Memoires 1959-1961
(1988)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Amsterdam23 maart 1960Parijs, ‘Hotel de France et Choiseul’ Na veel vertraging door sneeuw met een TWA-vlucht hier aangekomen op weg naar Amsterdam. Weinig geslapen vanwege de losse handen van een student van de Harvard Law School naast me. Een snob, een zenuwpees en onecht. We cirkelden 25 minuten boven het vliegveld, omdat Nikita Khrushchev's plane tegelijkertijd landde. Een Amerikaan maakte de onzinnige opmerking: ‘We will now live a little longer, since I came here to assassinate Khrushchev.’ De eerste bekende, die ik in het Gare des Invalides ontmoette, was Pat Chauvel.Ga naar voetnoot229. Zij schrijft nu voor ‘France Soir’. De taxichauffeur verzekerde: ‘Moi aussi je l'admire monsieur K. Neamoins, il est le plus grand menteur du monde, le roi des menteurs. Il va manger avec Charles, mais Charles n'aimera pas ses familiarité's, comme il a commis avec Eisenhower quand il était en Amérique.’ Geniet van Parijs, de hoffelijkheid van de Fransen, de lange rijen bloemenstalletjes bij de Madeleine, iets wat New York niet kent. De knoppen in de kastanjebomen van de Champs Elysées beginnen uit te lopen, ook iets wat je op Fifth Avenue niet vindt. Om 15:00 zag ik De Gaulle en Khrushchev in een open auto voorbijrijden op weg naar de kranslegging bij de Arc de Triomphe. ‘The butcher van Budapest’ werd vier jaar later door de mensen toegejuicht.Ga naar voetnoot230. Liep ‘Le Fiacre’ binnen en zat daarna nog uren bij ‘Café Flore’ in Saint Germain naar mensen te kijken. Waar is Gides ‘Journal’, die ik vroeger altijd bij me had? Ik ben hem in New York niet loyaal geweest. Zag twee jongens elkaar op straat een uitgebreide tongzoen geven. Op weg terug naar het hotel waren tientallen ‘gays’ in de bosjes van de Tuileries aan het fozen, masturberen en wat dies meer zij. Deze tuin was door Andre | |
[pagina 164]
| |
Lenôtre in de zeventiende eeuw voor Lodewijk XIV aangelegd, en kwam 300 jaar later nog altijd handig van pas. Ik denk veel over Frieda, maar ik ben ervan overtuigd, dat ik uitstekend verder zou kunnen leven zonder haar. Wie zegt dromen te kunnen verklaren kletst. Ik droomde dat een burge-meester een lezing gaf. Hij vertelde: ‘Wanneer je als burgemeester een aftrap doet bij een voetbalwedstrijd dan ben je een rotburgemeester bij het verliezende team en een steengoede bij het winnende team.’Ga naar voetnoot231. | |
25 maart 1960Amsterdam, ‘American Hotel’ Mijn moeder schreef uit Kaapstad over haar droom. ‘Frieda telefoneerde mij vanuit New York en zei heel duidelijk: “Mam, I am so worried.” Ik vroeg, wat is er dan? Maar zij herhaalde, dat zij very worried en tired was. Toen zij dat had gezegd, vroeg ik of ik misschien even met jou kon spreken. Daarop kwam jij aan de telefoon. Ik hoorde je stem wel, maar ik kon totaal niet verstaan wat je zei. De volgende ochtend vertelde ik mijn droom aan je vader. Ik wilde jullie meteen weer schrijven, omdat er voor jullie trouble was ontstaan. Maar je vader vond, dat ik geen sombere dingen moest denken op zulke onduidelijke gronden. Maar van Theo vernamen we toen, dat er wel degelijk trouble is of was.’ Moeders zijn uniek in je leven. Telefoneerde mevrouw Röell, voornamelijk om te weten hoe het met Inez was. Ze smeet de haak op de hoorn. Schreef haar een briefkaartje: ‘Ik heb me toch wel erg, van den beginne af, in u vergist.’Ga naar voetnoot232. Dronk een kopje koffie met dr. Anton Constandse. Ik vond hem nogal kritisch over Henk Hofland, die hij omschreef als ‘lui en ongeïnteresseerd’. Hij vertelde ook, dat zowel de heer Max Maramis als Sudjoko van de Indonesische diplomatieke vertegenwoordiging zich steeds bij hem bijzonder laatdunkend over mij had uitgelaten. Dit maakte me opnieuw razend jegens die ambtenaren. Sliep bij Rob Lang. | |
[pagina 165]
| |
niet beantwoord, en zei zich de inhoud zelfs niet meer te herinneren.Ga naar voetnoot233. Hij was niet geïnteresseerd in artikelen over China, indien ik er in zou slagen naar Peking te reizen. Hij wilde niet, dat ik voor V.N. naar Bungkarno zou gaan, wanneer deze in Tunis zou zijn. Het artikel, dat ik hem had gezonden over ‘Amerikaanse politieke schizofrenie’, zou hij in de toekomst plaatsen. | |
28 maart 1960Logeerde twee dagen bij Martin Portier in Alkmaar. Hij wekte me 's ochtends met koffie en een aangestoken cigaret. Droomde afschuwelijk over Frieda. We hadden een verschrikkelijke ruzie. Zij marcheerde af, begeleid door haar familie en vloog ergens naar toe. Martin maakte een tekening voor me; een ondergaande zon en palmbomen en zei: ‘Dat drukt de liefde in Indonesië uit en het leven in Holland.’ Ontving een lieve brief van Frieda. Schreef haar meteen terug. | |
28 maart 1960Reed met Martin op de motorfiets mee naar Amsterdam. Logeerde bij mijn grootmoeder Poslavsky in Zeist. Zij vond het ook beter uit elkaar te gaanGa naar voetnoot234. en sprak over een ‘incomptabilité des moeurs...’ De weduwe van mijn grootvader, Sima Sastro Pawiro, verbleef nog steeds in de Willem Arntz Hoeve. Men beschouwde haar als zéér verward, ook omdat zij voort-durend zei, dat ik haar bezocht, zelfs terwijl ik in New York was. Wij waren gewoon in gedachten bij elkaar, en dat wist zij. Ik hield van haar. | |
30 maart 1960Volgde in het gebouw van de Tweede Kamer een poosje het geredekavel over Nieuw-Guinea. De griffier, naast de heer Kortenhorst zat openlijk een krant te lezen. De heer Van Meel (25 minuten), Wierda (30 minuten), Bruins Slot (20 minuten), Van Dis (30 minuten), Diepenhorst (20 minuten), N. v.d. | |
[pagina 166]
| |
Veen (40 minuten), Cornelissen (15 minuten), v.d. Kieft (60 minuten), Stokman (25 minuten), Stoffels van Haaften (25 minuten), bij elkaar werd er 290 minuten aan klinklare onzin gespendeerd. Het ging niet goed in de agrarische sector bij de Papoea's. Ze zouden vrijelijk klapperbomen en rubberbomen moeten kunnen planten. De heer Wierda wilde dat de startbaan op Biak zou worden verlegd. Indonesië zou inderdaad militair kunnen gaan infiltreren en wanneer er meer troepen naar Irian-Barat zouden gaan, betekende dit een verzwakking van de N.A.V.O. Men wilde nagaan of een bataljon mariniers bestemd voor het gebiedsdeel zou kunnen worden opgericht. Toen Bruins Slot begon te spreken sliep de heer Kortenhorst (de voorzitter) vast. Ontmoette de heer Martono van de Indonesische missie, een ‘leerling’ van dr. Zain, ‘die mij heeft leren denken,’ zei hij. Hij vervolgde: ‘Alles ging goed tussen U en Indonesië, tot op een bepaald moment er iets moet zijn gebeurd en niemand weet precies wat.’ Hij meldde, dat de heer Sudjoko in Djakarta de afdeling Nederland op het ministerie van Buitenlandse Zaken behandelde. Zo gaat het met mislukkingen maar al te vaak. Woonde een uitvoering van het Residentie Orkest bij met Willem van Otterloo en Herman Krebbers in het vioolconcert in a klein van Bach. Nà de pauze de vijfde symfonie van Mahler. Logeerde bij mijn oom en tante, prof. dr. G. Meijer in Wassenaar. Mijn oom redeneerde, dat wanneer men met Nikita Khrushchev sprak, ‘zou men zeker met Sukarno kunnen onderhandelen’. | |
31 maart 1960Er is nà Sharpeville veel onrust in Zuid-Afrika en vooral ook in Kaapstad. Premier Jan de Quay ziet geen aanleiding tot het ondernemen van stappen, alhoewel de socialisten er om vragen. Surinamers in Nederland zijn woedend hierover vanwege de slappe houding van de regering. Ook werd bekend gemaakt, dat de ‘Karel Doorman’, als vlaggeschip, begeleid door twee jagers, naar Nieuw-Guinea zou gaan. De nieuwste ‘canard’ van De Quay en Luns. Een squadron Seahawks zou mee gaan en tien Sikorsky helicopters. | |
[pagina 167]
| |
oom, prof. dr. A. Poslavsky, de geneesheer-directeurGa naar voetnoot235. was in Engeland, dus we gingen op eigen kracht naar het Winkler Paviljoen, waar ze in een bezoekkamer door twee verpleegsters strompelend werd binnen geleid. De entourage was kaal en vreselijk, met allerlei halfzachte dames drentelend in de tuin. Sima herkende ons meteen en sprak maar steeds over ‘guna-guna’Ga naar voetnoot236. en de duivel die rondwaarde. Ze trok vooral naar Martin, die haar zachtjes begon te pietjiet' en.Ga naar voetnoot237. Ze zag er vreselijk uit. Het haar was idioot geknipt en haar ogen leken verdwaasd. Ik hield haar vast en probeerde iets van de gevoelens van mijn grootvader bij haar te doen herleven, vooral via mijn handen. Maar iedere poging warm en hartelijk te zijn was vergeefs. Sommige tanden van haar gebit waren al afgebroken. Men deed niets meer aan haar. Lucie Poslavsky en haar dochter kwamen ook een kijkje nemen, maar ik maakte een einde aan de voorstelling en gaf haar een innige zoen, wetende, dat ik haar nooit meer terug zou zien. Een dag met Martin is heerlijk. Ik wilde met hem in Amsterdam gaan eten, maar zijn eetlust was hem vergaan. Ik hou nog steeds veel van hem. Hij heeft nog altijd een mooi lijf en een fascinerende filosofie over mensen en het leven. Hij leest de Bijbel, zelfs als hij op wacht zit. Hij probeert altijd geduldig anderen te begrijpen, maar hoe oneindig moeilijk blijft het voor Hollanders om echt te leven met een Indonesiër als Martin. Het is totaal verschillend vanaf de wieg, vanaf het allereerste begin, alles. Het is dan nu onze taak te ontrafelen welke diepe verschillen er tussen ons zijn, vooral omdat Indonesiërs meesters zijn in de kunst van de maskerade. Wanneer ik in New York ben, zeg ik tegen mezelf en droom ik, dat ik nooit alléén zal zijn, zolang Martin er is. Wanneer ik hier ben, zoals vandaag dicht bij hem, met hem, realiseer ik me hoe oneindig alléén ik me voel. Dat is iedereen natuurlijk. ‘Geloven is een gave,’ zegt Martin. Zou er dan toch een God zijn? ‘Lieve Wimmes,Ga naar voetnoot238. Uit de berichten heb je zeker wel vernomen, dat Zuid-Afrika sedert de 21ste in de noodtoestand verkeert. Gisteren was het nogal spannend, omdat duizenden “natives” naar de stad zijn gemarcheerd. Er is niets gebeurd, want ze waren erg rustig. Uit voorzorg zijn echter veel zaken dicht gegaan. Ook broer | |
[pagina 168]
| |
Hendrik liet vanaf 14:00 de inbraakluiken neer.Ga naar voetnoot239. Deze episode is baie slecht voor de bezigheid.Ga naar voetnoot240. Het is nog lang niet zo erg als in de moffentijd en bang zijn we definitief niet, maar het is wel een onaangename situatie. Je je liefhebbende Mam.’ ‘Eastern Michigan University Hi, Wim, Remember you promised to be my friend and confidant? Well, if ever I was in need of a friend, it is right now. I have a great many pressing problems which you, being the understanding person you seem to be, would be a great help in solving. I have such unfortunate luck with matters of the heart. I always seem to hurt people or get hurt myself. May be, it is because of a lack of sympathy and sensitivity on my part. Actually I will have to wait until I see you to explain the whole thing, but I am at this point very unhappy. Your friend always, Joe Dennis.’ | |
4 april 1960Omdat president Sukarno midden deze maand in Wenen zou zijn, had ik het plan geopperd een groep journalisten bij hem te introduceren. Ik ontmoette de heer Martono opnieuw, ditmaal in ‘De Posthoorn’. Ik stelde voor Lücker (Volkskrant), Koets (Parool), Stempels (N.R.C.), Hiltermann (Haagse Post) en P.M. Smedts (Vrij Nederland). ‘A great idea,’ zei hij, ‘maar dat had je eerder moeten bedenken. Er is geen tijd van voorbereiding meer mogelijk.’ Toch zou hij direct met de chef van de missie, Susanto, spreken. ‘Holland has no great ideas anymore,’ zei Martono, ‘that's why the Dutch will disappear from the map. Hiltermann had toch ook met deze gedachte bij me kunnen komen?’ Bracht een tweede bezoek bij de Chinese vertegenwoordiging in Den Haag om te zien of ik naar Peking kon reizen. Alhoewel ik een afspraak had op Buitenlandse Zaken met R.C. Pekelharing, werd ik ontvangen door de heer Van de Brandeler, hoofd voorlichting. Hij zei, dat het aanvankelijk een onderwerp van discussie was geweest, of hij mij überhaupt diende te ontmoeten. ‘Wanneer u dus in Californië een lezing geeft en daarin bepaalde dingen zegt, en dit mag u gerust weten, dan krijgen wij navraag van de Amerikaanse ambassade of de regeringspolitiek ten aanzien van bijvoorbeeld Indonesië is gewijzigd. Want dacht u nu werkelijk, dat ambassadeur Ken- | |
[pagina 169]
| |
neth Young niet alles precies wist wat er gebeurde?’ Ik had dus gesproken over groeiende stromingen, zoals die van de zakenlieden rond dr. Paul Rijkens, die van de Papoea's af wilden. Van de Brandeler: ‘Voor ons zijn uw uitspraken pijnlijk, omdat geen van de partijen, met uitzondering van de C.P.N., er iets voor voelen om afstand van Irian Barat te doen.’ Hij benadrukte, dat ook het Nederlandse bedrijfsleven er tegen was. Ik zei niet dat het Emile van Konijnenburg was, vice-president van de K.L.M., maar antwoordde, dat ik zelfs vandaag van een vooraanstaand zakenman had gehoord, dat degeen die de ‘Karel Doorman’ naar Azië stuurde ‘een gat in zijn hoofd had’. ‘Mijn Indonesische collega, Ganis Harsono,’ aldus Van de Brandeler, ‘heeft die reis vandaag een provocatie genoemd.’ Ik antwoordde: ‘Een open provocatie, het is geschift.’ Ik sneed de kwesties Von Weiler, Van den Bogaert en wat dies meer zij aan. Alles bij elkaar mocht ik de man wel. Gezien de ernstige moeilijkheden met de V.S. over de landingsrechten van de K.L.M. in Los Angeles bood ik aan met de Nederlandse overheid samen te werken en deze kwestie in mijn lezingen te bepleiten. De voorlichter wilde over dit voorstel ‘misschien wel eens nadenken’. Ik zou er nooit meer over horen, maar al met al was het een aardig gesprek en een zoveelste poging van mijn kant aan de systematische sabotage van Den Haag jegens mijn werk en broodwinning een einde te maken. Toen ik hem ten afscheid een hand gaf, zei Van de Brandeler: ‘Ik weet altijd graag welk smoel er bij een naam hoort.’ Voor het eerst bezocht ik Van Konijnenburg thuis aan de Meppelweg 230. We bespraken in detail een plan de campagne om van de aanwezigheid van Sukarno in Wenen gebruik te maken. Zijn eerste reaktie was: ‘Voor die ontmoeting met hoofdredacteuren bestaat in Nederland geen belangstelling.’ Dit praatte ik hem uit het hoofd. Ook waarschuwde hij voor een tweede debâcle, als met Hiltermann in Rome. De President moest van te voren het groene licht geven. ‘Ik zal voor de tickets zorgen, wanneer dit vanuit die groep van hoofdredacteuren zou worden gevraagd.’ Diner op ‘Les Archets’ bij mijn oom en tante Meijer in Wassenaar. Hierna volgde een huisconcert, waarbij mijn moeders zuster cello en gamba speelde, mijn oom viool, mijn nicht cello en alt-blokfluit, de heer Wintgens alt en viola d'amore en mevrouw Van Harinxma toe Slooten viool. Uitgevoerd werden werken van Haydn, Telemann en Couperin. | |
[pagina 170]
| |
5 april 1960Van de perstribune in de Tweede Kamer volgde ik opnieuw de debatten. Jan de Quay en Joseph Luns zaten achter de regeringstafel. Gouverneur dr. J. van Baal (Nieuw-Guinea) zat op een zijtribune. Ook de leden van de delegatie bij de U.N.O. waren in een loge aanwezig. De heer Jaap Burger had een motie ingediend over Zuid-Afrika, de heren Romme, Burger, Oud, Bruins Slot en Tilanus hadden gezamenlijk een tweede motie ingediend. De vriendelijke De Quay verpakte zijn antwoord in een uitstekend geen-vis-geen-vlees-praatje wat er op neer kwam, ‘dat aan regering en volk van Zuid-Afrika de wijsheid gegeven moge worden om de weg te vinden naar een samenleving, waarin alle bevolkingsgroepen in vrijheid en vrede kunnen leven en werken.’ Toen minister Toxopeus begon te ouehoeren over ‘een oefenschool, waarin de autochtone Papoea's zich op het democratische spel konden voorbereiden’ (dus de op te richten volksraad) ben ik gédegoûteerd weggelopen. Vond Burger trouwens een slecht spreker, zeker vergeleken bij het aplomb van Romme. Ook Oud viel me in de praktijk niet mee. Marinus FlipseGa naar voetnoot241. en Istvan Hajdu hebben een pianoduo gevormd. | |
6 april 1960Mijn vriendje, Gerardo Fulleda Leon uit Havana, drukte me in een brief op het hart: ‘Don't pay attention to all the things what they say in the North about Cuba. I hope, that you, who was here, will not be deceived... who will ever be your friend, Gerardo.’ Bernard Person zond me de brief, die ik over de Algerijnse kwestie in de ‘New York Herald Tribune’ had laten plaatsen.Ga naar voetnoot242. ‘Eer het wegraakt, stuur ik je het maar even toe in de hoop dat Khrushchev je niet in de zak voor stoute kinderen gestopt en mee naar Siberië heeft genomen.’ Hij had me gevraagd de heer Rona van de ‘A.B.C. Press’ te gaan bezoeken in de hoop, dat ik voor elkaar zou krijgen, dat hij daarvoor artikelen kon schrijven. Ik was er al geweest en er was vrijwel geen animo voor zijn medewerking. Ook sprak hij opnieuw over een uitermate grievende brief van hoofdredacteur Steketee, ‘die zo deprimerend was, dat ik er liever niet aan terug denk. Nog een paar dagen geleden had ik er de volgende nachtmerrie | |
[pagina 171]
| |
van. Het “Handelsblad” plaatste mijn berichten plotseling met het opschrift “Van onze parlementair medewerker”. Ik pijnigde me in mijn slaap de hersens af wat Steketee daar nou weer mee bedoelde!’, aldus collega Person. | |
8 april 1960Bonn, West-Duitsland Hans Hoefnagels van het ‘Algemeen Handelsblad’ haalde me af en reed me naar de Indonesische ambassade, Drachenfeltzstrasze 2. Dr. Zairin Zain ontving me hartelijk in zijn werkkamer. Hij zei over de door mij te volgen strategie in Wenen te hebben nagedacht. ‘Je kunt het niet via officiële kanalen spelen, want men wil dus massaal alle Nederlandse contacten afketsen. Je zou het via Nahar van het persbureau P.I.A. kunnen doen, die in de rombonganGa naar voetnoot243. zit en die je goed kent. Anders zou je het via mevrouw Hartini Sukarno kunnen proberen. Zij reist afzonderlijk en is op dit moment te gast bij mevrouw Tito. De bedoeling is, dat men elkaar in Wenen “toevallig” tegen komt. Hier ligt jouw kans voor een kanaaltje naar de President. Ook is Sumarjo mee, die je kent vanuit Washington. Je kunt gewoon op de gang tegen hem aanlopen, bij wijze van verrassing, want anders gaat hij weer eerst met zijn superieuren contact opnemen.’ Om vijf hoofdredacteuren naar Wenen te brengen was allright, maar hierover ‘indirect Bungkarno benaderen,’ zei de ambassadeur. ‘Dàt moet de compositie van je nieuwe offensief zijn. Dan, wanneer je bij hem wordt toegelaten, spreek over je plannen voor een boek over hem. Vang hem met zijn lievelingswapens, zoals zijn geleide-democratieproject en het politieke manifest, laat uitkomen, dat zijn houding jegens mr. Khrushchev internationaal zéér is gewaardeerd en laat dan de komst van de vijf hoofdredacteuren uit het gesprek voortvloeien.’ Dr. Zain zei ook, dat de zaakgelastigde ad interim A. Jenie, zijn tweede man, had gezegd: ‘Misschien komt Oltmans om geld vragen.’ Ik vond dit belachelijk. Hij lachte, toen ik hem vertelde tegen Van de Brandeler te hebben gezegd over de ‘Karel Doorman’: ‘Als ik Indonesiër was, zou ik het ding torpederen.’ Hij gaf me nog de informatie, dat Bungkarno in Wenen in het | |
[pagina 172]
| |
‘Ambassador Hotel’ zou verblijven en Ibu Hartini in het ‘Imperial’. Hij wist niet of hij zelf naar Wenen zou worden geroepen. ‘Als je me dáár ziet, doe dan niet of je me goed kent, want dan denken ze, dat het afgesproken werk is.’ Ontmoette Hans Hoefnagels in het ‘Bundeshaus’ vóór ik de trein naar Amsterdam nam. Minister Luns had hem eens verteld, hoe de ministers Couve de Murville, Herter en Selwyn Lloyd in Genève hadden zitten bridgen en hem, ‘Joe’, er bij hadden gevraagd. Volgens Luns had Khrushchev ‘een schier erotische binding met de politiek en bevredigde zich in het politieke spel, liet fikse grofheden voorbij gaan, maar vloog op de kleinste opmerking of futiliteit af’. Hans schaakte met Sydney Gruson van de ‘The New York Times’ en een paar Russen van de ambassade, en was lid van de Amerikaanse Club. Hij had nu twee kinderen. Het was prettig om hem terug te zien. Hij ‘seems to be quite on the ball’. Uit de trein tuurde ik naar de Keulse Dom en herinnerde me hoe we vóór de oorlog als kinderen met onze ouders dáár waren geweest. De ‘Times of Indonesia’ meldde, dat ‘de dwaasheid van de Karel Doorman’ het laatste restje goodwill van Nederland in Indonesië vernietigde. Ik realiseerde me Bungkarno in moeilijke tijden te gaan zien in Wenen. | |
10 april 1960Eindelijk John van Haagen terug gezien. Hij zei, dat de ‘Walrus’ twee dagen geleden was binnen gelopen. Ze waren ook in Cuba geweest, waar hij een brief van mij had ontvangen. Ik gaf hem het horloge, dat ik van mijn ouders in Zuid-Afrika had gekregen. Greet had naar prins Bernhard geschreven om walplaatsing voor haar man te krijgen. Maar het antwoord luidde, dat John ‘onmisbaar’ was in de marine. Hij was alert en serieus. Ik zei: ‘We kunnen nooit meer uit elkaar, John.’ ‘No pal...,’ antwoordde hij en zijn ogen vertelden de rest van het verhaal.Ga naar voetnoot244. Nu zit ik weer met het probleem mijn vrije tijd tussen Martin en John te verdelen. | |
11 april 1960Bezocht dr. Emile van Konijnenburg op het K.L.M.-hoofdkantoor aan de Raamweg.Ga naar voetnoot245. Hij benadrukte vooral Hiltermann niet uit te nodigen vóór er een bevestiging van Sukarno | |
[pagina 173]
| |
zou zijn gekomen. Dàt was dus onmogelijk onder de omstandigheden. ‘De Indonesische man van Djakarta in Den Haag, Susanto, loopt rond met een brok in zijn keel. Hij wil graag iets doen, maar wat?’ zei hij. Ik sprak met de plaatsvervangend persattaché van de Amerikaanse ambassade, de heer Pot,Ga naar voetnoot246. omdat ik de mededeling van de heer Van de Brandeler wilde verifiëren, dat ambassadeur Kenneth Young zich met mijn lezingen zou hebben bemoeid. Hij stelde voor, dat ik met mr. Dunham, politiek adviseur van de ambassadeur, zou spreken. Mam schrijft uit Kaapstad: ‘De algemene toestand in het land is weer rustig. Om je de waarheid te zeggen, we hebben tot op heden niets gemerkt van wat ook.’ Mijn moeder was bezorgd, nu Frieda en ik uit elkaar gingen: ‘De idee, dat je nu weer geen huis en haard de jouwe kunt noemen, vervult me met zorg. Ik hoop voor een lief ding, dat je onder deze omstandigheden niet aan het zwerven zult blijven.’Ga naar voetnoot247. | |
12 april 1960Logeerde bij de Amerikaanse fotograaf Leonard Freed.Ga naar voetnoot248. Hij zou mee gaan naar Wenen om foto's te maken. De heer Pot van de Amerikaanse ambassade informeerde me, dat niemand van de ambassade ooit op het ministerie van Buitenlandse Zaken navraag deed naar de inhoud van mijn Amerikaanse lezingen en noch ambassadeur Young, noch de heer Dunham of mevrouw Van Delden waren bereid mij te ontvangen. Van de Brandeler kletste in de ruimte. Dr. J. Vixseboxse gaat naar Djakarta als hoofd van de diplomatieke vertegenwoordiging van ons land. Prinses Wilhelmina gaf weer één van haar periodieke mysterieuze verklaringen uit: ‘In de overtuiging, dat Christus dit van ons vraagt en in aansluiting aan de jongste getuigenissen van de Nederlandse kerken en die van hen, die over onze grenzen in dezelfde geest gesproken hebben, doe ik een beroep op het geweten der wereld, dat zich zo krachtig heeft doen gelden, om tot een levende werkelijkheid te maken wat de kerken hebben verkondigd ten aanzien van de gelijkheid voor Christus van alle rassen en mensen, te beginnen bij de heel eenvoudige dingen van het dagelijkse leven, die binnen het bereik van | |
[pagina 174]
| |
iedereen liggen.’ Haar mededeling aan het volk betrof één langgerekte moeilijke zin van 19 regels in ‘De Telegraaf’ van 12 april. Wat beroerde deze eerbiedwaardige dame op tachtigjarige leeftijd?Ga naar voetnoot249. Ontmoeting met mr. G.B.J. Hiltermann. Hij bezit nu twee langharige tekkelachtige honden, die hevig keften. Hij bleek nog steeds woedend op Sukarno nà het incident van vorig jaar in Rome. Van Konijnenburg noemde hij ‘werkelijk een vriend van Indonesië; zo'n man krijgen ze niet gauw meer, ook al hoopt hij nog eens een paar miljoen van de “Garuda Indonesian Airways” terug te krijgen,’ aldus de journalist. ‘Ook Buitenlandse Zaken was er vóór dat ik naar Rome ging om met Sukarno te spreken. Ik had dus bij hem willen nagaan of ik op de radio had kunnen zeggen, wat geen krant meer behoefde te proberen, er zit toch iets in om een nieuw beginpunt met Indonesië te maken.’ Maar zo kankerde hij verder: ‘Sukarno is geen staatsman. Hij is een aansteller, die buitenlandse reizen maakt. Hij helpt het land naar god. En tenslotte vind ik Indonesië een prachtig land en een aardig volk. Ik ben immers van huisuit indoloog?’ Hij vervolgde: ‘U zou eens moeten horen hoe ze in New Delhi over Sukarno spreken, of hoe Khrushchev hem op zijn donder heeft gegeven bij het vertonen van zilverwerk uit Jogjakarta. Khrushchev heeft immers gezegd: ‘U laat mij een kolonie zien.’ Hiltermann: ‘Ik ben nu eens op Nieuw-Guinea gaan kijken. Dat gebied kan je alléén als rijk land beheren, want daar is geen donder. Het gaat natuurlijk ook helemaal niet om Nieuw-Guinea. Kijkt u maar wat de “London Times” schrijft.’ Hij had over zijn échec in Rome, ook jegens B.Z., zijn mond gehouden, maar het was een stomme streek van Sukarno geweest, want hij was niet alléén als journalist maar ook als mr. G.B.J. Hiltermann gegaan. Dat was een laatste kans geweest voor een nieuw beginpunt. Hij dacht er niet over naar Wenen te gaan en opnieuw de kans te lopen op een blauwtje. ‘Het wachten is nu op de verdwijning van Sukarno. Hij is niet meer belangrijk.’ Over het zenden van de ‘Karel Doorman’: ‘Om die zet heeft Sukarno immers gevraagd?’ Zit bij de ‘Heinekens Bierhoek’. Twee tafeltjes verderop zit een Indische jongen met een Surinaamse swinggozer. Zijn ogen en de mijne kruisten. Mijn body trilde. Hij bleef staren. Vreemd, zeldzaam. God wat is het hanteren van driften en gevoelens moeilijk. Toen ik opstond met mijn T.W.A.-tas | |
[pagina 175]
| |
van de reis, hoorde ik iemand anders zeggen: ‘Niet reageren, jongen, dat vind hij mooi, hij wil alléén maar opscheppen...’ Het televisie-journaal liet het afscheid van Sukarno en Hartini bij de Tito's zien. Ik logeerde bij Martin. We waren intiem als altijd. Het is de moeilijkst vatbare relatie in mijn leven tot dusverre, dicht bij elkaar en nog altijd zo ver apart. Ik hoorde hem tegen Jeanne zeggen: ‘Sorry hoor, maar mijn zoontje, komt eerst en dan mijn vrouwtje.’ | |
13 april 1960Stan Swinton van de ‘Associated Press’ heeft een gesprek gehad met de rebellenleider Sumitro Djojohadikusomo in Manilla.Ga naar voetnoot250. ‘Als democraat geloof ik, dat de enige persoonscultus die overgebleven is sedert Stalins dood, die van Sukarno is.Ga naar voetnoot251. Ik ben van mening, dat Indonesië ideeën en een toekomst nodig heeft in plaats van een tweede of een derde vrouw.’Ga naar voetnoot252. ‘Sukarno is precies als Castro hij wordt ingepalmd door de communisten.’Ga naar voetnoot253. Sumitro's uitspraken, dat Sukarno zou vallen herinnerde me aan de hardnekkigheid waarmee Acheson en Dulles al jarenlang de val van Mao aankondigen. Uiteindelijk valt iedereen. Maar wanneer? Het was winderig en guur maar ik reed samen met Martin op de B.M.W. naar Amsterdam. Vond een brief van Bernard Person, vol alarm of Anton Constandse wel had begrepen, dat zijn zorgen naar Steketee uitgingen en niet naar hem. Ook moest ik Rona van de A.B.C. Press zeggen, dat hij wilde meewerken voor dagbladen, niet weekbladen. Toch liet zijn humor hem niet in de steek. Bij aankomst van het geboortekaartje van een dochter van Hans en Ieneke Hoefnagels, had hij tegen zijn vrouw gezegd: ‘Hoe vind je zo'n Hoefnagels! Hij noemt het kind Francine Steketine!’ Hij voegde er aan toe: ‘Die goede ziel van een Ro geloofde het een ogenblik!’ Ook zag ik dat mijn Yale-vriend, John Knowles, ‘A Seperate Piece’Ga naar voetnoot254. heeft geschreven. ‘Time’ schrijft er over: ‘This excellent first novel is remarkable not only for the virtues it possesses but for the faults it lacks.’Ga naar voetnoot255. | |
[pagina 176]
| |
14 april 1960Tot mijn verbazing ontdek ik dat ‘Vrij Nederland’ eindelijk mijn artikel over politieke schizofrenie in de V.S. heeft opgenomen. Lekker gevoel. Had niet beter getimed kunnen zijn nu ik naar Wenen ga. Het is een behoorlijk artikel, maar niet goed genoeg. Sliep bij Willy Oswald (18), een Indische jongen, die ik eerder had ontmoet. ‘Jij bent mijn eerste,’ verzekerde hij mij, ‘ik wilde dat ik een broer had.’ Hij zou mee naar New York willen komen om met me samen te wonen. Hij erfde geld en kan het zich permitteren. ‘Je doet me aan mijn vader denken,’ zei hij. Ik ontmoette bij hem trouwens Tengku Nassif, een neefje van mijn voormalige hoofdredacteur bij ‘De Nieuwsgier’.Ga naar voetnoot256. Peter Appel, die ik eens een danscarrière afraadde, danste in de schouwburg ‘Poème’ met zijn Franse partner Irene Skorik en kennelijk met veel sukses volgens C. Nicolai in ‘Het Parool’.Ga naar voetnoot257. Op Nieuw-Guinea zijn bij Kokas opnieuw Indonesische infiltranten gesignaleerd. Het gaat natuurlijk duidelijk mis. | |
15 april 1960Genoot van hoe de drie jongetjes van John en Greet van Haagen in een teil in de kamer werden gewassen. John meende, dat veel Indische jongens de homokant op gingen. ‘Omdat Indische jongens de inslag hebben haantje de voorste te willen zijn, om te bewijzen, dat zij de “belanda's” er uit kunnen ploffen. Ze vallen op. Ze merken, dat ze gewild zijn bij meisjes en jongens, gaan langer voor de spiegel staan dan gewoonlijk en daar begint het mee. De tijden, dat Indische jongens knokten of eenden paften in het Vondelpark zijn voorbij.’ Ook Greet was het er mee eens, dat wanneer je in Amsterdam of Rotterdam liep, dan kon je Indische nichten bij bosjes waarnemen. De Indische recruten, die nu bij de marine waren hadden flesjes en poeierdoosjes in hun kastje. ‘Soft-living,’ zei John, ‘creates slappe kerels, die bij gevaar niet gaan zuipen, maar om hun moeder huilen.’ Hij zei op twee boksvrienden nà van vroeger, niet met Surinamers te kunnen opschieten, ‘die hebben iets primitiefs.’ Eindelijk lees ik Sutan Sjahrirs ‘Indonesische overpeinzingen’. Hofland had mij dit boekje gegeven. | |
[pagina 177]
| |
16 april 1960Sliep bij Martins neef, Rob Portier, nu een marinier, nà eerst bij de vloot te hebben gediend. ‘De Telegraaf’ publiceerde een hoofdartikel ‘Afgrond’.Ga naar voetnoot258. Het gevaarlijke van dit soort geschrijf is, dat een hele dijk leugens en onwaarheden worden doorspekt met informatie, die een grond van waarheid bevat. Wanneer het blad bijvoorbeeld schrijft, dat Bungkarno ‘een karakterloze ijdeltuit is’, dan weet het echt niet waarover het spreekt en liegt het ronduit. Misleidt de lezers eigenlijk. Maar wanneer het schrijft, ‘dat de eerste opbouwende daad voor een onafhankelijk Indonesië; door Sukarno nog steeds moet worden verricht,’ zit er een halve waarheid in verborgen. Hij wil, hij zoekt naar een positieve daad. Dat wil zeggen (en dit schrijf ik in 1986), dat nà; ruim elf jaar Nederlandse gevangenschap, de gedachte van de ‘Pantjasila’, de vijf grondbeginselen van de staatGa naar voetnoot259., het vestigen van een lingua franca in de Republiek, het vormen van een eenheidsstaat en last but not least, zijn geleide-democratiefilosofie uitzonderlijke en uniek waardevolle bijdragen van Sukarno zijn geweest ten aanzien van de Republiek. Ook ‘De Volkskrant’, en dus waarschijnlijk Indonesië-medewerker Hans Beynon, loog er weer vrolijk op los. Het blad sprak van ‘Sukarno's anti-Nederlandcomplex’ bijvoorbeeld.Ga naar voetnoot260. Wanneer er één man was in Indonesië in 1960, die nog altijd sterk tendeerde naar de band met Nederland niet verloren te laten gaan en zelfs via een bezoek aan Den Haag de onafhankelijkheid van Indonesië volledig bekrachtigd te krijgen, dan was het juist Sukarno.Ga naar voetnoot261. Bibeb schreef een interview met Jef Last.Ga naar voetnoot262. Die man interesseerde me. Wanneer ik lees, zoals onlangs het boekje van Sjahrir, besef ik altijd weer hoeveel tijd we verdoen met leeg geklets. Ik denk veel nà, hoe ik bij deze stand van zaken over Sukarno (nà Wenen) zou kunnen schrijven. Smedts is gelukkig in een artikel voor ‘Vrij Nederland’ geïnteresseerd. | |
[pagina 178]
| |
17 april 1960Wenen, ‘Hotel Europa’ Leonard Freed en ik reisden per slaapwagen naar hier en namen kamers in Zieglergasse 1, voor 35 Schilling per nacht. Tegen 18:00 arriveerde bij het ‘Ambassador Hotel’ een lange stoet auto's. Ik stond alléén langs de Kärtnerstrasze. Motorrijders vooruit met koplichten aan. Toen een zwarte Cadillac. Ik dacht nog: ‘Ik hoop dat Bungkarno aan mijn kant bij het raam zit.’ Hij zag me direct en wuifde terug. Raakte opgewonden. Hartini, die midden op de achterbank zat maakte Bungkarno op mijn zwaaien attent. Nu is het waarschijnlijk, dat ik hem zal zien. Gedachten flitsten door mijn hoofd. Hoe moet ik mijn artikel voor V.N. een hartekreet laten zijn? Wat kan ik als éénling in godsnaam doen? Hoe kan ik ze overtuigen, dat deze man wel degelijk in staat is vriendschap voor een Nederlander te voelen en eigenlijk onze redding zou moeten zijn? Later op de avond liep ik bij het ‘Ambassador Hotel’ tegen de Oostenrijkse chauffeur van de Cadillac aan. Hij zei: ‘The President saw you and told us, that is a friend of mine.’ | |
18 april 1960Gaf vanmorgen vroeg brieven af voor ambassadeur Zain en voor de aide-de-camps, kolonel Sugandhi.Ga naar voetnoot263. Zag ook Sumarjo, die zei dat minister Subandrio moe was en nog geen beslissing had genomen of hij me zou zien. Dineerde met Leonard Freed en ben dermate gespannen over alles, dat zijn gebruikelijke gesmak me zelfs niet hinderde. | |
19 april 1960‘Café Mozart’ Nam een student uit Texas mee naar bed vannacht. Hij zei, ‘Behalve met mijn broer heb ik nog nooit met een andere jongen geslapen.’ 08:30 Belde kolonel Sugandhi in zijn kamer. Hij vroeg meteen naar hem toe te komen. We spraken onder vier ogen. Ik sprak mijn verwondering uit over de verkoelde relatie met Indonesië en noemde de botsing met Sudjoko in Den Haag als de vermoedelijke oorsprong. Hij scheen op de hoogte te zijn en zei alléén maar: ‘Ik verlang mijnheer Sudjoko een pak rammel te geven.’ Hij benadrukte voortdurend, dat ik hem niet kolonel maar Gandhi zou noemen. Ook andere journalisten kregen geen | |
[pagina 179]
| |
visum meer dankzij Subandrio en Buitenlandse Zaken. Op een gegeven moment pinde hij een speldje van het wapen van Indonesië op mijn revers, waar ik zéér trots op was. ‘We hebben de rapporten over u gezien. Bapak is tegenwoordig wel erg druk.’ Toen kwam kolonel Kretarto, de militaire secretaris van de President, binnen. We gingen openlijk en zonder omwegen in op wat er sedert Ankara en Kopenhagen in 1958 was gebeurd. Krekarto liet zich op een bepaald moment ontvallen: ‘Die rotte Bandrio...’ Sugandhi ging intussen naar Bungkarno's suite met het laatste nummer van ‘Vrij Nederland’ in de hand.Ga naar voetnoot264. Nà ongeveer tien minuten kwam hij terug en zei: ‘De President wacht.’ Ik sprong op en kolonel Krekarto zei: ‘Ik voel hoe blij u bent.’ Kolonel Sugandhi zei wandelend op de gang: ‘Ik heb over de zaak Sudjoko al met de President gesproken.’ Bungkarno wachtte zittend op een bank in een grote salon naast zijn slaapkamer, zonder de gebruikelijke pitjieGa naar voetnoot265. en gekleed in een donkerblauw streepjespak. We spraken vrijuit en alléén. De valet, Tukimin, was als altijd binnen handbereik. Ik zei me bezorgd te maken over de personen, die van zijn vertrouwen misbruik maakten.Ga naar voetnoot266. Ik zei van mening te zijn, dat minister Subandrio mij een visum weigerde en hij antwoordde: ‘Niet, dat zijn lagere ambtenaren, niet Pak Bandrio.’Ga naar voetnoot267. Hij vervolgde: ‘Wacht tot ik terug ben in Djakarta en schrijf dan regelrecht naar mij. Je adresseert gewoon President Republiek Indonesia.’ Daarop vroeg ik natuurlijk of hij mijn vele brieven via Pak Suhardjo Hardjowardojo had ontvangen, dus via het hoofd van zijn militaire huishouding. Ik vond, dat hij onzeker antwoordde. Hij zei: ‘Twee of drie of zo...’ Ik maakte dus duidelijk, dat het er aanzienlijk meer waren geweest. ‘En wanneer ik u schrijf om een visum verlening via Pak TamzilGa naar voetnoot268., zoudt u dat verzoek dan ontvangen?’ Hij antwoordde: ‘Ja.’ Ik vroeg wat hij van de affaire ‘Karel Doorman’ vond. ‘Ze zijn in Den Haag gewoon bang, dat wij nu zullen aanvallen,’ antwoordde de President. Hij vervolgde: ‘Wim, je hebt mij eerlijk gezegd, dat je voor de overdracht van Irian-Barat bent in het belang van je eigen land en dat is mij heel veel | |
[pagina 180]
| |
waard geweest.’Ga naar voetnoot269. Ik pleitte voor de gevangen piloot Daniel Maukar en zei: ‘Als u zou moeten tekenen, zou u dat toch nooit doen.’ Bungkarno antwoordde: ‘Je bedoelt, tegen de muur...?’ Hij schudde zijn hoofd. Ik vroeg hoe hij het boek van Louis Fischer had gevonden. ‘Een beetje kasar, maar boleh,Ga naar voetnoot270. in ieder geval niet tègen Indonesië. Hij is alléén een beetje geobsedeerd over het communisme.’ Daarna: ‘Hoe lang blijf je nog in Wenen?’ Een paar dagen. ‘Kom dan nog vóór je weggaat, regel maar met Gandhi.’ Dronk met de kolonels Kretarto en Sugandhi een kop thee. Kretarto zei een oom te zijn van mijn vriend Basuki Slamet. Schreef dus een briefje om mee te geven. We spraken over de reis van Khrushchev. Sugandhi: ‘De President was woedend in Surabaja, toen de Sovjet premier zo uitgebreid over het communisme begon te spreken. Hij stond op, liep naar de microfoon en vertelde aan de mensen: ‘Saudara, saudara, dit is de held van het communisme, Nikita Khrushchev, het is een goed systeem, maar niet voor ons, neen! We willen ons houden aan onze eigen identiteit en ons eigen systeem. Stel je eens voor, wanneer wij de Russen zouden vertellen, dat zij het Indonesische “gotong-rojong”-systeem zouden moeten overnemen!’ We namen foto's. Gandhi vroeg om donderdagochtend om dezelfde tijd terug te komen. De vriendschap van een Indonesiër is voor mijn hart als van goud. President Sukarno was inmiddels uitgereden in gezelschap van een blonde en vier Aziatische jongedames. Het bleken de stewardessen te zijn van het gecharterde PANAM toestel. Ik vroeg me af, wat men hiervan in Oostenrijk moest denken. De Weense ‘Express’ maakte er al in ongunstige zin melding van. 12:00 Ik vertelde Bungkarno, dat ‘De Volkskrant’ nog dezer dagen had geschreven, dat hij de Nederlanders haatte. Hij antwoordde: ‘Ach haten, wat kletsen ze toch...’ Ik maakte bovendien uit het gesprek met de beide kolonels op, dat minister Subandrio en oud-minister Ruslan Abdulgani ruzie hadden. Dat pleitte voor Ruslan. De eerste vraag, die de President me trouwens stelde was: ‘Waar is Frieda?’ Het was me bekend, dat Jean Paul Sartre en Simone de Beauvoir bij Fidel Castro waren geweest en enthousiast waren over de Cubaanse revolutie. Sartre had gezegd ‘het de meest originele revolutie, die hij ooit had gekend’ te vinden. Hij noemde | |
[pagina 181]
| |
Amerika ‘een natie zonder hoofd’. Nu hebben zij een ‘Fair Play for Cuba Committee’ opgericht waar zij beiden inzitten, evenals de Amerikaanse bokser Joe Louis, de t.v.-persoonlijkheid Jack Paar, de schrijver Truman Capote, de Britse toneelcriticus Kenneth Tynan, de schrijver Norman Mailer en anderen. Ontmoette een Armeense student, Ivan (21), die in Wenen chemie studeerde. Hij zou het liefste dansen. Hij was uit op vriendschap, warmte. ‘Nobody may kiss my lips, not even my parents.’ Ik nam hem mee naar het ‘Mozart Café’ om Leonard Freed te ontmoeten.Ga naar voetnoot271. Ik vond Ivan aardig, zijn manieren, zijn loop, zijn handen en vingers, zijn ogen, wanneer hij lachte was hij zéér aantrekkelijk. In de avond gingen we naar de ‘Serbische Küche’ waar we cevabćici aten, een soort blinde vinken, met mosterd, uitjes en Bratkartoffeln, en helaas knoflook. Hij vertelde, dat zijn kamergenoot, een Indiase student van lange gestalte, jaloers was geweest, toen Ivan mijn lezingenfolder liet zien. In Korea is de bom eindelijk gebarsten. En wie trad er op als Amerikaans ambassadeur? Dezelfde Marshall Green, die ik op het State Department ontmoette. In Zuid-Afrika werd een aanslag gepleegd op Hendrik Verwoerd (58), de in Holland geboren premier, die tenslotte medeverantwoordelijkheid droeg voor Sharpeville. | |
20 april 1960‘Hotel Ambassador’ Breakfast om 07:30 met collega Nahar, hoofdredacteur van P.I.A. Hij maakte de volgende bemerkingen: ‘Alles tussen Indonesië en Nederland is nu verpest. Het is voor alles te laat, ook al ga ik als Indonesiër nog altijd liever met jou om, dan met een Rus of een Amerikaan. Maar je kunt beter een paar jaar wachten met naar Djakarta te komen. We kennen elkaar nu eenmaal en kunnen in dezelfde taal met elkaar spreken. Maar voor mij zijn Hollandse policymakers onbegrijpelijk. De Indonesiër, en ik bedoel iedere Indonesiër, voelt zich gekrenkt, dat Nederland Irian-Barat achter houdt.’ Over het ‘incident’ Khrushchev-Sukarno in Surabaja zei hij: ‘Bungkarno benadrukte gewoon, dat wij onze eigen vorm van sociale-democratie hadden. Khrushchev zei notabene, dat Bungkarno tot de nationale bourgeoisie diende te worden gerekend. Dat bracht Bapak op de been. Hij vroeg: ‘Vind je de President niet oud geworden? Toch blijft hij nog altijd de man in Indonesië, want | |
[pagina 182]
| |
wie zou het land zo effectief bijeen kunnen houden?’ Nahar nam twee maal obat en vitaminen in, want hij was erg moe. De rombongan bestond uit 38 personen en was in Bulgarije, Rumenië en Hongarije geweest. ‘Je zou eigenlijk, wanneer je er het geld voor had, een studie moeten maken van de verschillen in toepassing van het Marxisme-Leninisme in deze landen vergeleken bij de Sovjet-Unie en China,’ meende hij. We hoorden twee Nederlandse dames, behangen met juwelen en overlopend van Haagse kak hardop zeggen, ‘eigenlijk zou het wel leuk geweest zijn wanneer die hele Hollandse autobus de tong naar die man had uitgestoken met dat gekke zwarte kalotje op...’ (Sukarno dus). Voor de zoveelste keer geneerde ik me diep voor landgenoten. Om 14:00 ontmoette ik Ivan bij zijn laboratorium. Hij kwam in een witte jas naar buiten. We spraken in het park alvorens naar de cafetaria op de eerste verdieping te gaan. Hij bracht zijn jeugd door in Lahore, Pakistan, vóór de politieke scheiding met India. ‘True love lasts for ever in India. It even outlasts death. One emperor built a memorial for the wife he loved, so the people would remember how much he loved her after his death. Are you familiar with yoga?’ ‘No.’ ‘Well, yoga is the true science. Read about it. You will get completely different thoughts on the importance of sexe.’ ‘Did you read “Rebecca” by Daphne Du Maurier?’ ‘No.’ ‘And Madame Bovary by Flaubert?’ ‘No.’ ‘You haven't read anything,’ riep hij uit. We spraken af in de avond bij de British Library. Tot 21:00 zaten we in het ‘Mozart Café’, en aten in de ‘Kühfusz’. Daar ontmoetten wij Vanoye Aikens, eerste danser bij Katherine Dunham, een neger in een bulky blue sweater, met twee diamanten ringen aan zijn pink. Later ging Ivan opnieuw mee naar mijn hotelkamer. We lagen tot 05:00 te praten. ‘Yogi,’ zei hij, ‘geeft je controle over je gevoelsleven, zelfs je sexuele gevoelens. Toen ik zondag bij je sliep heb je wel gemerkt, ik kreeg absoluut geen erectie.’ Dat was waar, maar nu had hij die wèl. ‘Since I met you,’ ging hij verder, ‘I am completely out of my routine. Wim, tell me: life, what is it? People are born, marry, die and get born again. It makes me sad when I think of it. Do you know about Vinoba Bhave?Ga naar voetnoot272. I once went to listen to him. He stated, we are all alike. Why should one have so much more than the other. When I came home I cried.’ | |
[pagina 183]
| |
Ivan ontmoette me vanavond in een blauwe collegeblazer met het embleem van de University of New Delhi met in het Sankrit de woorden: ‘Truth will always win.’ Hij sprak Russisch, Hindi, Urdi, Engels, Duits en Sankrit. Hij herinnerde zich het verhaal van een oude man, die zat te piekeren over het leven onder een boom. Hij mediteerde over God. ‘He came eventually to the conclusion,’ zei Ivan, ‘that not the only and sole happiness lays in marriage or to have children, but true happiness will be achieved in serving illiterate people, leading them towards freedom of guilt, far away from human discontentements, jealouzies and things like that.’ Hij vertelde dat er naast buddhistische priesters in India ook Swami's waren, die naakt in hun tempels woonden. ‘They live like kings. Their followers bring everything to them, food, even gold. They wash the feet of the swami's with milk and then drink it.’ Ik vroeg hem of hij ooit eerder met een jongen had geslapen en seks gehad. Hij zei, absoluut eerlijk, dat voelde ik, van niet. ‘What is wrong with bodily contact,’ vroeg ik verder, ‘met elkaar slapen brengt twee mensen toch veel dichter bij elkaar als een verdere perfectie van de vriendschap.’Ga naar voetnoot273. Hij zei, ‘If I would not see you tomorrow, I would be thinking of you all day.’ De ervaring met Ivan was buitengewoon en overtuigde me opnieuw, dat je uit boeken nooit echt dicht in contact met het leven kan komen. Menselijke ervaring en de menselijke ‘touch’ brengen pas echte, bloedeigen levendigheid tot gevoelens en emoties. | |
21 april 1960Vanmorgen wilde ik naar kamer 126 in het Ambassador Hotel gaan, toen ik werd tegengehouden door een Indonesiër met een snorretje. Op onbeschofte toon beval hij me ‘beneden te wachten’. Eigenlijk negeerden alle leden van het gezelschap me, zelfs Abu Hanifah en Yusuf Ronodipuro. Ik telefoneerde kolonel Sugandhi. ‘Oh, Oltmans, ben je daar?’ Ook hij vroeg of ik beneden in de hal wilde wachten. Later reed Sukarno vergezeld door de adjudanten Sugandhi, Sabur en Sudarto uit. Er was een lunch bij de President van Oostenrijk. Om 15:00, toen men in ‘Hotel Ambassador’ was teruggekeerd, belde ik opnieuw Sugandhi. ‘O, ja, Oltmans,’ zei Sugandhi, ‘Bapak is sorry, dat hij jou onder de omstandighheden | |
[pagina 184]
| |
niet kan ontvangen. Hij laat je zeggen, dat je een verzoek om een visum aan hem moet zenden. En jullie blijven vrienden. Ik heb een groot huis met 14 kamers, Djalan Diponegoro 5, dus je kunt bij ons slapen. Stuur mij een kopie van je visumaanvraag.’ De afspraak ging dus niet door en de vijanden in de omgeving slaagden er in mij weg te houden. Paul Beer, de chauffeur van Bungkarno's Cadillac, vroeg me een cola met hem te drinken. ‘I have a story for you,’ zei de Oostenrijker. Toen Sukarno had gehoord, dat hij 24 uur per dag dienst deed met die auto, had hij Beer een kamer in het hotel bezorgd en ‘look, what I got today’, een portret van de President met het onderschrift: ‘With my greatest appreciation, 21/4 1960.’ Hij voegde er aan toe: ‘And what is the nicest of all, I did not ask for it.’Ga naar voetnoot274. Terwijl ik met Beer sprak wenkte dr. Zain mij. ‘Intussen is het toch maar mooi voor elkaar gekomen,’ zei hij. ‘Je ziet het lobbyen is een kunst.’ Daarop vertelde hij, dat hij de dag dat de President arriveerde en het Hotel binnenkwam vlak voor de anderen had gezegd (en hij gaf aan dat die anderen niet bepaald vrienden van me waren): ‘Weet je wie ik heb gezien?’ en noemde mijn naam. Zain had toen meteen de gelegenheid aangegrepen om hem nader over mijn activiteiten te informeren. Verder was ambassadeur Zain geïrriteerd, dat ik hem de namen van vijf hoofdredacteuren had genoemd, als voorstel om Sukarno in Wenen te ontmoeten. ‘Susanto in Den Haag heeft die namen nagetrokken en kwam tot de ontdekking, dat bij geen van die heren belangstelling bestond om naar Oostenrijk te gaan. Dan moet je mij zoiets niet zeggen. Ik ben juist altijd uiterst exact in mijn rapporten. Ik had dit plan doorgegeven. Het zou bovendien geen waarde hebben wanneer de uitnodiging aan de vijf hoofdredacteuren van ons was gekomen.’ Zain vervolgde: ‘Je weet, dat wij volgens de politiek van Luns niet meer bestaan, dus zouden wij dan eigenlijk een dergelijk initiatief moeten nemen?’Ga naar voetnoot275. Ook deelde hij mee, dat minister Subrandio op het punt had gestaan mij te ontvangenGa naar voetnoot276., ‘maar toen ben je toch weer eerst naar de President gegaan. Je denkt nog altijd tè Westers. Je begrijpt Indonesische gevoeligheden niet met op die manier bepaalde figuren te passeren. Diploma- | |
[pagina 185]
| |
tie moet in de toppen van je vingers zitten. Vergeet niet sommige journalisten zijn de beste diplomaten geworden.’ We namen ondanks de kritiek plezierig afscheid, als altijd. Later in de trein: Zain zei ook nog, nadat de ambassadeur in Bonn op mijn verdiensten had gewezen, dat Subrandio had geantwoord: ‘Natuurlijk handelt hij zo, want (ambassadeur) Mukarto (Notowidigdo) in Washington betaalt hem.’ Deze uitspraak maakte me werkelijk razend en Zain geloofde dat dit niet zo was helemaal.Ga naar voetnoot277. Ivan wachtte op me bij het ‘Mozart Café’. Hij had in zijn laboratorium gezegd, dat hij kokend water had gemorst om de twee rode plekken in zijn nek te verklaren. ‘And they believed me, because they know I never lie.’ We namen een tram naar het spoorwegstation. Ik omhelsde en kuste hem. Hij zei: ‘It was as if I have known you all my life.’ Las Sjahrirs ‘Overpeinzingen’ uit. Het is een belangwekkend boek, en in gevangenschap op Boven Digul, Nieuw-Guinea, geschreven. Misschien heb ik toch de boot gemist toen ik hem die ene avond in Djakarta bij zijn dochter thuis ontmoette en geen echt contact met hem legde. | |
23 april 1960Mr. G.B.J. Hiltermann kwam vandaag in de Haagse Post met een lang artikel: ‘De tragedie Sukarno: Eind van de chaos in Indonesië nadert.’ ‘De revolutionair Sukarno bleek in de praktijk in het geheel geen staatsman te zijn. Voor de sociaaleconomische problemen van zijn land is hij volslagen blind. Hij kent die problemen niet en ontkent er zelfs 't bestaan van.’Ga naar voetnoot278. Volgens de commentator diende Den Haag maar vast te gaan denken over het Indonesië nà Sukarno. ‘De periode Sukarno loopt af,’ aldus het Amsterdamse orakel, dat ook in 1987 nog onafgebroken zijn wijsheden via radio en televisie verkondigt. Het kon maanden en het kon jaren duren, dat voegde hij er veiligheidshalve aan toe. Dat was dan gramschap | |
[pagina 186]
| |
uitgeleefd nà in Rome voor niets op de gang te hebben gewacht. Telefoneerde Van Konijnenburg een eerste verslag door. ‘Sukarno is langzamerhand onder curatele,’ antwoordde hij.Ga naar voetnoot279. Willy vertelde me, dat hij op een kostschool voor jongens had gezeten. ‘De grotere jongens smeten me tegen de muur, wanneer ik niet wilde dat ze met mijn piemel speelden.’ Ik vind hem nerveus en vraag me af, wat ik echt voor hem zou kunnen doen. Werkte bij John van Haagen in Rotterdam aan mijn ‘Vrij Nederland’-artikel. Hij las het, en leverde nuttige kritiek. | |
24 april 1960Ook Emile van Konijnenburg liet ik mijn artikel lezen. ‘Kwestie Nieuw-Guinea moet vreedzaam worden opgelost’Ga naar voetnoot280. vond hij een juiste benadering in de kop van het stuk. Hij gaf me zijn auto om het artikel bij ‘Vrij Nederland’ te brengen. Ik hoorde van zijn chauffeur, Bram, de nodige annecdoten over Plesman, Aler en Van den Beugel, drie oud-K.L.M.-directeuren. Mathieu Smedts zei het artikel slechts in vraag- en antwoordtekst te willen plaatsen. Hij wist bovendien nog niet of het onder mijn naam zou worden geplaatst. Hij had eveneens een afspraak met de Amerikaanse ambassadeur Kenneth Young. | |
25 april 1960Logeerde bij mijn grootmoeder Poslavsky in Zeist. Toen ik haar vertelde 170 dagboekklappers te hebbenGa naar voetnoot281. antwoordde zij: ‘Een drs. op Goeree-Overflakee heeft van minister Cals de opdracht gekregen om een levensbeschrijving van Jan Frederik Oltmans (1806-1854)Ga naar voetnoot282. samen te stellen. Wanneer men over honderd jaar over jou wil schrijven is die persoon nog niet gelukkig.’ Ik ging op de fiets naar Bosch en Duin, het terrein van onze jeugd op ‘De Horst’ en ‘De Vinkenhof’. Sentimental journey. Ik stapte binnen bij het echtpaar Hein en Don Bouw, dat vroeger de huishouding van mijn grootmoeder Poslavsky op ‘De Vinkenhof’ runde. Toen ik alléén met haar was, huilde zij en zei me niet te verwachten nog meer dan één of twee jaren te | |
[pagina 187]
| |
zullen leven. Don is een schat. Zij stelde me aan een K.L.M.-piloot, Wil van Buren, voor, die in de buurt woonde. Ik vroeg me af, waar ik de rest van mijn leven zou wonen en rust zal vinden. In Amerika of in Holland? Wanneer ik 40 ben wil ik een eigen plek hebben. Wanneer ik de barrage van artikelen van Albert Besnard in het ‘Algemeen Handelsblad’ op de korrel neem, vraag ik me af: hoe maak je er een einde aan! Abonnees brieven naar de hoofdredactie laten schrijven? Dat is wat Hofland bedoelde met ‘de terreur van de onverdraagzame abonnees’, de angst voor het verlies van lezers. Besnard verspreidde nonsens en geklets, gesanctioneerd door het vermeende prestige van zijn krant ten detrimente van de lezers en de publieke opinie. ‘Sukarno is voor Nederland niet meer dan een onaangename lastpost,’ aldus Besnard. ‘Dit gunstige resultaat danken wij aan het feit, dat wij niet hebben gehaat, niet hebben gewrokt, maar integendeel ons hoofd en ons hart hebben gehouden bij onze commerciële, morele en sociale belangen. Sukarno's naam, die eens gehecht was aan de vrijheidsstrijd van het Indonesische volk, wordt nu de aanduiding van een ziektebeeld, de tering van de Indonesische psychose.’Ga naar voetnoot283. Volgens Besnard had Sukarno ook maling aan ‘het goede fatsoen’. Ik herinnerde me Mohammed Hatta's verzekeringen, hoe opgelicht hij zich door de Nederlandse onderhandelaars bij de ronde-tafelconferentie van 1949 had gevoeld, juist omdat men zich ten aanzien van tussen de coulissen gemaakte afspraken over de Papoea's, in strijd met alle fatsoen, niet had gehouden. Had een fel dispuut met mijn grootmoeder PoslavskyGa naar voetnoot284., die volhield dat Nieuw-Guinea nooit deel had uitgemaakt van de Oostindische archipel en in feite bij Melanesië hoorde. Sukarno's eis was volgens haar zuiver Indonesisch kolonialisme. | |
26 april 1960Lunch bij mijn oom Poslavsky op de Willem Arntz Hoeve. ‘Iedere keer wanneer je iets over Nikita Khrushchev leest,’ zei hij, ‘dan denk je, hij is weer linker geworden. Wat mij zou interesseren is hoe Khrushchev karakterologisch in elkaar zit. Is het een nette vent?’ Besnard reageerde op een feestrede van ir. J.A. Manusama, dat nà tien jaar eindelijk tekenen vielen te bespeuren, dat de onafhankelijkheid van de Republiek der Zuid-Molukken dich- | |
[pagina 188]
| |
ter bij was gekomen. Dit vertegenwoordigde volgens Besnard ‘een stuk gezond realisme’.Ga naar voetnoot285. Eindelijk zag ik mejuffrouw G. Buringh BoekhoudtGa naar voetnoot286. terug in Baarn, ook om haar te vragen of ik de 1.600 gulden, die ik haar schuldig was, nog niet behoefde terug te betalen. Zij vroeg er niet meer over te denken. We spraken lang over Frieda en alle andere problemen. | |
27 april 1960De kranten puilen van nieuws over het zenden van dienstplichtigen naar het ‘oorlogsterrein’ in Nieuw-Guinea. Sukarno ging van Wenen naar Cairo. Gamal Abdel Nasser sloot prompt het Suez-kanaal voor de ‘Karel Doorman’. Het vlaggeschip van de marine zal nu door het Panama-kanaal moeten varen. Piekerde over wat ik zou kunnen verzinnen om de waanzin te helpen keren. Een telegram naar Kenneth Young, de ‘Doorman’ niet door te laten? | |
28 april 1960Sprak met mijn laatste toeverlaat, dr. M. van Blankenstein van ‘Het Parool’.Ga naar voetnoot287. ‘Nieuw-Guinea of Sukarno vind ik niet meer belangrijk,’ zei hij. ‘Wij moeten natuurlijk van Nieuw-Guinea af. Ik ben het ook zeker niet eens met het officiële regerings-standpunt. Daarom is Paul van 't Veer gisteravond ook met een scherp commentaar voor de V.A.R.A. gekomen.’ Hij vervolgde: ‘Overigens erger ik me over dat gebral in Djakarta van de generaals over Irian. Sukarno is zo onbetrouwbaar als de duivel. Ik begin zo'n tegenzin tegen die man te krijgen, niet zozéér op politieke gronden, maar hij is een revolutionair die niet zonder revolutie kan. Toen ik die foto zag uit Hollywood, hand in hand met Joan Crawford en die vette, sensuele lach van een oosterse potentaat, toen kreeg ik echt tegenzin jegens die man...’Ga naar voetnoot288. Ik voerde aan: ‘Maar ik heb hem nog deze week gesproken. Hij wil nog altijd normale betrekkingen, zelfs vriendschap met Nederland. ‘Daar ben ik van overtuigd,’ zei van Blankenstein, ‘hij slaat ook alléén maar harder toe, omdat hij in zijn hart anders wil. Dat heb ik tijdens mijn reis door het Verre Oosten | |
[pagina 189]
| |
ook overal gezegd.’ Emile van Konijnenburg gaf te kennen nu het spoor ten aanzien van wat Den Haag vis à vis Indonesië en Nieuw-Guinea uithaalde kwijt te zijn. De N.R.C., in een hoofd-artikel, steunde de regering-De Quay-Luns vandaag. Albert Besnard publiceerde een artikel ‘Vaste Koers’. Alles en iedereen zat op de verliezende lijn. Behalve links en de P.v.d.A. waar men aarzelend een iets ander geluid liet horen, maar ook geen werkelijke stap in de richting van de Aziatische realiteit durfde te zetten. ‘Lieve Wimmes, De huidige politiek en de bedrijvers daarvan zullen nog eens de hele wereld ten verderve voeren, aangezien het gewone, gezonde boerenverstand, waar zo op neer gezien wordt door de zogenaamde verlichte geesten, te enen male schijnt te ontbreken en zonder het welk, volgens mij althans, niets duurzaams en stabiels kan worden opgebouwd. Toegegeven dat de huidige wereldproblemen ver boven de krachten van de menselijke mieren gaan, wil het mij toch voorkomen, dat met meer begrip voor elkanders moeilijkheden de stand van zaken er heel wat beter uit zou kunnen zien, dan in de huidige constellatie het geval is. Wat nog het meest tegenzit en welhaast niet is te veranderen is helaas de menselijke aard, die wel in hoofdzaak hiervoor verantwoordelijk is. Wat je soms in één familie ziet gebeuren, bijvoorbeeld bij een erfenisaangelegenheidGa naar voetnoot289. kan je soms met kille verbazing aanzien en kan een niet te onderdrukken gevoel van afgrijzen in iemand oproepen. Wat wil je dan in een familie van zo diverse pluimage als die der volkeren verwachten?Ga naar voetnoot290.... Je je liefhebbende Mam.’Ga naar voetnoot291. Mathieu Smedts vertelde, dat Sem Presser al één jaar bezig was om naar China te gaan; ‘hij komt nooit verder dan de ambassadehal.’ Dat beloofde weinig goeds voor mijn plan. De Amerikaanse piloot Allen Pope was in Djakarta ter dood veroordeeld. Ik vreesde het ergste voor Daniel Maukar. Maar Sukarno was er ook nog. | |
[pagina 190]
| |
reldopinie ligt bij de gekleurde volkeren. Kijk maar naar de verschillen in reactie op Budapest en op Sharpeville. De wereld kijkt de gekleurde volkeren naar de ogen. Wanneer er straks op Nieuw-Guinea één schot valt, dan heeft Indonesiëe in de ogen van de wereld automatisch gelijk. We staan met de kwestie Nieuw-Guinea niet voor het Internationale Hof in Den Haag. De wereld is geen rechtbank, maar een menselijke aangelegenheid, waarbij gevoelens een rol spelen. De wereld spreekt met Khrushchev. Waarom niet met Sukarno? De vraag rijst of zelfs nu nog een gesprek van Den Haag met Sukarno niet op zijn plaats zou zijn. Onze eigen N.A.V.O.-club stemt in de U.N.O. blanco over Nieuw-Guinea. En nog altijd loopt het belachelijke gerucht hier, zoals Romme mij heeft gezegd, dat de Amerikanen heimelijk zouden willen, dat wij op Nieuw-Guinea blijven.’Ga naar voetnoot292. | |
30 april 1960Lunch met de Hazeus in Waalre.Ga naar voetnoot293. We spraken uitvoerig over Nieuw-Guinea, ook over het bezoek van ir. Frits Philips aan Sukarno in Kopenhagen.Ga naar voetnoot294. ‘De ondernemerswereld, aldus ir. Hazeu, “kan zich niet met de politiek gaan bemoeien, alhoewel zij dagelijks met de wereldpolitiek heeft te maken. Men vond ons laf, toen wij ons uit zakelijke overwegingen uit Israel gingen terugtrekken. Wanneer wij zouden pleiten voor een overdracht van de Papoea's zouden de politici onze argumenten toch gesteund zien door financiële overwegingen. Teveel politici in Den Haag zouden zich politiek compromitteren, wanneer zij thans een andere politiek zouden voor staan. Het zakenleven stopt onder deze omstandigheden geen geld in Irian-Barat en de regering heeft er geen geld voor.” Ir. Hazeu signaleerde drie groepen in het geschil: “mensen die uit ethische gronden de Papoea's wilden opvoeden; zij die op zakelijke gronden direct van Nieuw-Guinea af wilden en zij die wilden gaan praten met Indonesië over deze kwestie, zoals de heer Philips, die als mens naar Sukarno is gegaan in Kopenhagen. Maar die Sukarno is anders ook geen erg betrouwbare mijnheer!” liet hij er meteen op volgen.’Ga naar voetnoot295. Ik antwoordde: ‘Ik wilde dat iemand mij eens zou kunnen | |
[pagina 191]
| |
zeggen wat Sukarno dan heeft gedaan of gezegd, dat hij niet heeft uitgevoerd.’ Daar kreeg ik dus geen antwoord op. Toch was het een gezellige ontmoeting met oude vrienden. Mevrouw Hazeu herinnerde zich, dat toen ik in 1946 op Nijenrode bij hen werd ingekwartierd voor een driedaags bezoek aan Philips, ik had gezegd: ‘Ik heb geen bloemetje voor u meegenomen, maar twee gebraden kippen,’ in die tijd nog een bijzonderheid. | |
1 mei 1960John van Haagen las de uiteindelijk tekst van mijn ‘Vrij Nederland’-artikel over Sukarno. ‘Wanneer Smedts de details uit je artikel weg laatGa naar voetnoot296., dan komt Sukarno er als mens rot af. Wanneer hij namelijk als President en staatshoofd er ook nog aan denkt om naar Frieda te vragen, dan wil dat behoorlijk wat zeggen.’ Greet was in een ziekenhuis voor een nier-operatie. John en ik bezochten haar en aten in Katendrecht bij ‘Tsong San Lao’. Bisschop Donahue schreef uit New York, dat zijn gestemde piano nog altijd op mijn bezoek wachtte. | |
2 mei 1960Lang gesprek met Sander Schimmelpenninck van der Oye in het Park Hotel. Hij zei niet met mr. A. Stempels, hoofdredacteur van de N.R.C. overweg te kunnen. ‘Ze zijn à priori vervelend, omdat ik baron ben, omdat ik bij de huzaren heb gediend en omdat ik geen papiervreter of atheïst ben.’ Denk dat hij weggaat bij de krant. Hij zei met een Frans meisje te zijn getrouwd. Ik vroeg: ‘Heeft zij bruine ogen,’ en hij antwoordde: ‘Ik geloof van wel, maar dat weet ik eigenlijk niet...’ Sprak één uur met de heer Stempels; vrij plezierig. Hij zei, dat de kwestie Nieuw-Guinea dubbel moeilijk lag, ‘nu we een rechts kabinet hebben, dat moeilijk de eisen van de oppositie zou kunnen gaan honoreren.’ Hij zei de heren Gerretson, Welter, Besnard en anderen, evenals ik, gekken te vinden. ‘Steketee van het “Handelsblad” durft wel en wil ook wel anders,’ aldus Stempels.Ga naar voetnoot297. Hij was het er zonder meer roerend mee eens, dat Nederland van Irian-Barat af moest. Er volgde op een dergelijke uitspraak dan altijd weer, ook bij Stempels, het | |
[pagina 192]
| |
woordje ‘maar...’ Of ik een agent was van Sukarno of niet, kon hem niets schelen. Hij geloofde trouwens wel, dat Sukarno de man was, zoals ik hem afschilderde. Stempels: ‘Nederland heeft op dit moment een figuur van formaat nodig, die het aandurft de kat de bel aan te binden. De politici kijken allemaal naar elkaar. Alléén nog de pers zou de impasse kunnen doorbreken. Hij, die het gezag en het prestige heeft, dat goed te verwoorden en te publiceren, zal de geschiedenis in gaan als een groot Nederlander!’ Hij keek en luisterde afwisselend, onderzoekend, geïnteresseerd en verbaasd naar me. Ik vroeg of hij Bungkarno zou willen interviewen. Hij antwoordde niet, zoals het de journalist zou betamen met ‘ja’. Hij wilde er over nadenken, waarmee hij voor mij permanent voor dit examen was gezakt. Hij was eventueel bereid om op weg naar Straatsburg een bezoek aan ambassadeur Zairin Zain in Bonn te brengen. In de trein herinnerde ik mij, dat Stempels had gezegd: ‘Misschien ontvangt Sukarno u nog steeds, omdat hij denkt dat u hem nog kan vrij praten in Holland.’ Ik antwoordde: ‘Hij weet allang dat men het in Holland praktisch onmogelijk heeft gemaakt, dat ik nog aan het woord kom. Ik vroeg me af, of hij zich werkelijk niet kon voorstellen, dat er tussen president Sukarno en mij gevoelens van waarachtige vriendschap bestonden, los van politieke perikelen. | |
2 mei 1960Sprak van 15:30 tot 17:00 met hoofdredacteur Steketee van het ‘Algemeen Handelsblad’. Hij was er duidelijk voor gaan zitten. Althans, dat dacht ik aanvankelijk. Hij liet me praten zonder noemenswaardige reactie te geven. Tenslotte zei hij: ‘Misschien zeg ik over tien jaar, de heer Oltmans heeft het toch juist gezien. Maar als hoofdredacteur let ik op zuivere feiten. U lijkt me bezeten van de zaak Nieuw-Guinea en dat doet me op mijn hoede zijn.’ Ik deed mijn uiterste best een beeld van Sukarno en de feitelijke situatie in Indonesië te schilderen, maar de man miste alle fundamentele kennis ter zake. Uitlatingen als: ‘Wat heb ik aan beloften van Sukarno?’ waren niet van de lucht. Met mijn mededeling, dat Nederland zichzelf uit Indonesië had weggepromoveerd wist hij al helemaal geen raad, noch met mijn mening, dat Albert Besnard een anachronisme vertegenwoordigde. ‘Ziet u de kennis en het vakmanschap van de heer Besnard niet over het hoofd,’ antwoordde hij. Maar hij kon niet inzien, dat Besnard een ‘Indië’- en geen ‘Indonesië’-specialist was en dus diens ‘kennis’ geen relevantie | |
[pagina 193]
| |
meer had voor de Indonesische werkelijkheid. Steketee was het zelfs met Besnard eens, dat zolang Nederland de verantwoordelijkheid voor de Papoea's droeg de militaire versterking van Nieuw-Guinea gerechtvaardigd was. Intussen verklaarde Sukarno in Tunis, dat wanneer het op Irian-Barat op knokken uitliep Nederland verantwoordelijk was. Ook de regering in Djakarta sprak van een militaire uitdaging en waarschuwde, dat Nederland ‘met vuur speelde’. | |
4 mei 1960Ontmoeting met de heer Hetzler, hoofdredacteur van het K.N.P. (Katholiek Nederlands Persbureau). Wist niet dat ook dàt nog bestond. Een assistent, de heer Adema, luisterde mee. Hij vertelde tijdens een geheim gesprek met minister Luns de vraag te hebben gesteld, wat Nederland precies met de Papoea's wilde, juist omdat de bondgenoten niet erg betrouwbaar leken. Luns antwoordde glashard, aldus Hetzler, ‘zojuist met minister John Foster Dulles hierover te hebben gesproken.’ Luns zou Dulles een verklaring hieromtrent hebben afgedwongen. ‘Maar niemand hier,’ aldus Hetzler, ‘gelooft in die zogenaamde Amerikaanse verklaring aan Luns.’ Voor de zoveelste maal constateerde ik in het Haagse ‘milieu’ hoe Luns zijn invloed met leugens bleef uitoefenen, ook ten aanzien van de pers. Er was in het geheel geen Amerikaanse toezegging, zelfs niet van Dulles, om Nederland op Nieuw-Guinea te steunen, noch politiek, noch militair. Luns loog. Hetzler vertelde verder een verklaring van de Indonesische primaat met scherpe kritiek op de K.V.P. zonder overleg aan de Nederlandse pers te hebben doorgegeven. De K.V.P. was duivels. ‘Romme heeft toen maandenlang niet tegen mij gesproken, maar ik had geen zin om door de K.V.P. censuur te laten uitoefenen.’ Rond lunchtijd sprak ik één uur met W. van Wijk, hoofdredacteur van ‘Het Vaderland’. Hij vond het zenden van de ‘Karel Doorman’ ook geen gelukkige stap, ‘maar de gedachte dat Nieuw-Guinea weg zou moeten verkoop je niet in Den Haag.’ Hij vervolgde: ‘Dè Nederlander kan zich in dit stadium toch niet meer permitteren zich er met een Jantje van Leiden af te maken. Ze voelen zich in dit politieke centrum verantwoordelijk en willen zeker niet, dat de Papoea's naar Sukarno gaan.’ Er | |
[pagina 194]
| |
zou volgens Van Wijk een tournure dienen te worden gevonden, dat Nieuw-Guinea naar de U.N.O. zou gaan opdat wij onze verantwoordelijkheid zouden kunnen overdragen. ‘Hoe wilt u er dan af?’ vroeg hij me op de man af. ‘Oppakken en weg wezen en toegeven, dat we fout waren,’ antwoordde ik. ‘Wie garandeert mij,’ aldus Van Wijk, ‘dat wanneer we Irian zouden overdragen, dat het er beter op zou worden. Wat hebben we aan het woord van Sukarno?’ Nà van Wijk ontmoette ik redacteur Roethof van de N.R.C. en arriveerde om 15:15 bij ir. Hein Vos van de P.v.d.A. Volgens het eerste-kamerlid zouden er in het Verre Oosten drie kristallisatiepunten voor democratie hebben moeten liggen: India, Japan en Indonesië, ‘die dan landen als Pakistan, Malakka, Burma en andere zouden moeten hebben meeslepen’. Nà vijftien jaar Sukarno-bewind had Indonesië politieke stabiliteit, economische opgang en aanzien in de wereld nodig. In Den Haag dacht men nog in termen van het jaar 1500 bij de bestudering van revoluties in Azië. Praten met Sukarno had nog slechts zin via de U.N.O. ‘Maar er gaan nu doden vallen,’ antwoordde ik. De heer Vos begon zich op te winden. ‘Er is niemand in Nederland meer bereid het Indonesische standpunt te verdedigen. Men is langzamerhand in de stemming de Indonesische infiltranten plat te slaan.’ ‘Dus een derde politionele actie?’ vroeg ik. ‘Dat is niet waar,’ riep hij woedend geworden. ‘Er waren in 1948 en 1949 velen tègen de politionele acties. Sukarno heeft miljoenen (waar hij dat cijfer vandaan haalde, mocht joost weten) doden op zijn geweten. Zijn economische politiek leidt alléén maar tot afbraak.’ Ook met Vos was geen land meer te bezeilen. Emoties overheersten op alle niveaus het denken over Indonesië. Lees opnieuw in van Wulfften Palthe, ‘Psychological aspects of the Indonesian problem’. ‘Oscillating between cajolery and arrogance, most Hollanders could not find a natural “we-relation”.’ En vervolgens: ‘If we define civilization as the conditions ruling in a society in as far as they bear on the mental development of Man as an individual and Man as a member of society, then this (Indonesian) civilization consists of two elements: refinement and culture.’ Tot mijn onsteltenis las ik dat de socialist J.G. Suurhoff P.v.d.A.-jongeren heeft opgeroepen naar Nieuw-Guinea te gaan. ‘Blijf niet bij moeders pappot, maar trek er op uit om mensen te helpen.’ Nederland diende de wereld ervan te overtuigen, dat het ons ernst was met de Papoea's. Hoe kreeg de man de onzin door zijn keel. | |
[pagina 195]
| |
7 mei 1960Minister Luns reageerde in het parlement op het binnendringen van de Nederlandse missie in Djakarta door demonstrerende jongeren, die bovendien het blauw van de Nederlandse vlag knipten.Ga naar voetnoot298. De regering bleef zich de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van Nieuw-Guinea bewust, aldus de bewindsman, en men pleegde constant internationaal overleg. Dit betekende, dat niet van Nederland mocht worden verwacht geheel alléén het hoofd te kunnen bieden aan een eventuele militaire actie van Indonesië. Hij loog voor de zoveelste maal, ‘dat de verzekeringen hierover van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk onverminderd van kracht waren gebleven’. Luns ging door met de indruk te wekken, dat Nederland niet alléén stond in de kwestie van de Papoea's en misleidde bij voortduring volk en parlement. Zwakke broeder Theo Droogh publiceerde heden een gigantische reportage in Elseviers Weekblad onder de titel: ‘Japan keert zich af van Sukarno’. Geklets in de ruimte, maar het stond er. Anton Constandse merkte op, toen ik hem over de ontmoeting met Steketee berichtte: ‘Ach, Steketee is een zakenman en geen journalist.’ | |
8 mei 1960Nieuwe schok. De Sovjets hebben nabij Sverdlovsk een Amerikaans Lockheed U-2 spionagevliegtuig neergeschoten. De Amerikanen hebben de mededeling van Nikita Khrushchev bevestigd. Vooral het eerdere gelieg, dat het een meteorologisch toestel was geweest, dat weermetingen zou hebben verricht boven Turkije en per vergissing boven de Sovjet-Unie terecht was gekomen, waren voor Washington hoogst pijnlijk. Luitenant Francis Gary Powers was keurig met een parachute naar beneden gekomen en gevangen genomen. President Eisenhower maakte reeds vanuit zijn boerderij in Gettysburg, Pennsylvania, bekend, dat hij voorzag dat een topontmoeting met Khrushchev niet door zou kunnen gaan. Powers werkte voor 2.500 dollars per maand voor de C.I.A. ‘We caught the thief,’ aldus Nikita, ‘en hij is zo verstandig geweest niet zijn vergifpil in te nemen.’ ‘He is alive and kicking,’ aldus de Sovjet premier. Welk een blamage voor de Amerikanen. Senator J. William Fulbright heeft zelfs gezegd: ‘Men of goodwill do not act in this fashion just prior to peace talks (sum- | |
[pagina 196]
| |
mit).’ Alles lijkt er op, dat bepaalde krachten moedwillig een ontmoeting tussen Eisenhower en Khrushchev willen voorkomen. | |
9 mei 1960De Londense Metaphysical Society arrangeerde een symposium over de vraag: ‘Has a frog a soul, and of what nature is that soul, supposing it to exist.’Ga naar voetnoot299. Aanwezig waren kardinaal Manning, William Gladstone, Alfred Lord Tennyson en, natuurlijk, T.H. Huxley. Zullen we ooit weten wat een ziel is? Of wat de werkelijke functie van seks is? Wanneer de beschaving zich voortzet, zoals we in het oude Rome zagen, vinden mannen elkaar in een ongewone harmonie van ‘love-making’. In die relatie komt seks bedrijven in de achterste koets. Fysieke aantrekkingskracht - ook zo'n raadsel - speelt een belangrijke rol, maar toch komt de ‘mind’ eerst. Wat is ‘mind’? In het gezicht van een vrouw herken je verlangens naar affectie en liefde, het wachten op proeven naar het andere lichaam en er mee versmelten, maar primair komt de ‘maternal urge to mate’. Een vrouw kan niet op zichzelf leven. Zij heeft bescherming nodig van twee sterke armen en een harige borst. Zij heeft kinderen nodig, die zuigen aan haar borsten. Om kort te gaan: een vrouw is als een paard op drie benen. Dat vierde been moet de man van haar dromen zijn. Ik vertik het dáár mijn identiteit in te verliezen. Daarentegen: wanneer ik in het gezicht van een andere jongen, een man, kijk, dan zie ik op de eerste plaats een ‘mind’, een ziel, zo men wil. Neem twee voorbeelden als uitersten: Henk Hofland of Martin Portier, desnoods Ivan Ivanovitch, die ik zou moeten schrijven. In beide gevallen wordt warmte uitgestraald, een warmte die momenten kent van een zekere fysieke uitstraling, maar die uiteindelijk niet over gaan in seks of ‘lovemaking’. De wisselwerking met Henk en Martin kent een vorm van ontwikkeling, die de doorsnee of het normale voorbij streeft. Zij communiceren met mij via ‘mind’-accenten, die naar andere niveaus zijn verschoven. Zo ontstaat een andere, niet homoseksuele intimiteit tussen mannen, die voor mij zéér veel betekent. Zullen we ooit precies weten hoe de ziel tot stand komt of in elkaar zit? We zullen eeuwig primitieven blijven, ondanks ingenieuze Sputniks. ‘Lido’ terras. De kranten bevestigen, dat Nikita Khrushchev de waarheid | |
[pagina 197]
| |
heeft gesproken, dat rond het Powers-incident het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en het Pentagon elkaar voortdurend tegenspraken en dat men rustig kan stellen, dat Moskou zegevierde in deze confrontatie. Het blad ‘De Waarheid’ gaf dan ook een zéér behoorlijk overzicht van de nieuwste Amerikaanse stompzinnigheden. Anton Constandse merkte in een hoofdartikel in het ‘Algemeen Handelsblad’ terecht op: ‘Khrushchev heeft een spectaculaire propagandaslag gewonnen... De verlegenheid waarin de Amerikanen verkeren is mede een gevolg van de door Khrushchev gevolgde uiterst handige taktiek.’ Dineerde met de beeldhouwer Shinkichi Tajiri. Hij ontwikkelde een nieuwe techniek van bronsgieten. Lucebert heeft geschreven: ‘Ik onderga bijvoorbeeld in Tajiri's werk hoe de maan de zee beweegt, ja, hoe zij dat precies doet, de maan, met haar kosmische handen die de oceanen als looie daaien oppakken en wegwerpen. De beeldhouwkunst van Tajiri doet mij gewaar worden hoe het toegaat binnen in de bergen en in de planten enzovoorts.’ Mij zegt Tajiri's werk helemaal niets, laat staan dat ik de fata morgana van Lucebert zou krijgen bij het bekijken van Tajiri's gewrochten. Maar ik geef dan ook toe voor veel kunst analfabeet te zijn. Peter Appel danste in Parijs met het Nederlands ballet ‘Vier Temperamenten’ van Balanchine. | |
10 mei 1960Tweede Kamer der Staten-Generaal Mr. J.A.W. Burger (P.v.d.A.) wandelt met ‘De Volkskrant’ naar het spreekgestoelte. Premier De Quay is afwezig. Luns liet zich vertegenwoordigen door de heer H.R. van Houten. Dus een demonstratieve minachting van de zijde van de regering voor het parlement, dat teruggekeerd van het paasreces de brief van 26 april van minister ir. S.H. Visser (Defensie) over het op oorlogssterkte brengen van het militaire apparaat op Nieuw-Guinea zal gaan bespreken. Burger begrijpt niet waarom er met die brief zoveel haast was, dat het parlement niet van te voren kon worden geraadpleegd of ingelicht en eist een verklaring. Professor oud (V.V.D.) meent, dat het een zaak van de regering is welke weg zij wenst te bewandelen, waarop Burger riposteert, dat dit niet verhinderde om alsnog de haast van De Quay en Luns thans duidelijk te maken. Burger: ‘Denkt de regering aan de hand van verhoudingen der nationale politiek op geheel zeventiende-eeuwse wijze maatregelen te kunnen nemen aan de andere zijde van de aardbol?’ Nà | |
[pagina 198]
| |
geconstateerd te hebben, dat ook de P.v.d.A. geen waardering voor Sukarno's beleid gevoeld, ‘dat wij als fataal beschouwen’, stelt Burger dat de regering in Djakarta door Nederland op onvoorstelbare wijze in de kaart werd gespeeld. ‘Nu kan de terecht in ons land bekritiseerde Sukarno zich op de borst slaan en wijzen op de agressieve bedoelingen van Nederland.’ Ook versterkte de regering (‘tegen het Amerikaanse beleid in’: de P.v.d.A. is altijd een meeloper van Washington geweest) de positie van de communisten in Indonesië. Daarop sprak de communist De Groot en de Kamer liep prompt leeg, terwijl voorzitter Kortenhorst grapjes met staatssecretaris Van Houten zat te maken.Ga naar voetnoot300. Ik ging naar de Indonesiër, Martono Kadri in de diplomatenloge. Hij stelde voor samen te lunchen. Totaal misselijk van het parlementaire ‘debat’ vluchtte ik naar John en Greet van Haagen in Rotterdam. | |
11 mei 1960Ook Godfried Bomans schrijft vandaag in ‘De Volkskrant’: ‘Amerika heeft een enorme flater geslagen. De blunder zit niet in het feit van spionage, want dat wisten we al lang, maar in de uitdrukkelijke ontkenning daarvan. Deze ontkenning is door Rusland uitgelokt. Het was een meesterlijke zet op het politieke schaakbord en het is boeiend eens na te gaan hoe Amerika er in gelopen is. In de schaakliteratuur vindt men dergelijke zetten als volgt genoteerd: ‘dwingt wit tot een verklaring.’ Zwart heeft dan een zet gespeeld, die offensief noch defensief is, maar waarop wit niet kan antwoorden zonder zijn bedoelingen bloot te geven. Hij moet kleur bekennen. Zulk een zet was het korte bericht uit Moskou, dat een Amerikaans vliegtuig boven Russisch grondgebied was neergeschoten...Ga naar voetnoot301. De motie-Burger om het Nieuw-Guineabeleid ‘opnieuw in overweging te nemen’ is in het parlement met 71 tegen 47 stemmen verworpen. De 33-jarige voormalige luitenant van de Amerikaanse Luchtmacht, Allen Pope, in 1958 boven Ambon door Indonesische luchtafweer neergeschoten, is door een militaire rechtbank in Djakarta ter dood veroordeeld. De C.I.A.-acties jegens Indonesië hadden op Ambon zeventien mensenlevens gekost. | |
[pagina 199]
| |
12 mei 1960Minister Visser deelde gisteren de Kamer officieel mede - en loog in commissie met Luns en De Quay mee - ‘dat er als de nood aan de man komt (op Nieuw-Guinea) op buitenlandse hulp kon worden gerekend’. De N.R.C. tekende hierbij aan dat dit ‘een interessante mededeling was’. Visser stelde zelfs glashard, ‘dat de Nederlandse maatregelen op Nieuw-Guinea van bondgenootschappelijke zijde niet slechts begrip doch instemming hadden geoogst.’Ga naar voetnoot302. De P.v.d.A. protesteerde opnieuw heftig, dat de heren De Quay en Luns schitterden door afwezigheid. Visser werd geflankeerd door de staatssecretarissen Calmeijer, Van Houten en Piet de Jong, die dus kennelijk alle drie aan het misleiden van het parlement meededen. Ik vroeg me in goede gemoede af, hoe zoveel bedrog op aanzienlijke schaal überhaupt mogelijk was jegens meer dan honderd volwassen parlementariërs als representanten van het volk. Onbegrijpelijk dat Nederlandse hoofdredacteuren hun dure correspondenten in London en Washington geen opdracht gaven om de vertelsels van de regering bij de bondgenoten te verifiëren. Er is natuurlijk geen land ter wereld, dat Nederland op Nieuw-Guinea te hulp zal komen (noteerde ik letterlijk op pagina G/513 1960.) Ook de kop in Het Vaderland van W. van Wijk luidde gisteravond: ‘Nederland krijgt hulp bij gewapend conflict.’ John van Haagen zag eveneens geen enkele hoop. Dominee Zandt (S.G.P.) had in het debat naar voren gebracht, dat hij slechts één bezwaar had tegen het uitzenden van dienstplichtigen naar Nieuw-Guinea, namelijk ‘tegen de inenting waaraan de jongemannen bloot komen te staan, hetgeen een kunstverrichting aan den lijve is welke ongeoorloofd is’. John zei: ‘Zolang men in 1960 dominee Zandt toestaat om dergelijke enormiteiten te blijven debiteren, is er geen hoop.’ Bezocht Greet van Haagen in het ziekenhuis. Ik had rechtstreeks de Amerikaanse ambassadeur, Philip Young, om diens inzichten gevraagd ten aanzien van Amerikaanse toezeggingen inzake militaire en politieke steun rond Nieuw-Guinea en tegen Indonesië. Hij antwoordde: ‘I am sure you understand that United States foreign policy is made in the United States by the American government and that it is the function of the American ambassador to carry it out. Since I understand you have obtained interviews with members of the Department of State and various American officials, inclu- | |
[pagina 200]
| |
ding former assistant secretary of State for Far Eastern Affairs, Walter Robertson, I do not believe that I can provide any further enlightment on issues affecting the role of the United States in the questions arising between the Dutch government and the government of Indonesia.’Ga naar voetnoot303. Young ontweek dus ter zake antwoord te geven en verschool zich achter Washington. | |
13 mei 1960Mohammed Hatta heeft in het maandblad ‘Pandji Masjarakat’ met nadruk betoogd, dat hij Sukarno als een ‘goede patriot’ beschouwde, die het beste voor zijn land wenste. Sukarno zette nieuwe lijnen uit voor politieke en economische ontwikkelingen in Indonesië en nam hiervoor de verantwoordelijkheid, maar volgens Hatta bemoeide hij zich te weinig met de details, die juist beslissend zouden kunnen zijn: ‘Daarom bereikt hij dikwijls het tegendeel van wat hij nastreeft.’ Eveneens tijdens een bezoek dezer dagen aan Washington verklaarde de voormalige vice-president tegenover een commissie uit het Congres, dat Indonesië zich zou verzetten tegen Nederlandse pogingen Irian-Barat aan de Verenigde Naties over te dragen. Bijna geen enkele Nederlandse krant drukte Hatta's gesprek met de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken af. Intussen, nà hartelijk in Portugal te zijn ontvangen (tot ergernis van de Nederlandse pers) is president Sukarno naar Havana doorgereisd. Hij was het eerste buitenlandse staatshoofd, dat Fidel Castro, nadat deze zestien maanden geleden de macht overnam, bezocht. Het was duidelijk, dat Sukarno wilde onderzoeken, of Fidel voor de beweging van niet-gebonden landen zou kunnen worden gewonnen. Jef Last publiceerde een groot opgemaakt artikel over de Nieuw-Guineakwestie in de ‘Groene Amsterdammer’, nàdat hij het bij Vrij Nederland niet geplaatst had kunnen krijgen. | |
[pagina 201]
| |
15 mei 1960Bracht met John van Haagen de avond bij Leonard en Brigitte FreedGa naar voetnoot304. door. We spraken tot diep in de nacht samen. We sliepen samen in ‘het stalletje’, zoals Brigitte het rommelbed op zolder had gedoopt. John lag het eerst tussen de lakens en zei: ‘Het circus Oltmans. Er ontbreekt nog één persoon, wie denk je?’ Ik wist het niet. ‘Je oom Poslavsky.’Ga naar voetnoot305. Ontmoette luitenant ter zee D. Hij ging op H.Ms. ‘Groningen’, als escorteschip van de ‘Karel Doorman’ mee naar Nieuw-Guinea. De 250 man bemanning zou de beschikking hebben over 96.000 blikjes bier. Hij diende op het vliegdekschip, dat geen airconditioning heeft, wat ‘moordend’ was. De bemanning sliep waar mogelijk op stretchers op dek. Eens per jaar had hij een affaire met één der matrozen, ‘aan meer heb ik geen behoefte, dus ik zal wel niet normaal zijn’. | |
16 mei 1960Telefoneerde met de heer Van Hoeve van Van Hoeve's Uitgeversmaatschappij in Den Haag. ‘Oh, bent u die mijnheer, waar indertijd over in de krant heeft gestaan, dat hij bij terugkomst in het vaderland gearresteerd diende te worden?’ Ik antwoordde, ‘Ja, dat stond meer dan drie jaar geleden in ‘De Telegraaf’: geschreven door Pasquino. Ik ben nu trouwens medewerker van ‘Vrij Nederland’. Van Hoeve: ‘Dat is voor mij allemaal één pot nat. Daar heb ik maar één woord voor en dat zou u niet bijzonder prettig in de oren klinken.’ Ik hing op en dacht barst. En die man gaf notabene bij voorkeur boeken uit over Indonesië. Bibeb schreef een voortreffelijk interview met Jef Last. Ik zou wel eens een interview met haar zelf willen lezen, opdat vragen over ouders en levensomstandigheden, die zij altijd aan anderen stelt, nu ook eens door haar beantwoord zouden worden. Ik belde met mevrouw Iet Last. Jef is tot juni in München. De topconferentie te Parijs dreigde in een drama te eindigen. | |
[pagina 202]
| |
woeste en wilde verklaring van een vooraanstaand staatsman had te horen gekregen.Ga naar voetnoot306. Eisenhower antwoordde, dat nà het ‘ongeluk’ met de U-2 al dergelijke vluchten waren stopgezet en zij niet zouden worden hervat. Khrushchev nam hier geen genoegen mee. Hij gaf te kennen, dat het bezoek van Eisenhower aan de Sovjet-Unie beter geen doorgang kon vinden, ‘want ik zou nà het gebeurde ook niet weten hoe ik een dergelijke visite aan mijn kleinzoon zou moeten uitleggen’. Het leek hem zelfs beter de hele topontmoeting te schrappen. ‘The Soviet Government,’ zei hij, ‘is deeply convinced that if not this U.S. government, then another, and if not another than the next one, would understand, that there is no other way out but peaceful coexistence of the two systems.’ | |
16 mei 1960‘Het Parool’ vestigt er de aandacht op, dat minister ir. S.H. Visser van Defensie heeft zitten knoeien in de Handelingen van het Nieuw-Guineadebat en bepaalde passages betreffende ‘bondgenootschappelijke hulp ten aanzien van Nieuw-Guinea’ ontbraken plotsklaps, zoals bijvoorbeeld op pagina 922. Ook ‘De Volkskrant’ stelde vast, dat Visser het vervalsen van het Luns-spoor der regering slecht had verricht, want bijvoorbeeld op pagina 1003 was de opmerking per ongeluk blijven staan. Bezocht de Multatuli-tentoonstelling in het Waaggebouw, ‘to catch a glimpse’ van een leven, een ‘mind’, die me buitengewoon fascineerde. Er was een vrij groot aantal handschriften van Douwes Dekker uitgestald. Het viel me bijvoorbeeld op, dat hij dikwijls strepen onder woorden zette, die door Van Lennep netjes met rode inkt waren weggestreept. Ik vond dat bijzonder om te zien. Eigenlijk was er geen enkel behoorlijk portret. Wel bombastische aanstellingen des konings als assistent-resident van Lebak, het zeilschip waarop hij naar Indië voer en pentekeningen van Javaanse dorpen. De Parijse top loopt in de soep. Ik kan Khrushchev geen onge- | |
[pagina 203]
| |
lijk geven. De Amerikanen hebben als te doen gebruikelijk de zaak oerstore gespeeld, te beginnen met die U-2 stunt. | |
18 mei 1960Ontmoette Lot en Jolle Jolles bij de familie Groenendijk.Ga naar voetnoot307. JollesGa naar voetnoot308. was van mening, dat zijn post voor Buitenlandse Zaken in Djakarta van 1956-1957 en vooral de periode van Duco Middelburg ‘het aardigst’ was geweest. Middelburg was één van drie S.D.A.P.'ers geweest die door minister Patijn naar B.Z. waren gehaald als compensatie voor alle jonkheren en baronnen in de buitenlandse dienst. ‘Middelburg was echter een typische conservatief, die zijn stamboom liet uitknobbelen tot het jaar 1200 en ontdekte geparenteerd te zijn aan de Bentincks,’ aldus Jolles. ‘Eind 1956, toen hij tijdelijk zaakgelastigde te Djakarta wasGa naar voetnoot309. vond hij, dat er iets diende te gebeuren. Hij liet een lijvig rapport samenstellen over de verhouding Nederland-Indonesië. Daar zijn toen heel wat whiskietjes tegenaangegooid en vele uren over gezwoegd. Het verhaal eindigde met de conclusie, dat Sukarno naar Nederland diende te worden uitgenodigd en dat zou Bungkarno prompt hebben gedaan. Of anders minstens prins Bernhard naar Djakarta. Middelburg overwoog, dat wanneer hij het rapport rechtstreeks naar Luns zou zenden het waarschijnlijk bij secretaris-generaal Blom zou blijven steken. Dus hij liet tien kopieën maken en zond ze naar Willem Drees, de voorzitters van de beide Kamers enzovoorts. Het kon hem absoluut niet verdommen of zijn carrière er aan zou gaan. Luns wilde hem natuurlijk prompt niet meer ontvangen. Hij zou een flinke douw krijgen. Toch werd hij later weer ambassadeur in Polen.’ Jolles vond Luns kennelijk een ramp. ‘Bij de Conferentie in Genève (1955) schoof de minister zijn stoel naar achteren en zei: “Dan kunnen we verder niet praten.” Dat is natuurlijk het laatste wat je doet als diplomaat. Het is immers één van de grofste beledigingen die je een Indonesiër kunt aandoen want Indonesiërs praten tot het bittere einde, tot men het juist eens is geworden.’ De heer Hirschfeld had Jolles eens verteld, hoe een delegatie op weg naar Indonesië in New Delhi op de Nederlandse ambassade zou gaan lunchen. Bij de ingang miste men de heer Beel. Hirschfeld keek om en zag hoe Beel met een | |
[pagina 204]
| |
zakdoek de punten van zijn schoenen afveegde, vanwege de stoffige weg die men had bewandeld. Oud-minister Van der Kieft had Jolles in Parijs eens toevertrouwd, dat Willem Drees zich dermate persoonlijk genomen voelde door de opzegging van de Ronde-Tafelakkoorden, dat er met hem niet meer over Sukarno en Indonesië was te praten. Zelfs ‘De Telegraaf’ wees in een hoofdartikelGa naar voetnoot310. op het gelieg van regeringswege over de zogenaamde Amerikaanse garanties, die Luns van John Foster Dulles zou hebben los gekregen. ‘De Telegraaf’: ‘In Vissers uitgesproken zin: ik zou er op willen wijzen dat wij (in geval van Indonesische agressie) op (buitenlandse) hulp rekenen.’ Visser had de laatste vier woorden laten schrappen, zo schreef ook ‘De Telegraaf’. Het blad vroeg zich af of ‘deze uitlatingen wezen op een geheim verdrag’ of ‘dat deze hulp in feite niet vast staat?’ Intussen probeerde Luns zelf de aandacht van het gelieg in commissie af te leiden tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken: ‘Het is niet de eerste keer, dat de Sovjet Unie een internationale crisis veroorzaakt. Als men de situatie vanaf 1945 bekijkt, dan vormt de afwiseling van glimlach en intimidatie een constante methode van de Sovjet diplomatie.’ Luns gaf Khrushchev natuurlijk de schuld van de mislukking van de topontmoeting te Parijs. | |
19 mei 1960Minister Luns verzekert, aldus een nieuwe kop in ‘Het Parool’: ‘Bij aanval op Nieuw-Guinea hulp van bondgenoten.’ In de Eerste Kamer zei Luns nu, dat hij over toezeggingen met terughoudendheid in het openbaar diende te spreken. ‘Het Parool’ noemde hem nu opeens ‘vaag’. Desalniettemin, nà aandrang van verschillende zijden, memoreerde Luns aan het communiqué van oktober 1958, gepubliceerd ná zijn besprekingen met minister Dulles, waarin werd gezegd, dat het Amerikaanse standpunt, dat geen geweld mocht worden gebruikt om territoriale wijzigingen tot stand te brengen ook voor Nieuw-Guinea gold. Luns vervolgde glashard, dat deze verzekeringen van de bondgenoten ‘nog zéér onlangs tegenover hem waren herhaald en bevestigd’. Hij loog pertinent. Lunch met Emile van Konijnenburg en Jolle Jolles in ‘Hotel de Wittebrug’. Op beide heren wachtende ontmoette ik Christiaan van Heek. Van Konijnenburg stelde, dat hij niet zo lang geleden het onderwerp van de machtsverhoudingen in Zuid- | |
[pagina 205]
| |
oost-Azië niet premier Jan de Quay had aangesneden. Deze had volmondig toegegeven, dat Nederland geen schijn van kans maakte. ‘Wat die kwestie nog altijd tegenhoudt,’ aldus Van Konijnenburg, ‘is de aderverkalking van Romme.Ga naar voetnoot311. Die man insinueert nog altijd, dat Nederland Irian-Barat vasthoudt op basis van een geheim verdrag met Washington. Maar de V.S. laten ons gewoon de kastanjes uit het vuur halen en ze stemmen immers blanco over deze kwestie in de V.N.? Dan stuur je toch, De Quay zijnde, meteen een briefkaartje, dat je de zaak verder zelf oplost? Wanneer Amerika Nieuw-Guinea werkelijk als gevechtsbuffer nodig had zou men al lang onder het mom van Civil Aviation vliegvelden hebben aangelegd, zoals in Afghanistan, Pakistan en Turkije. Bovendien maken de gevolgen van het mislukken van Parijs het nog moeilijker voor de V.S. om in de Pacific te keer te gaan. Amerika stuurt beslist de vloot niet naar Nieuw-Guinea.’ Zowel Jolles als Van Konijnenburg vroegen zich verder af hoe het mogelijk was dat regering en parlement levens in de waagschaal voor die affaire wilden stellen. ‘Ook geen enkele krant heeft hierover geschreven,’ aldus Van Konijnenburg. ‘Deze zaak wordt gedekt door de vermeende haat tegen Sukarno. We zetten de eenden op het vuur en gaan dan kijken hoe het afloopt.’ Jolles: ‘De politieke partijen zijn van mening, dat de kwestie Nieuw-Guinea mensenlevens waard is. Deze regering wil een flink gebaar maken om te voorkomen dat zij van slapheid zal worden beticht.’ Van Konijnenburg: ‘Gesteld dat je als regering iets wilt doen, en je denkt even met ze mee, dan wil je toch iets effectiefs, iets praktisch doen? Deze plannen met militairen en de vloot hebben immers geen enkele kans van slagen? Zij activeren juist de keet. Het verslechtert de situatie. Australië als partner in het Gemenebest kan zich niet permitteren op Indonesië te gaan schieten.’ De K.L.M.-vice-president gaf ook aan waarom hij in Den Haag veel moeilijkheden ondervond toen hij voorstelde om van de Garuda Indonesian Airways een Indonesische luchtvaartmaatschappij te maken met Indonesische piloten en vliegend personeel. ‘We hebben de souvereiniteitsoverdracht van 1949 geclausuleerd, omdat een overdracht ineens bij de R.T.C. een te grote schok voor Nederland bleek. Ook het bedrijfsleven verwerkte de klap van de overdracht niet. Men trachtte ter compensatie de oude koloniale verhoudingen voort te zetten. Altijd weer misten we een psychologische kijk | |
[pagina 206]
| |
op de Indonesiër. Nà de overdracht gingen we door met te zeggen: ze kunnen het niet.Ga naar voetnoot312. We bleven baboe spelen en konden ze niet als meerderjarigen zien. Voor de oorlog zeiden we immers al, een Indonesiër zal nooit kunnen leren vliegen. Zelfs Pearl Harbor veranderde hier niets aan. Intussen vloog de G.I.A. met Indonesische captains en K.L.M. co-piloten. We hebben hier nooit gelazer mee gehad. Nederland verwerkte de souvereiniteitsoverdracht niet psychologisch. Nu zitten we dan met de “ereplicht” aan de Papoea's.’ Op de Amerikaanse ambassade had ik een gesprek met John M. Kavanaugh, assistent van ambassadeur Philip Young. Ook de heer Pot van de persafdeling, was aanwezig. Kavanaugh opende met: ‘I heard a lot about you.’ Ik antwoordde: ‘Well, I am a famous troublemaker.’ Kavanaugh: ‘I thought, you were a peacemaker.’ Daarop viel ik meteen met de deur in huis en vroeg welk het Amerikaans antwoord was op de beweringen van Luns in het parlement omtrent de zogenaamde toezeggingen van de bondgenoten. De V.S. waren strikt neutraal enerzijds (in het Nieuw-Guineageschil) en tègen het gebruik van geweld bij het oplossen van dit vraagstuk. Hij ontkende, dat het een aangelegenheid tussen bondgenoten was of dat dit woord was gebruikt. ‘Maar nu Nederland provoceert met het zenden van troepen en vlooteenheden zijn incidenten haast onvermijdelijk en kan Indonesië zich beroepen op een politiek van agressie.’ Kavanaugh hield zich op de vlakte. Daarop deelde ik hem mede, dat ik van mijn recente bezoek aan Wenen en gesprek met Sukarno de stellige indruk had over gehouden, dat een militaire botsing rond Nieuw-Guinea onvermijdelijk was geworden.’ Vanmorgen had ik namelijk ook nog een kop koffie gedronken met de Indonesische diplomaat Martono Kadrie, die er eveneens op had gewezen, dat ‘Mas Ban’ (Subrandio) had benadrukt, dat Indonesië gereed was Nederland het hoofd te bieden. Ik adviseerde Martono president Sukarno een telegram te zenden, om te voorkomen, dat de ‘Karel Doorman’ ook nog eens voor vlagvertoon in Japan zou zorgen. | |
[pagina 207]
| |
gepubliceerd. Er zouden 2.000 exemplaren kunnen worden gedrukt, die dan f 16,50 zouden kosten. Hij dacht trouwens, dat Sukarno zou vallen en Nasution de macht zou overnemen in samenspel met figuren als Prawinegara. Hij vond Subrandio misschien wel een gladjanus, maar een bekwaam politicus. Ruslan Abdulgani was dom.Ga naar voetnoot313. In ieder geval, als Sukarno zou vallen zou Bandrio blijven. Minister Subrandio was intussen in Washington gearriveerd en had daar op alle mogelijke niveaus onderstreept, dat de militaire versterkingen van Nederland zijn land er toe dwongen tegenmaatregelen te nemen en dat een ‘gemakkelijk ontvlambare situatie was ontstaan’. Luns en zijn makker in duistere zaken, minister Visser, deelden onmiddellijk mede, dat Nederland met het zenden van troepen naar Biak ‘onmogelijk agressieve bedoelingen jegens Indonesië in de schoenen zou kunnen worden geschoven’. Dineerde bij de ouders van Peter Appel.Ga naar voetnoot314. Zijn vader maakte de wrange opmerking: ‘Nederland is geen land. Het is een polder.’ Walter Lippmann publiceerde weer één van die lucide commentaren over de debâcle van Parijs. ‘Het ligt niet in hetgeen de heer Khrushchev tegen ons zei of ons aandeed. Het ligt in hetgeen wij onszelf aandeden. Want wij hielpen het eerst bij het verwonden van ons zelf.’ Hij vervolgde: ‘De verwonding werd aangebracht door de serie blunders in de ernstigste aangelegenheden op het hoogste niveau. Deze blunders hebben niet alléén de Russen kwaad gemaakt en de topconferentie vernield, maar, veel erger dan dat, zij hebben twijfel veroorzaakt bij onze bondgenoten en ons eigen volk, over onze bekwaamheid om het Westerse bondgenootschap te leiden.’Ga naar voetnoot315. | |
21 mei 1960Arnold Brackman van de ‘New York Times’ had een beroep op me gedaan gegevens voor zijn boek over de Indonesische communistische partij te verzamelen. Hij wilde gegevens hebben over radiouitzendingen tussen 18 en 23 september 1948 vanuit Madiun, teksten die indertijd uit zijn kamer in ‘Hotel des Indes’ waren verdwenen. ‘I distinctly recall,’ schreef hij | |
[pagina 208]
| |
mijGa naar voetnoot316., ‘when the first news was broadcast on the radio (in PKI hands) the formation of a new government was announced complete with cabinetlist. It was plain on the first day or two that the P.K.I. was out set up a rival regime. A few days later, however, realizing that the coup had failed, the P.K.I. switched its line and it declared that its only intention was to help the Sukarno-Hatta government form a National Front cabinet. Unfortunately, since then many misleading things have been implied about Musso' design. The impression has grown, that the P.K.I did not intend to establish a seperate government. I want to dispell that impression, if I can.’ In dit verband bezocht ik de heer Van der Harst, op het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze zei dat ik dit met de heer I. Salim diende na te gaan. Daarop volgde een litanie over zijn bemoeiingen met Indonesië, die een halve eeuw hadden geduurd en hoe hij zich zorgen maakte over de misère van het Indonesische volk, wat hem dikwijls 's nachts uit de slaap hield. | |
23 mei 1960Lunch met Martono Kadrie in het Garuda Restaurant in Den Haag. Indonesië had nu eveneens troepenversterkingen naar Oost-Indonesië gezonden. Ook Hans Beynon van ‘De Volkskrant’ had hem gezegd: ‘Maken jullie maar een incident.’ Roerde opnieuw het vlootbezoek aan Japan aan. Dr. Zairin Zain was in New York actief geweest en nu op de terugweg naar Bonn. Verderop lunchte ambassadeur Baron Gevers met de heer Bosman van de Shell. We voerden staande een gesprek. Hij zei opnieuw om persoonlijke redenen niet de post in Djakarta te hebben aanvaard. Ik vertelde hem over mijn ontmoeting met Sukarno en sterk de indruk te hebben dat het op schieten zou uitlopen. Professor B.V.A. Röling heeft voor de jongerenorganisatie van de V.V.D. gezegd, dat de enige uitweg nu nog was om de soevereiniteit over Nieuw-Guinea aan Indonesië over te dragen, ‘dus gewoon weg wezen’. Brief van Ivan Ivanovitch uit Wenen. ‘I don't know how many times I have read your lovely letter. Every time I get a strange joy... I never knew it before... You left me completely disturbed. For a week I felt very strange then I started walks and went to concerts. I listened to a Bach organ concerto... and | |
[pagina 209]
| |
my body fills me with endless happiness.’ Ivan was dus de jongen die ik tijdens mijn verblijf in Wenen ontmoette en met wie ik een zeer bijzondere ervaring beleefde, die ik slechts summier kon beschrijven. Zo beleefde ik in het voorjaar van 1960 in Amsterdam een intense liefdesverhouding met een Indonesische jongen, Relly K., die ik hier niet ter sprake heb gebracht, ook omdat zij nooit een follow-up kreeg. We brachten veel tijd door die dagen met Leonard en Brigitte Freed, met John van Haagen en andere vrienden. Ik logeerde ook dikwijls met hem bij zijn Indonesische grootmoeder, bij wie hij inwoonde. Naast de affaire met Relly waren er andere ontmoetingen en soms ‘one-night stands’ met andere jongens. Ik heb deze niet tot in den treure herhaald, maar wil er thans - bij deze reconstructie in 1987 - bij aantekenen, dat bijvoorbeeld Hans Warren in reactie op deel II van deze Memoires in de Provinciale Zeeuwse CourantGa naar voetnoot317. schreef: ‘Zijn avonturen zijn dermate stereotiep, klinisch en onwaarschijnlijk dat het voornamelijk een kwestie van een op hol geslagen fantasie lijkt te zijn. Overal ter wereld komen de mooie jongens op hem af - dat wil bij ieder ander uitsluitend in de verbeelding lukken... Oltmans is weliswaar verre van lelijk, maar zijn erotische relazen wekken toch een vergelijkbare overspannen indruk.’ Ik heb twee delen dagboeken van Warren, die in Goes woont, gelezen en kan er geen belangstelling voor opbrengen, omdat deze man mijns inziens niet werkelijk heeft geleefd, niet werkelijk gedisciplineerd dagboeken bij heeft gehouden en voor mij een oninteressant uitgesproken provinciaal leven lijkt te hebben geleefd. Dat hij mij nu in deze termen aanviel, is dus begrijpelijk. Dit verandert echter niets aan de feitelijke waarheid van de door mij in deze Memoires gegeven details over ontmoetingen met alle mensen, ook homoseksuelen. Alle ervaringen bleven aan de hand van notities, en zoals hier brieven en foto's van Ivan bewaard. | |
25 mei 1960 (dagboek)Heb in het archief van het ‘Algemeen Handelsblad’ naar de gegevens rond Madiun 1948 gezocht, die Arnold Brackman nodig zou kunnen hebben. Ontmoette Harry Gilroy van de ‘New York Times’ in ‘Hotel Des Indes’ in Den Haag. Hij leek me een ‘old, dry gentleman’, die zei nooit collega's te interviewen, maar ondertussen nam hij talrijke namen op, zoals van Paul Rijkens en Emile van | |
[pagina 210]
| |
Konijnenburg, en maakte voortdurend notities. Hij beweerde dat de ‘Times’ slechts matig in Nieuw-Guinea was geïnteresseerd en dat zijn krant slechts weinig publiceerde van wat hij hierover in zond. Hij keurde Sukarno's beleid scherp af en vond de behandeling van Nederlanders in Indonesië treurig. Hij vond Sukarno in wezen een Jappen-collaborateur, dus beschikte hij kennelijk over een lading Indië-informatie en wist van Indonesië geen bal. We spraken 45 minuten. Verloren tijd, maar ik wilde alles proberen. Telegrafeerde Prins Paul Theodore PaléologueGa naar voetnoot318. dat ik op 29 mei niet aanwezig zou kunnen zij bij de bijzondere Mis die ter ere van keizer Constantino XII Paléologo in Rome zou worden opgedragen en waarvoor ik was uitgenodigd. | |
28 mei 1960Hoe werkt toch het onbewuste? Terwijl tijdens een gesprek met Relly en ook anderen Sukarno voortdurend werd bekritiseerd vanwege het aspekt veelwijverij, antwoordde ik: ‘Kijk eerst maar naar je eigen vorstenhuis. Waarom werd prins Bernhard in een echtscheidingsprocedure in Engeland genoemd, of waarom brandde de villa van mevrouw Röell af?’Ga naar voetnoot319. Ze waren verbaasd. Maar vannacht droomde ik, dat ik in gesprek was met prins Bernhard en dat hij gedetailleerd over zijn moeilijkheden met de Koningin sprak. | |
28 mei 1960Soms denk ik dat ik nooit meer naar Holland zal terugkeren. Ik ben in de stemming om er een streep onder te zetten. Ik zou er een behoorlijke dosis zenuwen en tranen achterlaten. Het lichaam needs love, psysical contacts. The ‘mind’ needs love and, of course, even more so, to be loved. You get involved with girls. They all want to fuck and have children. Ik zal nooit in staat zijn in een vrouw iets anders te zien dan een instrument om kinderen te krijgen. Om te beginnen zou ik mij materieel geen kinderen kunnen veroorloven. Ik weiger dus de verantwoordelijkheid voor een nageslacht te dragen. Verder, zou ik geen vrouw naast me willen hebben, die niet meer zou zijn dan een ‘guling’ (slaap-kussen). Dat is Relly tenslotte ook. Nam afscheid van mijn grootmoeder Poslavsky in Zeist. Bij mijn vertrek kwam Nicolette, de dochter van haar vroegere | |
[pagina 211]
| |
huishoudster Don Bouw, op vioolles.Ga naar voetnoot320. | |
30 mei 1960Prins Bernhard zou ziek zijn en prinses Beatrix gaat in zijn plaats nee op staatsbezoek in België. Zou het waar zijn? Minister Luns is er in geslaagd Tengku Abdul Rahman, de premier van Malakka, ervan te overtuigen, dat Den Haag geen enkele bedoeling heeft om Indonesië te provoceren. Mogelijk wordt het landingsverbod van Malakka voor Nederlandse vliegtuigen op weg naar Nieuw-Guinea ingetrokken. Ontmoette voor het eerst Jef Last. Hij maakte de indruk van een weinig zeggende, verbitterde oude heer. Ik vraag me af hoe hij het werkelijk niet Gide zo prima heeft kunnen vinden. Hij voelde zich nà zijn bemoeiingen met de Spaanse burgeroorlog in Holland immer uitgerangeerd. Als voormalig lid van de C.P.N. kon hij ook geen visum voor de V.S. krijgen. Mohammed Hatta had hem aangeraden en zelfs een niet onbelangrijk bedrag geschonken om zijn doctoraal Japans te halen, opdat hij in Djokjakarta zou kunnen doceren. ‘Ik heb het toen inderdaad in anderhalf jaar gehaald,’ aldus Last. Hij zei sedert 1949 altijd op de kwestie Nieuw-Guinea te hebben getamboereerd, ‘en nu het zover is zijn ze me allemaal allang vergeten.’ Hij vervolgde: ‘Voor “Elseviers” en “De Telegraaf” besta ik gewoon niet.’ Dat scheelde hem aanzienlijk in de verspreiding en verkoop van zijn boeken. (Hij verkocht mij trouwens twee van zijn boeken voor twaalf gulden.) De K.L.M. had hem via public-relationsdirecteur een ticket naar Japan aangeboden. Hij wilde Emile van Konijnenburg gaarne ontmoeten om opnieuw een biljet voor Tokyo te kunnen krijgen. | |
1 juni 1960Minister Luns gooide het in een interview in ‘The New York Times’ over een andere boeg. Nu hoopte Luns plotsklaps op een ‘modus vivendi’ met Indonesië. Hij sprak zelfs over de mogelijkheid de betrekkingen over de hele linie met Sukarno te verbeteren. Intussen verklaarde minister Visser bij het uitvaren van het ‘Karel Doorman’-flottielje, dat ‘deze vlagvertoonreis van bijzondere betekenis was’. Het vliegdekschip werd begeleid door de jagers ‘Groningen’, met luitenant D. aan boord, en ‘Limburg’. Ik besloot, nadat Visser opnieuw had gesproken over ‘het Nederlandse belang op Nieuw-Guinea’ telegrammen naar de Koningin en de regering te zenden. | |
[pagina 212]
| |
Ik lees het boekje ‘En Sukarno lacht’ van Alfred van Sprang. Geen wonder dat die onzin bij Van Hoeve in Den Haag werd uitgegeven. | |
2 juni 1960Ik zond het volgende telegram aan president De Quay, de heer Jonkman (Eerste Kamer), de heer Korstenhorst (Tweede Kamer) en minister Visser van Defensie.Ga naar voetnoot321. ‘Op basis vanwege mijn beroep verkregen inlichtingen wil ik er bij de regering en het parlement met klem op aandringen te bewerkstelligen dat bloedvergieten om Nieuw-Guinea wordt voorkomen stop onverantwoordelijk in onwetendheid verkerende Nederlandse jongeren te offeren waar het u bekend moet zijn dat deze kwestie internationaal politiek of militair bij voorbaat tot mislukken is gedoemd stop gaarne bied ik u regering goede diensten aan involge zeer bepaalde en persoonlijke contacten in Djakarta te meer nu de huidige explosieve situatie snelheid van handelen vereist wil men een nieuwe ramp voorkomen. Direct na het verzenden van deze telegrammen begaf ik mij naar Jolle Jolles, directeur van het A.N.P. Het leek hem beter de tekst van de telegrammen niet op het A.N.P.-net te zetten om zodoende mij niet aan kritiek van de pers bloot te stellen. Hij waarschuwde voor het negatieve effect van een nieuwe rel rond mij in ‘De Telegraaf’. Sluimers van het persbureau ‘Antara’ wilde de tekst wèl hebben, maar dat leek me een minder verstandige gedachte. Jolles adviseerde via Simon Koster, van het ‘Haarlems Dagblad’ iets van de inhoud te laten uitlekken. Daarop sprak ik met Emile van Konijnenburg. ‘De regering,’ zei hij, ‘heeft de zaak Nieuw-Guinea zo gemanoeuvreerd, dat de Indonesiërs hun gezicht zouden verliezen indien zij niet zouden schieten. Ze onderschatten de Republiek Indonesië in Den Haag, welke momenteel de enige staat ter wereld is, die tegen Peking durft op te treden, zoals met de uitwijzing van Chinese consuls, die zich in Indonesische aangelegenheden mengen is bewezen. Nieuw-Guinea is langzamerhand niet meer een kwestie van fatsoen of van recht. De wereld stemt bruin en zwart. Je moet dus inderdaad tegen de regering zeggen, dat je ook geen onmiddellijke uitweg ziet, maar dat het lullig zou zijn wanneer je niets deed. Zo bouw je een strong | |
[pagina 213]
| |
case. Je hebt je telegram op eigen initiatief en niet in overleg met Jolles of Van Konijnenburg gestuurd. Je stelt je op het standpunt, dat de regering op een dergelijk urgent telegram van een Nederlander zal reageren.’ | |
3 juni 1960Nu heeft ook de Sovjet regering in de vorm van een aidemémoires aan de regering, in ontvangst genomen door ambassadeur J.G. de Beus, bij Nederland geprotesteerd tegen het zenden van een vlooteenheid en militairen naar Nieuw-Guinea. Nederland speelt ook nog het internationale communisme met deze halsstarrigheid over de Papoea's in de kaart. Was opnieuw bij Jef Last. Hij liet me ditmaal eindeloos veel tekeningen en aquarellen zien. Hij ging op zijn kniëen om uit de laden nog meer te halen en ging er van uit, dat ik geïnteresseerd was. Tenslotte kocht ik een aquarel van een Javaanse bediende (jongen) voor 25 gulden. Ik ben er wel blij mee. Met hem heb ik toch geen echt contact en zijn vrouw lijkt me onmogelijk.Ga naar voetnoot322. | |
4 juni 1960Bij de K.L.M. stond ineens Bert Hilverdink, in wit leren jacken-broek voor me, vergezeld door zijn poedel, Carlo. We gingen naar Van der Steen en spraken uren over zijn leven en wederwarigheden. Hij zat in een affaire met een Duitse danser. ‘Ik ben net als jij geworden en om het minste geringste gaan de sluizen open.’ Tot ik 12 juni naar de V.S. terugkeerde beleefde ik emotionele dagen. Op 8 juni was ik reeds in een trein naar Parijs gestapt om vandaar naar New York terug te vliegen, maar in Haarlem was ik uitgestapt en teruggekeerd. Ik telefoneerde Bertie van Centraal Station, dat ik er weer was. ‘Dacht ik wel,’ zei hij, ‘òf in Haarlem òf in Den Haag.’ | |
[pagina 214]
| |
president Sukarno ten val zou zijn gebracht. Het Indonesische leger zou de macht hebben overgenomen. ‘De Telegraaf’ schreef, dat het geklets uit Singapore was gekomen. De Australische ‘Canberra Times’ was van mening, dat Djakarta en Den Haag alsnog een non-agressiepact dienden te sluiten. Kortom, de Papoea-affaire stond langzamerhand, precies zoals wij in 1957 vanuit Djakarta in een Adres aan de Staten-Generaal hadden gewaarschuwdGa naar voetnoot323. op springen. |
|