik ben er zeker van, dat mijn vrienden hier er niet anders over zullen denken. Ik durf ze nauwelijks meer onder ogen komen, nadat het lot van mijn laatste rapport mij eenvoudig belachelijk heeft gemaakt. Ik vrees dat het is, zoals ik al eer soms geducht heb: je speelt een spel, dat je bij gebrek aan ervaring, en misschien ook door aangeboren naïviteit, niet aankunt. Je hebt mij de vingers erdoor laten branden. Het resultaat zal nu zijn een zéér verhoogd wantrouwen hier. Het was al gek, dat Sukardjo, ondanks alle beloften, mij niet antwoordde, maar jou dingen dicteerde, die of verkeerd waren of zonder waarde... Je hebt je laten beetne- | |
[pagina 124]
| |
men en daardoor heb je onvrijwillig anderen beet genomen. Dat het zo erg was als nu blijkt, had ik niet gedacht. Maar dat je uit gebrek aan begrip voor dit werk heel erg scheef lag, had de Congo-geschiedenis mij geleerd. Je verklaring van het Congo-conflict (in “Vrij Nederland”) maakte het erger... Je bent op de verkeerde weg en het zal je, denk ik, niet onverschillig zijn dat ik je dit zeg. Met vriendelijke groet, Van Blankenstein.’ Op dit punt gekomen zijnde in deze memoires is een afzonderlijke analyse noodzakelijk. De beide brieven van vriend Van Blankenstein waren inmiddels achterhaald door het algehele succes in Washington van de beide afgezanten van Paul Rijkens - waarschijnlijk versterkt door de aanwezigheid van een zwaargewicht als prins Bernhard tezelfdertijd.Ga naar voetnoot1. Desalniettemin meen ik eerst de brief, die ik op 5 april 1961 inderdaad te impulsief aan Luns richtte en hem via persattaché Van Houten deed toekomen, te moeten weergeven. ‘Excellentie, Heden heb ik een bezoek gebracht aan Walt Rostow op het Witte Huis, die mij meedeelde a.s. dinsdag onder meer een ontmoeting met u te zullen hebben. Daarom stel ik er hoge prijs op u bij voorbaat te doen weten, dat ik aan de heer Rostow een uiteenzetting heb gegeven van de mogelijkheden welke mijns inziens naar een oplossing in de kwestie Nieuw-Guinea nog open staan.’ Na het belang van Rostow's ‘veiled threat’ over het inzetten van de Zevende vloot te hebben benadrukt, eindigde ik met de volgende passage: ‘Het Koninkrijk bevindt zich momenteel, wanneer men de positie in Nieuw-Guinea van alle kanten bestudeert, in een precaire positie. Wanneer de regering er daarbij vanuit mocht gaan, dat alle beschikbare krachten en mogelijkheden zouden moeten worden benut en aangewend om alsnog tot een spoedige en positieve oplossing te komen, dan zou ik hierbij Uwe Excellentie de volledige verzekering willen geven, dat wanneer verondersteld zou mogen worden, dat ik op enigerlei wijze de goede zaak van dienst zou kunnen zijn - mede met het oog op mijn onveranderlijke gedragslijn persoonlijk in de kwestie Nieuw-Guinea ingenomen, waardoor ik nog altijd acceptabel ben aan de andere kant tot op het allerhoogste niveau - ik mijn uiterste best zou doen om de regering op welke wijze ook van dienst te | |
[pagina 125]
| |
zijn. In het verleden kon ik onmogelijk achter de onwrikbare positie van de voormalige regeringen staan, omdat deze in strijd was met de feiten en realiteiten van onze positie in het Verre Oosten. Nu mij bekend is, dat ook in kringen der regering naar een snelle oplossing wordt gezocht, meen ik dat alle krachten van Nederlandse zijde - ook die van mij - zouden moeten worden aangewend om deze zaak alsnog ten goede te doen keren.’ Ik besloot met te zeggen, dat ik Sukarno in Californië zou ophalen en dan in Washington weer contact zou opnemen met de heer Van Houten.Ga naar voetnoot1. De kritiek op deze brief van Van Blankenstein - en later dus ook van ambassadeur Zain - deelde ik niet, en nog niet. Het paste collega Van Blankenstein blijkbaar achteraf om Sukardjo Wirjopranoto als ‘mijn’ vriend af te schilderen, terwijl ik beide heren in New York met elkaar in contact had gebracht, en zij op eigen kracht besloten (buiten mijn aanwezigheid zelfs) om te gaan samenwerken. Ik zou uitsluitend als koerier fungeren. Nu bekritiseerde hij mijn oordeel over ambassadeur SukardjoGa naar voetnoot2. en ging gemakshalve voorbij aan het feit, dat hij als ervaren journalist zelf had besloten met de Indonesiërs in zee te gaan. Bovendien beriep hij zich er op niet als strooplikker een rapport naar Sukardjo te hebben gezonden, dat deze op zijn beurt liever had achtergehouden. Diens redenen hiervoor heb ik op 24 maart 1961 reeds vermeld. Thans meende Van Blankenstein mijn brief aan Luns, eveneens niet in sycofanten-stijl geschreven, scherp te moeten veroordelen. Maar waarom zou een Nederlander wél recht voor z'n raap naar Indonesiërs schrijven - en nog wel via diens ambassadeur aan president Sukarno - en voor een minister in Den Haag de aldaar voor elkaar geldende hypocriete égards in acht moeten nemen? Ik geef toe, het kostte me op 5 april de grootste moeite hoffelijkheid te betrachten jegens Luns, van wie ik inmiddels voldoende wist om hem compleet te minachten.Ga naar voetnoot3. Ik vind ook in 1987, dat ik het er met die brief redelijk goed heb afgebracht. Bovendien was het zéér wáár wat ik de man schreef, al geef ik toe Luns er ook mee te hebben willen provoceren, iets wat, wanneer men Van Blankensteins brief leest, vrij aardig lijkt gelukt. | |
[pagina 126]
| |
ramis zijn terug te leiden naar de botsing met hem in 1957, toen hij diplomatiek vertegenwoordiger was in Den Haag. Zoals in Deel III van deze Memoires: 1957-1959 uiteengezet, was ik die dagen bezig in de residentie figuren uit de politiek en het zakenleven in Hotel de Wittebrug bijeen te brengen. Dit was een geheime activiteit. | |
26 april 1961(dagboek, vervolg) Vóór hun vertrek lunchte ik met Scholtens en Van Konijnenburg in ‘Longchamps’ op Madison Avenue. Konijn stond vanavond op de KLM geboekt als mijnheer Frijthof, om de heren Bernard Person en Robert Kiek (De Telegraaf) gemakkelijker te ontlopen. De pers zat achter hen aan. Person had geprobeerd Van Konijnenburg op mijn naam via de KLM op te sporen. Hij had Van der Jagt zelfs gedreigd en gezegd, dat het in Konijns eigen nadeel zou zijn indien hij niet met Person zou spreken. Wat mij betreft kan Person nu toch wel op het dak gaan zitten. Ik begreep, dat hij in de rikketik zat, dat Kiek ze te pakken had gekregen en Kiek, dat Person dit had gedaan. Zo werkt de angst rondom primeurs. | |
[pagina 127]
| |
Naast brieven van broer Theo, de Poslavsky's, mejuffrouw Buringh Boekhoudt en Penny Hedinah was er ook een ‘strikt persoonlijke’ brief van Steketee gearriveerd. Hij zette opnieuw de redenen uiteen waarom Hofland niet naar Amerika was gezonden. ‘Iets anders zou zijn dat ik - wanneer president Sukarno naar West- Europa zou komen - in de gelegenheid word gesteld om contact met hem op te nemen, teneinde enige openhartige back-ground informatie te krijgen.’Ga naar voetnoot1. Ik besprak dus eerst de brieven van de heer Van Blankenstein tijdens de lunch. Konijn zei niet langer in diens mening geïnteresseerd te zijn, ‘want hij wordt te gauw zenuwachtig en zwamt te veel. Hij loopt me te veel in de weg. Luns heeft trouwens aan zijn zoon, die op de ambassade in Londen zit gezegd: Uw Vader laat zich bij de neus nemen door Oltmans. Van Blankenstein is eenvoudig bang.’ Ik interpreteerde het anders. Van Blankenstein zat zijn ganse leven met één been in het Haagse establishment, terwijl hij met het andere been in de wereld stond, zoals deze was. Daarom had ik het gemakkelijker mij vanuit New York niets aan te trekken van de politieke kruimeldieven in Den Haag, terwijl hij vanuit Konijnenlaan 3 te Wassenaar er blijkbaar nooit helemaal buiten heeft gekund. Van Konijnenburg ontpopt zich als een genereus man, opeens, wat de financiën betrof. Hij liet het biljet, dat ik de KLM schuldig was voor de trip vanuit Leopoldville ($358) afschrijven, evenals het retour naar Washington, dat openstond ($38). Los had hij me een biljet van 10, en een biljet van 100 dollars gegeven, dus ik besloot maar niet langer aan te dringen op het feit, dat ik eigenlijk een belangrijk deel van de kosten der afgelopen week, eerst in Los Angeles en nadien in Washington, zelf had betaald. 17:25 TWA flight 505, New York-Cleveland Vanmorgen bezocht ik dr. Frederick Stern, een naam die ik van Richard Hsiao had op gekregen. Hij vertelde in de oorlog in London de dokter van koningin Wilhelmina te zijn geweest. Adres: 933 Fifth Avenue. Hij onderzocht mijn penis. Ik had een druiper. Hij gaf me een injectie en schreef antibiotica voor. Hij was erg vriendelijk en sprak krom Nederlands. Hij nam me vervolgens mee naar een andere kamer en toonde dozijnen foto's van mooie jongens. Hij scheen enigszins ‘hin’ van een onlangs gearriveerde Italiaanse jongen, Bruno. Hij zei 6 000 | |
[pagina 128]
| |
van dergelijke portretten te hebben verzameld. Er ging mij een licht op. Hij kende ook drie balinese jongens in New York. Hij adviseerde me een ‘vaste vriend’ te nemen. Hoe ‘neem’ je een vriend? In ieder geval, de jongen, Andrae, die ik op Sunset Boulevard in Hollywood had genomen, had me aan gonorroe geholpen. Ik schaamde me voor mijn ezelachtigheid. Bij het afscheid nemen zei Scholtens andermaal: ‘Wij weten hoe u het vaderland dezer dagen hebt gediend. Eens zult u er voor worden beloond. U weet wat ik u in Washington hierover heb gezegd.’ Hij refereerde nog aan de ontmoeting met Sukarno: ‘Hij heeft ons inderdaad keurig ontvangen. Er mankeerde niets aan. Hij bood ons zelfs nog iets te drinken aan.’ Konijn: ‘Blokken aan het been, als Van Blankenstein, verwijder ik uit onze groep. Die zijn alléén maar lastig en daarvoor staat er te veel op het spel.’ Ik heb Van Blankenstein pittig, maar correct geantwoord. Mede met het oog op zijn hoge leeftijd en zijn eerdere steun wil ik hem als collega blijven steunen. | |
27 april 1961Cleveland, Ohio, ‘Baldwin-Wallace College’ Werd door John Gregg, mijn gastheer hier, en C. van Spronsen, docent Economie, oud KNIL- en NAVO-officier, op het vliegveld afgehaald. Diner bij de Van Spronsens met nasigoreng: gezellig. Zes kinderen. Om 10:00 sprak ik voor 1 500 studenten. Ik viel in voor de journalist Marquis Childs. Honorarium 400 dollars. Dus 250 dollars voor mij, minus reiskosten. Het enthousiasme was groot. Krachtig applaus en nà afloop dromden 200 studenten in een collegezaal voor een vraag-en-antwoord ontmoeting. De lunch werd voornamelijk door faculty members bijgewoond. Maar hierna zette ik gesprekken met een groep studenten elders voort. Een neger-student, Buck, viel me op. Ik had in het college overnacht en nam hem mee naar mijn kamer. Hij zei te willen emigreren, indien gelijkheid van rassen in de V.S. een onvervuld ideaal zou blijven. ‘Er is zogenaamd geen rassenscheiding meer, maar een (blanke) vriendin van me is door haar ouders van hier weggehaald.’ Hij vroeg zich af of hij terug zou gaan naar Afrika, dus naar zijn ‘roots’. Hij wilde een boek schrijven. 19.15 Kew Gardens Penny Hedinah schreef een aantal brieven en ik geneer me, dat | |
[pagina 129]
| |
ik zo weinig aandacht aan haar besteed. Zij is nu in Djakarta in een ziekenhuis, het arme kind. Zou haar een telegram moeten zenden. Advocaat Warendorf zette opnieuw uiteen, hoe het consulaat-generaal in New York op alle mogelijke manieren een vlot verloop van het legaliseren van mijn echtscheiding met Frieda blijft saboteren.Ga naar voetnoot1. Er waren ook brieven met kritiek op lezingen en brieven met hulde.Ga naar voetnoot2. | |
28 april 1961Richard Hsiao kwam naar de flat. We spraken over Frieda. Hij vroeg me de foto's van de trip in 1959 naar Denemarken te mogen zien. Vreemd genoeg, toen ik die weer in handen kreeg kwamen er bijna tranen in mijn ogen. Ik houd eigenlijk nog altijd erg veel van haar. Maar zij trok me in haar totaliteit niet echt aan. Richard zei de rest van zijn leven te willen samenzijn - dat hoopte hij althans - met een zekere Bob, die aan de St. Hopkins University studeerde. KLM-piloot Wil van Bueren kwam langs met een stewardess. We lunchten bij de U.N.O. De ‘New York Times’ berichtte in een kolom van James Reston vanmorgen, mijns inziens terecht, dat de nieuwe Harvard Club uit Cambridge, die John Kennedy diende voor haar eerste test in de affaire Cuba, als een baksteen was gezakt. Vooral McGeorge Bundy en Walt Rostow werden door Reston, die doorgaans voortreffelijk was geïnformeerd over wat zich in Washington afspeelde, als boosdoeners van de harde lijn gezien. Die harde lijn (en een verkapte dreiging met de Zevende vloot) werd dus ook door mij in een gesprek met Rostow geconstateerd. Ik blijf er bij dat het nuttig was die ongepaste agressiviteit daarop meteen in de publiciteit te brengen. In de eerste plaats als waarschuwing voor Rostow zelf. Ik vroeg Wil van Bueren, die in Huis ter Heide woont, een flesje ‘Arpège’ bij mijn Moeder te gaan aanreiken. Ontmoette Bernard Person bij de U.N.O. Hij zei ‘alles’ over ons bezoek aan Washington te weten, en over drie maanden zou hij me meer vertellen. Het zou me dan zéér verbazen, hoe hij ‘alles’ te weten was gekomen. Hij wist ook te melden, dat collega's Vas Diaz (NRC) en Sanders (Parool) in het bijzijn van Sukarno (toen hij bij de ingang van het Witte Huis kort met journalisten sprak) ostentatief hadden staan fluisteren. Wat een mensen toch. | |
[pagina 130]
| |
30 april 1961Verjaardag van H.M. de Koningin. De KLM-stewardess zei: ‘Ze wil al weer één miljoen per jaar meer. Ik begin langzamerhand anti-koningshuis te worden.’ Ik kom een artikel tegen van mr. H.P.N.W.F. van Rijckevorsel (KVP) waarin hij samenvat wat Kennedy zou moeten weten, namelijk dat Nederland Indonesië nog altijd zou kunnen helpen. Het grote struikelblok was SUKARNO!Ga naar voetnoot1. Het artikel is natuurlijk weer een nieuwe ‘aanwinst’ om de onkunde (en leugens) van deze heren later te illustreren. Maar wat schieten we nu met zulk geschrijf op?Ga naar voetnoot2. Intussen was in Hollandia de zogenaamde Nieuw-Guinearaad geïnstalleerd. H.M. de Koningin had op een geluidsband een toespraak gehouden. ‘U weet dat Nederland zich in vriendschap en naar geweten gebonden voelt, u in staat te stellen uw eigen lot te bepalen, en te verzekeren, dat u dit in vrijheid kunt doen. Dit nu is ons enig doel, want alle mensen en alle volkeren hebben recht op vrijheid en onafhankelijkheid, en zij moeten in staat worden gesteld om dit recht, indien zij dit wensen, uit te oefenen,’ aldus de Koningin. Staatssecretaris Bot had bij deze gelegenheid in Hollandia andermaal verklaard, dat Den Haag militaire steun verwachtte van de V.S., Australië en Engeland indien Sukarno Irian zou aanvallen. Grote beroering, vooral in Australië. Amerika en Engeland haalden er de schouders over op. Londen had Sukarno zelfs eindelijk voor een officieel bezoek uitgenodigd. Luns razend. Hij spoedde zich op hoge poten naar de Foreign Office. Ze zullen wel nooit hebben uitgerekend wat er aan belastingcenten door die man verspild en over de balk is gegooid voor een zaak waarvan als een paal boven water vaststond dat deze bij voorbaat was verloren. Eindelijk had ik die dagen tijd om stapels kranten te lezen en het wereldnieuws in mijn dagboek bij te werken. ‘Time’-magazine was 28 april 1961 met een cover-story verschenen: THE CUBAN DISASTER, maar tekenend voor ‘Time’-journalistiek hadden zij niet Fidel Castro de facto overwinnaar, maar jose Miro Cardona, de huurlingenbaas als held op de omslag gezet. In 72 uur had Castro intussen de invasie vernietigd. Ook waren in Cuba 29 personen, waaronder drie Amerikanen, geëxecuteerd. Er waren meer dan duizend huurlingen gevangengenomen. | |
[pagina 131]
| |
waarschuwd, dat onbekende vliegtuigen zijn land bombardeerden als voorbode van een full-scale invasie,Ga naar voetnoot1. maar Washington deed of haar neus bloedde.Ga naar voetnoot2. Op 17 april verklaarde minister Roa voor het Political Committee in de U.N.O., dat zijn land inderdaad het slachtoffer van een invasie was geworden. Hij lichtte één en ander toe aan de hand van kaarten. Adlai Stevenson ontkende alles en verklaarde categorisch dat de V.S, geen agressie hadden begaan tegen Cuba vanuit Florida of welke andere plaats in de V.S. ook. Minister Dean Rusk legde glashard een verklaring af, dat Washington niet tussenbeide zou komen.Ga naar voetnoot3. Het blad ‘Izvestia’ identificeerde de aanvallers ogenblikkelijk als Amerikaanse huurlingen. Nikita Khrushchev kwam met een scherpe verklaring.Ga naar voetnoot4. Kennedy antwoordde.Ga naar voetnoot5. Reeds op 20 april meldde Tad Szulc uit Miami, dat de Amerikaanse invasie in een ramp was geëindigd. Op 20 april zei Kennedy in een agressieve rede, dat de V.S. nooit zouden toestaan, dat het wereldcommunisme een bruggehoofd in de Amerikaanse hemisfer zou vestigen. J.F.K. vergaderde in het geheim met Miro Cardona en andere Cubaanse rebellenleiders. Hij overlegde zelfs 75 minuten lang met zijn voormalige politieke tegenstander Richard Nixon. Maar hoe de President zich ook wendde of keerde: Fidel Castro was de overwinnaar en sedert Eisenhower heeft hij tot in 1987 zeven Amerikaanse Presidenten overleefd. Op 1 mei berichtte Ruby Hart Philips vanuit Havana dat 500 000 Cubanen ter ere van de dag van de arbeid hadden gedemonstreerd tegen het Amerikaanse imperialisme.Ga naar voetnoot6. Op 2 mei 1961 verklaarde Lincoln White van het State Department dat de V.S. van nu af aan Cuba als een communistische staat zouden beschouwen. De massabijeenkomsten als gisteren in Havana gehouden vergeleek White klakkeloos met Adolf Hitler.Ga naar voetnoot7. | |
[pagina 132]
| |
In ‘Time’ verscheen voor het eerst een somber plaatje van deze indertijd zelfverzekerde politicus-zakenman uit Elisabethville.Ga naar voetnoot1. Op 1 mei berichtte Tanner, dat Tshombe nog steeds niet was verhuisd. Het werd duidelijk, dat Kasavubu en Bomboko de Katangees de schrik op het lijf wilden jagen om concessies te kunnen afdwingen. | |
2 mei 1961 (dagboek)Ik lees ‘A Nation of Sheep’, waarmee Amerikanen worden bedoeld, geschreven door William Lederer.Ga naar voetnoot4. Hij citeerde Arthur Schlesinger uit ‘The Reporter’: ‘Washington newspapermen today hardly know whether to believe the Secretary of State, because they do not know if he is speaking to them as reporters of seeking to use them as instruments of psychological warfare.. What is the responsability of a newspaperman when he discovers that some rumored development of policy is really only a psychological warface trick? Should he print the truth at risking the plans of the Secretary of State? Or should he suppress the truth, betray himself, and deceive the American people?’Ga naar voetnoot5. De olie-miljardair H.L. Hunt (72) heeft commentaar gegeven | |
[pagina 133]
| |
op de nederlaag aan de Varkensbaai op Cuba: ‘It is just as well that the Cuban invasion failed, because it was just one Communist Government (de regering Kennedy) trying to overthrow another.’Ga naar voetnoot1. Dat is dus wat de belangrijkste Dallas oliemagnaat van J.F.K. en de zijnen denkt. Hoe is het godsmogelijk. | |
5 mei 1961Kew Gardens Eindelijk kan ik me een werkvrouw permitteren. Lees ‘Sartre on Cuba’.Ga naar voetnoot2. Hij schreef: ‘These young people form a descreet cult of energy, so much loved by Stendhal...’ Hij vervolgde: ‘But don't think, that they talk about it, that they theorize about it. They live energy, they exercise it, they invent it, perhaps. They prove it with its effects, but they don't breathe a word about it. Their energy manifests itselfs.’ Een beetje ophemelend geschreven, al heb ik ook iets van dàt elan in Cuba aangevoeld en me er over verwonderd. Het boek wemelt van uitlatingen waar ik me in kan vinden. Walter Lippmann merkte intussen in de ‘Herald Tribune’ op: ‘Even with a cease-fire in Laos, our prospects in Indo-China are bleak. The best we can hope for now is that Prince Souvanna Phouma, whose fall we engineered, will return to pover, presiding over a quasi neutralist Government. This government will be more heavily mortgaged to the Communists than was his first Government. In Laos, the State Department gambled and lost on the policy that a pro-American Government based on the American military presence could be pushed right up against Communist China and Communist Vietminh. In South Vietnam, which adjoins Laos, the Government which we brought into power and which we support (Ngo Dinh Diem), is in great peril. It still holds de cities but it has all but lost the countryside to the Communist guerrillas’.Ga naar voetnoot3. Van Blankenstein kromp misschien ineen van mijn brief aan Luns. Ik kreeg het benauwd van de artikelen van Lippmann, die nog meer, nog veel meer trouble voorspelden, dan men tot dusver bereid was onder ogen te zien. Gode zij dank voor deze dag. Blauwe lucht en zonneschijn, compleet ontspannen twee uur op het dak van het flatgebouw doorgebracht. | |
[pagina 134]
| |
6 mei 1961Eindelijk kwam ik aan seks toe. Eerst kwam Russell Elliot naar Kew Gardens. Hij was vier jaar in de Air Force en hield zich nu bezig met modelling voor TV-advertenties. Was met Gerald, een negerjongen, waar ik al enige tijd mee omging, in ‘China Inn’ voor het avondeten. Omdat het feest bij Jim Nixon, ook een ‘black’ die ik al enige jaren kende, pas nà middernacht begon, ging ik met Gerald naar de ‘Apollo’ Cinema. Er speelde een film met Maria Schell. Op een gegeven moment, terwijl ik op het bovenste balkon in het donker naar de film stond te kijken zaten vier jongens tegelijk aan me te pulken en grabbelen. Ik voelde handen over mijn hele body en raakte gedeeltelijk ontkleed. Ik vroeg me af hoe ze zouden hebben gereageerd, wanneer ik geen strakke jeans maar een kostuum had gedragen. Daarna ging ik met Gerald naar 305 West 84 Street voor het feest. De jongen die de deur openmaakte wilde weten wie we waren en door wie we waren uitgenodigd. We kwamen enkele kamers binnen en via een trap naar beneden kwamen we in nog meer kamers, die tot de nok met jongens van letterlijk iedere huidskleur waren gevuld. Ik liep vrijwel meteen tegen een neger, Matthew, aan, die begon met mee te delen, dat hij op de Holland-Amerikalijn bijna iedereen aan boord lekker had gevonden, tot en met de cabin-steward toe. Hij vroeg me ten dans. Dat wond me zéér op. Hij vond me te onstuimig. We gingen uit elkaar. Ik zag hem met een blonde jongen een kamer in gaan. Nà een tijdje kwam Matthew terug. Hij droeg nu een rood sweat-shirt. Ik hoorde, dat hij op de derde etage van dit gebouw woonde. Voor mij was de pret uit. Ik wilde bij Matthew zijn. Het was prettig Jim Nixon terug te zien. Hij zag er prima uit. Bijna alle jongens hier waren aantrekkelijk. Jim was me nog altijd even dankbaar, dat ik hem aan George Branford van de Male Model SchoolGa naar voetnoot1. had voorgesteld. Op divans en in fauteuils, overal werd hevig liefde bedreven, een compleet bacchanaal. Ik ontmoette een andere jongen, die met me wilde vrijen, Currey. Maar ik bleef eigenlijk alléén in Matthew geïnteresseerd. Gerald werd behoorlijk dronken. Ik ging alléén naar huis en vond mijn Indonesische vriend Indrawan Roosheroe al in bed. Hij was met zijn vriendin uit geweest, had een film gezien ‘en toen hebben we gevreeën’, zei hij. Life's variaties op één thema. | |
[pagina 135]
| |
7 mei 1961 (dagboek)De beschrijving van de vorige avond is niet best, maar ik schreef ook pas om 02:30 en heb nog tot 05:00 met Indrawan liggen praten. Bungkarno was in La Paz, Bolivia. Hij scheen last te hebben van de hoogte waarop de stad is gelegen. Ik hoorde via de radio, dat hij een afspraak met de President moest afzeggen. En terwijl Sukarno zou doorreizen van La Paz naar Montvideo kondigden president Gamal Abdel Nasser van de United Arab Republic en maarschalk Tito van Joegoslavië in Caïro aan, dat zij een offensief zouden openen om Latijns-Amerika - Monroeleer of geen Monroeleer - bij het blok van nietgebonden landen te trekken. Men stelde zich voor in juli een tweede Bandoeng Conferentie te houden mede met dit doel voor ogen.Ga naar voetnoot1. De naam zei het al, Bandoeng: want het was Sukarno en niemand anders, die in 1955 het unieke initiatief nam in de wereld om een neutraal blok van ontwikkelingslanden te vormen, dat haar invloed zou kunnen aanwenden in het machtsspel tussen Oost en West. Terwijl Nasser en Tito hierover een besluit namen in Caïro was Sukarno met hetzelfde oogmerk aan het veldwerk in Latijns-Amerika zelf bezig. Intussen heeft minister van Buitenlandse Zaken van Congo, Justin Bomboko, in Coquilhatville meegedeeld, dat Moise Tshombe vervolgd zal worden vanwege de verantwoordelijkheid die hij droeg voor de moord op Patrice Lumumba. Boontje kwam om zijn loontje. Schreef vier artikelen voor het studentenblad ‘The Daily Illini’ in Champaign, Illinois.Ga naar voetnoot2. Ik reconstrueerde het Lumumba-drama, ook al droeg mijn visie hierop niet de goedkeuring van M. van Blankenstein. Lees in de biografie van ‘comrade’ Joseph Goebbels. Niet oninteressant om te lezen, wat er in Nazi-Duitsland gebeurde, toen we zelf van alle communicatie met de buitenwereld waren afgesloten. | |
[pagina 136]
| |
‘Wij, Indonesiërs, zijn “tak suka”Ga naar voetnoot1. om in zo'n situatie in te grijpen. Dat is nu eenmaal typisch Indonesisch. Bijvoorbeeld: A heeft aan B zoveel geld geleend en afgesproken om op een bepaalde dag terug te betalen. Doet hij dit niet, dan zijn wij “tak suka” om er iets aan te doen. Dat is jouw geschiedenis met Maramis.’ Hij wees er verder met nadruk op, dat geen enkel contact tussen Nederland en Indonesië meer zin zou hebben wanneer de overdracht van Irian-Barat niet vantevoren vaststond en dus nog slechts gesproken zou worden over het hoe en op welke wijze. Ik gaf hem een kopie van het nieuwe in Nederland verschenen ‘Nieuw-Guinea Manifest’ van intellectuelen als Bertus Aafjes, Bert Bakker, Jan Blokker, dr. A.L. Constandse, Rinus Ferdinandusse, drs. J.P.A. Gruyters, Henk Hofland, dr. P.J. Koets, prof. B.V.A. Röling, Erik de Vries en een vijftigtal anderen. Sukardjo meende, dat we de groep van het Manifest in contact met de groep-Rijkens moesten brengen. Via Hofland bestonden die contacten dus al. Later sprak ik ook met Yusuf Ronodipuru, die de rol van Maramis ook deplorabel vond. Hij gaf me een uitgave van ‘Toward the freedom and dignity of man’, een verzameling van vijf belangrijkste redevoeringen van Bungkarno. Hij zei ook, dat Subandrio ambassadeur Sukardjo wilde vervangen, maar dat de President dit weigerde. Er circuleerden in de Indonesische gemeenschap de naarste verhalen en roddels, ook over mevrouw Sukardjo, die er bovendien een handeltje in diamanten en juwelen op nà zou houden, waarvoor zij reizen naar Singapore en Hong Kong maakte. Ik nam uiteraard niet de moeite dergelijke roddels te verifiëren. Pak Kardjo sprak soms over met pensioen gaan. Hij had boven Bandoeng een villa gekocht van een prins van Siam en verheugde zich er zijn oude dag door te brengen. Van de U.N.O. ging ik naar het appartement van Thomas Kanza. Collega Charles Howard was eveneens aanwezig. De Congolese ambassadeur vertelde, dat de gevangenname van Moise Tshombe een zet van Justin Bomboko was om te zien of Antoine Gizenga en Thomas Kanza zelf nu hun houding vis-à-vis Joseph Kasavubu zouden wijzigen. Maar volgens Kanza was Kasavubu even schuldig aan de moord op Lumumba als Tshombe. Bij het noemen van Lumumba's naam kon ik aan Kanza zien, dat het hem nog altijd pijn deed. Hij werd stil en triest, al was het maar voor een ogenblik. Hij kon nog altijd niet zelf naar Leopoldville gaan, maar hoopte dat ik zou gaan | |
[pagina 137]
| |
om Bomboko, Kamitatu en Cyrille Adoula te vertellen wat zijn positie nu was en wat er, naar zijn mening, diende te gebeuren om het internationale prestige van Congo te herstellen. Adoula was weliswaar minister van Voorlichting onder Kasavubu, maar hij was een directe medewerker van Lumumba geweest. Kanza zei niet te begrijpen waarom Kamitatu plotseling in lucht was opgegaan. Hij had in Coquilhatville een leidende rol moeten spelen in het overleg tussen Congolese politici, maar dit was niet gebeurd. Kanza hield het voor mogelijk, dat Justin Bomboko niet zou aarzelen op een gegeven moment ook Joseph Kasavubu te laten arresteren. Intussen chanteerde Kasavubu de anderen via zijn Bakongo-stam. ‘Mijn enige hoop blijft op Kamitatu rusten,’ aldus Kanza. Hij vroeg zich af, wie in de wereld nà de affaires op Cuba en in Laos de Amerikanen nog vertrouwde. Hij liet Alphonse een nummer van de ‘Expres’ brengen en toonde, dat Jacques Soustelle in Washington had gesproken met Kennedy's C.I.A.-chef, Allen Dulles, terwijl J.F.K. de muitende generaal Maurice Challe in Algiers zou hebben laten meedelen, dat wanneer hij zou winnen Washington hem zou erkennen. Ambassadeur Kanza was van mening, dat Kennedy, wanneer hij op bezoek bij Charles de Gaulle ging, bijzondere bescherming nodig zou hebben. In de overzeese editie van de ‘N.R.C.’ was een verslag opgenomen van een gesprek van prins Bernhard met de pers op Schiphol bij thuiskomst uit Mexico en de V.S. Hij had in Mexico over ontwikkelingsprojecten gesproken en eveneens de Duitse bankier Abs ontmoet. Hij had bij vliegtuigfabrieken in Californië met nieuwe types toestellen gevlogen. Over landingsrechten van de K.L.M. aldaar had hij nog weinig mee te delen. De K.L.M.-kansen ‘waren niet ongunstig’. In Washington had de Prins president Kennedy ontmoet. ‘Hij is een bijzonder rustig man en maakt een zéér sympathieke indruk. Hij is bijzonder goed op de hoogte van onze (Nederlandse) belangen. Ik heb hem al tweemaal eerder ontmoet, eenmaal in de Senaat, en de tweede maal, meen ik, bij een diner in de Nederlandse ambassade.’ De Koningin had hem ondanks het vroege uur opgehaald en de N.R.C. schreef, dat ze ijlings vertrokken.Ga naar voetnoot1. Ik moet hier in 1987 bij aantekenen, dat ik betwijfel, of de Prins tijdens voornoemd persgesprek een volledig overzicht had gegeven van zijn werkelijke handel en wandel in het buitenland. | |
[pagina 138]
| |
Welke ontmoetingen had Z.K.H. in Washington nog meer gehad? Daar moeten ergens gegevens over te achterhalen zijn. Ook zou wellicht oud-ambassadeur J.H. van Roijen licht op deze vragen kunnen doen schijnen. Ontmoette Bernhard op 25 april 1961 president Sukarno, toen deze en hij tezelfdertijd in Washington waren, in het geheim? Speelde het Witte Huis hierbij een rol? Hadden adviseurs van president Kennedy, bijvoorbeeld Walt Rostow, in april 1961 contact opgenomen met Prins Bernhard via bestaande Bilderberg-kanalen? Prins Bernhard woonde immers tijdens zijn verblijf in Noord-Amerika ook nog de elfde Bilderberg-Conferentie bij, die in Canada werd gehouden? Wanneer zullen deze vragen worden gesteld? Wanneer zullen de antwoorden er zijn? | |
8 mei 1961 (dagboek, vervolg)Op 4 mei 1961 schreef Emile van Konijnenburg mij: ‘Het is wel duidelijk, dat de Prins bij het onderhoud, dat hij met Kennedy heeft gehad ook over Nieuw-Guinea heeft gesproken. Aannemende dat Kennedy voor het op korte termijn oplossen van deze kwestie is, meen ik, dat het uitermate nuttig zou zijn als de Prins de mening van Kennedy zou hebben vernomen. Hoop dit dan ook van harte.’ Ik moest aannemen, dat Konijn reeds wist, hoe het gesprek Bernhard-J.F.K. was verlopen, want hij schreef me op 4 mei. De Prins was al enige dagen terug in Nederland. Vanzelfsprekend was Paul Rijkens van de zaak op de hoogte, en dùs Van Konijnenburg. Hij zou 4 mei eveneens een gesprek met Henk Hofland hebben. Hij eindigde als volgt, nà nog een aantal punten ter sprake te hebben gebracht: ‘Ik meen dat de balans van het bezoek aan Amerika én voor het “Handelsblad” én voor “Vrij Nederland” van belang is. Nogmaals, heel hartelijk dank voor hetgeen je voor ons tweeën deed. De waardering spraken wij vóór het vertrek uit New York reeds uit.’ | |
9 mei 1961‘Beste Wim, Het bezoek van Konijn en Scholtens aan Washington schijnt bijzonder geheim te zijn geweest. Eergisteren was ik bij hem, en het speet hem heel erg, maar hij kon nog niets zeggen vóór hij met zijn mannetjes van Rijkens had gepraat. Dat zou dezer dagen gebeuren. Daarna, beloofde hij, zou hij met Scholtens, Steketee en mij een keer praten om alles te vertellen. Ook Van Blankenstein wist nog niets. Hiltermann, weet ik, heeft ook de kous op de kop gekregen voorlopig. Waarom dat allemaal zo | |
[pagina 139]
| |
geheim is, weet ik niet. Volgens mij gaat het er om, op de beste manier in het publiek zoveel mogelijk herrie te maken. Misschien wordt er weer een bijzonder slimme zet voorbereid. Als je alle slimme zetten, die het comité-Rijkens de afgelopen zes jaar heeft gedaan, bij elkaar telt hebt je een kerkhof vol.’ Ik vond dit een nodeloos negatieve reactie. Om te beginnen liet Hofland inzake Nieuw-Guinea tot begin 1961 überhaupt verstek gaan. Hij verscheen in 1959 niet in Kopenhagen, toen ik een deur voor hem wilde openen. Hij verscheen in 1961 opnieuw niet in Washington of Los Angeles, waar ik hem bij een aantal evenementen zou hebben kunnen betrekken. Nu zat hij, zeker vergeleken bij mijn positie, nog steeds in de achterste koets, en moest genoegen nemen met informatie aan de rand van het gebeuren. Hij was echter van die magere positie zijn eigen architect. Toch was zijn brief, als gewoonlijk, boeiend en analyserend geschreven. Hij had een uitstekend gesprek gehad met Van Konijnenburg. ‘Hij begint altijd met te vertellen, hoe verdienstelijk jij je maakt, maar, zegt hij: “Oltmans is een jonge hond, hè, en hij bijt wel eens in de mand.” Ik vertel hem dan, hoeveel jaar wij al de beste vrienden zijn en dan kan het gesprek beginnen. Ik heb je wel eens geschreven: in Nederland is een aantal mensen, die enig verstand hebben van de buitenlandse politiek, maar die niets weten van de binnenlandse, en er is een aantal mensen dat alles van de binnenlandse politiek weet, maar niets snapt van de buitenlandse. Telkens als ik met mensen als Konijn heb gesproken, denk ik, hoe wáár die stelling is. Daarop strandt alles in Nederland.’ Hij vond mijn laatste brief aan hoofdredacteur Steketee ‘niet één van je meesterwerken’. ‘Alle Indonesische lof, zoals jij die in je brief aan hem formuleerde, maakte hem kopschuw. Telkens als je een manoeuvre onderneemt waarbij Nederlanders zijn betrokken die je niet persoonlijk dóór en dóór kent, moet je je die Nederlanders voorstellen als lichtgeraakte kleine kinderen, met wie je niettemin te maken hebt, en die hier op sleutelposities zitten.’ En: ‘Als er verder niets gebeurt haal ik je 18 mei van Schiphol. Dag. Henk.’Ga naar voetnoot1. 11:45 ‘Goebbels regarded his own tendency to distrust others as a sign of wisdom, even of greatness.’ Ik lees in zijn biografie: ‘He is full of distrust of the men around him, even those closely connected with him. He maintains that this puts him in good company with Frederick the Great, Bismarck and Hitler him- | |
[pagina 140]
| |
self. Hitler, for example, always believed that he was being deceived, put no faith in his staff and collegues and could never shake of the feeling that important matters veere concealed from him.’ Hoe zou dit werken bij Sukarno, Nehru, Nasser, Nkrumah? Ik vind Henks brief belangrijk. Hij heeft gelijk, wat betreft mijn brief aan Steketee. Ik moet degelijk acht slaan op zijn waarschuwingen. Kocht ‘A Nation of Sheep’ voor ambassadeur Thomas Kanza. Sprak met Arnold Brackman van de ‘New York Times’, die me adviseerde naar aanleiding van Goebbels’ biografie ook eens George Orwell's ‘Animal Farm’ te lezen. ‘That is my political bible,’ zei hij. Zag de film ‘A Raisin in the Sun’, met Sidney Poitier en Claudia McNeil. Ontroerende momenten. De moeder, die de ‘beatnik’-dochter er toe brengt te zeggen: ‘In my Mother's house, there is still a God...’ zouden alle Amerikanen verplicht moeten gaan zien. Ook ‘Newsweek’ bevestigde thans, waar ambassadeur Thomas Kanza reeds op had gewezen, dat de C.I.A. - in de woorden van James Reston van de ‘New York Times’ - ‘was involved in an embarassing liaison with the anti-Gaullist officers who staged the insurrection (general Maurice Challe c.s.)’.Ga naar voetnoot1. Ook het prestigieuze blad ‘Le Monde’ berichtte, dat de C.I.A. de Algerijnse opstand had aangewakkerd. En over enkele weken zal J.F.K. naar De Gaulle gaan. Gezellige visite. | |
10 mei 1961Schreef Walt Rostow op het Witte Huis: ‘It is not my custom to do something stupid and then hide. It is not easy to write this letter.’ Vervolgens zette ik andermaal kort uiteen, hoe ik er toe was gekomen zijn Zevende-vlootopmerking in een lezing in Michigan te vermelden, zonder zijn naam te vermelden, maar dat de zaak vervolgens dus toch was uitgelekt. ‘I can but apologize to you in the frankest of manners,’ schreef ik en vervolgde hem met de accolades te rapporteren over de wijze waarop J.F.K. en zijn medewerkers Sukarno hadden ontvangen, zoals ik dit van Indonesische zijde had vernomen.Ga naar voetnoot2. James Reston wierp vanmorgen een schril licht op de wijze waarop de pers functioneerde in ‘een vrije democratie’. Reston: ‘The trouble with the press during the Cuban crises was | |
[pagina 141]
| |
not that it said too much, but that it said too little. It (the press) knew what was going on ahead of the landing. It knew the U.S. Government was breaking its treaty commitments and placing the reputation of the United States in the hands of a poorly trained and squabbling band of (Cuban) refugees.’ Toen de invasie begon verspreidde Washington het bericht dat 5 000 huurlingen waren geland, terwijl het er ongeveer duizend waren. Toen de zaak in de soep liep zei Washington opeens, om het verlies te minimaliseren, dat het er 200-400 waren geweest. Er werd naar alle kanten gelogen of het gedrukt stond. Reston vervolgde: ‘The whole operation was not only planned, financed and armed by the Central Intelligence Agency, a branch of the Federal Government, but C.I.A.-officials imprisoned Cuban refugee leaders during the landings and put out misleading information in their name.’ Voor het eerst in vier jaar arbeid op het U.N.O. hoofdkwartier zond Sjef van den Bogaert mij normale persinformatie, twee redevoeringen van Nederlanders, te weten dr. J.V. de Bruyn en L.J. Goedhart. | |
11 mei 1961Boston, Massachusetts Logeerde bij Mas Marman, voormalig secretaris-generaal van het ministerie van Voorlichting in Djakarta. Hij studeert hier voorlopig. Ook Pratomo kwam langs. We spraken tot in de nacht. Gaf in ‘Hotel Bellevue’ een lezing voor de ‘Woman's Republican Club of Massachusetts’. Tijdens de lunch zat ik tussen de president van de club en de vrouw van een gepensioneerde brigade-generaal. Ik ontving pamfletten als ‘Did biased reporters tost Nixon the election?’ en er lagen boeken te koop, zoals van de conservatieve Senator Barry Goldwater. Toch zag ik kans acht maal applaus te krijgen. De dames zeiden, ‘they had fallen in love with me’. Vloog van Boston naar Philadelphia voor een tweede lezing vandaag tijdens een diner van de ‘Philadelphia Purchasing Agents’. Het werd geen succes. Toch kreeg ik een staand applaus. Ik was moe en schreeuwde te veel. Nam een trein terug naar Manhattan en was nà middernacht thuis. Van Konijnenburg heeft zijn ondertekening gewijzigd van ‘met hartelijke groeten’ in ‘met vriendelijke groeten’. Het zou me niets verwonderen wanneer ze toch, nu de contacten drievoudig zijn verstevigd in Washington, van me af zouden willen onder het motto ‘niet meer nodig’. | |
[pagina 142]
| |
Ik had mijn broers Hendrik en Theo in Kaapstad voorgesteld om gezamenlijk mijn ouders voor de bungalow in Huis ter Heide een nieuw televisietoestel aan te bieden. Theo had al geschreven, dat er moeilijk geld kon worden overgemaakt uit Zuid-Afrika. Nu schreef hij, dat nà overleg met broer Hendrik was besloten niet mee te doen. ‘Your commendable plan was voted down, on the grounds that our parents are not the type to make use of a TV-set’, althans dat dacht mijn oudste broer. Theo bood vervolgens aan het plan samen toch door te zetten zonder Hendrik.Ga naar voetnoot1. Emily Machbul schreef me nu, dat zij van iemand anders was gaan houden, ‘someone great, someone I love truly and wholeheartedly and above all, I have also deep respect for him’.Ga naar voetnoot2. Haar nieuwe liefde moet dan opgebloeid zijn tussen Los Angeles, eind vorige maand, toen ik haar nog met Subandrio samen zag, en begin mei, toen ik haar in de residentie van dr. Zain signaleerde. Ze schreef niet wie de gelukkige minnaar was.Ga naar voetnoot3. Van der Jagt van de KLM informeerde mij, dat Indonesië akkoord zou zijn gegaan met de betaling van 3½ miljoen gulden aan de KLM. Op 15 mei zou het geld overgemaakt worden. | |
12 mei 1961Nikita Khrushchev heeft in Tiflis, Georgia, met veel bravour verklaard, dat ‘Communism would control the world one day - and without the use of bayonets or rockets. I repeat, we do not need a war to achieve domination of our ideas, the most progressive Marxist-Leninist ideas. War brings only harm’.Ga naar voetnoot4. Dat was dus zo ongeveer het enige wat Khrushchev niet had moeten zeggen om Washington niet andermaal de stuipen op het lijf te jagen. Bovendien was het onzin. Geen wonder dus, dat generaal Lyman Lemnitzer, Chairman of the Joint Chiefs of Staff, andermaal benadrukte, ‘that the United States was militarily the most powerful nation on the world... We do have at the present time the power to destroy the Sovjet-Union’.Ga naar voetnoot5. Lemnitzer verklaarde dit voor het House Armed Services Committee, want hij had geld nodig van het Congres. Khrushchev had dus feitelijk de oorlogsindustrie andermaal | |
[pagina 143]
| |
een dienst bewezen.Ga naar voetnoot1. In Coquilhatville maakten politici een ontwerp-grondwet voor een ‘United States of the Congo’ bekend, waarbij aanzienlijke bevoegdheden aan de centrale regering zouden toekomen. Het betekende in feite de definitieve nederlaag voor de afscheidingsbeweging van Moise Tshombe in Katanga. | |
13 mei 1961Lees Orwell's ‘Animal Farm’. ‘The creatures outside looked from pig to man, and from man to pig, and from pig to man again; but already it was impossible to say which is which.’ Eigenlijk deed de aanval van mr. Jones van de Manor Farm met de farmhands op de Animal farm me denken aan de Amerikaanse invasie van Cuba. ‘And so within five minutes of their invasion they were in ignominious retreat by the same way they had come, with a flock of geese hissing after them and pecking at their calves all the way.’Ga naar voetnoot2. Mijn moeder schreef, dat ze twee Malthezer pups had genomen, wier namen al spoedig Indisch verbasterd werden tot Keke en Koko. Om 12:00 ontmoette ik ambassadeur Thomas Kanza op 236 East 68 Street. Zijn voornaamste probleem scheen te zijn hoe hij kon bewerkstelligen dat de Amerikaanse ambassadeur Claire Timberlake uit Leopoldville zou worden teruggetrokken. ‘Waar is Washington toch mee bezig?’ vroeg Kanza zich af. ‘Ze hebben president Janio Quadros ervan weerhouden om naar Nasser in Caïro te gaan. Ze hebben het staatshoofd van de Sudan in oktober uitgenodigd kennelijk als prijs voor het feit, dat hij heeft geweigerd hulp voor Antoine Gizenga in Stanleyville door te laten.’ Timberlake was blijkbaar vol gas bezig in Leopoldville. Kanza: ‘Op Place Bouduoin en Avenue Charles de Gaulle hebben de Amerikanen voor de USIS een flink gebouw aangekocht om propaganda te kunnen maken. Congo is toch geen kolonie van de V.S.? De Amerikanen willen ons dezelfde angsten inpompen waar ze zelf aan lijden: anti-Sovjetisme. Maar wanneer de Sovjet-Unie eenmaal terugkeert naar Leopoldville zullen we haar dezelfde faciliteiten geven. Timberlake heeft onvergeeflijke fouten gemaakt. Wat voor inlichtingen geeft hij aan Washington? Hij is bovendien een protégé | |
[pagina 144]
| |
van de C.I.A. Intussen is het met Tshombe afgelopen. Er wordt nauwelijks meer tegen hem gesproken,’ aldus Kanza. Ik vroeg of men ooit zou weten wat er precies met Patrice Lumumba was gebeurd. ‘No-one will know,’ antwoordde Kanza, ‘until Kasavubu disappears from the scene.’ Hij vervolgde: ‘In de V.S. wordt gezegd, dat Kasavubu staatshoofd zal blijven. Ik denk van niet. Wanneer er op dit ogenblik verkiezingen zouden worden gehouden zou hij slechts de stemmen van zijn eigen Bakongo-stam krijgen. Vergeet niet, dat Congo zit opgezadeld met de door Kasavubu gemuilkorfde pers. Maar hoe zal de toekomst eruit zien, wanneer de pers weer vrij zal zijn? Dan zullen bovendien de feiten over Timberlake naar buiten komen, die Washington in grote verlegenheid zullen brengen.’ Hij liep naar boven en kwam terug met een kopie van een brief van Patrice Lumumba, op 26 oktober 1960 aan de speciale vertegenwoordiger van Dag Hammerskjöld in Leopoldville geadresseerd, op papier van ‘Cabinet du Premier Ministre’. De brief deed een vlammend beroep op de U.N.O. aandacht te hebben voor alle vormen van buitenlandse inmenging in het land, gericht op Balkanisatie en verdeel- en heerspolitiek. ‘J'ai beaucoup souffert pour ce Pays’, schreef Lumumba, ‘et ce au nom de tous les sacrifices que je me suis volontairement imposés pour le bien de ce peuple. C'est au nom de tous nos frères et de toutes nos soeurs qui sont mort la cause de l'indépendence nationale, que je me permets de faire un nouvel appel a l'UNO.’ Hij vervolgde: ‘Je vous signale un fait concret. Une délégation comprenant quelques Députés corrompus de la Province Orientale s'est rendue, il y a quelques jours, à Stanleyville. Cette délégation conduite par le Député Alphonse Songolo, était munis de plusieurs millions de francs qui lui ons été remis par des milieux européens bien connus... Il ressort des documents saisis, que les milieux américains (Timberlake) sont mêlés à cette affaire - surtout pour ce qui concerne la provenance de l'argent. C'est le Senateur Gilbert Fataki, qui c'est rendu dernièrement aux Etat-Unis avec le concours de l'Ambassadeur américain à Leopoldville, qui sert l'argent de liaison...’ Thomas Kanza: ‘Timberlake kondigde doodeenvoudig aan, dat een ieder, die gereed was tegen het communisme te vechten, bij hem geld zou kunnen komen afhalen. He is foolish, so we send our own people as well. Timberlake weigerde mij eerst een visum, want hij was natuurlijk bevreesd, dat ik zijn mislukkingen hier aan de grote klok zou hangen. Die man kan eenvoudig geen objectieve rapporten naar Washington zen- | |
[pagina 145]
| |
den. Hier speelt een contradictie: officieel ondersteunen de V.S. de U.N.O. in Congo. Maar ondertussen wordt de vertegenwoordiger van Hammerskjöld Rajeshwar Dayal door Timberlake op alle mogelijke manieren geboycot. Op dit moment kunnen wij Congolezen onze mening over dit alles niet verkondigen, maar we doorzien het spel van Washington des te beter.’ De gezondheid van zijn Vader, de burgemeester van Leopoldville, was achteruit gegaan. Hij verwachtte hem over een paar weken in New York. Zijn broer Samuel Kanza is in Parijs. André Kanza in Caïro. Terwijl ik in Macy's boodschappen deed en kleren voor de komende reis kocht, ontmoette ik Winston Kong, een jongen uit Jamaica. We zagen kans in een kleedkamer elkaar grondig te omhelzen. | |
14 mei 1961De wereld zag er vandaag als volgt uit. President Sukarno was in Brazilië op staatsbezoek en confereerde langdurig met president Janio Quadros. Hij mikte op aansluiting van het grootste land in Latijns-Amerika bij de Bandoeng-groep. Generaal Nasution, op bezoek in Australië, wees er op dat een eenvoudig incident op Nieuw-Guinea zou kunnen leiden tot een nieuwe oorlog tussen Nederland en Indonesië.Ga naar voetnoot1. De praatgrage Luns zong een toontje lager en had op de terugreis uit de V.S. aan bood van de s.s. ‘Rotterdam’ in alle toonaarden geweigerd ook maar iets los te laten over zijn gesprek met Kennedy. Ook ontmoetingen met Hammerskjöld, Rusk, Ball, Stevenson en McNamara bleven in een wolk van ondoorzichtigheid gehuld. Vice-president Lyndon Johnson bezocht Saigon en was met Ngo Dinh Diem een militair en economisch hulpprogramma overeengekomen. Het Vietnamese leger zou met 20 000 man worden uitgebreid tot 170 000 militairen. De sterkte van de Vietcong in het zuiden werd op 12 000 geschat, terwijl het leger van Noord-Vietnam 300 000 man sterk zou zijn. Er bevonden zich 650 Amerikaanse militaire adviseurs in Zuid-Vietnam.Ga naar voetnoot2. In Laos waren eindelijk de drie strijdende groepen, prins Souvanna Phouma (neutralisten), prins Boun Oum (pro-West) en prins Souvanna Vong (communisten en dus Pathet Lao) bij elkaar gekomen.Ga naar voetnoot3. Washington beraadde zich volgens de mili- | |
[pagina 146]
| |
taire medewerker van de ‘New York Times’, Drew Middleton, nog steeds of men militair in Laos zou ingrijpen. In Leopoldville kondigde Kasavubu aan binnen enkele weken het parlement weer bijeen te zullen roepen.Ga naar voetnoot1. | |
15 mei 1961Omdat Van der Jagt van de K.L.M. mij een ticket naar Amsterdam voorschoot nodigde ik hem voor de lunch in het restaurant voor diplomaten in de U.N.O.. Hij was gewaarschuwd: ‘Denk er aan, Oltmans is politiek onbetrouwbaar’. De secretaresse van dr. Zain belde. Ik ontmoette de ambassadeur in de delegates lounge. ‘Wat Konijn en Scholtens nu eerst moeten produceren,’ zei de ambassadeur, ‘is een document dat zij de backing van de regering hebben. Hebben zij dat niet, dan kan ik ook niet naar Rome komen. Sukarno en Subandrio zullen niemand meer zó maar ontvangen. Ze moeten nu minimaal een mandaat hebben.’ Hij verwonderde zich er over, dat in de Nederlandse pers helemaal niet tot uiting kwam, dat Den Haag in Nieuw-Guinea een situatie schiep, die nog gevaarlijker was dan Laos.’ ‘Waarom is Engeland omgeslagen? Omdat Londen weet dat het niet langer humbug van Indonesië is. Washington, Londen en Bonn weten nu ook, dat some trigger happy guys ieder moment een incident kunnen veroorzaken. Nederland treft dan het volste verwijt van de wereld, dat het deze toestand heeft laten ontstaan. Maar Nederland doet of z'n neus bloedt. Irian-Barat is bezig een koude-oorlogprobleem te worden. Daaraan is Nederland schuldig. De vonk kan ieder moment in de pan slaan. De vraag is: wil Nederland deze verantwoordelijkheid op zich nemen? Dat moet je nu eens in de Nederlandse pers zetten,’ aldus de ambassadeur. Dr. Zain was in Washington nog bezig met courtesy calls. ‘Er zijn 97 ambassades af te lopen. Ik ontmoette trouwens op een receptie ambassadeur Van Roijen. Je weet, ik heb vroeger als lid van zijn delegatie bij de U.N.O. gewerkt. Ik heb tegen hem gezegd: “Nederland moet nu toch werkelijk ophouden.” Hij antwoordde: “Kijk maar, er zal binnenkort wel wat gaan rollen.”’ Terwijl we samen spraken in de U.N.O.-lounge zat de Nederlandse diplomaat Polderman weer van een afstandje naar ons te gapen. Zain: ‘Ambassadeur Sukardjo is zó stom geweest die 150 dollars via de kanselier van de missie officieel naar jou te | |
[pagina 147]
| |
sturen. Iedereen bij ons spreekt erover. Ik ben er zonder lobbyen achter gekomen. Als zij die overmaking aan de Hollanders verklappen, ben jij in moeilijkheden.’ Ik dacht, wat een onzin. Ik sympathiseerde hierin met Sukardjo in plaats van met Zain. Sukardjo was eerlijk en open geweest. Welhaast in één adem met de kritiek op Sukardjo vervolgde dr. Zain: ‘Ik heb Konijn de suggestie gedaan, dat hij van de 3½ miljoen een gedeelte op rekening van de ambassade in Washington terug zou storten ten behoeve van studiebeurzen voor Indonesische studenten. Dat kan ik dan later in Indonesië publiceren: toen heeft de K.L.M. dàt en dàt gedaan.’ Ook vroeg hij mij aan Konijn te zeggen, dat hij voor een voormalige medewerkster uit de bezettingstijd (ondergrondse) een gratis retourbiljet naar de V.S. wilde hebben. Hij vroeg me ook een pakje voor de vrouw mee te willen nemen. Ik liet hem mijn nieuwe brief aan Walt Rostow lezen. ‘Het zal mij benieuwen, wat hij je antwoordt. Dan weten we meteen of hij een fidele kerel is.’ Hij lachte: ‘Die brief was een hele bekentenis.’ | |
16 mei 1961Gaf een lezing voor de ‘Baltimore Hebrew Congregation Brotherhood’ in het Strausz Auditorium aan Park Height Avenue. Zat op het podium met de rabbi's Lieberman en Perelmutter en de heren Zimmerman en Bernstein. Mijn lezing was weer in een volledige Joodse dienst verpakt. Voor m'n vertrek naar Maryland bezocht ik ambassadeur Zain in diens appartement in het Olcott Hotel. Ik kreeg een pakje mee voor mejuffrouw J. Stoffels aan de Leidsekade te Amsterdam. Hij vroeg me opnieuw met klem de groep-Rijkens op het hart te drukken, dat ‘zonder een schriftelijke legitimatie, dat zij namens de politiek en sommige ministers in Den Haag zou spreken, Bungkarno hen niet meer zou ontvangen, ook niet in Rome. We gaan niet meer in het wilde weg spreken met jullie. Jij zal er altijd wel door komen, bij Bungkarno, want jij bent “anak man”. Het is goed, dat je je brief voor de Bung via Tukimin hebt doorgegeven. Maar je moet ook met (kolonel) Sabur spreken. Hij is ongelooflijk belangrijk. Zo langs zijn neus weg beïnvloedt hij de oude heer, zelfs bij benoemingen van ministers. Sabur is ook exacter dan (kolonel) Sugandhi was. De President zal van 11 tot 15 juni in Rome zijn. Je moet dan alle knipsels en ook de lijst van je lezingentournee aan Tukimin geven.’ Ambassadeur Zain had de Nederlandse afgevaardigde Carl Schürmann informeel gesproken in de delegates dining-room | |
[pagina 148]
| |
van de U.N.O. ‘Ik heb hem gezegd, jullie moeten nu niet te lang meer wachten. België is in zijn Congobeleid het zwarte schaap geworden; wanneer Nederland het tot een militair conflict om Irian laat komen, zal het nog erger zijn. Irian is immers veel gevaarlijker. Irian is tien maal zo gevaarlijk als Congo.’ Schürmann had geantwoord: ‘Het Nieuw-Guineaprobleem is ons nu boven het hoofd gegroeid.’ ‘Geen wonder,’ aldus Zain, ‘jullie stoken de Papoea's tegen ons op. Die zogenaamde zelfbeschikking betekent niets anders dan vijandigheid kweken ten opzichte van Indonesië.’ ‘Hij vervolgde tegenover mij: ‘Het spel dat wij nu spelen, moet zó zijn, dat we onze tegenstanders in een hoek drijven. Konijnenburg moet nu met een mandaat komen, waarbij de groep-Rijkens door de politiek wordt gesteund, b.v. door bepaalde vóórmannen van partijen en door bepaalde ministers. Als tweede zet kom jij dan met je hoofdredacteuren.’ Zain: ‘De Irian-kwestie is nu een internationale zaak geworden. Toen ik in Washington Sovjet-ambassadeur Mikhail Menshikov bezocht, vroeg hij natuurlijk ook meteen: “Wat heeft president Kennedy hierover gezegd? Hoe ver is het nu al?” We spraken grondig met elkaar over Irian. Het herstellen van normale betrekkingen tussen Djakarta en Den Haag is al te lang uitgesteld. Vergeet niet dat het handels- en scheepvaartverkeer ook belangrijke factoren zijn in verbindingen tussen staten. Zoals het nu is gegaan is de Nederlandse cultuur bezig uit Indonesië te verdwijnen.Ga naar voetnoot1. Laat de kerk in Nederland toch niet handelen als de kerken in Zuid-Afrika. De kerk begrijpt de nieuwe sociale verhoudingen niet meer. Zij mist een bredere opvatting. Volkeren horen tenslotte allemaal bij elkaar. De kerk zou juist moeten helpen het universele begrip van de mensheid te verstevigen. De Paus schijnt deze universele waarden te erkennen.’ Hij vervolgde: ‘En dan is er de politieke kant aan jouw missie. Geloof maar dat de Hollandse inlichtingendiensten ook op hun qui-vive zullen zijn en jou in de gaten houden. Is Bernard Person bijvoorbeeld in zijn interview met ons door de Nederlandse regering gebruikt om ons te peilen? Ik heb tenslotte niet voor niets in de ondergrondse gezeten tijdens de oorlog. Ik ben alléén soepeler dan Allen Dulles (C.I.A.). Jij hebt nu eigenlijk een “envoy” taak gekregen. Maar “keep them guessing”. Het gaat nu om je techniek als afgezant. Neem bijvoorbeeld dat | |
[pagina 149]
| |
K.L.M.-ticket voor mejuffrouw Stoffels. Je moet het zó draaien, dat Konijnenburg mij dat ticket aanbiedt als gebaar van goodwill van zijn kant. Hij moet mij met dat ticket willen pleasen. Ik ben niet voor niets de beste lobbiër van Indonesische zijde. Je moet zeggen “het schijnt” of “ik heb de indruk”, dat Zain één van de anderen wil belonen, waarom hij een ticket moet hebben. Je moet hem hierbij vooral niet te nieuwsgierig maken. Wanneer je in deze zaken te duidelijk bent kom je in moeilijkheden. Zeg bijvoorbeeld: “Nou gefeliciteerd, die K.L.M.-zaak is toch mooi voor elkaar gekomen.” Dan begrijpt hij vanzelf, dat Kouw Bian Tie mij heeft getelegrafeerd. En dan als “national gesture” kan hij een bedrag voor het studentenfonds in Washington storten en daar is dan ook wat voor mijnheer Oltmans bij. Je moet eigenlijk gereserveerder worden, dan je bent. Je moet de klootzakken niet alles in hun zak laten steken. Kouw Bian Tie is in Holland geweest om met de K.L.M. over die 3½ miljoen te onderhandelen. Trouwens, hij heeft ook over andere zaken gesproken, niet de K.L.M.-zaak alléén. Je moet dus straks nonchalant naar voren brengen, dat ze op het studentenfonds kunnen storten.’ Ik vroeg hem duidelijker te maken, wat hij als de politieke kant van mijn missie zag. Zain: ‘Ik spreek over de harde politieke waarden. Nederland kan alléén nog bestaan, wanneer men in de koude oorlog de positie van het Westen niet verder ondermijnt. Deze positie is en wordt door de huidige Nederlandse politiek jegens Indonesië ernstig ondermijnd. Hoeveel haarden van onrust zijn niet ontsproten? Of werden gestimuleerd door de Sovjet-Unie? De omcirkeling van de USSR door Amerika is systematisch op een reeks punten doorbroken.Ga naar voetnoot1. Kijk maar: er is nu weer onrust in Zuid-Korea.Ga naar voetnoot2. Tussen ons kàn een militaire clash ontstaan: vergeet dat niet. Jouw missie is heel belangrijk geworden, mijnheertje. Daar hangt het lot van twee landen en van de wereld van af. Door je artikelen in de pers word je een “historical frgure”. Jij bent inderdaad naar twee kanten op je standpunt blijven staan. Maar wat je nu gaat doen is niet alleen méér journalistiek. Now, you are moving into history. Niet iedereen is nu eenmaal in staat gebleken vér in de geschiedenis te kijken.’ Hij vroeg het pakketje via de post aan miss Stoffels te zenden en dan door te geven, dat het ticket voor haar onderweg was. | |
[pagina 150]
| |
‘Dan wacht je op een nieuwe tip van mij. Hoe zeg je dus aan van Konijnenburg dat ik dat ticket moet hebben?’ Ik moet dermate gestunteld hebben dat hij zei: ‘Je moet zoiets met fijne gebaren presenteren, particularly when you deal with orientals, dus niet de boerenjongen-benadering. Je moet precies weten hoe je de dingen opbouwt. Dat is misschien het verschil tussen de journalistiek en de diplomatie. Je moet niet zo maar een gezellig gesprek opbouwen. Je moet je van te voren afvragen, hoe kom ik bij dàt punt terecht. Wat is de onderhandelingspositie op dit ogenblik? Dat is wat ik bedoel met je hebt nu eigenlijk een “envoy” taak gekregen.’ Het leek me, mede in verband met toekomstige K.L.M.-tickets voor Zain van nut, dat hij de heer Van der Jagt van de K.L.M. ontmoette. Dit gebeurde in een restaurant in de 58ste straat. Nà enig gezwam over airlines zei dr. Zain: ‘Nu ter zake. Om mijn regering te kunnen rapporteren over een eventuele ontmoeting in Rome, zou het wellicht nodig kunnen zijn om eerst Konijn òf Oltmans te laten overkomen, opdat ik volledig ingelicht wil zijn. Oltmans en ik kennen elkaar het beste en denken hetzelfde, dus misschien zal ik U, mijnheer Van der Jagt, berichten dat hij eerst moet overkomen.’ De K.L.M.-er luisterde met intense aandacht. Zain: ‘Jullie (de groep Rijkens) moet het nu verder langs de koninklijke weg spelen.’ Het flitste door mijn hoofd: dus toch Bernhard? ‘Jullie moeten in Holland een geweldig gevecht leveren en bewust laten ontstaan. Veroorzaak maar een ontploffing dan kan Bungkarno zijn konklusies trekken. De President zal zeker een uitnodiging aan het Nederlandse hof zenden. Tenslotte heeft koningin Juliana een wijdere blik op deze geschiedenis, dan haar eigen kabinetten, niet alléén in haar functie van staatshoofd, maar vooral als mens. Zij is niet alléén Koningin van Nederland, maar zij heeft staatsmangevoel...’ Nu wist ik het zeker. Ik probeerde dr. Zain voorzichtig naar het onderwerp prins Bernhard te manoeuvreren. Maar hij antwoordde: ‘Zwijgen! Zwijgen! Zwijgen!’ Hij vervolgde: ‘Ik geef je hier eigenlijk gratis college. Het gaat om de techniek van het spel. Tot nu toe heb ik het je allemaal voorgezegd, maar je journalistieke werk heeft nu een diplomatiek karakter gekregen. Het is een gevarieerd spel geworden in de richting van de Nederlandse regering, de politiek en de pers. Dat zijn de drie groepen waar je je op moet concentreren. Je moet niet steeds dezelfde taktiek volgen. Kijk maar hoe je met Rostow bent omgesprongen. Je moet er voor zorgen, dat nà het artikel over jou in de “Haagse Post” er meer over jou in de pers verschijnt. Er moet een follow-up komen. | |
[pagina 151]
| |
Zoals ik je gisteren heb gezegd, je moet de vraag stellen: “Wil Nederland het westen nog meer in de wielen rijden?” Zolang je jong bent, mag je fouten maken en soms wild zijn. Maar nu bereik je langzamerhand de leeftijd, dat je je spel bedachtzaam en voorzichtig moet gaan spelen,’ We kochten nog parfum voor miss Stoffels en ik ging naar Kew Gardens om me voor te bereiden op de reis naar Nederland. Richard Hsiao kwam langs om langspeelplaten terug te brengen en afscheid te nemen. |
|