Memoires 1961
(1989)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Huis ter Heide18 mei 1961 (dagboek)KLM flight 642, DC-8 Ergerde me groen en geel, dat het toestel tot maar liefst 03:00 werd vertraagd. We zijn om 03:30 van Idlewild vertrokken. Van der Jagt liet me eerste klas reizen. Ik vond mijn lieve ouders om 17:00 wachtend op Schiphol. De bungalow is comfortabel en gezellig.Ga naar voetnoot1. Ik had zes langspeelplaten voor hen meegebracht en kondigde hun aan voor hun veertigjarig huwelijksfeest op 24 mei een radio- en grammofoonmeubel te willen aanbieden. Ik nodigde hen uit voor de Chinees in Zeist. Nadien bezochten we mijn grootmoeder Poslavsky aan de Homeruslaan.Ga naar voetnoot2. Telefoneerde Van Konijnenburg: ‘We hebben zojuist van de Bank Indonesia in Brussel bericht ontvangen, dat we 21 Mei 1961 in Wenen bij Sukarno worden verwacht. De regering juicht nu de informele contacten toe. Dus de brief met het mandaat om met Sukarno te gaan spreken is er. Koos Scholtens is juist op weg naar Oostenrijk, waar Paul Rijkens met vakantie is. Hij moet de brief nu tekenen. Vanavond licht ik telefonisch dr. Zain in.’ Ik gaf Konijn het telefoonnummer van het Olcott Hotel. Toch betwijfelde ik òf de brief, waar hij over sprak, voor de Indonesische zijde voldoende zou zijn. Henk Hofland scheen gepikeerd, dat Konijn Hiltermann wèl nader had ingelicht en hèm niet.Ga naar voetnoot3. ‘Het gaat slecht, die zakken van de groep-Rijkens kunnen het niet,’ zei hij. Hij vond mijn laatste brief aan Steketee ‘iets beter, maar een volgende keer zal ik de brief voor je schrijven’. | |
[pagina 153]
| |
19 mei 1961Mijn vader bracht me naar Driebergen. Ik reisde toevallig tot Utrecht met het kamerlid K. van Rijckevorsel. ‘Zelf zal ik er nooit aan meewerken Nieuw-Guinea aan Indonesië te geven zonder de Papoea's te raadplegen.’ Daarop zei deze KVP-er werkelijk: ‘Wij hebben in 1949 de souvereiniteit immers al overgedragen, onder anderen aan de Papoea's zelf. Nu ligt dat internationaal politiek wel niet zo gunstig. Het kamerlid Blaisse (KVP) heeft dit onlangs evenzo gesteld.’ Ik liet hem de ‘Haagse Post’ van 20 mei 1961 zien, net verschenen met Hiltermanns artikel ‘De Nieuw-Guinea zaak wordt helderder: Wil Sukarno wel een oplossing?’ Van Rijckevorsel vervolgde: ‘Ik heb in de pers over u gelezen. U werd het woelratje in Washington genoemd.Ga naar voetnoot1. Het werd voorgesteld alsof u tegen de regering hebt geageerd. In Engeland is er een gouden regel: right or wrong my country.’ Ik dacht, hoe leg je deze mijnheer uit, waar ik mee bezig ben geweest en hoe in een democratie alle partijen, ook de industrie, ook de pers gehoord dienen te worden, en dat het publiek er recht op heeft het conflict over de Papoea's ook van andere zijden te overdenken, zijden die juist door de regering met man en macht worden onderdrukt, waar ik zelf over kon meepraten. Hij had inderdaad gelezen in de H.P. dat de groep-Rijkens druk bezig was en dat de ‘Garuda’ nu de K.L.M. ‘vier’ miljoen zou betalen: ‘Dat is een politieke zet van Indonesië. Het zijn slimme jongens.’ Ik sprak over Zain en de wil aan Indonesische kant tot een oplossing te komen. ‘Zonder een mandaat van de politiek zullen de heren van Rijkens niets bereiken,’ aldus Van Rijckevorsel. In Den Haag op weg naar de ‘Posthoorn’ zag ik eerst hoe Koningin Juliana, premier De Quay en de heer Jonkman de President van Oostenrijk, de heer Schärf, uitgeleide deden. De moeder van mijn cello spelende Baarns-Lyceumvriendje, Aart Repelaer van Driel, deed dienst als hofdame. Van Blankenstein was naar een trouwerij in Rotterdam. Kamerlid Van Riel was met vakantie. Ir. Vos (Eerste Kamer) zat in een vergadering. Maar Tjalie Robinson kwam naar me toe. Hij was bezig een Columbus Club te stichten, die het zenden van jongeren naar Amerika zou moeten financieren en regelen. Het kamerlid Van de Wetering zou me gaarne later ontvangen. Hofland: ‘Weet je wat Van de Wetering tegen Jan Vrijman heeft gezegd: Die schoft Oltmans komt nooit meer mijn huis in.’ Sprak 45 minuten met hoofdredacteur W. van Wijk van ‘Het | |
[pagina 154]
| |
Vaderland’. ‘De zaak Nieuw-Guinea is dood,’ zei hij. ‘Van Konijnenburg heeft de zaak weer laten doodlopen. Het is publicity-wise ook zo bedonderd gespeeld door de groep-Rijkens. Ik heb ze hints gegeven en brieven geschreven, maar ze kunnen het niet.’ Volgens Van Wijk stond Luns thans sterker dan een half jaar geleden. Hij vond: ‘Nu moet u wel met een boek komen.’ Hij vervolgde: ‘Ik vind, dat prins Bernhard met zijn bezoek aan president Kennedy zo ver is gegaan als hij kon, want dat was natuurlijk weer typisch Amerikaans om prins Bernhard te laten komen.’ Ik besprak mijn analyse van de reis van de Prins met Van Wijk en vertelde hoe ik aanvankelijk Walt Rostow op het spoor van Soestdijk had gezet. De ook door Zain gesuggereerde koninklijke weg zag er volgens hem weinig belovend uit. ‘Blijf contactman,’ adviseerde Van Wijk, ‘en verbind u niet aan het sukses of de mislukking van de groep-Rijkens.’ Hij was ook nog steeds geïnteresseerd in een tête-à-tête met Sukarno. Het volgende bezoek gold Emile van Konijnenburg. Hij nam me mee naar de KLM-kantine. Hij had met dr. Zain getelefoneerd en deze had hem gezegd, zoals hij op zijn vingers had kunnen natellen, dat een brief aan Sukarno getekend door Paul Rijkens voor een gesprek in Rome beslist onvoldoende zou zijn. Daarop had Konijn met dr. H.M. Hirschfeld getelefoneerd in de hoop steun te krijgen. Dit was een suggestie van mij, op zijn beurt aangegeven door M. van Blankenstein. Hij had gisteravond één uur met Hirschfeld gesproken, die had gezegd: ‘Ik ben bereid het gesprek met Sukarno te voeren, indien de regering mij hiertoe machtigt.’ Dat was dus niets nieuws, die mogelijkheid was al even doodlopend. ‘We zullen nu aan de brief van Rijkens een post scriptum toevoegen, dat Hirschfeld “in” is,’ zei Konijn. Dat was gelul. Eigenlijk was het nieuwe plan verlakkerij van de Indonesiërs. Ik vond Konijns verhaal dan ook een ‘ill-prepared and a floppy story’. Van Konijnenburg: ‘De Koningin heeft al enkele jaren geleden in de Troonrede gezegd dat het minstens 25 jaar zou duren om de Papoea's zelfmondig op te leiden. Het principe van zelfbeschikking zou dus een farce blijven, wanneer we nu de zaak zouden verhaasten. Ik ben van mening, dat ik er zelf nu tussenuit moet. Over een paar weken hebben anderen het werk overgenomen, misschien wel professoren en dan ben ik er alléén nog om de heren in hun jassen te helpen. Het gaat nu ook niet meer om Sukarno, Luns of de Papoea's. We hebben de zaak, waar het om gaat, nu ook niet meer in de hand. Links heeft alléén nog geen incident in Irian-Barar gecreëerd, omdat er | |
[pagina 155]
| |
tussen China en de Sovjet-Unie nog keet over is. Het is zaak, dat ambassadeur Zain zich tot het uiterste inspant om Washington aan te wakkeren, dat de V.S. tegen Den Haag zeggen: “Nu is het afgelopen.” Ik dacht eerlijk gezegd: dat is nu precies mijn boodschap op 5 april aan Walt Rostow geweest. Van Konijnenburg meende dat er maar twee mogelijkheden waren voor een oplossing: ‘Eén met en één zonder ons.’ Hij vroeg of ik Van Blankenstein wilde zeggen, dat hij momenteel erg druk was: ‘Hij is me te huilerig.’ Hij had intussen een machtiging van de K.L.M.-directie ontvangen om voor de vier miljoen (het was nu dus toch weer op het oorspronkelijke bedrag gekomen) te tekenen. De plechtigheid van overdracht zou bij de Nederlandse Bank plaatsvinden. Hij had de hele ceremonie o.a. met Henk Hofland geregeld, fotografen incluis. Voor Indonesië zou de heer Kouw Bian Tie tekenen. Hij noemden de zaak ‘een vuurpijl, die in voorbereiding was’. Hij vervolgde: ‘Mijn telefoon staat roodgloeiend van mensen, die opbellen, hoe heb je dat bij de huidige omstandigheden tussen Djakarta en Den Haag gedaan? Ik antwoord dan: Heel gewoon. Wanneer je van mening bent, dat je meent geld van iemand tegoed te hebben, dan ga je er om vragen.’ Terwijl we praatten, belde Van der Jagt uit New York. Afgesproken werd, dat Konijn zaterdag de brief van Rijkens aan dr. Zain telefonisch vanuit Wenen zou voorlezen. ‘Dat kan ik lastig van hieruit doen,’ zei hij. Ik ontmoette Henk en Mimi Hofland om 20:15 in het ‘Americain Hotel’. Hij had tijdens lunchtijd Van Konijnenburg op Schiphol ontmoet. ‘Hij bood me twee kopjes koffie aan,’ zei Henk. Dat kwam me bekend voor. In Washington dineerden we met de heer Scholtens op spaghetti in een soort ‘Wimpy’. Bovendien had Van Konijnenburg met geen woord tegen mij over die ontmoeting met Hofland (notabene dezelfde dag) gerept. Noteerde: ‘Something is cooking. Konijn is not on the level anymore.’ Ik voelde dat zéér sterk. Henk vertelde, dat hij op verzoek van de Amerikaanse ambassade in Den Haag een rapport van twee pagina's over mij had geschreven, bestemd voor het State Department in Washington. Hij herhaalde de groep-Rijkens stuntels te vinden. Hij zei met de idee rond te lopen een nieuwe soortgelijke lobby op te richten. Hij zei: ‘Professor Röling popelt bijvoorbeeld om een nieuwe brochure te schrijven. De groep-Rijkens begrijpt niets van de publiciteit. Nà de doorbraak en de artikelen van Steketee hebben ze de zaak laten doodbloeden. Steketee is achterdochtig jegens Van Konijnenburg.’ Ik antwoordde: ‘Omdat Steketee met de | |
[pagina 156]
| |
verkeerde mensen spreekt en nog altijd luistert naar wat het establishment hem opdist.’ ‘Toch is Steketee de enige die echt durft,’ aldus Henk. ‘Hij is bijvoorbeeld niet te vergelijken met Stempels of de anderen. Van Blankenstein, met al zijn gecomplotteer aan de Konijnenlaan in Wassenaar, heeft nog nooit één letter in “Het Parool” gekregen. Ik zou je trouwens publiciteit kunnen bezorgen in zowel “Het Parool” als het “Algemeen Dagblad”.’ Hij was ook overtuigd, dat Van Blankenstein niet meer bruikbaar was. ‘Steketee wil door niemand worden gebruikt en zeker geen verplichtingen aan de K.L.M. of het bedrijfsleven hebben. Hij wil in ieder geval niet via jou naar Sukarno.’ ‘Dan kan hij beter thuisblijven,’ antwoordde ik.Ga naar voetnoot1. Toen ik het pakje van dr. Zain voor Miss Stoffels op de Leidsekade aan de conciërge wilde afgeven liep ik tegen Arry Prins aan, een half Joodse, half Indische jongen. Hij werkte bij de K.L.M. Ik bleef nà het gesprek met Henk en Mimi bij hem op de Leidsekade slapen. | |
21 mei 1961Pinksteren Telefoneerde met Van Blankenstein. Hij bevestigde nergens meer van op de hoogte te zijn. ‘Luns was enige tijd handelbaar, omdat hij bang was.’ Hij had opnieuw twee uren met mr. J.A. Jonkman, voorzitter van de Eerste Kamer, gesproken. ‘Hij staat aan onze kant, en beseft, dat hij actiever dient te worden. Ik vind eigenlijk ook,’ zei hij, ‘dat de heer De Jonge van de Shell in de groep-Rijkens zou behoren te zitten. Aan de andere kant is premier De Quay nu onbruikbaar geworden...’ Ik vroeg hem, of hij niet eens in ‘Het Parool’ zijn mening zou kunnen verkondigen. Dat lag niet op zijn weg, maar in 1923 met de vlootwet... en hij wilde deze oude koe opnieuw uit sloot halen. Gisterochtend ontmoette ik Henk bij Scheltema, die zei: ‘Steketee is nieuwsgierig om je te ontmoeten.’ Gistermiddag heb ik met mijn ouders in Zeist een Grundig-set uitgezocht en gisteravond bezocht ik mijn oom, professor Poslavsky,Ga naar voetnoot2. die dinsdag naar een Congres in Montreal, Canada, vertrekt. Poslavsky vond vooral de zet van de 4 miljoen aan de K.L.M. ‘belangrijk’. Hij vervolgde: ‘Geen mens weet hoe de Ronde-Tafelconferentie in elkaar heeft gezeten. Wat je in je rapport | |
[pagina 157]
| |
aan Kennedy (via Rostow) meer had moeten laten uitkomen was dat de Amerikanen hier moeten leren te pleisteren. Je kunt niets bereiken zonder de KVP. Van de PvdA kun je nu eenmaal niet verwachten, dat ze met ds. Zandt of mijnheer Gortzak (CPN) in zee gaan. Er moet dus aan de de KVP worden gewerkt. Nu kan er wel een split zijn bij de KVP, maar uiteindelijk is het toch de monseigneur, die verschijnt en zegt wat er moet gebeuren. Ze moeten de KVP een cadeautje geven.’ Ik opperde: ‘Landingsrechten voor de KLM in Los Angeles.’ ‘Bijvoorbeeld. En wanneer het dan helemaal niet meer lukt moet je Sukarno adviseren wat houten hammen op Biak te laten vallen.’ Telefoneerde gistermiddag om 15:00 uur, dus één uur voor Van Konijnenburg dit zou doen, naar dr. Zain in Washington. ‘Praat niet te lang,’ waarschuwde hij, doelend op ‘we worden afgeluisterd’. Ik zette kort uiteen, dat ik de indruk had, dat er geen mandaat was los gekomen, zoals de Indonesische zijde dit wilde en dat het werk nog niet rond was. ‘Ze moeten niet denken,’ antwoordde de ambassadeur, ‘dat ze mij voor hun karretje kunnen spannen.’ Ik beloofde direct een nader rapport te zullen zenden. Dit heb ik ook onmiddellijk gedaan vandaag.Ga naar voetnoot1. Waar ik dus voornamelijk vóór pleitte was, dat Rijkens, Van Konijnenburg en Scholtens niet vroegtijdig in Wenen maar later een ontmoeting met Sukarno in Rome zouden moeten hebben zolang zij niet over een duidelijke machtiging van de Haagse politiek beschikten, zoals in Washington was afgesproken. Ook omdat ik sterk vermoedde, dat dit mandaat nooit aan de groep-Rijkens zou worden verstrekt, kwam het lapwerk van de heren mij als ‘counter-productive’ voor, een vorm van oneerlijkheid en van ‘wishful thinking’, die zich vroeg of laat zou wreken. Tijdens de Paasdagen ontdekte ik andermaal hoe buitengewoon weinig waardering er bestond in mijn onmiddellijke omgeving, voor waar ik mee bezig was. De broer van mijn Vader, die ook Wim heette, had mijn ouders in woede meegedeeld een protestbrief naar de ‘Haagse Post’ te hebben willen schrijven over het Jan-Vrijmanportret van mij, ‘want nu dacht heel Nederland dat het om hem ging’, terwijl hij de meest felle tegenstander van een overdracht van de Papoea's was. Mijn Vader zou hem die brief uit zijn hoofd hebben gepraat. Ook mijn Vaders zusterGa naar voetnoot2. werd erg boos, omdat ik verklaarde, dat | |
[pagina 158]
| |
we in het oude Indië ‘a louzy job’ hadden gedaan. Ik doelde dus bijvoorbeeld op het feit, dat bij de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië in 1945 slechts 625 Indonesiërs (op 60-70 miljoen mensen) een universitaire opleiding hadden gehad. ‘De Javaan is altijd lui geweest. Dat was zijn natuurlijke aanleg. Ze wilden niet eens naar school gaan,’ aldus mevrouw Mennega.Ga naar voetnoot1. Spanningen dus om me heen. Mijn Vader werd hier toch door beïnvloed en was zeurderig. Wanneer ik bij het opstaan op de nieuwe platenspeler een piano-concert van Rachmaninoff draaide, reclameerde hij, dat zijn dagen steeds ‘met een domper begonnen’, omdat ik zulke zware muziek speelde. Ik kon mij juist geen heerlijker opkikker denken. Ik besefte, dat mijn Moeder zich ‘op één of andere wonderlijke wijze’ aan deze situatie had aangepast. Hoe zou hij toch zo geworden zijn? Ik zal hierdoor zelf ook ongenietbaar zijn geweest. Such is life. Lees ‘Mensen en Machten in de Congo’ van de fameuze Martin Duyzings. Typisch Elseviers geschrijf. Boeiend, maar misleidend. | |
22 mei 1961Lees ‘Schimmenspel’ van Johan Fabricius. Nederland zit boordevol met ‘la nostalgie d'Asie’. Het verhaal van Widjojo emotioneerde me. Ik zou met Fabricius willen spreken. Lief, wanneer hij Kusomo zijn aapje de naam Piet geeft, afgeleid van de pedel van de Leidse Universiteit. Fabricius schreef, ‘Vaarwel Djakarta, drempel van Java, rumoerige chaotische stad, waar oost en west elkaar in een vulgaire omhelzing hebben gevonden...’ Dood was de kwestie Nieuw-Guinea eigenlijk helemaal niet. Een kamerdelegatie onder leiding van F.H. van de Wetering (CHU) was zojuist naar Hollandia afgereisd. Mee waren, J. Reyers (CHU), L.M. de Rijks (PvdA), Th.M.J. de Graaf (KVP), F.J. Kranenburg (PvdA) en J.H. Couzy (VVD). De dag tevoren waren J.L.M. Niers (KVP), H.W. van Doorn (KVP) en G. Kieft (AR) vertrokken. De ‘raison d'être’ achter parlementaire snoepreisjes is altijd, dat men door ergens een weekje te zijn zich een beter oordeel zou kunnen vormen over een situatie ter plekke. Op 20 mei schreef ‘Elseviers’ in een hoofdartikel: ‘De Nieuw-Guineapolitiek van ons gouvernement achten wij voor tweeërlei uitleg vatbaar. De heer Luns staat vast in zijn schoenen. Is dat ook met | |
[pagina 159]
| |
de andere ministers het geval?’ Op 25 mei vervolgde ‘Elseviers’ in een ander hoofdartikel: ‘Wij kunnen ons geen tijd herinneren, waarin van de zijde van de Nederlandse regering zoveel druk op de pers is uitgeoefend als thans. In vertrouwelijke besprekingen wordt onze pers voortdurend aangemaand impopulaire maatregelen “te verkopen”, zoals dat heet. Wij geloven, dat dit gevaarlijk spel is.’ Waar doelde H.A. Lanshof op? Ik, die eigenlijk weinig van het Haagse circuit af wist, behalve mijn eigen ervaringen met overheidsgekonkel tegen mij, begon me af te vragen welke andere machinaties men verder achter de schermen jegens de pers uitvoerde. | |
[pagina 160]
| |
Niemand was er ooit tegen in het geweer gekomen. Eindelijk was het fatale woord er uit. Toch gebeurde er niets. |
|