Memoires 1961
(1989)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Leopoldville22 februari 1961Leopoldville, Congo ‘Hotel Le Regina’, Chambre 259 Leende een fiets in het hotel, reed naar het KLM-kantoor en ontmoette de heer Van Voorst. Zag in de stad soldaten van het Indonesische Garuda II bataljon. Ze zagen er stoer uit in hun camouflage-uniformen. Overhandigde burgemeester Kanza op het ‘Hotel de Ville’ de brief van zijn zoon. Hij was enorm blij en zéér verbaasd. Hij nodigde me uit morgenavond te komen dineren. 21:05 Gebruik het avondeten in de tuin van het hotel. Een citroen valt van de boom waar ik onder zit. Heb vandaag veel naar mensen gekeken en talloze gesprekken gevoerd. Een jongen zei tegen me, dat hij en zijn vrienden van mening waren, dat er bloed aan de handen van Kasavubu zat. ‘Maar de dag zal komen, dat we Lumumba zullen wreken.’ De jongen zag Lumumba als een held, als zoveel mensen die ik sprak, maar ze waren ook bang. Te zelfder tijd vroeg ik me voortdurend af of diezelfde mensen, was ik iemand anders geweest, sympathie voor Kasavubu zouden hebben betoond. Ik twijfelde voortdurend of ze me zeiden wat zij werkelijk voelden en dachten. Een Belg belichtte een geheel ander aspect. ‘Wat heeft de U.N.O. voor Congo gedaan?’ vroeg hij. ‘Ze bemoeien zich sinds juli met ons. Intussen lijden honderdduizenden Congolezen honger. Het prestige van België begint weer terrein te winnen, want nu pas wordt beseft wat de Belgen voor Congo hebben gedaan en hoe ze in de koloniale tijd leefden. In die tijd gaf één Belg dikwijls werk aan honderden Congolezen. We bouwden scholen. We zorgden dat er voldoende voedsel was. We hebben brede lagen van de bevolking leren lezen en schrijven. We bouwden het Louvanium, de enige universiteit in Centraal-Afrika. Hier worden honderden Congolezen met een behoorlijke opleiding afgeleverd.’ | |
[pagina 30]
| |
23 februari 1961Sprak met mr. C.J. Kramers, bijgestaan door Wieger Hellema, op onze ambassade. Ik opende met de vraag, wat de heer Kramers dacht van de moord op Lumumba en de konsekwenties van die daad. Dàt was volgens hem notabene een goede zaak. Hij vroeg of ik wist, hoe de Sovjet-invloed in Congo tot stand was gekomen. China wilde Nepal binnenvallen. Moskou had hierbij ingegrepen en gedaan weten te krijgen, dat India zich in de groep van niet-gebonden landen niet zou verzetten tegen Sovjet-invloed in de Congo. Om die reden voerde thans de Indiër, Rajeshwar Dayal, als vertegenwoordiger van Hammerskjöld in Leopoldville een pro-Sovjet beleid. Ik zei, dat het een nonsens-verhaal was en dacht: wat onderschatten deze mensen de Sovjets, terwijl ze Nehru blijkbaar aanzien voor iemand die tot dit soort koehandeltjes in staat zou zijn. Verder wist Kramers te vertellen, dat er in Luluabourg een Requiemmis voor Lumumba was opgedragen. Hellema vulde aan, dat hier vroeger iemand, omdat hij een mop over Lumumba vertelde, zou zijn doodgeschoten. ‘Er zou geld zitten in een uitgave van de verzamelde werken van mijnheer Lumumba,’ aldus Kramers, ‘want die man deed alles wat je kon doen. Hij hield antirooms-katholieke redevoeringen en gaf te zelfder tijd geld aan de kerk.’ ‘En wist u,’ aldus Hellema, ‘dat Albert Kalonji beide oren van Lumumba in zijn bezit heeft?’ ‘Maar wilt u ontkennen, dat de Belgen hier een beslissende rol spelen,’ vroeg ik. Kramers: ‘Dat lijkt me niet uitgesloten. Een Belg heeft tegen de zoon van onze ambassadeur, de heer Boreel, gezegd: “Hoe komt het toch, dat jullie geen vrede kunnen bewaren met die lieve Indonesiërs.” Het Garuda II bataljon heeft hier inderdaad een prima reputatie gekweekt. Waar Indonesiërs zaten heerste rust en orde en werd geen flauweful uitgehaald. Het is voorgekomen, dat Indonesiërs tussen Belgen en Congolezen in gingen slapen om botsingen te voorkomen.’ Er volgde natuurlijk een fel debat over Sukarno en de Nieuw-Guineakwestie. Ons gesprek duurde meer dan twee uren. In de ‘Royal’ ontmoette ik de journalist Ed van Kan. Ook was er een Italiaanse officier, die ik van mijn eerdere reis kende en die me voorstelde aan de betaalmeester van het Garuda II bataljon, kapitein Utoro. Deze had de KMA in Breda afgelopen. Hij vertelde, dat mijn vriend Mas DiartoGa naar voetnoot1. in Leopoldville was. Ik haastte me naar het UNOC-guesthouse. We | |
[pagina 31]
| |
bleven de rest van de middag samen. Maakten foto's met Garuda-militairen en bezochten de derde compagnie onder commando van kapitein Eddy Mardjuhi in haar kamp aan de Congorivier. Philippe Kanza, een broer van ambassadeur Thomas Kanza, haalde me later op de Indonesische ambassade af. We reden naar de residentie van de burgemeester. Werd in de prachtige villa verwelkomd door vader Kanza, Cléophas Kamitatu, een andere broer, André Kanza, en diens vrouw en een zuster, Sophie Kanza. Zij droeg een wijde rok met het portret van Kwame Nkrumah van Ghana. De moeder bevond zich in de keuken en voegde zich niet bij ons aan tafel. Ik zat tegenover de burgemeester aan het andere uiteinde van de nogal officieel verzorgde dinnertable. Er werd Frans gesproken. Dit is wat men mij tijdens het eten duidelijk maakte. 1. Thomas Kanza is onze enige woordvoerder in het buitenland. Voor ons is de situatie ongunstig, maar ondanks de dood van Lumumba, ondanks de vervolgingen en arrestaties houden wij vast aan onze nationalistische grondbeginselen. Vader Kanza: ‘De moord op Lumumba zal onze houding niet kunnen veranderen. Ik geloof zelfs, dat de dood van onze leider het startsignaal voor onze overwinning zou kunnen zijn. Want is het niet zo, dat onze tegenstanders in het oog van de geschiedenis bij voorbaat zijn veroordeeld? Het zal misschien vijf of tien jaren duren, maar we zullen overwinnen.’Ga naar voetnoot1. 2. In Leopoldville zette een kleine groep Lumumbisten de strijd voort, zonder enige bescherming. ‘Tot drie dagen geleden heeft de U.N.O. niets voor ons gedaan. Nu is er een kamp opgezet, waar men nauwelijks behoorlijk in kan leven. Het ziet eruit als een stationshal met bedden boven elkaar, vrouwen, kinderen, alles is bij elkaar gestopt. Eigenlijk zijn alle krachten in Leopoldville tegen ons met uitzondering van de politie, want die ressorteert onder mij,’ aldus de burgemeester. ‘Men heeft gepoogd een muiterij te beginnen, maar het corps is loyaal aan mij gebleven. Kasavubu heeft de U.N.O. zelfs gevraagd om de politie hier te ontwapenen, opdat hij monsieur Kamitatu zou kunnen laten arresteren. Maar dat is dus niet gelukt.’ 3. Men vatte de politieke situatie voor de nationalisten aldus samen. ‘Zij, die momenteel de macht uitoefenen, willen ons dwingen aan hun onwettige schijnregering deel te nemen, | |
[pagina 32]
| |
vooral ook omdat zij zich realiseren, dat zelfs hier in Leopoldville geen regering op den duur stand zou houden, zonder deelname van de nationalisten. Dat plaatst ons voor een delicaat probleem. Wanneer we niet op hun voorstel ingaan, hebben ze een alibi om ons te arresteren wanneer zij maar willen. Gaan we er wèl op in, dan verraden we hen, die ons hebben gekozen en hun vertrouwen in ons hebben gesteld, terwijl we bovendien Antoine Gizenga in Stanleyville zouden verraden en onze medestanders in Caïro of Thomas in New York.’ Men zag slechts één mogelijke uitweg: wanneer de nationalisten zich als intermediair in het politieke conflict zouden opstellen. ‘Tenslotte zullen ze ons niet allemaal tegelijk om zeep kunnen helpen,’ aldus vader Kanza. 4. Te volgen strategie: ‘We kunnen dus niet anders doen, dan onderhandelingen beginnen met de groep rond mijnheer Kasavubu en Joseph Ileo en deze, zo lang als mogelijk is, laten voortduren. Er zijn dus bijna dagelijks ontmoetingen, terwijl we met argusogen kijken naar wat onze kameraden in Stanleyville en de U.N.O. uiteindelijk zullen doen. Intussen dragen we geen enkele constructieve gedachte bij tot die onderhandelingen, vooral niet op politiek niveau. Deze gesprekken geven ons echter een maximum garantie wat betreft onze veiligheid. Desondanks blijft men onze mensen arresteren, veelal gedurende de nacht. Vooral de gevangenis te Bakwanga is berucht. Het leger heeft de gearresteerde militairen, die op 5 juli 1960 weigerden langer orders van hun Belgische officieren op te volgen, onlangs ook naar deze gevangenis laten overbrengen. We weten wat dit betekent: liquidatie.’ 5. Er ontstond aan tafel een onderlinge discussie over de vraag of Kasavubu intelligent was. Men was het eens dat Joseph Ileo onkundig was en geen gezag bezat. Kasavubu scheen zich te realiseren, dat burgemeester Kanza diende te verdwijnen, meende Kamitatu. Hij vervolgde: ‘Patrice Lumumba heeft ons zelf eens gezegd, dat hij zou worden vermoord door de Belgen of door Congolezen, die door de Belgen waren omgekocht. Maar hij voegde er aan toe, velen zullen mèt mij omkomen. Wanneer ik op weg naar Thysville geen regeringsauto ter beschikking heb, zullen ze me vermoorden.’ Kamitatu vervolgde: ‘Lumumba heeft Mobutu gevormd. Deze is in feite omgekocht door de Amerikaanse ambassadeur, Clare Timberlake. Hij had op een gegeven moment geen geld meer om de militairen te betalen. Ik geloof dan ook niet dat ik overdrijf, wanneer ik vaststel dat alle ellende hier is voortgekomen uit Amerikaanse inmenging. Timberlake,’ aldus Kamitatu, ‘is de | |
[pagina 33]
| |
dag nàdat ik uitvoerig met Mobutu had gesproken, naar hem toe gegaan. Mobutu was het met mij eens dat men, wanneer maar eenmaal Kasavubu en Lumumba zouden zijn geneutraliseerd, tijd kon winnen om tot verzoening tussen alle partijen te komen. Het was Timberlake, die Mobutu overhaalde achter Kasavubu te gaan staan, hem volledig te beschermen en het parlement naar huis te sturen. De Amerikaanse pers en Timberlake zijn er inmiddels met vereende krachten in geslaagd ons, nationalisten, voor te stellen als communisten en aanhangers van Moskou, zodat ik dagelijks brieven uit de V.S. ontvang om alsjeblieft geen communist te worden. Je trouve ça fort amusant,’ zei Kamitatu. In wezen was juist dit in de communistische hoek drukken van de Congolese nationalisten en Lumumba de kern van het Congolese drama. Het werd Washington en de CIA ook wel gemakkelijk gemaakt, gezien de krachtige steun die de USSR Lumumba in de U.N.O. gaf. In werkelijkheid zat Lumumba op de lijn van de niet-gebonden staten en kreeg hij voornamelijk (militaire) steun vanuit Caïro, maar het Amerikaanse propaganda-apparaat slaagde erin Lumumba en consorten een geheel ander etiket op te plakken.Ga naar voetnoot1. 6. Mij werd gevraagd Thomas Kanza een aantal zaken op het hart te drukken. De aangenomen UNO-resoluties waren gunstig voor de zaak van de nationalisten. Hij diende met steun van het Afro-Aziatische blok en de Sovjet-Unie alles in het werk te stellen om ze uitgevoerd te krijgen, en wel zo vlug als maar mogelijk. Dit laatste werd onderstreept. Kamitatu: ‘Twee zaken zijn op dit moment essentieel: het Congolese leger moet onmiddellijk terug in de kazernes en het parlement moet weer in werking worden gesteld; en het onderzoek naar de moord op Lumumba moet snel van start gaan. Daarnaast zullen we de communicatie met Kanza in New York moeten verbeteren. We zitten nog altijd vast aan verbindingen die via Brussel lopen. We hebben radiozenders nodig. Thomas moet zich ook bezighouden met de vraag hoe in de toekomst ons leger zal worden bewapend.’ Omdat Cléophas Kamitatu om 22:30 een afspraak had met de ambassadeur van India, bracht hij me en route terug op de Indonesische ambassade, waar mijn fiets nog stond. Ik reed naar Mas Diarto en bleef bij mijn Indonesische vrienden slapen. | |
[pagina 34]
| |
24 februari 1961KLM DC7C, ‘North Sea’ op weg naar Kano Sprak gisteravond met Diarto tot diep in de nacht. ‘Tachtig procent van de mensen in dit land staat achter Lumumba en de nationalisten,’ zei hij, die hier een aantal maanden als liaison-officier was geweest. ‘Onze uitstekende betrekkingen met de mensen hier zijn te danken aan het feit, dat ons leger en de soldaten uit het volk zijn voortgekomen. De Congolese militairen begonnen ons in alles nà te doen. Ze hebben ons zelfs gezegd, we zullen pas moeilijkheden maken over de moord op Lumumba, wanneer jullie zijn vertrokken. We willen jullie dit niet aandoen.’ Diarto meende te weten, dat Mobutu naar Stanleyville wilde oprukken om Antoine Gizenga te verslaan. ‘Maar Gizenga is prima uitgerust. Ze wachten Mobutu op. Ze zijn bovendien beter gedisciplineerd.’ Diarto was van mening, dat wanneer er maar 500 regeringsgetrouwe soldaten in Leopoldville achter zouden zijn gebleven, terwijl Mobutu dus naar Stanleyville onderweg was, de nationalisten het moment zouden kunnen gebruiken om een staatsgreep uit te voeren. ‘Tenslotte heeft Kamitatu de beschikking over de politie en de gendarmerie,’ zei hij. ‘Kasavubu heeft nooit nationaal gedacht. Die zat aan zijn stam in Bakongo vast. Lumumba was de enige die de eenheidsgedachte met kracht nastreefde. Weet je, Wim, al het gedoe rond Congo vat ik samen als de wedloop naar de uraniumvelden.’ Om 08:15 werd ik vanmorgen door een auto opgehaald en naar de villa van Kamitatu gereden. Ik werd door mevrouw Kamitatu allervriendelijkst ontvangen. Ik besprak uitvoerig bovenstaande gedachten van Diarto. Kamitatu belde onmiddellijk de Indiase ambassadeur, die binnen tien minuten arriveerde en in een andere kamer werd gelaten. Ik ontmoette de diplomaat niet. Van Kamitatu begaf ik mij naar het ‘Stanley Hotel’ voor een gesprek met de reizende Indonesische ambassadeur, Sudjarwo Tjondronegoro. We discussieerden anderhalf uur over de Congolese problematiek. Vervolgens ontmoette ik burgemeester Kanza op het ‘Hotel de Ville’. Hij had een levensgrote enveloppe voor Thomas klaar. Ook met hem ontvouwde ik de gedachte van een tegenactie, terwijl Mobutu met zijn mannen naar Stanleyville oprukte. Hij vroeg Kamitatu telefonisch onmiddellijk naar het stadhuis te komen. In het ‘Memling Hotel’ zag ik nog even de heren Kramers en Hellema, in gezelschap van een journalist van ‘Hervormd Nederland’. Ik vroeg me af of men de helft van de denkbeelden die | |
[pagina 35]
| |
ik voor hen ontvouwde eigenlijk wel begreep. Kramers had Sudjarwo blijkbaar ook kort ontmoet. Ik vroeg de diplomaat of hij zich wel realiseerde met wie hij had gesproken. Hij schreef snel iets op een suikerzakje. Op de boot, tijdens de oversteek naar Brazaville, ontmoette ik Ingewar X. (31), een Zweedse militaire waarnemer bij de U.N.O., blond, een zonaanbidder, tatoe op zijn arm, voormalige Korea-vrijwilliger. Trouwde een Japanse, ‘omdat zij meer dan zalig kan masseren’. Bovendien kon het haar niets schelen of hij perioden van zes maanden wegging. Hij had een baby-schildpad bij zich. Trouwens, de Congolese douanebeambten zeiden tegen Ingewar en mij, dat Lumumba door de kolonialisten was vermoord en dat Congo-Brazaville nog een kolonie was. Ik heb Diarto vannacht gevraagd, waarom president Sukarno minister Subandrio handhaafde, die toch bewezen had onbetrouwbaar te zijn. ‘Vergeet niet,’ zei hij, ‘dat Mas Bandrio en zijn vrouw beiden arts zijn. Zij waren dan ook beiden aanwezig bij de zeer moeilijke bevalling van Ibu Hartini Sukarno. BapakGa naar voetnoot1. voelt zich dus verplicht jegens Subandrio. Dit is nu eenmaal Indonesisch, Wim.’Ga naar voetnoot2. Over de vele buitenlandse reizen van Bungkarno merkte hij op: ‘Ik interpreteer deze als een poging van Bapak om zich los van het volk te maken. Men is in Djakarta nog altijd te veel afhankelijk van hem. Dat weet hij. Dat voelt hij. Daarom gaat hij dikwijls weg, als om zijn “anaks”Ga naar voetnoot3. alléén te leren lopen.’ Psychologisch vond ik het reizen een begrijpelijke zaak, omdat Sukarno tenslotte 11½ jaar zéér beperkte bewegingsvrijheid had vóór en tijdens de oorlog, om niet te spreken dat hij door ons koloniale regime zéér lang opgesloten werd gehouden. Ook herinnerde Diarto zich hoe een U.N.O.-toestel, vlak nà de moord op Lumumba, ergens in het binnenland op een airstrip landde. De mensen waren met stokken en messen naar het vliegtuig gekomen. Zij vroegen of het waar was dat Lumumba was vermoord. ‘Toen men dit bevestigde, huilden zij.’ Ook een taxichauffeur vertelde me dat sommige vrienden van hem dagen lang niet hadden gegeten. Bij het openslaan van Nederlandse couranten aan boord er- | |
[pagina 36]
| |
gerde ik me opnieuw groen aan Luns. Hij had ‘aangeslagen en gespannen’ in het parlement aangekondigd, dat president John F. Kennedy de Indonesische president voor een bezoek naar Washington had uitgenodigd. Hij had zelfs kans gezien de relatie tussen Den Haag en Bonn te vertroebelen door in een gesprek met de ‘Deutsche Zeitung’ zich te beklagen over ‘opvallende vriendelijke gebaren van West-Duitsland tegenover Sukarno’, die voor een bezoek aan de Bondsrepubliek was uitgenodigd.Ga naar voetnoot1. De enormiteiten, die deze minister iedere keer opnieuw debiteert, zijnformidabel. Geen hond is in Den Haag schijnbaar bij machte hier een stokje voor te steken. Een aanfluiting voor het koninkrijk. | |
25 februari 196105:00 uur Over een uurtje landen we in Rome. Geen oog dichtgedaan. Ik werk aan het komende rapport over mijn bevindingen voor ambassadeur Thomas Kanza. In Zürich zond ik hem tijdens de tussenstop een telegram, dat ik zaterdagavond weer in New York zou zijn. Op Schiphol wachtte Emile van Konijnenburg me op. Hij reed me naar mijn grootmoeder en ouders in Zeist. Intussen lichtte hij me in over de stand van zaken. Hij zei onder meer: ‘1. Er moet op één of andere manier een punt worden geluld aan het vraagstuk van zelfbeschikking voor de Papoea's. De Indonesiërs moeten begrijpen hoe belangrijk dit punt is in de wereldpolitiek. 2. John Kennedy is bezig de nevenproblemen uit de weg te ruimen, opdat hij aan de hoofdschotel kan beginnen. Hij wil aan Nieuw-Guinea, Luns en Sukarno geen kind meer hebben. 3. Sukarno zou bij Kennedy naar voren kunnen brengen, dat een belangrijke groep Nederlanders van de Papoea's af wil. Subandrio is positief in zijn verklaring geweest, dat Indonesië desnoods via de U.N.O. wil draaien, want door die verklaring maakten zij het voor Kennedy mogelijk om straks tegen Luns op te treden. 4. Waar staat de Papoea bij een overdracht aan Indonesië? Wanneer Nederland zo graag een boodschap aan de Papoea's heeft, laten ze dan ook de komende tien jaar de ontwikkeling voor dat volk helpen financieren. 5. Joseph Luns is de zaak zat. Toen met Kerstmis het kabinet viel was hij blij van de problemen af te zijn. Maar later zei hij | |
[pagina 37]
| |
zelf, dat de zaak weer aan elkaar was gelijmd. Ook is zijn gezondheid niet goed. Hij heeft last van zijn benen. Er werd gehoopt, dat hij naar de NAVO zou gaan, dan zou men daar met die hap zitten. 6. Henk Hofland heeft de groep-Rijkens middels een gesprek met mij het voorstel gedaan, een opinie-onderzoek te laten uitvoeren. Wanneer dit zou worden gepubliceerd zou dit de zaak beïnvloeden. Ik zal ook met Mathieu Smedts van “Vrij Nederland” gaan praten. (En tegen mij rechtstreeks:) Je hebt tegenwoordig betere papieren want wat is opgevallen is, dat de partituren klopten. Jouw brieven en die van M. van Blankenstein waren identiek. Weet je, dat zelfs Ernst van den Beugel denkt dat Sukarno er op uit zou zijn om Nederland te vernederen? “Geen wonder dat die man aan Luns zijn kant staat, antwoordde ik. 7. De “Garuda Indonesian Airways” zijn de K.L.M. nog altijd 4 miljoen gulden schuldig, die wij hebben voorgeschoten. Daarom heb ik aan Zairin Zain in Düsseldorf al gezegd: “Mijn gesprekskracht in Den Haag wordt alléén maar groter wanneer jullie die vier miljoen dokken.” (En als persoonlijk advies aan mij - hij noemde me voor de eerste keer Wim -:) Voorkom vooral, dat je te vrolijk kijkt. Heb, wanneer je voor deze zaak werkt, inwendige lol.’ Van Konijnenburg ontmoette mijn ouders op de Homeruslaan en bleef voor een kopje koffie. Hij stak een boeiend verhaal af over Bungkarno, tegenover wie mijn ouders altijd sceptisch hadden gestaan. Hij benadrukte, dat ik uitstekend werk deed bij het redden wat er te redden viel van de Nederlandse positie in Indonesië. Mijn ouders luisterden met intense belangstelling. Ze waren, geloof ik, blij met de mededelingen van Emile van Konijnenburg. Misschien waren zij zelfs een beetje trots op me, maar zoiets zouden ze nooit laten blijken, laat staan onder woorden brengen. Nà de lunch telefoneerde ik Van Blankenstein in Wassenaar. Hij stak meteen van wal, dat de laatste brief van ambassadeur Sukardjo onmogelijk en ondoordacht was geweest. Hij had deze aan niemand durven laten lezen. ‘Hij heeft me hals over kop geantwoord en dat zou een reden kunnen zijn, dat ik me helemaal terugtrek,’ zei hij. Ik begreep, dat ik naar hem toe moest. Mijn ouders waren zo lief om me naar Wassenaar te willen brengen en me later op te halen voor de rit naar Schiphol voor vlucht KL 643 naar New York. 1. ‘Het is verbluffend,’ aldus Van Blankenstein, hoe ver Luns gisteren, tijdens de debatten in het parlement is gegaan, maar | |
[pagina 38]
| |
dat hebben de meeste kamerleden alleen nog niet begrepen. Ik ken trouwens Hugo Scheltema, die de rede van Luns had geschreven. Luns heeft immers tegen Paul Rijkens gezegd, dat zelfbeschikking voor de Papoea's een conditio sine qua non zou blijven. De prins (Bernard) staat in deze kwestie onder invloed van zijn vriend Rijkens. De koningin, als politieke figuur, moet véél voorzichtiger zijn. 2. Mijn rapport aan ambassadeur Sukardjo kent langzamerhand iedereen in Den Haag. Ook Norbert Schmelzer kwam enkele dagen nà het circuleren ervan bij me langs en zei: ‘Jouw standpunt over het zelfbeschikkingsrecht leidt naar Indonesië en dat is toch wel kras.’ Ik had, zoals je weet, die tekst zó geschreven, dat er wanneer de Indonesiërs in het spek zouden spijten, een opening zou zijn. Er zou eigenlijk met spoed een brief naar Sukarno zelf moeten worden gezonden met ‘pribadi’ (persoonlijk) er op.’ Ik stelde hem voor in Washington een gesprek met Bungkarno te hebben, zoals ik dit in 1958 voor Kopenhagen had willen arrangeren. Hij zei: ‘Daar zou ik inderdaad op dit ogenblik veel van verwachten. Het zou op een zakelijke basis moeten plaatsvinden en zeker niet op een basis van bluf. Maar een gesprek mag Sukarno vooral niet worden opgedrongen, want dan zou het geen zin hebben. Ik zou in Washington een welkome bezoeker moeten zijn. Wanneer ik eenmaal met Sukarno zou hebben gesproken, zou ik hier nuttig werk kunnen doen. Wanneer ik nu met Luns over Nieuw-Guinea zou gaan spreken zou het een “show-down” worden. Ik heb tenslotte bij Luns groot gezag en dat moet ik niet gaan vermoeien. Ik moet bij Luns gaan werken wanneer ik iets positiefs heb te melden.’ 3. Van Blankenstein vertelde als gewoonlijk een anekdote. ‘Ik herinner me een gesprek met Jan Schouten, de anti-revolutionair. We spraken over de toestand in Indonesië. Hij stelde: “God heeft ons dáár de macht gegeven. We mogen Indië nu niet loslaten. We moeten vooral niet met rebellen als Sukarno onderhandelen.” Ik heb hem toen gezegd: “Wat hebben wij met Philips II gedaan?” “Ja,” antwoordde hij, “dat hebben de Indonesiërs mij ook gezegd. Maar Spanje had haar privileges geschonden.” Ik heb hem toen geantwoord: “Misschien, maar de Indonesiërs hadden er geen.” Ook mr. J.N.A. Patijn (P.v.d.A.) was over het rapport Sukardjo komen praten en tal van anderen. Hij zei, dat Luns zich had opgewonden over een mogelijk bezoek van Sukarno aan Bonn, “omdat de Duitsers onze belangrijkste concurrenten zijn: daarentegen is Buitenlandse Zaken blij met een bezoek | |
[pagina 39]
| |
van Sukarno aan Washington”. Dit laatste geloofde ik dus niet. Hij zei: “De N.R.C. doet gek en inkonsekwent. De ene keer schrijft mijnheer Van Gastel over Indonesië en de andere keer Roethof. De N.R.C.-positie is ambivalent. Maar tenslotte zijn Stempels en Heldring dáár de hoofdzaak.” Hij herbevestigde dat beide laatste heren thans kritisch stonden tegenover de Nieuw-Guinea-politiek van Luns. Het leek me rijkelijk laat. Van Blankenstein had onlangs nog getelefoneerd met Mathieu Smedts van “Vrij Nederland”. Hij vond, dat je wel een beetje wild was. Ik heb hem echter gezegd, dat je nu voortreffelijk werk deed, werk, dat ik kon controleren. Ik heb gisteren ook nog met hoofdredacteur Steketee van het “Algemeen Handelsblad” gesproken, die nogal gedesillusioneerd uit Nieuw-Guinea is teruggekeerd. De Nederlandse positie dáár vond hij poverder dan hij zich had voorgesteld. Ik heb ook bij hem een goed woordje voor je gedaan, wat je wel nodig had, geloof ik.’ Hij liep tenslotte mee naar de auto, toen mijn ouders me kwamen halen en maakte kennis met hen. ‘Hij lijkt me anders ook een echte Hollandse kruidenier,’ merkte mijn moeder later op. De KLM-vlucht was zes uur vertraagd. Ik nodigde mijn ouders voor het diner in het ‘American Hotel’, waar ze me afzetten. Mijn moeder wilde dit best, maar mijn vader stak doorgaans bij zulke plannetjes een spaak in het wiel. Ik vond het jammer. Mijn moeder en ik namen afscheid met tranen in de ogen. Henk Hofland kwam naar me toe. We dronken zes koppen koffie. Anton Constandse zou 1 juli 1961 terugtreden als hoofd van de buitenland-redactie van het ‘Algemeen Handelsblad’. Hij had gezegd: ‘Er is hier geen plaats voor ons beiden.’ Henk neemt Buitenland over. Hij vertelde, dat Steketee nà gesprekken met Jawaharlal Nehru en Krishna Menon in New-Delhi zwaar onder de indruk uit het Verre Oosten was teruggekeerd. Alvorens naar Schiphol te gaan neusde ik rond in de Brunawinkel in de Leidsestraat. Mijn oog viel op een zojuist verschenen boek, ‘In de greep van Sukarno’, van de voormalige gevangene H.C.J.G. Schmidt. Ik bladerde in de namen-index en zag, ‘Oltmans, Nederlands journalist, pagina's 225, 226’. Er stond onder meer, notabene: ‘Interessant waren bijvoorbeeld de reacties, die ik kon waarnemen toen eind januari 1957 de journalist Oltmans in Indonesië arriveerdeGa naar voetnoot1. en alle tegenstanders van Sukarno deed opschrikken door alle in Indonesië gevestigde Nederlanders op te roepen hun adhesie te betuigen | |
[pagina 40]
| |
met de overdracht van Nieuw-Guinea aan Sukarno. Het enige resultaat zou zijn, dat iedere Nederlander die niet zijn instemming met deze overdracht te kennen gaf gebrandmerkt zou worden als anti-Indonesisch. Een heleboel ellende en afpersing zou hier het gevolg van zijn.’Ga naar voetnoot1. Schmidt vervolgde: ‘Oltmans werd al gauw een groot vriend van Sukarno en had dagelijks toegang tot het paleis. Sukarno nam hem mee op al zijn reizen door Indonesië en toonde Oltmans aan het opgehitste volk “als de enige goede Nederlander”.’Ga naar voetnoot2. Hij besloot met: ‘Veel Indonesiërs beschouwden Oltmans als een landverrader.’Ga naar voetnoot3. Deze paar regels aan mij gewijd zaten zo vol onnauwkeurigheden en leugens, dat het een aanwijzing zou kunnen zijn, dat de Indonesiërs de juiste man te pakken hadden gehad.Ga naar voetnoot4. Met dit gezellige Hollandse afscheidscadeautje stapte ik tegen middernacht aan boord van de DC-8 van de KLM. |
|