Memoires 1957-1959
(1987)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 184]
| |
New-York10 juni 1958 (dagboek)Mijn 33ste verjaardag. Frieda had een briefje achter gelaten, dat ze een paar dagen vakantie had genomen en tot woensdag weg zou blijven. Ik emigreerde vandaag officieel naar de V.S. Mijn reactie in paniek was per eerste gelegenheid naar Amsterdam terug te keren. Ik telefoneerde de Holland-Amerikalijn om naar boten en plaatsen te informeren. Ik hoorde dat de '‘Maasdam’ in Hoboken lag. Ik wist dat Martins broer John Portier op dat schip werkte. Ik bereikte hem per telefoon. Hij kwam meteen naar me toe. Hij begon met rijststafel voor me klaar te maken. Het was tenslotte een verjaardag. W. Colston Leigh informeerde me, dat er 18 lezingen voor me waren gepland. En de uitgever Alfred Knopf wilde mijn Indonesië-manuscript zien. Dat waren tenminste bemoedigende berichten. | |
11 juni 1958Tot mijn verrassing wandelde Frieda reeds vanmorgen om 10:30 het apartement binnen. Zij zag er steengoed uit, met een sun-tan, haar blonde haar was lang, en een rode sweater. Ze wilde de komende tijd liever alléén slapen. Ons gesprek verliep erg rustig en aardig eigenlijk. Ze was wèl af en toe in Darien bij haar ouders geweest, maar die relatie was nu totaal verkild. Misschien behoefden we toch niet een annulment te vragen, ‘want,’ zei ze, ‘het is gemakkelijk om te scheiden en dat doet iedereen al.’ John Portier kwam voor de lunch. Frieda, die altijd zéér op Martin was gesteld geweest, gaf zijn broer spontaan een zoen. Later bracht ik John naar de stad en zagen we een film in Radio City Music Hall. Die enthousiaste Italiaanse jongen met z'n zaklantaarn was er weer en tippelde met evenveel animo als enkele maanden geleden. John ging daarna naar de ‘Maasdam’. Ik begaf me naar de negerwijk Harlem en bezocht George Branford, het fashion-model, dat ik in Amsterdam had ontmoet. Hij wachtte voor zijn huis in 150ste Straat en 8ste Avenue op me. Zijn moeder was een dame, die ik me helemaal kon voorstellen uit een film over koloniale plantages uit het zuiden. We zaten uren lang te praten. Bleef er slapen en in de ochtend, George was al vertrokken, zat ik nog een paar uur met zijn moeder in de keuken. | |
[pagina 185]
| |
13 juni 1958Time-magazine betitelde Nieuw-Guinea als ‘an unappetizing piece of real-estate’, waar Nederland van voorgaf ‘beschaving’ te willen brengen, maar in werkelijkheid was het een lege slogan. Ik verwonderde me hier over en ging bij Time praten. Normaliter was het Helga Kohl, die dergelijke onderwerpen behandelde, maar omdat zij op reis was, nam een journaliste, Kovarsky, voor Kohl waar. Deze had het stuk besproken met een journalist, die indertijd als militair op Nieuw-Guinea was geweest, en uit die samenwerking was volkomen bij toeval de realiteit dichter benaderd. Ook vanavond sliep ik bij George Branford, maar toen ik Frieda belde, vroeg zij of ik weer thuis wilde komen. | |
17 juni 1958Prettige dagen. We spraken veel samen, gingen naar het strand, dineerden bij Bernard Person en zagen een film. Ik informeerde of ik een zomerbaantje op Idlewild Airport zou kunnen krijgen. Ik begon gevoelens tussen ons terug te vinden, en geloofde dat dit bij Frieda hetzelfde was. Zij herinnerde mij aan die eerste zomer samen in 1955 in Amsterdam. Charles de Gaulle had inmiddels met 329 tegen 224 stemmen in de Nationale Vergadering het vertrouwen gekregen om achttien jaar nà zijn eerste aftreden opnieuw de leiding van Frankrijk op zich te nemen. President René Coty (76) had te elfder ure een ultimatum gesteld, dat tenzij de vergadering vóór De Gaulle zou stemmen, hij onherroepelijk zou aftreden. Nieuwe gezichten zouden de Franse politiek gaan beheersen: Maurice Couve de Murville (Buitenlandse Zaken), Michel Debré (Justitie) en de intellectueel André Malraux als Minister van Staat. De werkelijke bedreiging voor de Vierde Republiek bleef de steeds heftiger en wreder gevoerde oorlog in Algerije. Een militair met het prestige van De Gaulle was nodig om de 500.000 soldaten in Noord-Afrika in de hand te houden, zeker nu een nederlaag voor Frankrijk duidelijker in zicht kwam. Er was reeds sprake, dat nà een interventie van Mohammed V, de koning van Marokko, De Gaulle overwoog de opstandelingenleider Mohammed Ben Bella, die in 1956 door de Fransen uit een Marokkaans vliegtuig werd gekidnapt, zijn vrijheid te hergeven. De Generaal was onmiddellijk na zijn installatie naar Algerije gereisd. De parachutistencommandant, Jacques Massu, had hem zijn trouw beloofd. | |
[pagina 186]
| |
het communistische blad Alger Républicain werd in het ondervragingscentrum van de parachutisten in El Biar in juni-juli 1957 onder handen genomen. Hij schreef er het boek ‘The Question’ over. Het werd een bestseller en de Franse regering verbood de verkoop. Nadat Sartre, Mauriac, Malraux en Martin du Gard een petitie aan President Coty hadden gezonden, werd het boek weer vrij gegeven. De verkoop verdubbelde. Ik las Allegs verslag, dat herinneringen opriep aan sommige van de gefingeerde nachtmerries, zoals Kafka en Koestler die beschreven. Ik associeerde dit wrede gedrag met wat zich in Indonesië ná 1945 had afgespeeld, waardoor mijn vriend Gerard Hueting, die de methoden van de NEFIS niet langer kon aanzien, wat anders was gaan doen. | |
[pagina 187]
| |
but not freedom to do wrong.’Ga naar voetnoot74. | |
17 juni 1958 (dagboek)John Foster Dulles begon geluiden te laten horen, dat indien de onrust in het Nabije-Oosten en in het bijzonder in de Libanon, niet zou luwen, dus wanneer het Nasserisme zich niet koest zou houden, de V.S. genoodzaakt zouden zijn om militair in te grijpen. Bernard Person had een interview gehad met ambassadeur J.H. van Roijen. Hij liet me de tekst lezen. Zijne excellentie had hem onder meer op de mouw gespeld, dat Sukarno in een redevoering zou hebben gezegd, dat de Oosteuropese socialistische landen de toekomst van de wereld voorspelden. Ik ried Person aan, de tekst van die Sukarno-speech op te vragen vóór hij dergelijke onzin verspreidde. Ik kende Sukarno voldoende om te weten, dat hij iets dergelijks ongenuanceerds nooit kon hebben gezegd. Het zou immers in strijd zijn met zijn wereldbeeld, zoals hij dit tot in het merg van zijn botten voelde. Overste John Lie bleek thans belast met de operaties van de Indonesische Marine tegen de opstandelingen in Sulawesi. Wat me amuseerde was te vernemen, dat Rochmuljati, bij terugkeer in Djakarta, was benoemd tot woordvoerster van het kabinet van de President. Daar ik haar mening, zoals zij dat noemde, als Indonesische vrouw, kende over Bungkarno's relatie met diens tweede vrouw Hartini, leek het me een nuttige zaak, dat zij nu Bungkarno werkelijk zou kunnen leren kennen.Ga naar voetnoot75. Mijn ouders woonden weer in Kaapstad. Dus mijn familie was gelukkig herenigd. | |
[pagina 188]
| |
18 juni 1958Bernard Kalb werd door het station W.Q.X.R. geïnterviewd en hield een uitstekend pleidooi vóór Indonesia. ‘That country needs a break,’ was zijn conclusie. Martin schreef, dat ik Psalm 42:7-12 diende te lezen: ‘Waar trouwe vriendenhanden niet redden, daar is God.’ Hij voegde er aan toe: ‘Heb niet alléén Frieda lief, maar ook je vrouw. Dag en nacht zijn wij niet alléén bij jou in gedachten, maar meer, want wij dragen jou in onze harten. Nogmaals, heb moed!’ Ook zijn vrouw schreef een brief. Ik werkte aan mijn boek. Frieda en ik brachten samen verscheidene dagen op het strand in Long-Island door. | |
21 juni 1958‘Dr. Willem Drees, Den Haag Excellentie, Ik protesteer met de meeste klem tegen uw woorden, dat ik in het buitenland tègen Nederland zou hebben geageerd. Al mijn acties in het buitenland, en in het bijzonder in Indonesia, zijn gericht geweest op het herwinnen van goodwill voor Nederland. Ik geloof - mede gezien de uitbundige en talrijke dankbetuigingen welke ik van Nederlanders in Indonesië heb ontvangen - dat ik er beter dan wie ook in uw regering of onder uw bevelen staande Nederlanders in ben geslaagd Indonesië te tonen, dat er Nederlanders zijn die volgaarne en geheel uw volkomen gefaalde beleid inzake Indonesië, afkeuren. Ik besef echter, dat zolang u niet tot andere gedachten kan worden gebracht - en hetzelfde geldt uiteraard voor andere verantwoordelijke personen in het vaderland - wij niet op enige verandering kunnen hopen. Het is voor mij een troost te weten, dat die Nederlanders, die een geheel andere carrière dan u, dr. Drees, hadden - en die terug kunnen zien op enigszins andere resultaten - niet wars zijn gebleken mij tijdens mijn jongste bezoek aan Nederland met vriendschap en waardering te ontvangen. De pogingen welke het ministerie van Buitenlandse Zaken zéér openlijk onderneemt om mij tegen iedere prijs “uit te schakelen” getuigen van de misselijke geest in de huidige Nederlandse regering, welke zich immers zo volgaarne vermomt achter idealen en partijleuzen. Men schijnt te zijn vergeten, dat men niet tot een politieke partij behoeft te behoren om het landsbelang ter harte te nemen. Willem Oltmans.’ | |
[pagina 189]
| |
25 juni 1958Bracht de eerste drie hoofdstukken van ‘Do we fail in Indonesia’ bij de uitgever Alfred Knopf. Mijn lieve vriend uit Hawaii, Allan NagaiGa naar voetnoot76., was in Honolulu tot priester gewijd door bisschop James J. Sweeney. Ik kende hem sinds 1955 in Rome. ‘Thou art a priest forever. Go live in the midst of the world without wishing its pleasures: to be a member of each family: yet belonging to none: to share all sufferings: to penetrate alle secrets: to heal all wounds: to go from men to God and offer Him their prayers: to return from God to men to bring pardon and hope: to have a heart of fire for charity and a heart of bronze for chastity: to teach and to pardon, console and bless always, my God, what a Life! And it's yours, o Priest of Jezus Christ!’, aldus de tekst van de bisschop. Ik had dominee Klamer in Maastricht geschreven hoe Martin en ik van zijn preek hadden genoten. Hij antwoordde nu: ‘Wat ben ik blij, dat u uw brief hebt geschreven. Zelf ben ik nooit in Indonesië geweest. Toch ben ik van dat land gaan houden door alles wat ik er over las en hoorde. Het is opvallend, dat dit verlangen om voor de Republiek te bidden bij velen leeft. Ook bij hen, die nu naar Nederland terug moesten komen... Wat hebt u als journalist overigens een enorm belangrijke taak in deze tijd. Daar zit ik vaak over te denken als ik de krant lees. Daarom: veel kracht toegewenst.’ Ik vroeg me af, of het zin had een dergelijke brief aan Willem Drees toe te zenden, want ik wist dat deze heer premier een ijzeren plaat voor zijn hoofd moest hebben ten opzichte van Sukarno en Indonesië. | |
26 juni 1958Generaal Abdul Haris Nasution maakte in Djakarta namens de regering bekend, dat de betrekkingen met Washington steeds verder verbeterden. Admiraal Felix B. Stump, de commandant van de Amerikaanse strijdkrachten in het gebied van de Stille-Oceaan, zou voor een bezoek aan Indonesië worden uitgenodigd. Er bestond geen twijfel over, dat ambassadeur Howard P. Jones schitterend werk leverde. De rassen-tegenstelling in de V.S. als gesymboliseerd in de affaire van Little Rock, Arkansas, bleef emotionele vloedgolven produceren. Walter Lippmann beklaagde zich. ‘There has | |
[pagina 190]
| |
been no progress whatsoever during the past year towards the acceptance by consent of integration, even of the pitiably meager integration of the seven negroe children who would be coming to school in September. Governor Faubus is still determined to prevent their integration, and President Eisenhower is still committed to use Federal military power if integration is resisted.’ | |
27 juni 1958Had een gesprek met de voormalige Hoge Commissaris van Indonesië in Den Haag, Kwee Djee Hoo. Hij adviseerde om jegens dr. Ali Sastroamidjojo te handelen alsof mijn neus bloedde. ‘God zij dank,’ zei hij, ‘werk ik als consul-generaal niet onder Pak Ali, maar onder ambassadeur Mukarto in Washington. Toen ik in Den Haag was gestationeerd is het me nimmer gelukt het establishment er van te overtuigen, dat Sukarno's bedoelingen jegens Nederland oprecht waren. Nu proberen ze een pro-communist van hem te maken. Wat u betreft behoeft u zich in dit opzicht geen zorgen te maken, want indien u communist was had u niet naar de V.S. kunnen emigreren.’ De heer Kwee Djee Hoo zei tenslotte, dat wanneer hij het voor het kiezen had, hij het liefst in Wassenaar of in Bussum zijn oude dag zou willen doorbrengen. Bernard Person vertelde me, dat Anton Constandse een negatieve kop boven een artikel betreffende de Sovjet-delegatie bij de U.N.O. in een positieve kop had gewijzigd. Ook vroeg ik aan Person of hij met zijn uitstekende contacten bij de Nederlandse overheid niet na kon gaan of men bij mijn lezingen-bureau zou hebben geprobeerd moeilijkheden te maken. Hij beloofde dit.Ga naar voetnoot77. De New York Times publiceerde een hoofdartikel: ‘Crisis in Lebanon.’ Het stuk illustreerde andermaal precies wat ik bedoelde als ik zei dat het Westen, inbegrepen de pers, geen iota begreep van het Nasserisme, van de diepgevoelde emotionele en psychologische onderstroom, die leefde in de ‘minds’ van de Arabieren. ‘Confronted with direct and indirect aggression,’ aldus de Times, ‘by President Nasser's Soviet backed United Arab Republic, the embattled Government of Lebanon has appealed to the United Nations for help.’ Het onbegrip voor de ‘rice roots’ van de werkelijke situatie in het Nabije-Oosten werd als gewoonlijk gemaskeerd door het | |
[pagina 191]
| |
opplakken van labels als ‘agressie’ en ‘door de Sovjets gesteund.’ Het blad vervolgde: ‘The United-Nations, wich saved Nasser during the Suez-crisis, now faces another test: this time, can it stop him?’ Wat ik in alle Amerikaanse en westerse commentaren steeds weer miste was, dat het niet ging om Nasser, om Sukarno, dus om één man, die slechts symboliseerde wat miljoenen Arabieren of Aziaten in wezen motiveerde en bewoog. Het ging op de eerste plaats bij de revolutie van ‘rising expectations’ om respect en een nieuw ontwaakt gevoel van eigenwaarde bij miljoenen en miljoenen mensen op deze aarde, van Little Rock, Arkansas tot Cairo en Djakarta. | |
27 juni 1958Bezocht de Aviation Activities Office in Jamaica om te zien of er een baantje beschikbaar was op Idlewild. Ik zou bediende kunnen worden in een winkel, welke snuisterijen, souvenirs, speelgoed, briefkaarten, films en dergelijke verkocht. De job zou voor drie maanden zijn en 65 dollars per week betalen wat me 700 dollars extra zou opleveren. Had een gesprek met de heer Colston Leigh, president van mijn lezingen-bureau. Hij vroeg eerst, welke mijn problemen met de Nederlandse regering waren. ‘Ik heb een ander inzicht in het geschil met Indonesië. Nederland houdt vast aan een kolonie in Azië, die door Sukarno wordt beschouwd als een erfstuk van de Nederlands-Indische boedel. Hij meent er recht op te hebben. De Nederlandse regering geeft er de voorkeur aan uit deze kolonie te worden weggeschoten. Ik zou Nieuw-Guinea liever vreedzaam zien overgedragen. Maar waarom vraagt u me dit?’ Daarop volgde een curieus verhaal. De heer Leigh had uit Washington bezoek gekregen van de Nederlandse zaakgelastigde, baron Van Voorst tot Voorst. Deze had hem gevraagd hoe een vooraanstaand bureau als het zijne een derderangs journalist als Willem Oltmans een contract had kunnen aanbieden. Leigh had geantwoord: ‘Als u betere mensen hebt dan Oltmans, show them to me!’ Enige weken later klopte ambassadeur Van Roijen, peetoom van prins Johan Friso, in hoogst eigen persoon aan. Hij bracht zijn diplomatenkoffertje mee waar een film inzat over het wel en wee der Papoea's. Multatali's dominee Wawelaar van voren af aan! De heer Leigh deelde Van Roijen na vertoning van de film mee, dat dit soort ‘informatie’ onbruikbaar zou zijn voor bezoekers van lezingen in Amerika. ‘Trouwens,’ aldus de heer | |
[pagina 192]
| |
Leigh tegen ambassadeur Van Roijen, ‘ik zal geen gebruik van uw diensten maken, want wij hebben de heer Oltmans al gecontracteerd.’ En tegen mij: ‘Wij wisten niet hoe belangrijk jij blijkbaar was, dus wij hebben je tournee de komende winter verdubbeld.’ Van Roijen bemoeide zich in 1958 dus openlijk en wederrechtelijk met mijn arbeid als journalist in de V.S. omdat ik een andere mening uitdroeg dan hij en zijn broodheer Luns. Hij probeerde mij te benadelen en trad de meest elementaire grondbeginselen van vrije meningsuiting en vrijheid van pers met voeten. Weliswaar werkten zijn demarches via Van Voorst en nu ook hem zelf als een boemerang, omdat ik dankzij de houding van de Amerikaan W. Colston Leigh nu twee maal zoveel lezingen zou gaan geven. | |
[pagina 193]
| |
door de heer Van Roijen in een kantlijn werd genoteerd, dat hij de naam W. Colston Leigh niet kende, kan men slechts concluderen dat zijn overwerkte geheugen hem in de steek liet, of, en dàt lijkt me waarschijnlijker, dat deze ex-diplomaat, die jarenlang op het verkeerde paard wedde, bezig was zo zorgvuldig mogelijk de scheve schaatsen, die hij reed, uit zijn carrière weg te poetsen. Tenslotte zat Van Roijen in Washington en zou hij de meest nauwkeurig geïnformeerde adviseur van Drees en Luns hebben moeten zijn, waar Den Haag die dagen over beschikte. Van Roijen speelde het spel met de brave broers rond het Binnenhof echter zonder reserve mee. | |
29 juni 1958 (dagboek)Ben mijn werk in de winkel op Idlewild begonnen. Had avonddienst van 16:00 tot 23:00. Vreemde bezigheid vogels van verschillende pluimage, de passagiers van internationale vluchten, al die prullaria te moeten aansmeren. Charlie is mijn baas. De collega's heten Ralph, Andy en Harold. | |
30 juni 1958De Nederlandse regering, zo meldde de New York Times vanmorgen, had besloten troepenversterkingen naar Nieuw-Guinea te zenden. Ik vroeg me af of ze gek waren geworden. Margaret van Boetzelaer zond een annonce van haar huwelijk met de diplomaat Adrien Mansvelt. Lydia Loudon zou 16 juli in London trouwen met John Stewart-Clark. Ook Beatrix en Irene zouden er naar toe gaan. En Frieda's vriendin Marlies Disse zou op 19 juli trouwen met Otto Blom, van Blom & Van der Aa, die overigens pianist was en niet in het verzekeringswezen was gegaan. Mijn grootmoeder Poslavsky zou aan allen namens ons telegrammen verzenden. Gisteravond kwam een 5-jarig jongetje steeds in mijn winkel bedelen om een autootje. Zijn naam was Andrecito. Ik had de grootste moeite het hem niet te geven. Een Amerikaanse huurling kwam zijn aansteker vullen. ‘Ik ben op weg naar Beyrouth,’ zei hij met trots, ‘We zullen Nasser zijn kop in slaan.’ Ik maakte een verschrikkelijke fout bij het aanslaan van 50 centen, zodat Charlie en de anderen drie uur bezig waren om 120 dollars terug te vinden. Men vond het praktisch, dat ik mijn talen sprak, wat de doorslag gaf me niet te ontslaan. | |
[pagina 194]
| |
te volgen. Hij had naar Jilderda getelefoneerd niet te begrijpen, dat hij ons ontving. Hij had aangeboden een uiteenzetting aan Jilderda over mijn verleden te geven, dus de vermaledijde Röell-Van Haagen-onzin was weer uit de mottenballen gehaald. Volgens Jilderda was Van Roijen een groot diplomaat, wat ik nà diens laatste bokkesprong bij mijn lezingenbureau tegensprak. Van Roijen zou de publiciteitsslag in de V.S. volgens hem hebben gewonnen. Ik antwoordde: ‘Wie het laatst lacht, lacht het best. De Nieuw-Guinea-affaire is nog niet afgelopen.’ Op de weg terug naar Kew-Gardens botsten we voor het eerst opnieuw over de man-vrouwgeschiedenis tussen ons. Ik probeerde Frieda opnieuw te overtuigen, dat wanneer we niet echt innig samen waren, dat deze leegte nooit door met elkaar naar bed te gaan zou kunnen worden gecorrigeerd. We zullen over de hele linie ‘schoon’ tegenover elkaar moeten komen te staan alvorens we tot die stap over kunnen gaan. | |
4 juli 1958Droomde, dat prins Bernhard door President Sukarno werd ontvangen. Jilderda verklaarde gisteren ook, dat Emile van Konijnenburg ‘een gladde jongen was’. Albert Plesman dacht er dus anders over. Van mijn eerste salaris kon ik 13 dollars betalen, die ik in 1956 in Belgrado had geleend van de heer Van der Schalk van de Nederlandse ambassade aldaar. Ook betaalde ik een achterstallige rekening van boekhandel Allert de Lange. | |
7 juli 1958Gisteravond kwam een Puerto-Ricaan een stuk speelgoed terug brengen, dat Charlie hem had verkocht en dat naar zijn zeggen niet werkte. Ik antwoordde, dat hij terug diende te komen, wanneer Charlie in de winkel was, omdat ik het hem niet had verkocht. Een woordenwisseling ontstond en voor ik het wist sloeg hij me achter de toonbank met zijn parapluie. Ik had een wond achter mijn oor en werd naar een First-Aidpost gebracht, terwijl ook de politie arriveerde. | |
[pagina 195]
| |
Jef Last schreef een uitstekend artikel in Vrij Nederland: ‘Nieuwe fase in de Nieuw-Guinea kwestie’Ga naar voetnoot78.. Ik schreef hem er over. | |
10 juli 1958Alfred Knopf deelde me mee dat mijn manuscript duidelijk maakte, ‘that this will not be a book we could hope to publish with enthusiasm in the belief that we could sell enough copies to make its publication a pleasure to anyone concerned.’ J.H. Scheps schreef: ‘Als u in uw komende boek de waarheid schrijft, zult u in Amerika niet zo'n aanhang hebben. Misschien zal zelfs blijken, dat de Amerikanen minder kritiek kunnen verdragen, dan wij hier in Europa. Probeert u maar eens een stuk gerechtigheid te vorderen inzake de negers. Dan hebt u in Amerika heel wat te redderen en dan is Nederland, zonder zijn rassendiscriminatie, brandschoon vergeleken bij die Farizeese hooghartigheid, die in bepaalde delen van Amerika heerst. Met alle achting.’ De klanten in mijn winkel waren aardig vandaag. Een jongen uit Texas bracht me sandwiches. Een zwarte taxichauffeur reed me zelfs nà middernacht naar huis. | |
14 juli 1958De monarchie in Irak is de das om gedaan. Generaal-majoor Abdul Kareem el-Kassim pleegde een coup in de overtuiging van wat Nasser kan kan ik ook. De kroonprins en regent Abdul Illah, die het land reeds zestien jaar had bestuurd en de jonge Koning Feisal (23) hoorden het vroege brouhaha voor het paleis en waren naar buiten gekomen. Zij werden beiden vermoord, evenals de Moeder van Abdul Illah en twee verpleegsters. De Koning, zoals alle vorsten in het Nabije Oosten, zou een afstammeling zijn van de Profeet Mohammed. Hij werd in een tapijt gewikkeld, uit het paleis gesmokkeld en in het geheim begraven. De moord op hèm was een vergissing. Maar de koninklijke regent werd uit een raam gegooid en de mensenmassa sleurde zijn stoffelijk overschot aan een touw door de straten. Ook de pro-Westerse premier Nuri al-Said werd later in een buitenwijk gesnapt, verkleed als vrouw met een sluier. Hij werd letterlijk aan een paal geregen om dagen lang in de gloeiende zon te sterven en weg te rotten. De volgelingen van Kareem el-Kassim riepen: ‘We are your soldiers, Gamal Abdel Nasser!’ | |
[pagina 196]
| |
Intussen sprak dr. P.J. Plateel in Hollandia, gekleed in uniform met epauletten en gepluimde steek, een plechtige vergadering van de raad van diensthoofden voor Nieuw-Guinea toe. | |
15 juli 1958Oud-president Harry Truman zei van mening te zijn, dat president Eisenhower geen andere keuze had dan Amerikaanse mariniers naar Libanon te zenden, want de wereldvrede was in gevaar. Mr. Ogden Reid en de Herald Tribune schreven: ‘The West's lifeblood is threatened.’ Het blad meende dat zelfs de Koreaanse oorlog niet zo'n verregaande dreiging voor het westen had ingehouden als de groei van Nasserisme in het Nabije Oosten. De dood van Koning Feisal was een zwaardere slag, dan de nationalisering van het Suez-kanaal, want het westerse verdedigingssysteem droeg immers de naam Pact van Bagdad? Op de beurs kelderen de westerse aandelen. Zelfs de New-York Times merkte over de vloedgolf van het Arabische nationalisme op: ‘No means and no policy have yet been found to stop this tide and there is only too much reason for fear that we have by no means seen it reach its height.’ Het Westen zag wat in de Arabische landen gebeurde als een samenzwering. ‘It seems extraordinary,’ schreef de ‘Times’, ‘that a plot which must have taken long and careful preparation should have come as such a stunning surprise to everybody concerned, but it did.’ Voor mij was er absoluut geen Nasseriaanse of Sovjet samenzwering aan de gang. Ik meldde reeds meer dan twee jaren geleden in De Telegraaf vanuit Rome, dat het Italiaanse ministerie van Buitenlandze Zaken in Cairo een storm zag opsteken (en voorzag het artikel van een portret van Nasser) en dat ernstige repercussies zou hebben in het hele gebied. Na elkaar werden daarop President Camille Chamoun en Nasser naar Rome uitgenodigd. Ik beschreef hoe Italië een bemiddelende rol probeerde te spelen bij te verwachten historische ontwikkelingen. In september 1956, nà zelf een reis door het Nabije Oosten te hebben gemaakt, schreef ik van uit Beyrouth in het Algemeen Handelsblad: Anti-Westelijke stemming bij de Arabische massa.’ In De TelegraafGa naar voetnoot79., schreef ik tezelfder tijd: ‘Nabije Oosten staat nu geheel achter Nasser.’ Beide artikelen voorspelden een in | |
[pagina 197]
| |
elkaar klappen van het befaamde Bagdad-Pact en een verder verlies van het westerse prestige in dit cruciale strategische gebied. Twee jaar later deden Washington, London en Parijs het vóór komen of van de ene op de andere dag door Nasser een lont in een kruitvat was gestoken. In werkelijkheid had slechts het evolutionaire proces van Afro-Aziatische bewustwording, misschien in die regio door Nasser belichaamd en door hem als politieke leider in passende woorden vervat, een climax bereikt. De historische groei van de Arab ‘mind’ had het optreden van Nasser in Egypte of van Kareem el-Kassim in Irak onvermijdelijk gemaakt. Er was niet van een complot sprake: de invloeden, die vanuit de wereld en de ‘revolution of rising expectations’ op hen af kwamen, hadden Arabieren voor een wijziging in hun psychische leefklimaat meer dan rijp gemaakt. Desalniettemin spraken alle westerse krantecommentaren, ook van Joseph Alsop en van Roscoe Drummond, over ‘de boosdoener Nasser’, die ‘voor persoonlijk gewin’ roet in het eten had gegooid. Wat me die dagen het meest verbaasde, dat het westen niet in staat bleek de feiten onder ogen te zien en de opkomst van het Arabische nationalisme in verband te brengen met het eigen westerse gedrag ten opzichte van het Arabische zelfrespect. | |
16 juli 1958De V.S. zetten inderdaad gisteren met een vloot van zeventig schepen van de Zesde vloot 9.000 Mariniers en parachutisten in Libanon aan land. Er werden 420 oorlogsvliegtuigen ingezet. Ook Engeland zond 2.000 parachutisten en aanvullende vliegtuigen. Het krampachtige machtsvertoon van, wat Mao noemde, ‘de papieren tijger in Washington’ moest een onbegrepen fantoom bestrijden, namelijk de psychische bewustwording van miljoenen Arabieren, voor wie de tijd voorbij was, dat Roosevelt, Stalin en Churchill in Yalta, lijnen op de kaart van het Nabije Oosten trokken, waarbij het lot van de Arabische wereld zonder enige consultatie werd beslecht. | |
[pagina 198]
| |
Terwijl in de hele wereld de Amerikaanse landingen in Beyrouth met diepe reserve en meestal met hartgrondige afkeuring werden ontvangen, verklaarde minister J.M.A.H. Luns vandaag vrolijk in de jaarlijkse zitting van de Economische en Sociale Raad van de U.N.O. in Genève, dat hij met voldoening had kennis genomen van de Amerikaanse landingen. ‘Deze militaire ingreep kwam niet al te vroeg,’ aldus de bewindsman, ‘zelfs niet te elfder ure, want de klok wijst minstens al kwart over twaalf aan.’ Hij uitte verder zijn bevrediging over het einde van de westerse passiviteit in dat deel van de wereld. | |
[pagina 199]
| |
many Middle-Eastern countries as can be persuaded to join in a military alliance against the Soviet-Union... The policies, based on this misconception, have blown up and are in ruin. They were based on theories which are contrary to the facts of life, and they were certain to fail.’ | |
20 juli 1958 (dagboek)Schreef een reportage over de U.N.O. debatten voor Vrij Nederland, die de prullenmand in zou gaan. Ik zat er met mijn neus op, maar Mathieu Smedts wilde me niet aan het woord laten. De anti-Oltmansbui was blijkbaar nog lang niet overgedreven. Nikita Khruschev had een topconferentie in Genève voorgesteld. James Reston sprak met John Foster Dulles en schreef, dat diens ‘pet-theory’ over Khruschev was, ‘that he is an emotional man, narrow, self-indulgent, who acts first and thinks later, and is inclined to get trigger-happy whenever any western forces come close to the Soviet border.’ Dulles beschouwde Khruschev zelfs gevaarlijker dan in het verleden | |
[pagina 200]
| |
Stalin. Dulles diende nu te beslissen of hij zijn aanvankelijke stelling, dat de Sovjet-Unie niet betrokken mocht worden bij een oplossing voor het Nabije Oosten - terwijl dit gebied pal aan de zuidelijke grenzen van de U.S.S.R. lag - zou moeten laten varen. De Times publiceerde er een kaart bij die aangaf, dat de Sovjet-Unie was omsingeld met 10.000 militairen in het Nabije Oosten, 15.000 in Noord-Afrika, 350.000 in West-Europa, 20.000 in het Caraïbische gebied, 40.000 in Hawaii en omstreken en nog eens 200.000 in het Verre Oosten. Albert Hilverdink schreef vanuit Parijs, waar hij nu in de Rue de Rennes woonde, dat hij werk had gevonden en danste in het ‘Casino de Paris’. De keet binnen de koninkrijksregering over de uitzetting van de journalist A. de Wit op Curaçao duurde voort. Minister van Justitie, S.W. van der Meer, had opnieuw gewaarschuwd, dat ook al zouden Den Haag of gouverneur Speekenbrink hun wil doorzetten om het uitzettingsbesluit terug te draaien, hij zich hier tegen zou verzetten. Het was duidelijk hoe deze zaak uit de hand was gelopen, terwijl het sop nauwelijks de kool waard was. | |
22 juli 1958Henry de Montherlant droeg altijd de foto van zijn vrouw en die van zijn beste vriend bij zich. Bracht een bezoek aan de ‘Zionist Organization of America’, 145 East 32nd Street, en sprak met de directrice van het lezingenbureau Claire J. Okonowitz. Ik wilde nagaan of ik ook voor hen kon spreken. Boy Pieters (een Indische vriend van me) was meegekomen. Claire zei verbaasd te zijn een Indonesiër en Nederlander als vrienden te zien. Boy: ‘Je hebt ook zulke mooie blauwe ogen.’ Mevrouw Okonowitz zou met W. Colston Leigh contact opnemen. | |
25 juli 1958Over de vruchteloze gesprekken met Frieda schrijf ik niet meer. Zij eist het bewijs van mijn mannelijkheid, waarvan ik niet voel, dat ik in dit opzicht iets te bewijzen had. Wanneer ik haar nu in deze toestand tussen ons het gevraagde bewijs zou hebben geleverd, wist ik, dat dit noch haar noch mij de verlossing zou brengen waar we ieder naar verlangden. Terwijl Prins Norodom Sihanouk van Cambodja nog onlangs in Foreign Affairs schreef: ‘A prince and a former King must be well aware that the first concern of the Communists is to get rid of the King and natural élite of a country they succeed | |
[pagina 201]
| |
laying their hands on,’ had hij dezer dagen de regering in Peking per brief diplomatiek erkend. | |
26 juli 1958Frieda ontving een boodschap van haar moeder, waarin andermaal alle misselijkheden van het verleden werden opgehaald. De heer Westerman had ‘Esso’ verlaten. De familie zou naar Dallas verhuizen, waar hij in de advocatuur zou stappen, dus een kolfje naar zijn hand. Deze energieke heer had blijkbaar geen zin om het kalmer aan te doen. Ik vond het een rustig idee dat die familie opkraste. De moeder van Han André de la Porte is overleden. Ik schreef hem. Er bevonden zich nog altijd 6.500 Nederlanders in Indonesië. In samenwerking tussen de Stoomvaart Mij. Nederland en de firma A. van Hoboken & Co te Rotterdam werd toch weer een zekere opleving van de handel tussen Indonesië en Nederland geconstateerd. Koffie, thee, rubber en tabak werden opnieuw via Nederlandse relaties verhandeld. Vooral de heer J.H. van Hoboken had zich voor deze ontwikkeling ingespannen. | |
28 juli 1958Eindelijk had ik op het vliegveld voldoende dollars verdiend om mijn cello, die in in 1950 in New-Haven (Yale University) had beleend, terug te kopen. Ik belde de instrumentbouwer, de heer Wrozina. Mijn cello stond nog altijd braaf op me te wachten. De Deense atoomgeleerde, Niels Bohr, heeft eens gezegd, dat zij, die niet begrepen, dat misschien de belangrijkste wetenschappelijke ontdekkingen van de twintigste eeuw de relativiteitstheorie en de quantummechanica waren en dus ook niet erkenden dat een radicale herformulering van de meest fundamentele aspecten van de werkelijkheid noodzakelijk was, niets van de betekenis van de moderne natuurkunde hadden begrepen. Zo las ik in 1958 over een andere zéér jonge tak van wetenschappelijke bedrijvigheid, de genetica. Het was de Oostenrijkse Augustijner monnik, Gregor Mendel, die de vorige eeuw in de tuin van zijn klooster met erwten begon te experimenteren. Hij stelde vast, dat de ouderplanten hun kenmerken op voorspelbare, mathematische wijze aan de afstammelingen overdroegen. Hij kwam tot de conclusie, dat reproductieve cellen van erwten factoren in zich droegen - die we nu ‘genen’ noemen - bestaande uit dominerende genen en recessieve genen. Mendel bewees, dat zich binnen de cellen van | |
[pagina 202]
| |
planten een mysterieus mechanisme bevond, op zichzelf onwaarschijnlijk klein, maar dat desalniettemin heel precies de erfelijkheid bepaalde. In zijn tijd was de mensheid nog niet rijp voor zijn bevindingen. Pas nà 1945 zou de genetica een snelle vlucht nemen. De werkelijke studie van DNA, desoxyribonucleïnezuur, de substantie die in chromosomen wordt gevonden en die de erfelijkheid bepaalt en de cellen bestuurt, is pas in de na-oorlogse jaren grondig bestudeerd. | |
29 juli 1958 (dagboek)Lord Attlee, voormalig eerste minister, verklaarde in London vandaag, dat de Britse politiek had gefaald bij het ontstaan en de schepping van Israel. Maar nu Israel er eenmaal was, diende het westen pal te staan en voor haar bestaansrecht op te komen. Attlee was de Britse Schermerhorn. Ik wilde hem ontmoeten. C.L. Sulzberger, commentator van de New York Times observeerde dat men in Washington met twee onontkoombare feiten rekening diende te houden, namelijk, dat erkend moest worden, dat men de Sovjet-Unie diende te betrekken bij een oplossing voor het Nabije Oosten en dat er op diende te wor- | |
[pagina 203]
| |
den toegezien, dat landen als Israel, Turkije en Iran speciale veiligheidsgaranties zouden krijgen. | |
3 augustus 1958Nikita Khruschev en Mao Tse-tung hadden een ontmoeting en riepen op tot een topconferentie om ‘de westerse agressie in het Nabije Oosten te bespreken’. Brief van Henk Hofland: (Zijn studiebeurs voor de V.S. was niet toegekend) ‘Het negatieve resultaat was hier voor iedereen een verrassing, in het bijzonder voor me zelf, omdat ik door de commissie van aanbeveling bovenaan de lijst was geplaatst. Maar misschien had ik wel een tè moeilijk onderwerp van studie opgegeven en alles tè eerlijk ingevuld. In ieder geval was het een grote teleurstelling. Ik ben er dagenlang van gedemoraliseerd geweest... Ik heb werkelijk flink de pest in. Soms denk ik, dat ik maar in de landbouw moet gaan, want in Nederland betekent de journalistiek steeds harder werken aan steeds onnozeler publicaties voor steeds minder geld. Als boer heb je tenminste nog de buitenlucht.Ga naar voetnoot81. Ik geloof, dat ik nu wel bij de televisie zou kunnen komen, als ik dat beslist zou willen, maar het rampzalige Hilversumse provincialisme schrikt mij af. Daarom is het zo belangrijk, dat ik in Amerika kom. Ik wil de Nederlandse contacten zo graag eens radicaal afhakken, maar juist op dit punt loopt mij alles tegen. Op het Handelsblad is Steketee aan het bewind gekomen. Zoals je waarschijnlijk weet heeft hij Planten er op taktische wijze met vervroegd pensioen uitgewerkt. Nu laat hij een frisse wind waaien. Tot nu toe is het allemaal erg meegevallen. Hij schijnt te schrappen in de artikelen van Albert Besnard. Constandse heeft een ontmoeting voor hem gearrangeerd met enkele vooruitstrevende professoren, als bijvoorbeeld Wertheim, die andere denkbeelden hebben over Indonesië. Hij is het ook eens, dat de interventie van Engeland en Amerika in het Nabije Oosten, de stomste zet van het jaar is. Wat dat betreft is hij dus wel een veelbelovend man. Aan de andere kant gelooft hij weer, dat een journalist beneden de rang van hoofdredacteur van de wind kan leven. En daarbij heeft hij er hoe langer hoe meer bezwaren tegen dat ‘zijn mensen’ er op andere manier een centje bij verdienen... Verder gebeurt hier niets... Ik wens je toe, dat je veel films en camera's in je winkel zal verkopen, dat Van Roijen een ernstig auto-ongeluk zal | |
[pagina 204]
| |
krijgen,Ga naar voetnoot82. en dat je lezingen een groot sukses worden. En denk nooit meer, dat ik politieke of financiële argumenten zou gebruiken om wat dan ook tegen je te doen, Dag. Henk.’Ga naar voetnoot83. | |
7 augustus 1958Frieda wilde niet eten. Er was een expressebrief van haar ouders gekomen en voor de zoveelste maal werd benadrukt, dat zolang zij rondliep met de naam van een homoseksueel en oplichter van oude dames, Vader Westerman zijn dochter niet meer wenste te zien. De familieterreur hield aan. Professor Gerretson eindigde dezer dagen een van zijn notoire kolommen als volgt: ‘Ook wij begeren een nieuwe verstandhouding met Indonesië op de grondslag van recht en liefde. Maar alle waarachtige liefde is gebonden aan de zedelijke wet, die de grondslag is ook van het internationale leven. Zolang de regering van Indonesië de geboden “Gij zult niet stelen” en “Gij zult geen vals getuigenis spreken” ten aanzien van Nederland met voeten blijft treden, vrezen wij, dat een nieuwe start op de grondslag van recht en liefde een vrome wens zal blijven.’ | |
11 augustus 1958Las een handzaam en informatief boekje over Algerije van Germaine TillionGa naar voetnoot84.. Ik heb besloten nà een zoveelste gesprek met Frieda om het vaste onderwerp tot 1 januari 1959 ook hier te laten rusten. Iedere keer wanneer ze er op wijst, dat onze relatie niet ‘clean’ is omdat we geen sex bedrijven, voel ik me tot wanhoop gedreven, omdat ik nooit van mijn standpunt zal afwijken, en blijkbaar te enen male te kort schiet haar dit duidelijk te maken: sex nu zou juist iedere kans op een uiteindelijke overwinning permanent te niet doen. Werkte vijftien uur in mijn winkel op Idlewild vandaag, voornamelijk om uurtjes ‘over-time’ te maken. Kinderen zijn mijn liefste klantjes. In Washington noemde Senator J. William Fulbright uit Arkansas, voorzitter van de Commissie van Buitenlandse Zaken in de Senaat, de door Eisenhower-Dulles gevolgde politiek in het Nabije Oosten ‘inadequate, outmoded and mis- | |
[pagina 205]
| |
directed’. Hij bekritiseerde ook de China-politiek van de regering ‘and its readiness to use the spectre of Soviet communism as a cloak for the failure of our own leaderschip’. Zo was het natuurlijk precies. | |
12 augustus 1958Indiana, Pennsylvania State Teacher's College Was gisteren in de late middag met de trein naar Harrisburg gereisd en werd vanmorgen met een auto afgehaald voor mijn eerste Amerikaanse lezing over ‘The race for Asian-African friendship’. De rit door Pennsylvania was prachtig. Het college lag op een terrein van 62 acres, had 2.100 studenten en 128 docenten. Mijn lezing werd door ongeveer 100 personen bijgewoond. Het is vrij goed gegaan, maar nog niet vlot genoeg. De vragen betroffen voornamelijk het Nabije Oosten. Sprak ook bij de Indiana Evening Gazette met enkele redacteuren, ook over Indonesië en Nieuw-Guinea. De oplage was 14.000. De lezing bracht me ongeveer 90 dollars schoon, dus meer dan één week in de winkel. Generaal Abdul Haris Nasution, chef-staf, had in Djakarta gewaarschuwd, dat ‘indien de diplomatie zou falen de militaire weg zal worden gevolgd, om Nieuw-Guinea te bevrijden.’ Minister Luns vond het niet nodig, dat over deze uitspraak in het parlement werd gedebatteerd. | |
14 augustus 1958Vanmorgen had ik een lang gesprek met Sjef van den Bogaert, de Nederlandse pers-attaché. Hij verzekerde me bij hoog en bij laag, dat de Nederlandse regering nooit of te nimmer iets tegen mij had ondernomen. Hij klonk dermate overtuigend, dat je hem haast zou geloven. ‘We hadden dit natuurlijk gemakkelijk kunnen doen, indien we dit gewild zouden hebben.’ Hij echode de heer Josephus Jitta na, dat ik te weinig ‘right or wrong my country’ had toegepast. Hij weersprak, dat dr. Van Roijen bij Colston Leigh was geweest maar gaf aan, dat misschien andere Nederlanders boze brieven of informatie naar W. Colston Leigh hadden gezonden, zoals de heer Westerman. Het was natuurlijk het toppunt van verlakkerij, want de heer Colston Leigh had uiteraard de bezoeken van de heren Van Voorst tot Voorst en Van Roijen niet uit zijn duim gezogen. Ik besloot de heer Van de Bogaert echter mee te delen, dat ik bereid was zijn ontkenning te accepteren en dat ik eveneens van plan was me in mijn komende lezingen van aanvallen op | |
[pagina 206]
| |
Nederland strikt te onthouden. Hij antwoordde: ‘Nu u uw leven gaat beteren, moet u niet denken, dat we allemaal meteen omzwaaien. Nederlanders bijten zich nu eenmaal in een opinie vast.’ | |
15 augustus 1958Woonde de debatten in de U.N.O. bij. Opmerkelijk vond ik een agressieve speech van Ahmad Shukairy, het hoofd van de Saudische delegatie naar deze spoedvergadering. ‘What is Arab Nationalism?’ zei Skukairy. ‘Is it a new form of imperialism? Is it an offshoot of Communism or Communist instigation? Is it, in its modern awakening the making of the West, or Western agitation? Is it a movement filled with hate against the West, with amour for the East, with spite against foreigners, and with resistance to international cooperation? Not at all, Mr. President, Arab Nationalism is nothing of this sort. It is a movement that stands on its own. Dynamic as it is, still it is one of peace - peace based upon right and justice. Its initiative and objective, its consciousness and creativeness spring from its own culture - its own civilization - its own venerated tradition; and, in a word, from its very ancient historic existence. Inspired by the oneness of its past, and by the oneness of its presentand future, the Arab Nation is striving to attain liberty and unity, whichever comes first. Arab Nationalism harbors no aggression, no aggression whatsoever. By the same token, Arab Nationalism will not give up a span of territory of the Arab Fatherland from the Atlantic to the Arabian Gulf, and from the Northern Extremities of the United Arab Republic down to the southern borders of the Sudan in the heart of Africa. All this is the one Arab Fatherland possessed by the one and only one nation - the Arab Nation. Whether you call this great family a people or a nation, call it what you wish, name it what you will, we are one. It is this oneness which forms the basis of our being, of our thinking, and of our determined action.’ In de lounge voor afgevaardigden dronk ik een kop koffie. Aan een tafel naast mij sprak Andrei Gromyko met minister van Buitenlandse Zaken Aiichiro Fujiyama van Japan. Verdiepte me deze dagen in ‘The New Class’ van Milovan Djilas, ‘An analysis of the communist system’Ga naar voetnoot85., die in 1956 voor de publicatie door Tito's agenten werd gearresteerd. ‘Contemporary Communism is that type of totalitarianism | |
[pagina 207]
| |
which consists of three basis factors for controlling the people. The first is power: the second, ownership: the third, ideology.’ Hij voegde hieraan toe: ‘They are monopolized by the one and the only political party, or - according to my previous explanation and terminology - by a new class: and, at present, by the olichargy of that party or of that class. No totalitarian system in history, not even a contemporary one - with the exception of Communism - has succeeded in incorporating simultaneously all these factors for controlling the people to this degree.’ Behalve dat ik een initiatief had ontplooid met President Sukarno mee naar de Sovjet-Unie te gaan had ik me nog weinig of niet verdiept in wat zich achter het befaamde ijzeren gordijn, afspeelde. Ik associeerde communisme met de vorm van dictatuur, die we tijdens de oorlog hadden gekend. Ik gaf er de voorkeur aan te doen alsof de onvrijheid oostelijk van de Elbe niet bestond. Marxisme leek me simplistisch, alsof het menselijk bewustzijn voort zou komen uit een samenspel van economische krachten en modellen van produktie. Zou het mogelijk zijn een nieuwe Marxistische mens te forceren via een straffe dictatuur en het van kindsafaan inpompen van een ideologie, die wezenlijk geen rekening hield met basis realiteiten van de menselijke natuur? Djilas bracht me op het stellen van de volgende vraag: wat zou er in de Sovjet-Unie gebeuren indien er waarachtig vrije verkiezingen zouden worden gehouden? Zouden vele communisten-om-den-brode niet reageren als een belangrijk deel van de Nazi's nà 1945 met ‘wir Naben es nicht gewuszt!’ | |
16 augustus 1958Mejuffrouw Buringh Boekhoudt schreef, dat zij afscheid had genomen van de speciale klas van het Baarns Lyceum. ‘Het was een erg feestelijke middag van een stralende zomerdag waarvoor allerlei oud-leerlingen en oud-docenten waren komen opdagen. Ook de prinsessen waren er allemaal en hielpen mee de zaak op te luisteren met grappige zelfgemaakte liederen en toneelstukjes. Verder kreeg ik prachtige cadeaus, onder andere een foto-toestel voor kleurenfotografie, waarvan ik straks in Italië hoop te profiteren. Ik ben er mee aan het oefenen. Ik hoop maar, dat ik er iets van terecht breng, want ik vind het nogal moeilijk... je Aunty.’ Jimmy Wilson (55), een neger, stal op 27 juli 1958 $ 1.95 van een blanke huisvrouw in Marion, Alabama. Hij werd ter dood veroordeeld. Wanneer de gouverneur geen gratie verleende, zou hij 5 september worden geëxecuteerd. Ik schreef de heer Van den Bogaert om ons gesprek te bevesti- | |
[pagina 208]
| |
gen, waarin ik had meegedeeld, dat men van overheidszijde niet behoefde te vrezen, dat ik in mijn lezingen aanvallen op Nederland zou lanceren. Ook bevestigde ik, dat ik zijn ontkenning, dat de overheid of ambassadeur Van Roijen zich met mijn lezingen-bureau zouden hebben bemoeid, bereid was te aanvaarden. Ook vroeg ik hem de heer Van Roijen over te brengen, dat indien ik hem valselijk had verdacht, ik daarvoor mijn verontschuldigingen aan bood. Tezelfder tijd echter schreef ik zowel Mathieu Smedts, ir. Hein Vos als de heer Josephus Jitta in het bureau van Drees, dat voor mij onomstotelijk was komen vast te staan, dat de Nederlandse overheid in de V.S. mij op alle mogelijk manieren dwarsboomde en naar den brode stond. Ik bevestigde aan alle drie heren dat zowel baron Van Voorst als de heer Van Roijen zich naar New-York hadden begeven om te proberen mijn lezingencontract ongedaan te makenGa naar voetnoot86.. Pas vandaag begreep ik van Person, dat Paul Sanders (Het Parool) zich indertijd heftig had verzet bij de United Nations Correspondents Association, tegen mijn lidmaatschap. Ik twijfel er niet over, dat Sanders dit deed op verzoek van de Nederlandse overheid. Person heeft toen via een eigen kanaal Mr. J.C.S. Warendorf laten benaderen om hem aan te sporen als lid van het Parool-bestuur zijn invloed aan te wenden, dat Sanders' actie tegen mij werd gestopt. | |
22 augustus 1958Frieda en ik brachten de dag samen in de U.N.O. door. Ik had al veel dollars naar het buitenland overgemaakt, maar kon nu ook met haar van mijn in de winkel verdiende geld stoffen gaan kopen, die ze graag wilde hebben om haar garderobe uit te breiden. Eigenlijk was het de allereerste keer dat ik voelde een beetje controle over de situatie te hebben. Ze zag er lief en verzorgd uit. De wet werd in Nederland gewijzigd, waardoor dienstplichtige militairen zonder hun toestemming en zonder speciale machtigingswet naar de rijksdelen overzee - Nieuw-Guinea, Suriname en de Antillen - konden worden uitgezonden. Wat me voortdurend bleef bezig houden was welke opties er in mijn beschouwingen van de dagelijkse confrontaties tussen afgevaardigden van de hele wereld op het hoofdkwartier van de Ver- | |
[pagina 209]
| |
enigde Naties, ontbraken. Diplomaten uit alle landen bevonden zich in New-York om elkaar te ontmoeten en verondersteld gezamenlijk naar oplossingen voor problemen te zoeken. Was de U.N.O. een werkelijke ontmoetingsplaats? Of herinnerde me de hal van de Veiligheidsraad meer aan een collegezaal, waar de heren voorgekauwde lesjes oplazen en bijkans automatisch hun stem uitbrachten, om nà van het New-Yorkse uitgaansleven te hebben genoten, vervolgens weer naar huis te gaan. Ik wist ook het antwoord niet, maar de vraagstelling hield me voortdurend bezig. | |
[pagina 210]
| |
komen. In de meeste Amerikaanse publikaties klonk altijd weer de paranoïde bezetenheid van het oost-westconflict door, waar de hele wereld nolens volens bij werd betrokken, inbegrepen Sukarno en Indonesië. Terwijl in werkelijkheid de Indonesische leider streefde naar evenwicht in oost-westbetrekkingen, waarbij hij er terecht vanuitging, dat ‘peaceful co-existence’ het enige modus vivendi was voor overleven in het atoom-tijdperk. | |
26 augustus 1958Frieda droomde, dat we met ons dochtertje van één jaar op een vliegtuig naar Indonesië vertrokken. ‘Ze kon al een beetje waggelen,’ zei zeGa naar voetnoot90.. Ze had vannacht gehuild toen het onweerde. Brandde een kaars in de St. Patricks kathedraal. De Indonesische regering maakte andermaal bekend nog altijd te streven naar een vreedzame oplossing voor het geschil over Irian-Barat. Na de V.S. zou nu ook Engeland wapenleveranties aan Djakarta hervatten. Professor Gerbrandy stelde hier onmiddellijk vragen over in de Kamer. Dag Hammerskjold vertrok naar Beyrouth. Ik zag hem vanuit mijn winkel. Een oude dame huilde zo hartstochtelijk over het vertrek van haar dochter, dat ik er helemaal naar van werd. | |
28 augustus 1958De Algerijnen zijn nu ook in Frankrijk zelf met sabotagedaden begonnen. De Gaulle liet 3.000 Algerijnen in Parijs oppakken. Hij reisde naar Senegal, maar werd verwelkomd door menigten, die om vrijheid en onafhankelijkheid riepen. Intussen is er tussen Peking en Washington een bespottelijk | |
[pagina 211]
| |
conflict ontstaan over twee mini-eilandjes, Matsu en Quemoy. Ze zijn blijkbaar nog altijd in handen van Chiang Kaishek. Ik schreef aan Gerbrandy: ‘U bent één van die achter gebleven politici, die het meeste verantwoordelijk zijn voor de débacle in Indonesië.’ Luisterde met Frieda, die zo van opera hield, naar ‘La Bohème’. De muziek maakte me intens verdrietig. Ik verlangde sterk naar Martin en mijn relatie met hem. Hij had al enige weken niet geschreven. Ik wilde gelukkig zijn. Las voor het slapen gaan in Thomas à Kempis. | |
29 augustus 1958Kocht ‘Reflets dans l'eau’ van Debussy en ‘Une barque sur l'océan’ van Ravel. Liet bij ‘Saks Fifth Avenue’ een flanel aanmeten en betaalde voortdurend in dollars achterstallige nota's in Amsterdam. Ook nam ik een abonnement op de Times of Indonesia. In Dean Acheson's boek, ‘Power and Diplomacy’, vond ik een citaat van Pascal, ‘that if all men knew what others say of them, there would not be four friends in the world.’ Ik dacht aan deze uitspraak bij een briefje, dat Bernard Person me dezer dagen schreef. ‘Als oudere collega, zou ik je er graag van willen overtuigen, dat alle ‘name dropping’ gevaarlijk is, en dikwijls onbehoorlijk is. Ik dacht er onlangs weer aan toen je vertelde, dat Steketee in artikelen van Besnard schrapte en ik spontaan reageerde met: ‘Dat is een vooruitgang’. Je zei daarop: ‘Dat commentaar zal ik overbrengen.’Ga naar voetnoot91. Ik dacht direct: ‘Daar heb je het weer, je bent bij die man niet veilig. Ik ontving deze week een brief van Hiltermann, die ook over jou schreef, maar het zou niet in mijn hoofd opkomen, je zijn woorden over te brengen. De man zou me dit terecht als een indiscretie kunnen aanrekenen. Onze relatie behoeft onder dit gebeurde niet te lijden, maar alléén als ik de zekerheid heb dat je nu eindelijk inziet, dat het overbrengen van persoonlijke uitlatingen met de naam van de zegsman erbij, en zonder diens voorkennis, gevaarlijk en dikwijls ongepast is.’ Het was in 1958 een feit, en het is in 1987 nog steeds een feit, dat ik aan de hand van algemeen geldende maatstaven uitzonderlijk | |
[pagina 212]
| |
open ben, open jegens mezelf, open jegens anderen en open jegens mijn leven. Ik denk, en ik weet, dat die openheid een belangrijk deel van mijn leven extra belast en gecompliceerd heeft gemaakt. ‘Keep them guessing’ - waar mijn beide broers matador in zijn - is nooit mijn sterkste kant geweest. Hier sta ik en ik kan niet anders. John Adams zei in 1818: ‘When people talk of the freedom of writing, speaking or thinking I cannot choose but laugh. No such thing ever existed. No such thing now exists, but I hope it will exist. But it must be hundreds of years after you and I shall write and speak no more.’ | |
31 augustus 1958 (dagboek)Schreef de ouders van Frieda andermaal een verzoenend briefje. ‘Ons huis is nu helemaal klaar. We hebben het precies ingericht, zoals we het wilden hebben. Zij is er ook blij mee. Het zou prettig zijn, indien u ons of haar zou komen bezoeken en haar dus verrassen. Het moet u duidelijk zijn, dat ik u uitsluitend in haar belang benader in de hoop dat gevoelens tussen u beiden en haar enigermate hersteld zouden kunnen worden.’ We hadden nu ook wat meer meubilair en de bagage uit Amsterdam en Rome was eindelijk gearriveerd.Ga naar voetnoot92. Vandaag trouwde Han André de la Porte met Irthe baronesse van Pallandt van Eerde. Martin schreef: ‘Tussen de weken en dagen door hebben we veel over je gesproken en gedacht. We hunkeren erg naar je wederkomst. Tot nog toe is er niemand voor mij, die jouw plaats inneemt. Het leven gaat nog steeds “walgelijk” door. Ik wilde, dat ik de kracht bezat om geregeld de pen vast te houden, zelfs die bezit ik niet.’ Ik maakte me steeds meer bezorgd om de kennelijke sleur van het leven van mijn vrienden. Zij hadden wèl seks. Zij hadden zelfs kinderen. Ze deden dus alles wat van hen werd verwacht en wat leverde het hun uiteindelijk op? | |
[pagina 213]
| |
3 september 1958Den Haag erkende de nieuwe regering in Bagdad. Onmiddellijk stelde prof. Gerbrandy vragen in de Kamer. Eigenlijk veroorzaakte de onmogelijkheid de gewijzigde realiteit in de wereld te aanvaarden, in de geconditioneerde bovenkamer van prof. Gerbrandy, een belangrijk deel van de vertragende en verwarrende acties in het politieke Haagse gedoe. Gerbrandy stond bovendien allerminst alléén als psychische stoorzender. Was er dan geen ander middel om het proces te verhaasten, dan te wachten, zoals Van Konijnenburg het noemde, ‘tot afgedankte en onbruikbare politici werden bijgezet in de Raad van State?’ In Algerije werd bekend gemaakt, dat dit jaar, tot 1 augustus 20.757 ‘rebellen’ werden gedood en 2.777 gevangen werd genomen. Nick Delfos, Baarns-Lyceumvriendje en nu marine-officier, trouwde met een meisje Blussé van Oud-Alblas. | |
4 september 1958Vroeg Frieda om het boekje van prof. Herbert W. Rüssel over de eenzaamheid eens te lezen. Zij kwam niet verder dan pagina 7. In mijn winkel kwam een Amerikaanse vrouw binnen met een geadopteerd Koreaans oorlogsweesje, Davie. Het was een lief kereltje. De vrouw straalde van geluk; van binnenuit. Albert Hilverdink berichtte me uit Parijs in een liaison verwikkeld te zijn geraakt met de Spaanse graaf Antonio Miro-Soler. ‘Hij is een beetje tam en belooft me steeds eeuwige trouw, wat hij van mij dus ook verwacht. Iedere keer antwoord ik hem hier op. Aangezien je iemand meer lief kan hebben, door niet te zijn getrouwd en aangezien de waarheid van vandaag niet die van morgen is - ben ik ten aanzien van Miro niet zo zeker van mezelf als hij jegens mij.’ Hij zou één maand naar Portugal gaan om te dansen. | |
5 september 1958President Eisenhower was in laatste instantie natuurlijk generaal. Hij had bekend gemaakt het Chinese Rottumeroog voor de kust van de Volksrepubliek China met inzet van de militaire macht van de V.S. te zullen verdedigen. Waarom zette het Jung-symposium in Zürich dergelijke Gerbrandiaanse waanzin nu niet eens op de agenda? Las met klimmende belangstelling ‘Russia, the Atom and the West,’ van de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Mos- | |
[pagina 214]
| |
kou, George F. Kennan.Ga naar voetnoot93. Wat opviel was, dat hoofdstuk II zich bezig hield met ‘The Soviet Mind and World Realities’. Over de in West-Europa algemeen geldende theorie, dat de U.S.S.R. van plan zou zijn het westen onder de voet te lopenGa naar voetnoot94. schreef hij: ‘I personally feel that this is a dangerously inaccurate view of what we are up against. I believe many others who have known Russian Communism at first hand would feel the same... The Soviet design has consisted primarily of a determination to exploit every element of disunity, of confusion, of shortsightedness in our society, with a view to causing us to eliminate ourselves as rivals to Soviet power and influence everywhere... One of the most serious evils of this overmilitarization of thinking in the West on the nature of the Soviet threat has been that it has confused people badly about the question of what could be done to meet this threat.’ Tot mijn spijt handelde het hoofdstuk meer over ideologie en gedrag, dan over ‘mind’. Mijnheer Sudjoko Hudijonoto deed in Den Haag van zich spreken. Hij zei tegen de pers: ‘Uit gesprekken, die ik met president Sukarno en talloze autoriteiten in Djakarta mocht hebben, is mij duidelijk gebleken, dat wij de kwestie Nieuw-Guinea alléén langs diplomatieke weg willen oplossen.’ Max Maramis had gesproken met Luns. Deze had bezoek ontvangen van de Australische minister van Buitenlandse Zaken, Richard Casey. De beide bewindslieden hadden besloten samen naar Washington te reizen om minister John Foster Dulles over Nieuw-Guinea te gaan spreken. De Australische socialistische leider Herbert Evatt sprak zich notabene uit voor een overdracht van Nieuw-Guinea aan Australië en zei die mening van de P.v.d.A. te hebben overgenomen. Evert Vermeer ontkende dat de socialisten hun Australische partijgenoot dit standpunt zouden hebben aangepraat. Prins Bernhard sprak een exportvergadering van de centrale werkgeversverbonden in Den Haag toe. Hij benadrukte met klem bij zijn gehoor van enkele honderden industriëlen en overheidsvertegenwoordigers op zijn reizen in Latijns-Amerika en elders steeds te hebben moeten constateren, dat de goodwill die Nederland bezat onvoldoende werd benut. Nederland was gespeend van imperialistische neigingen, aldus P.B. en daarom ‘een ongevaarlijke economische partner’. ‘Ik heb een kritisch geluid laten horen, omdat het mijn overtui- | |
[pagina 215]
| |
ging is, dat wij de realiteit onder ogen moeten zien. Deze realiteit eist dat wij om het behoud van de welvaart van ons volk te garanderen aan de export de plaats geven, welke zij verdient. Dat is: de eerste plaats.’ De man had volmaakt gelijk. | |
6 september 1958William Bast maakte, nà grondige lezing van mijn manuscript, waardevolle bemerkingen op mijn onhandige manier van schrijven en presentatie. Ik informeerde naar de prijs van een kleine piano. De goedkoopste: 500 dollars of 57 dollars per maand. Dat kan dus nog niet. Speelde de ‘Suite Bergamesque’ voor Frieda. Maar deze muziek gaat volkomen aan haar voorbij. Wat is opvoeding en milieu toch belangrijk beginnende bij de prille jeugd. De Sovjet-Unie steunt Peking in het geschil over Matsu en Quemoy. Adlai Stevenson drong er op aan, dat er over ‘deze uiterst gevaarlijke confrontatie’ werd onderhandeld en geen geweld zou mogen worden overwogen. President Sukarno en ambassadeur Jones maakten een vlucht in de eerste door de V.S. aan Indonesië overgedragen Globemaster. Dat zijn de vliegtuigen, waarmee Djakarta Nieuw-Guinea zou kunnen gaan bestrijken. | |
7 september 1958De 68-jarige Nehru had zijn land nu meer dan tien jaar geleid. Zijn beeld van India en de wereld waren er niet vrolijker op geworden. ‘An atmosphere is growing in India that I find not only disturbing but suffocating. My own work has come to be the work of some kind of robot or automation. I sense coarseness and vulgarity growing in our public life. Idealism is fading out. We are losing our sense of mission. What to do? I don't know. You can't draw a sword and cut off the head of this enemy. We in the Congress Party may win elections but we are losing our soul.’ President Sukarno verklaarde in een rede, dat sedert 1955 de politieke groeperingen in Indonesië tot de helft, namelijk tot 28 waren teruggebracht. ‘Wij zijn tot het inzicht gekomen, dat politieke partijen maar al te dikwijls worden gebruikt, niet als middel om de belangen van het volk en het land te dienen, maar meer om de persoonlijke belangen van een handjevol partijgoden angstvallig te bewaken,’ aldus Bungkarno. ‘Laten we alle partijen begraven,’ had hij uitgeroepen, waarna onmiddellijk in koor werd geroepen, dat Sukarno communist was geworden. | |
[pagina 216]
| |
Minister Luns zond mr. C.W. baron van Boetzelaer van Asperen, zaakgelastigde te London, naar Sir Frederick Hoyer Miller op het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken om een protest te overhandigen tegen wapenleveranties aan Indonesië. | |
8 september 1958Frieda was zéér gelukkig, dat haar broer Jan ons kwam bezoeken. George Kennan was van mening, dat er dikwijls werd geredeneerd, dat bij het uitblijven van economische steun aan bepaalde landen, die landen naar het communisme zouden overlopen. Volgens hem was hier maar één passend antwoord op: ‘Very well then, go! Our interests may suffer, but yours will suffer first.’Ga naar voetnoot95. Mijn broer Theo zond me uit Zuid-Afrika een prachtige plaat van Marguerite Long met Ravel en Fauré. Er zijn tot dusverre sedert 1957 reeds 36.500 Nederlanders uit Indonesië gerepatrieerd. Doodzonde. | |
10 september 1958Howard K. Smith en vijf collega's bij C.B.S. schreven het boekje ‘The Ruble War’. Ik kreeg de indruk, dat de zes journalisten hun hart wensten te luchten op een aantal punten, waar C.B.S. ze de kans niet toe liet. Opmerkelijk was een passage uit een gesprek van Smith met dr. Subandrio, toen deze de hulp van de V.S. vergeleek met die van de Sovjet-Unie. Subandrio antwoordde: ‘There is really no basis of comparison yet. The Russians have extended us a hundred million dollar line of credit; but their aid and trade program is just only beginning. We have received $300 million worth of economic help from the United States over the past thirteen years, ever since our declaration of independence. And we are supremely grateful for it. On straight commercial dealings, the Russian service is excellent. We received twelve ships and most of four thousand jeeps from the Russians within weeks after we put in an order. We also have a small aid program with the Chinese. It took only two weeks to negotiate with China for 20,000 ton of rice, and three weeks later it was here in Jakarta.’ I then asked him how long American procedure took. He replied, ‘Frankly speaking, rather long. It took one year of | |
[pagina 217]
| |
negotiation before we signed a 1956 agreement for surplus American agricultural goods. This included 275,000 tons of rice. But it was another year before that started arriving. There is such a time gap between commitment and delivery that you don't reap all the good will benefits you could. The Russians and Chinese seem to have their goods here before the ink is dry on the contracts.’Ga naar voetnoot96. Grootmama Poslavsky bedankte voor toezending van de foto, die van Frieda en mij in de U.N.O. was genomen. Vrij Nederland publiceerde eindelijk de reportage, die ik in april 1957 vanuit het Midden-Oosten had toegezonden. Natuurlijk mocht mijn naam niet meer in V.N. vermeld worden. Mathieu Smedts ontpopte zich als een even opmerkelijke beunhaas als de anderen.Ga naar voetnoot97. Eindelijk heeft H. de Braal bij de behandeling van zijn hoger beroep voor de rechtbank in Madjalenka een vermindering van straf gekregen tot vier jaar en negen maanden. Het blijft een schandelijke affaire en een donkere pagina in de geschiedenis van de Indonesische jurisprudentie. Waarom hij wèl, terwijl mensen met duizend maal meer strafbare handelingen op hun kerfstok, vrijuit zijn gegaan? | |
12 september 1958Droomde van mijn ouders. Zij kusten me allebei. Mijn moeder droeg dezelfde wijnrode jurk waarmee ik gisteren een dame in de winkel had gecomplimenteerd. Later drongen twee commando's van kapitein Westerling mijn ouderlijk huis ‘De Horst’ binnen om mij te ondervragen naar mijn betrekkingen met Bungkarno. Tenslotte was ik samen met Frieda in Djakarta. Ik denk dat je dromen moet zien, als een situatie waarbij in het drukke centrum van Manhatten op het spitsuur alle verkeerslichten op oranje zijn geslagen. Er ontstaat dan een oncontroleerbare, niet meer te dirigeren wirwar van bewegingen, die geen ratio meer hebben. Kocht van Debussy ‘The martyrdom of Saint Sebastian’. Martin schreef: ‘Het leven op zichzelf is nagenoeg dood. Maar ik ga vaak naar Mama en daar vind ik mijn vertroosting, zowel voor Mama als voor mij.’ Hij dacht er over zich naar Suriname te laten uitzenden. | |
[pagina 218]
| |
13 september 1958Bill Bast gaf me een kort verhaal te lezen over een jongen met een staart: ‘Show the nice lady your tail, Daniel!’ Zag met Frieda een Robert Mitchum-film. Ik zal nooit met mijn hele hart van Frieda kunnen houden, want 99 van de 100 belevenissen in het leven zullen we nooit echt samen doorleven. Wanneer ik probeer me op mijn boek te concentreren, ook naar aanleiding van Bills kritiek, gaat ze ostentatief in de keuken zitten ketting-roken. Ik wil niet de barometer van haar stemmingen zijn. Wanneer ik bloemen voor haar mee breng, worden die in een vaas gekwakt. Ze is eerst uitgelaten blij om één uur later dicht te klappen. Ik dacht aan een opmerking van Bertrand Russell, die ik vandaag las: ‘If you accept the ordinary laws of science, you have to suppose that human life and life in general on this planet will die out in due course: it is a stage of decay of the solar system... therefore, although it is of course a gloomy view to suppose that life will die out - at least I suppose, we may say so, although sometimes when I contemplate the things that people do with their lives I think it is almost a consolation - it is not such as to render life miserable. It merely makes you turn your attention to other things.’Ga naar voetnoot98. Het lijkt wel of we zijn voorbestemd - door wie en wat? - om nooit ons leven te kunnen leiden met hen, die we werkelijk liefhebben. Dat is ons lot. Our fate. The question is, can it be fatal? Or is it for the good? Zond mevrouw Röell een briefkaart. De moeder van President Sukarno is in Blitar (Oost-Java) overleden. | |
18 september 1958De Algemene Vergadering van de U.N.O. is voor de 13de maal geopend. Ik woonde de rede van John Foster Dulles bij. Ik vroeg de Japanse minister van Buitenlandse Zaken, Aiichiro Fujiyama, waarom Japan geen bemiddelende rol wenste te spelen in het Nieuw-Guineaconflict. Alhoewel hij op dit moment een dergelijke rol niet gepast zou vinden zou hij op een later tijdstip, wanneer ontwikkelingen een dergelijke rol opportuun maakten, zijn positie herevalueren, antwoordde hij. Charles Tambu, de hoofdredacteur van de Times of Indonesia was ook in New-York. Hij zei me: ‘Het Indonesische leger is | |
[pagina 219]
| |
machtig nu, te machtig eigenlijk. Sukarno zelf is nà de laatste aanslag op zijn leven bang geworden. Ik heb medelijden met hem in dit opzicht. Maar je weet, alle Javanen zijn in de grond van de zaak lafaards.Ga naar voetnoot99. Ik sta overigens wèl achter Sukarno, want wie anders zou het Indonesische volk moeten leiden? Voor Nasser heb ik minder waardering, want die speelt met de communisten. De Sumatraanse opstand was waanzin, ook al beschouw ik Natsir en de anderen als persoonlijke vrienden.’ Later, toen Andrei Gromyko sprak, nam Dulles ostentatief niet de moeite zijn kopmicrofoon op te zetten. Wanneer reïncarnatie bestaat zal hij als een kikker terug op aarde komen. Zelfs Bernard Person vond Dulles' rede hopeloos. Ik bestudeerde het optreden van Luns in de lounge voor afgevaardigden. Hij gesticuleerde voortdurend, en zat onafgebroken naar iedereen en alles weg te kijken, terwijl hij tegen iemand sprak. Person: ‘Onze delegatie herinnert me aan een middenstandswinkel in de provincie wanneer je ze ziet binnenkomen.’ In de avond kwamen de Persons bij ons in Kew-Gardens dineren. We hadden wèl enige botsingen over Sukarno en Indonesië, maar Frieda vond het al met al een gezellige avond. | |
19 september 1958De dag begon met een telegram van het presidentiële kabinet in Djakarta. Het was verzonden via mijn vriend, Boek Kusumasmoro, nu diplomaat verbonden aan de Indonesische ambassade in Mexico City.Ga naar voetnoot100. ‘Please accept gratitude for your congratulations to President Sukarno on the anniversary of the Independence of the Republic of Indonesia.’ Dit was voor het eerst in lange tijd een levensteken direct van Sukarno. Hij had het telegram via een veilig kanaal doen toekomen. ‘Beste Wim,
Deze eerste alinea van Henks brief deed me voor het rode licht stoppen. Okay: hij had om begrijpelijke redenen een depressie, maar waarom dan niet tegen Mimi geleund? Er bestonden | |
[pagina 220]
| |
immers twee categoriëen leunen: spiritueel-leunen en sexueel-leunen. Nog nooit had ik iemand gekend, laat staan een vriend gehad, die leunen 1 en leunen 2 met succes had weten te combineren. En zij, die dachten er wèl in te zijn geslaagd, waren danook nauwlijks stille wateren met diepe gronden, maar leefden in een algehele oppervlakkigheids-operatie, die van compromissen en concessies, kunst en vliegwerk, aan elkaar hingen. De toonaarden, die ik uit de brieven van Martin (mijn leunpaal 1) en Henk opving waren niet bemoedigend om de illusie aan te wakkeren, dat ik in het combineren van 1 en 2, althans bij Frieda, zou slagen, in tegenstelling tot de mislukte operaties bij iedereen. (dagboek) ‘Mimi verwacht een baby. Toen ik mijn Amerikaanse studiebeurs niet kreeg heb ik besloten, dat er niet langer kon worden gewacht... Het kind moet in april komen. In het begin was ik er niet erg van onder de indruk, maar mijn Moeder heeft nu al een paar truitjes gestuurd even groot als dit blaadje papier. Dat heeft op mij een diepe indruk gemaakt. Ik ben nu geweldig nieuwsgierig hoe het zal uitvallen. Ik geloof, dat ik met een zoon of een dochter even blij zal zijn, al hoop ik voor het kind, dat het een zoon is.’ Hij vervolgde, dat in de familie van zijn vrouw tweelingen voorkwamen. Hij zou de woonboot verlaten en zijn ouders zouden een huis kopen in Nieuwer-Amstel. Hij vervolgde: ‘Je hebt dus naar Steketee geschreven.Ga naar voetnoot101. Ik geloof, dat het verloren moeite is. Na eerst enige illusies te hebben gekoesterd krijg ik nu de ontgoocheling. Alles wat hier slecht en amateuristisch was, heeft hij in tact gelaten en alles wat goed is, probeert hij te hervormen. Zo probeert hij ons voortdurend te bepraten om de Amerikaanse politiek niet al te erg af te kraken. Constandse heeft hem al laten weten, dat als hij niet mag schrijven wat hij er zelf over denkt, hij van de afdeling Buitenland weg wil. Hij heeft Steketee voorgesteld hem dan maar correspondent in Brussel te maken. En voor de gelegenheid heb ik Constandse onvoorwaardelijk trouw gezworen. Ik zou er ook voor bedanken “Elseviers”- of “Parool”- commentaren te schrijven. Steketee draagt Besnard een diepe bewondering toe, dat is nu wel duidelijk geworden. Als opvolger van Parée, die met pensioen gaat, is Boer aangewezen, als je je die nog herinnert.Ga naar voetnoot102. Het “Handelsblad” haalt | |
[pagina 221]
| |
zijn krachten wel uit de kringen van het amateurtoneel. De ene plankenier is nog niet vertrokken, of de andere wordt alweer aangediend. Lydia Loudon schreef ons een lief briefje. | |
19 september 1958Woonde een lunch van John Foster Dulles bij met de ‘United Nations Correspondents Association’. De bijeenkomst vond plaats in ‘Danny's Hide-a-way’. Bruce Munn van de United Press verwelkomde de bewindsman; ‘...and we hope some day you will help the world over the brink of war into peace.’ Dulles begon met te zeggen: ‘My advisors wrote on my pad: luncheon at Danny's, to which I looked forward, since I like hide-a-ways these days.’ Hij vervolgde een waar geloof in de U.N.O. te hebben. ‘I took an active part in its foundation in San-Francisco, and I have a longer record of anticipation in these meetings, then, I think, any other delegate, since I attended ten of the 13 General Assemblees.’Ga naar voetnoot103. Dulles vond het klimaat en de sfeer in de U.N.O. sterk veranderd. De organisatie werd gevormd als een militaire (wereld-)alliantie, want de oprichtende landen hadden in 1945 zojuist een oorlog overleefd. ‘The causes of that great war,’ aldus de minister, ‘are still very much alive. But memories of that terrible event became flawed. A new generation arrived. As President Eisenhower said last week: “Munich seems already forgotten.” New generations hear about the great wars in history classes, | |
[pagina 222]
| |
while the older people are inclined to forget that a new generation came along.’ Hij droeg een groenachtig kostuum met een beige gevlekte das en hield terwijl hij sprak bijna steeds zijn handen in de zakken, wat een lompe indruk maakte. Zijn vingers waren tijdens de maaltijd constant bezig. Hij verfrommelde de arme bloemen, waarmee de tafel was gesierd, frutselde met zijn papieren servetje en scheurde het al doende aan stukken, wanneer iemand een vraag stelde, luisterde hij maar half en trommelde met de vingers op tafel. Bovendien, en ik zat vlak bij, knipperde hij constant met zijn ogen achter de brilleglazen. Zijn vader was dominee, één van zijn zoons is priester. Ik had Dulles willen vragen, en probeerde dit herhaaldelijk maar kreeg geen kans of hij de mogelijkheid zag voor een Amerikaanse bemiddeling in het Nieuw-Guineadispuut.Ga naar voetnoot104. Paul Sanders hield me voortdurend nauwlettend in de gaten. Person zei: ‘Die man kwam eens naar de V.S. als muziekcriticus en is hier gewoon blijven hangen.’ Dàt was dan de expertise voor Het Parool-lezers via haar manipulabele Amerikaanse correspondent. De Gaulle heeft thans zonder enige vorm van proces reeds 12.000 Algerijnen in Frankrijk laten interneren. | |
20 september 1958Herhaaldelijk had ik persattaché Sjef van den Bogaert gevraagd de gebruikelijke persontmoeting van minister Luns te mogen bijwonen. Zelfs Person informeerde me er niet over. Uit de kranten moest ik vernemen, dat deze had plaats gehad. Minister Subandrio had namelijk verklaard, ‘dat de heer Luns eens aansprakelijk zal worden gesteld voor het aan het Nederlandse volk toegebrachte leed’. Subandrio reageerde hiermee op het reeds door Luns gehouden persgesprek, ‘waarin hij uitdrukkingen gebruikte die de Nederlandse minister onwaardig zijn.’ Subandrio: ‘Volk en regering van Indonesië hebben vanaf 1950, toen Nederland de souvereiniteit overdroeg, een behoorlijke mate van goede wil tegenover Nederland aan de dag gelegd, tot aan 1957, toen de U.N.O. voor de vierde maal een resolutie over Irian-Barat verwierp... Indonesië zal voortaan edelmoedig tegenover Nederland te zijn, hoewel in politiek opzicht beide landen in een ernstig conflict zijn gewikkeld.’ (Besnard voorzag zijn reportage hier van de aanteke- | |
[pagina 223]
| |
ning: ‘De term edelmoedigheid hebben wij in dergelijk verband het laatst van Hitler gehoord!’) Eigenlijk begreep ik niet, dat Henk nog bij een krant, die dergelijke misdadige vergelijkingen trok, wilde werken. De heer drs. Ernst van der Beugel was die dagen staatssecretaris op Buitenlandse Zaken. Er was kennelijk geen kruid tegen des ministers exorbitante gedrag of uitspraken gewassen. Dr. P.J. Plateel, ‘gouverneur’ van Irian-Barat, bezocht Port-Moresby op het Australische deel van het eiland. Hij hield daar een persconferentie en verkondigde doodgemoedereerd, dat hij, Plateel, in verband met de Indonesische militaire dreiging, een militair bondgenootschap met Australië zou toejuichen. Luns desavoueerde Plateel later en zei tegen de pers, dat de ‘gouverneur’ zijn verklaring zonder overleg met het Plein had afgelegd. | |
21 september 1958Het belachelijke geschil over Matsu en Quemoy bereikte nieuwe hoogten. Peking zond golven MIG-17 toestellen om de bevoorrading van de 100.000 man troepen uit Formosa te frustreren. Eisenhower en Dulles hadden ‘Task Force 77’ naar het gebied gezonden bestaande uit zeventien schepen, waaronder de drie vliegdekschepen ‘Princeton’, ‘Midway’ en ‘Lexington’. Opnieuw klonk de bezadigde stem van Walter Lippmann, die zich afvroeg op welke juridische gronden Dulles de president er toe had gekregen het Amerikaanse prestige op het spel te zetten voor de verdediging van beide eilandjes. ‘Our legal position is complete nonsense,’ schreef Lippmann, ‘and discloses an alarming confusion of minds.’ Dulles had de V.S. in grote verlegenheid gebracht: ‘There is evidence, too, of muddled thinking as, for example, in the strange order directing the Seventh Fleet to escort Chiang's ships to within three miles of Quemoy. For if Quemoy belongs to Chiang, then the waters within three miles of Quemoy belong to Chiang, and there was no legal reason why the Seventh Fleet should stand-off at the three-mile limit.’ Martin bedankte me voor: ‘Je kerngezonde brief. Ik ben blij, dat het nu met jullie goed gaat. Ik heb lange tijd niet over Frieda geschreven, omdat ik er voor vreesde, dat je genoeg had van de situatie.’ Hij vroeg me Johannes 15:11-17 en Johannes 16:23-28 te lezen. Tot half twee vannacht was ik hier mee bezig. Consul-generaal W. van Tets in San Francisco zond me eindelijk het adres van Wicher de Marees van Swinderen in Los Angeles. | |
[pagina 224]
| |
Bestudeerde de tekst van Premier Khruschevs ellenlange brief aan president Eisenhower van 20 september. Hij zou zich anders hebben kunnen uitdrukken, ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister’, maar met de essentie van de tekst was ik het eens. De Amerikanen maakten zich met hun gedrag in de wereld belachelijk. Eisenhower gaf in Newport, Rhode Island tijdens het spelevaren twee korte verklaringen uit in reactie op Mr. K.'s brief. De president verwierp de tekst en droeg de zaakgelastigde in Moskou op het stuk aan Khruschev te retourneren. Pascal meende, dat de waardigheid van een mens afhing van wat die mens dacht. Ik begreep niet dat beide leiders van supermachten zich na een dergelijk incident nog op straat durfden te vertonen. | |
22 september 1958Prins Bernhard deed, sprekend in de tuin van paleis Soestdijk, voor de Britse commerciële televisie een opmerkelijke uitspraak. Hij was geneigd te geloven, dat wij in deze eeuw nog goede vrienden met de Sovjet-Unie zouden worden. ‘Dat beschouw ik niet als een onmogelijkheid,’ aldus de prins. Abdel Gamal Nasser stond toe, dat de voorlopige regering van Algerije in Caïro haar zetel vestigde. | |
23 september 1958‘Waarde Oltmans, Hartelijk dank voor je brief van 19 september... Denk er aan, dat de indruk van je boek voordat men een regel heeft gelezen, is to be or not to be voor de uitgave. ...Deining komt er hier in Nederland zeker van, doch dat had Emile Zola ook. Moet je even doorheen. E. van Konijnenburg.’ Vanmiddag heb ik de rede van Luns in de U.N.O. uitgezeten. Kathleen McLauglin zou er uitgebreid aandacht aan besteden in de New York Times. Ik geneerde me voor Luns' valse voorstellingen van zaken, waarvan ik dus uit de eerste hand wist, hoe er hier opzettelijk in naam van Nederland werd gelogen. Een Amerikaanse ‘industrieel’, Burke Hedges (46), is door dictator Fulgencio Batista benoemd als Cubaanse ambassadeur in Rio de Janeiro. Hedges kwam naar Cuba indertijd om te werken in textielfabrieken, die zijn vader daar bezat. Hij ontmoette Batista op het Oriental-parkterrein, waar de paardenraces werden gehouden. Hij was zelfs Cubaan geworden, omdat dit belastingvoordelen opleverde. Hedges bezat een appartement in Havana, een hacienda in Pinar del Rio, een | |
[pagina 225]
| |
appartement in Manhatten en een buitenverblijf op Long Island, terwijl hij steeds reisde in zijn privé Lockheed Lodestar. Deze maand installeerde hij zich als Cuba's ambassadeur in de duurste suite van het Copacabana Palace Hotel. | |
24 september 1958Gouverneur James E. Folsom van Alabama heeft Jim Wilson (55), die ter dood was veroordeeld omdat hij als neger $1.95 had gestolen van een blanke dame, gratie verleend en de straf omgezet in levenslang. In de Afrikaanse staat Guinea werd een referendum gehouden. Men stemde onder leiding van Sekoué Touré tegen een grondwet, die deze staat met twee miljoen inwoners binnen de Franse gemeenschap van zeventien gebieden in Afrika zou houden. Nog vóór alle stemmen waren geteld gooide De Gaulle Guinea uit de gemeenschap, dit om een afschrikwekkend voorbeeld te stellen, mochten mensen in andere Franse gebieden op hun besluit binnen de gemeenschap te blijven, terug komen. Er werden in Guinea 636.281 stemmen tègen en 18.012 vóór een permanente band met Frankrijk uitgebracht. In het westen staat men op de bres voor democratie en mensenrechten, behalve wanneer mensen massaal iets anders willen, dan in het belang van het westen zou zijn. Ik vond de houding van De Gaulle beschamend onrechtvaardig. Indonesië erkende de voorlopige regering van Algerije in Cairo. | |
25 september 1958Richard Nixon, de vice-president, deed weer eens van zich spreken. Er was bekend gemaakt, dat John Foster Dulles 5.000 brieven had ontvangen over de kwestie Matsu en Quemoy. Tachtig procent er van was tègen de politiek van Dulles. Wat Nixon had geshockeerd was niet alléén hoe gekant de publieke opinie was tegen de politiek van de Eisenhower-Nixon regering, maar dat dit gegeven überhaupt naar buiten was gekomen. C.L. Sulzberger, Walter Lippmann en de meeste commentatoren vielen Nixon op zijn anti-democratische houding aan. ‘Mr. Nixon must not make such reckless and unfounded accusations against innocent men,’ schreef Lippmann. Nixon meende namelijk, dat journalisten niet hadden mogen informeren naar hoeveel post tègen was. Sulzberger: ‘Curbing the bulls in the China shop.’ | |
[pagina 226]
| |
29 september 1958Dr. Ali Sastroamidjojo sprak vandaag de Algemene Vergadering toe. Zijn Engels was niet al te best en zijn presentatie dus zwak. Henry Cabot Lodge was aanwezig en ook Krishna Menon, maar ambassadeur Schurmann en Luns bleven ostentatief weg. Inhoudelijk was ik het met zijn speech eens. Ik ging na afloop naar hem toe en zei: ‘Ik moet u tot mijn schande bekennen, Pak Ali, dat ik het met uw redevoering eens ben.’ ‘De diehards in Den Haag zullen eerst weg moeten,’ antwoordde hij. Terwijl we stonden te praten kwam de heer Schiff van de Nederlandse delegatie zo dicht bij staan, dat we ons gesprek maar afbraken. Schiff was duidelijk een ‘crony’ van Joseph Luns, voor welke loyaliteit hij danook ruimschoots in zijn carrière bij de buitenlandse dienst zou worden beloond. Ik lunchte met een diplomaat van de Poolse delegatie, A. Czarkowski. | |
30 september 1958Het was ergerlijk om the zien hoe de New York Times melding maakte van de rede van Sastroamidjojo, vergeleken bij minister Luns vorige week. Ik schreef er opnieuw een brief over aan de hoofdredactie van de Times, niet dus om te publiceren, maar van de ene journalist aan de andere. Ik tekende als correspondent van Vrij Nederland.Ga naar voetnoot105. Ook voerde ik een gesprek met Thomas Hamilton, chef van het Times-bureau bij de U.N.O. Het was hem niet opgevallen, maar hij was het met me eens, dat hier van een ongelijke behandeling sprake was. Ook Bernard Person was het met me eens. ‘Die krant is zo groot dat de linker hand niet weet wat de rechter doet.’ Hij zelf had ruim aandacht besteed aan Sastroamidjojo zowel in het Handelsblad als voor de Wereldomroep. Jan Eijkelboom van V.N. schreef, dat een zéér exclusieve foto van Sukarno in Moskou die ik had uitgeleend op de redactie was weggeraakt. | |
2 oktober 1958Vanmorgen was ik er getuige van dat ambassadeur Schurmann het noodzakelijk achtte te interveniëren in het U.N.O.-debat om de rede van Sastroamidjojo te becritiseren en becommentariëren. Hij deed dit als een jurist, kundig, maar ontdaan van ieder gevoel of oog voor historische banden. Het was een | |
[pagina 227]
| |
kort, klinisch verhaal, dat me tegen de borst stuitte, vooral toen Schurmann zich liet verleiden te zeggen: ‘I am afraid, Mr. President, that our conceptions of justice and decency are widely different from each other, and being so, I shall not prolong this debate.’ Luns liet Schurmann duidelijk de vuile was doen. Wat een beroep: diplomaat! En dàn te moeten dienen onder een figuur als Luns. Niemand sprak over de aanloop tot de Nederlands-Indonesische crisis van 1957, waarin Den Haag de Indonesiërs acht jaar lang had getreiterd over de Papoea's en geen enkele belofte, of gentleman's agreement met Djakarta over Nieuw-Guinea was nagekomen. Over ‘decency’ gesproken! Van de Indonesische delegatie was naast enkele attaché's slechts ambassadeur Lambertus Palar aanwezig, toen Schurmann zijn onverwachte extra-aanval op Indonesië lanceerde. Hij schraapte zijn moed samen en besteeg het spreekgestoelte, volkomen onvoorbereid en in helaas hakkelend Engels. Maar hij kwam met een repliek. Ik bewonderde de man. De Nederlandse delegatie, inbegrepen de Surinaamse meeloper, de heer Eienaar, toonde zich uitgelaten over de ‘overwinning’ van Schurmann. Andrei Gromyko hield een lange, omstandige redevoering, die door Cabot Lodge kort, bondig, punt voor punt werd weerlegd. Ik vond Gromyko bepaald niet sterk. De Sovjets zijn kennelijk dermate het produkt van een totaal andere denkwereld - en ik bedoel dit niet ideologisch - dat ze altijd weer vijf maal zoveel woorden nodig hebben om werkelijk iets te zeggen, als wij. | |
3 oktober 1958Nadat ook senator Theodore Francis Green van Rhode Island, en voorzitter van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken de regering scherp bekritiseerde over haar politiek in Matsu en Quemoy, begon Dulles terug te krabbelen en stelde een reductie van de garnizoenen op die eilanden voor, wanneer China haar zware beschietingen zou verminderen of stop zetten. Dulles noemde het nu ‘rather foolish’ dat Chiang zoveel militairen op de eilanden had gestationeerd en hij betwijfelde als ‘highly hypothetical’ of Chiang ooit van Formosa naar Peking zou kunnen terugkeren. Het viel overigens op, dat de New York Times vandaag haar omissie inzake Sastroamidjojo corrigeerde en ruime publiciteit gaf aan Sastroamidjojo's speech, alsmede aan de opmerkingen van ambassadeur Palar in eenzelfde lengte en opmaak als Luns | |
[pagina 228]
| |
laatst. Ik kon me voorstellen, dat Luns & Co razend waren over mijn interventie, en Sastroamidjojo & Co het als plezierige bijkomstigheid beschouwden, dat mijn standpunt was dat lezers van kranten recht hadden op een evenwichtige presentatie van ‘All the news fit to print’. Het muisje zou echter een staartje krijgen. | |
4 oktober 1958Mijn brief aan Sulzberger had bij de Times blijkbaar een stormpje veroorzaakt, want U.N.O.-bureauchef Hamilton had op zijn donder gekregen en op zijn beurt had Hamilton zich bij Person beklaagd. ‘Je hebt weer als een fanaticus een brief aan de Times geschreven,’ voegde Person me verder toe, ‘die onaangename konsekwenties heeft voor alle betrokken partijen.’ Ik dacht letterlijk: ‘Barst’. De P.v.d.A. had in Den Haag een trusteeship voor Nieuw-Guinea voorgesteld, wat voor Willem Drees een penibele situatie was, omdat zijn eigen partij in een andere richting stuurde. Ir. H. Vos publiceerde op de voorpagina van Vrij Nederland een pleidooi om de Papoea's zonder meer naar Indonesië af te schuiven. Piet van Bel, de man die jarenlang op het paleis in Djakarta werkte en altijd bij Sukarno was om diens geluidsinstallatie te verzorgen, wanneer hij sprak, was met vrouw en dochter in Laren aangekomen. Officieel was hij met verlof, maar het was in Indonesië geen leven meer. Hij wilde niet meer terug. ‘Sinds de aanslag op de oude heer is alles sterk achteruitgegaan. Natuurlijk heb ik een re-entry visum en Bungkarno nodigde me de dag vóór vertrek voor een afscheidsetentje uit,’ schreef hij. | |
5 oktober 1958Luns had weer een perslunch gegeven, wat ik bij toeval van Mary Hornaday van de Christian Science Monitor hoorde. Dus ik protesteerde opnieuw bij Sjef van den Bogaert, dat ik andermaal werd uitgesloten. Luns was nog anti-democratischer dan Nixon. Nixon vond dat journalisten geen vervelende vragen mochten stellen, maar Luns stelde alles in het werk journalisten, die er een andere mening op nà hielden - en in het verkondigen van die mening effectief waren - openlijk te saboteren. De Persons zonden een cadeautje. Het was een vaas van Bloomingdale's. Was het om zijn laatste uitbarsting goed te maken? Overwoog het pakket terug te zenden. | |
[pagina 229]
| |
9 oktober 1958Premier Djuanda van Indonesië heeft voor vertrek naar Cairo en Belgrado gezegd, dat Indonesie nog altijd op een tegenbezoek hoopte van President Eisenhower, nadat Sukarno in 1956 in Washington was geweest. | |
10 oktober 1958Ik schreef president Eisenhower in het ‘Witte Huis’ onder meer: ‘I know President Sukarno and many Indonesian leaders personally well. I know also that their wish to have you, Mr. President, as their guest is a sincere and heartfelt one. Nehru, Sukarno and other Afro-Asian leaders have visited you during the past years, but you were unable to return their visits. I feel however, that following the rapid deterioration of western prestige and U.S. prestige in particular in Asia and Africa, it makes it almost obligatory to reconsider not to pay a counter visit to India or Indonesia. No American leader or personality, not Mrs. Roosevelt, Mr. Nixon or Mr. Stevenson, who did visit these countries, makes up for the prestige that the President of the U.S. has. I have watched president Kliment Voroshilov's visit last year to Indonesia and it convinced me once more, President Eisenhower has to go to Indonesia.’ Ambassadeur Jules baron de Koenigswarter, De Gaulles vertegenwoordiger in Djakarta, heeft Indonesië er van beschuldigd ‘too rashly’ te zijn overgegaan tot de erkenning van de voorlopige Algerijnse regering in Cairo. Wat wil de Quai d'Orsay: dat het land, dat het initiatief tot de Bandung-Conferentie nam, in dit opzicht in de achterste koets zou plaats nemen? Premier Jonckheer van de Antillen heeft meegedeeld, dat er een commissie zal worden ingesteld om het Statuut van de Unie met Nederland gewijzigd te krijgen. Luns arriveerde in Willemstad om een conferentie te beleggen met alle ambassadeurs in Latijns-Amerika. | |
[pagina 230]
| |
meest dames. The Bradford Era (oplaag 12.000) wijdde in twee artikelen aandacht aan mijn lezing, waarin ik een lans brak voor meer aandacht voor internationale zaken. Ook werd vermeld, dat ik Eisenhouwer had geschreven naar Indonesië te gaan. ‘Hoe komt het toch,’ vroegen de dames, ‘dat we zo gehaat zijn in de wereld?’ Bij thuiskomst lag er een brief van Mathieu Smedts, gedateerd 8 oktober. Hij had vernomen, dat ik een brief aan Sulzberger had geschreven over de ongelijke presentatie in de Times van de redevoeringen van Luns en Sastroamidjojo. Ik had me dus weer niet aan de belofte gehouden, om niet als Vrij Nederland-vertegenwoordiger ‘propaganda voor Indonesië’ in de U.N.O. te maken. ‘Ik ben dus gedwongen verder van uw diensten als medewerker af te zien en de nodige maatregelen te treffen om verdere misverstanden te voorkomen. hoogachtend, P.M. Smedts.’ Smedts werd gedwongen. Luns en Buitenlandse-Zaken hadden eindelijk hun zin. Mijn laatste verbinding met de Nederlandse pers was verbroken. Smedts ging de U.N.O. thans melden, dat ik V.N. niet langer vertegenwoordigde, waardoor de Nederlandse diplomatie verder alléén nog maar de schouders over mij diende op te halen om wat ik ook verder deed als niet serieus af te doen. Terwijl ik anders nooit iets van Sjef van den Bogaert hoorde, lag er nu een spoedoproep om hem te bellen. | |
14 oktober 1958Van den Bogaert opende vanmorgen zijn lange tirade tegen mij, met de mededeling dat hij na ons vorige gesprek aan ambassadeur Van Roijen in Washington had gerapporteerd: ‘Met Oltmans komt het wel goed.’ ‘Goed’ betekende dan, dat ik in het openbaar zou afzien mijn afkeuring van het beleid van Luns uit te spreken, want ik had dan eindelijk, volgens hem begrepen: ‘Right or wrong my country’. Van den Bogaert had me zelfs bijna uitgenodigd voor de lunch met Luns, maar toen was het New York Times-incident er tussen gekomen met mijn privé-brief aan Sulzberger, wat als resultaat had, dat de Times inderdaad de fout goed maakte. Van den Bogaert: ‘Wat u daar deed, kwam ons extra ongelegen uit, vooral psychologisch gezien, omdat ambassadeur Schurmann niet voor niets van zijn recht tot antwoord gebruik had gemaakt op dezelfde dag dat dr. Sastroamidjojo zijn belangrijke jaarlijkse rede hield. U had dat protest aan mijn Indonesische collega, de heer Kamil moeten overlaten. U had met die zaak niets te maken. U protesteert toch ook niet wanneer de New York | |
[pagina 231]
| |
Times de kwestie Cyprus slecht verslaat? U had in de Times moeten laten staan wat er stond. U heeft er alléén maar mee bereikt, dat men u thans in de U.N.O. ziet als een politieke lobbyist. Daarom zien uw Nederlandse collega's u ook niet meer als journalist en de Nederlandse regering evenmin.’ Ik voerde aan, dat politieke lobbyisten in dienst van deze of gene optraden, dat ik geheel en uitsluitend op eigen gezag zonder enige verplichtende binding met Indonesië of Sukarno, optrad aan de hand van mijn eigen heilige pro-Nederlandse overtuiging. Wat was daar verboden aan? Ik voorzag in mijn eigen onderhoud en was voor honderd procent onafhankelijk. Maar ik had een mening over de verhouding Nederland-Indonesië en ook over, wat ik zag, als een volstrekt failliet van de politiek van zijn minister t.a.v. Nieuw-Guinea. Was het misschien ooit bij hem opgekomen, dat door me uit te sloven voor het herstel van de betrekkingen met Indonesië ik minstens een even prima Nederlander was als hij òf Luns?’ ‘Wanneer President Sukarno u uitkiest voor het onderhouden van contacten met Nederland, dan toont dit toch aan, dat hij u gebruikt,’ antwoordde Van den Bogaert. Ik gaf het op. Nooit, maar dan ook geen enkel moment in de meer dan twee jaren, dat ik Sukarno kende, kreeg ik het gevoel dat hij mij gebruikte of voor het lapje hield. We lagen elkaar. Ik begreep hem. Ik mocht hem graag. Hij was gewoon een vriend, en toevallig ook nog president van Indonesië. | |
15 oktober 1958‘Perry Commodore Hotel’, Toledo, Ohio Ik was nerveus over de finale breuk met Vrij Nederland. Maar ik hoopte, dat de lezingen een nieuw houvast zouden gaan bieden. Montgomery's memoires verschenen in Life-magazine. ‘My early life was a series of fierce battles from which my mother invariably emerged the victor.’ Dat klonk me bekend in de oren. Hij was één van negen kinderen van een Anglicaanse bisschop. Maarschalk Rokossovsky wilde hem eens een lunch aanbieden. Welke wijn Monty prefereerde? Hij dronk water. Welke sigaren? Rookte niet. De Sovjet-maarschalk mompelde toen iets van dat er vrouwen beschikbaar waren voor VIP's in zijn hoofdkwartier. ‘Monty was not interested: women were not his line...’ | |
[pagina 232]
| |
16 oktober 1958Gaf een lezing voor de ‘Woman's Educational Club’ van Toledo. Aanwezig: 150 dames. Mrs. Gordon Findlay, the presidente van de organisatie, zei openlijk: ‘I signed you, because I liked your picture.’ Ik keek haar eens aan en dacht: ‘Ze heeft iets van mevrouw Röell.’ Vloog in de avond met ‘United Airlines’ naar Chicago. De stad had meer licht-reclames dan ik ooit ergens had gezien. | |
17 oktober 1958Palmer House (Hilton), Chicago In de sfeer van luxe en overdaad van dit hotel, waarin het lezingenbureau me boekte, moet ik denken aan de mensen in Indonesië en Azië. In deze ongelijkheid moet en zal eens verandering komen. Deze overdaad in een straatarme wereld is onacceptabel. In de Community High School in Blue-Island, een voorstad van Chicago, werd vandaag een conferentie van leraren gehouden. De schrijver William Shirer en ik waren als sprekers uitgenodigd. Er waren 2.200 deelnemers. Shirer vertelde me zojuist een artikel over Indonesia in Foreign Affairs te hebben gelezen. ‘I am afraid we misunderstand those people,’ zei hij. Hij werkte op zijn boerderij in Connecticut reeds drie jaren aan een lijvig boek over ‘The Third Reich’. Hij gebruikte documenten op micro-film in een regeringsgebouw in Alexandria, Virginia (C.I.A.?), ‘but John Foster Dulles wants to send all those documents back to Konrad Adenauer!’ We waren het eens over de stompzinnige politiek van de V.S. jegens China. Shirer: ‘Dulles fired all Government employees opposed to his politics, while young diplomats, who still have to make a career for themselves certainly are inclined to draw up the kind of reports that they think will please him!’ | |
18 oktober 1958Piet van Bel gaf in een aanvullende brief een verdere kijk op wat in Indonesië vorig jaar gebeurde, dus nadat ik was vertrokken. ‘De strijd tussen de Masjumi en de P.K.I. was al lange tijd aan de gang. Vanwege het flirten van de oude heer (Sukarno) met de P.K.I. - hij benoemde bijvoorbeeld Hanafi tot (naaste) medewerker - verergerde de toestand met de dag. De godsdienstige partijen, en vooral de extremistische elementen daarin, zagen maar één oplossing: Sukarno moest weg. In november 1957 maakte Bungkarno weer een trip naar de Molukken. Op de terugweg werden ook de kleine Sunda- | |
[pagina 233]
| |
eilanden aangedaan. Tijdens deze reis ontwikkelde zich geleidelijk aan het plan “Irian-actie”. In elke redevoering van de President ging hij een stapje verder. Aan het einde van de reis, stond voor mij vast, dat Bungkarno de architect was van de “Irian-actie”. Het zou neerkomen op een boycot van Nederlandse goederen en de in beslagname van vitale Nederlandse ondernemingen. Dit plan van de oude heer werd overgenomen, of liever kwam in handen van Hanafi en anderen, zoals de P.K.I. en werd op de bekende wijze met veel luidruchtigheid omringd en prompt verpest. Er ontstond geleidelijk aan een actie tegen de Nederlanders als personen, wat niet - en dit weet ik zeker - in de bedoeling van de President heeft gelegen. Als eerste stap werd een actie “georganiseerd”, waardoor de hele stad werd volgeklad met anti-Nederlandse leuzen. Minister Hanafi ontkende, dat dit van te voren was gepland, alhoewel ik zelf heb kunnen constateren dat onze auto's vol zaten met verf en kwasten. De communistische pemuda's hadden veel van dit materiaal gewoon even “geleend”. Volgende stap van deze kwajongens was het in beslagnemen van alles wat Nederlands bezit was. Hier zag je dus een ontwikkeling, dat de oproerkraaiers de regering gewoon vóór waren. Wat feitelijk gebeurde was, dat het enige wat de regering nog kon doen, was achter het oproerige volk aanlopen. Overal wapperden rode vlaggen. Alle bedrijvigheid kwam tot stilstand. Er werd niet gewerkt en verdiend. De prijzen stegen en het volk leed er onder. Wie - wie dan is de schuldige? De oude heer natuurlijk. Prompt volgde op 30 november de aanslag op Bungkarno. De security-mensen wisten, dat er op hem werd geloerd, maar onderschatten de durf van deze knapen. De oude werd weliswaar niet geraakt - lichamelijk niet - maar geestelijk was hij kapot. Ondanks dit probeerde hij vrijwel meteen voor Radio Republiek Indonesia te spreken. Maar hij kon het gewoon niet. Pas om 00:30 zag hij kans enige woorden te zeggen. Althans woorden met samenhang. Op dat moment stond de communistische jeugd al gereed om alles wat Masjumi was de nek om te draaien en dan per ongeluk meteen de Nederlanders. Maar zondag 1 december was alles in het land rustig als gevolg van de woorden en de uitzending van de oude heer. Maar van regeren was op dat moment geen sprake. De verwarring was totaal. De ministers zaten te beven en te huilen. Pas nadat Chaerul Saleh op tafel had geslagen en het kabinet had uitgevloekt, werd er weer met werken begonnen. Op 2 december zag ik de oude heer voor het eerst weer. Hij was nog steeds zéér aangedaan en hield mijn hand met beide handen vast. Je kon | |
[pagina 234]
| |
merken, dat hij blij was iemand te zien, die hem wel trouw was. Wim Latumeten, die naast me stond, merkte nog op: “De oude heer houdt wel erg veel van je.” In een volgende brief vertel ik je meer.’ Ik heb de woorden van Piet van Bel grotendeels integraal overgenomen, omdat ze belangrijk zijn. Piet was een authentieke en volkomen betrouwbare bron. Ik was geschokt door het eerste deel van zijn beschrijving, omdat hij aangaf hoe Sukarno door zijn eigen welbespraaktheid eigenlijk steeds verder werd meegesleept tijdens zijn bezoek aan de kleine Sunda-eilanden. Daarna was de campagne tegen de Nederlanders dus volstrekt uit de hand gelopen, culminerend in een aanslag op Bungkarno zelf. | |
20 oktober 1958Binghamton, New York Sprak voor de ‘Monday Afternoon Club!’ Gaf interviews aan de Binghamton Press en de Binghamton Sun. ‘Waarom wedden de V.S. altijd op het verkeerde paard, van de koning in Irak tot en met de Shah van Iran?’ zei ik in de interviews. ‘Wanneer Washington zó doorgaat, zullen er nog vele Dien Bien Phu's nodig zijn vóór de golf van Afro-Aziatisch nationalisme, die thans is opgekomen, in het westen zal worden begrepen en erkend.’ Ik benadrukte, dat wilde Amerika het getij in het Nabije Oosten keren Abdel Gamal Nasser op het Witte Huis diende te worden uitgenodigd. Bij thuiskomst vond ik een speech van Willem Drees in de Tweede Kamer. Hij geloofde niet, dat een overdracht van Nieuw-Guinea meer dan slechts zéér korte voldoening aan Indonesië zou verschaffen, en al bracht het instandhouden van het Nederlandse regime veel moeite en kosten met zich mee, Nederland had de plicht jegens de mensheid om Nieuw-Guinea aan te houden als bolwerk tegen het opdringende communisme. Drees dekte onverkort alles wat Luns in de U.N.O. had gezegd en gedaan. Iets dergelijks werd door professor Romme betoogd. ‘Beste Wim, Zéér bedankt voor je reactie op mijn München-artikel. Ik vertrouw meer op je oordeel, dan je misschien wel eens hebt gedacht, omdat ik weet dat je minder let op stijl, zinswendingen, enzovoorts en meer op de portée van het geheel. Gisteren was ik in Rotterdam en vond daar in mijn oude bureau een artikel dat ik jaren geleden heb geschreven en dat jij toen van kanttekeningen hebt voorzien, die mij toen helemaal verkeerd | |
[pagina 235]
| |
voorkwamen, maar die mij nu de enige juiste dingen lijken, die erover kunnen worden gezegd. Het was een soort Ter Brakiaans stuk met veel bedenksels, waaraan ik nu geloof ik min of meer ontgroeid ben gelukkig... Nu over jouw geschiedenis met de pers, Nieuw-Guinea, Hotel de Wittebrug etc., waarover ik je de vorige keer al schreef. Je herinnert je misschien nog een artikel in Vrij Nederland onder de titel De Onverdraagzaamste Abonné. Dat stuk wil ik uitbreiden tot een soort standaard-artikel, dat niet meer valt tegen te spreken, over de bangigheid van de Nederlandse pers. Nu weer die rede van Drees in de Tweede-Kamer, die door professor Gerretson geschreven zou kunnen zijn. Het lijkt allemaal te fantastisch om door verstandige mensen te kunnen worden geslikt, maar het is warempel gebeurd. Voor het grote stuk, dat ik wil schrijven, heb ik jouw geschiedenis met bijvoorbeeld Delprat c.s. nodig. Kan je misschien een zakelijk datumsgewijs overzicht maken? Een soort historisch document chronologisch geordend? Schrijf mij wat je er van denkt... De geschiedenis met mijn studiebeurs laat mij nog steeds niet met rust. Als je ergens een mogelijkheid ziet, die iets kan beloven, hoe weinig ook, laat mij het dan vlug weten. Dag. Henk.’ Ik sprak onmiddellijk met Person over de mogelijkheid of we Henk zouden kunnen helpen. ‘Gezien jouw pro-Indonesische denkbeelden - ik ben er zelfs nooit in geslaagd Person uit te leggen, dat mijn inzichten niets met pro-Indonesië hadden te maken, maar voor mij zuiver en alléén pro-Nederlands waren - zouden de Amerikanen, wanneer je moeite voor Henk deed, kunnen denken, dat Henk ook pro-Sukarno is.’ | |
23 oktober 1958I prayed in St. Patricks cathedral, maar mijn gedachten waren ergens anders. W. Colston Leigh had vanuit Toledo het volgende commentaar ontvangen: ‘We wish to thank you for sending Willem Oltmans to our Club. Everyone enjoyed his fresh and warm mannerisms. His intimate touch with world leaders and his experiences gave much color to his most informative talk. He answered many questions with such understanding answers. Many calls have already come in stating “He really was wonderful - he was tops”. A wonderful gentleman with an intriguing accent which adds greatly to his brilliant address.’ | |
[pagina 236]
| |
24 oktober 1958Pablo Casals speelde op het jaarlijkse U.N.O.-concert een sonate van Bach met Mieczyslaw Horszowski aan de piano. Het was onvergetelijk. Herinneringen aan mijn jeugd in de dertiger jaren, toen ik Casals voor het eerst in Luik hoorde spelen in zijn eigen stuk voor 40 cello's. Ik lette op alles, zijn toon, zijn stok-voering, zijn vibraties. Tenslotte was ik met de cello opgegroeid. Hij speelde als encore een Catalaans lied, ‘Song of the bird’, wat me diep roerde. Het Boston Symphony Orkest was groots in Brahms' vierde Symphonie, welke ik als student op Yale University meespeelde met het New-Haven Symphony Orchestra. ‘Tout New-York’ was er. Ook mevrouw Eleanor Roosevelt. | |
25 oktober 1958Boris Pasternak, na zijn laatste succes met ‘Doctor Zhivago’, zou de Nobelprijs krijgen. De Sovjets waren woedend. Misschien moest de betrekkelijk jonge Sovjet-staat eerst volwassener worden om plaats in te ruimen voor meningen en gedachten, die het regime niet welgevallig waren. Khruschev beschouwde het gedrukte woord als zijn voornaamste ideologische wapen, maar het is uit tegenstellingen van meningen, dat vooruitgang resulteert. Een wereldmacht van Pavlovhondjes raakt achter bij de rest van de mensheid, steeds meer, steeds meer. Time noemde ‘Doctor Zhivago’: ‘the greatest Russian novel since the Revolution.’ Waar ik het evenmin mee eens was. Wat Time bedoelde was, dat dit boek van Pasternak de anti-Sovjetpropaganda op dit moment het beste uit kwam. | |
26 oktober 1958Eindelijk is politieke gevangene De Braal in Tilburg teruggekeerd. Piet van Bel continueerde zijn inside-information inzake Indonesië en vooral vanuit binnen het paleis en de onmiddellijke omgeving van Bungkarno: ‘Allereerst de beantwoording van je vragen. 1) Hanafi is nog steeds Minister zonder portefeuille en belast met de oprichting van het zogenaamde planning-bureau; 2) de bewaking van de oude heer is overdreven. Wanneer hij bijvoorbeeld naar Bogor moet, rijdt de auto compleet met bewaking weg zonder hem, want hij gaat per helicopter. Iedereen weet dit. En iedereen lacht er om. Kolonel Sugandhi is een aardige vent maar geen echte officier. Alle verantwoording inzake de zogenaamde vei- | |
[pagina 237]
| |
ligheid is kinderlijk en erg doorzichtig.Ga naar voetnoot106. Zo, en nu vervolg ik mijn overzicht met december 1957. Iedereen deed dus die dagen precies waar hij zin in had en de regering moest spurten om de pemuda's en de arbeiders bij te houden. Er volgde al gauw een verbod op alles wat met Nederlandse lectuur en onderwijs had te maken. Minister Maengkom van Justitie vond zelfs dat het beter was dat iedere Nederlander weg ging. Er kwam paniek onder de Nederlandse gemeenschap. De grote uittocht begon. Ik was razend, zowel op de Nederlanders als op de Indonesiërs. Spinnijdig ben ik toen naar de oude heer toegestapt. Aan mijn gezicht kon hij blijkbaar merken dat iets me werkelijk dwars zat. Hij pakte me toen dermate psychologisch aan, dat mijn kwade stemming voorbij was en ik nog eens opnieuw over alles begon na te denken. Dit leidde me alléén maar tot de uiteindelijke konklusie: “Die man is een meester.” Want ik was namelijk op hem afgestapt met uitgestoken hand en de woorden: “Excellentie, ik kom u groeten, want ik ga ook terug (naar Holland).” Hij keek me aan, sloeg mijn hand weg en zei: “Ga zitten en luister goed.” Hij vervolgde: “Ik heb je nodig - punt - ik herhaal, ik heb je nodig!” Ik was gewoon meteen uitgepraat!!! De toestand was toen, in december 1957, al zó, dat als de oude heer een trip naar Oost-Java moest maken hij mij bij zich liet komen met de opdracht: “Ik kan je niet meenemen, want ik wil niet dat je zoveel risico loopt. De gemoederen zijn dusdanig verhit, dat vooral jij, die altijd alléén vooruit gaatGa naar voetnoot107., gevaar loopt. Stuur dus drie tot vijf mannetjes vooruit en geef ze volledige instructies en laat Wim Latumeten als leider van de groep optreden.” Onmiddellijk na terugkomst van deze trip naar Oost-Java liet hij me weer bij zich komen. “Het is niet goed gegaan,” zei hij. Bij nadere informatie bleek dat vanwege de veiligheid de mensen 100 meter van het podium stonden. Ik heb toen onmiddellijk een bespreking gehad met Pak Hardjo (generaal Suhardjo Hardjowardojo, chef van de presidentiële huishouding) en met kolonel Sugandhi om dit op te lossen. Als ex-militair wist ik iets van schieten en handgranaten. Er werd toen overeengekomen dat de mensen voortaan 50 meter van het podium af zouden staan en schooljeugd in groepen tot 20 meter vanaf het podium. De oude heer kreeg dus zijn zin. Hij kon zijn publiek weer zien en dadelijk de reacties op zijn woorden van hun gezichten af lezen. | |
[pagina 238]
| |
Inmiddels ging de uittocht van Nederlanders voort. Het was droevig. Velen gingen weg met alléén maar een bundeltje. Kinderen stonden op de kade met al hun hebben en houden verpakt in een kussensloop. Ook mijn moeder ging weg. Mijn broer bleef echter zijn standpunt vasthouden en zit er nog steeds met zijn vissen. De prijzen bleven stijgen. Minister Hanafi ontwierp een zogenaamde cassave-campagne: iedereen moest ketella planten. Op zijn minst vijf stekken per huisgezin. De scholen gingen per 1 januari dicht. Alleen één Nederlandse school mocht doorgaan, namelijk de Carpentier Alting Stichting onder de naam Jajasan Raden Saleh. Alle Nederlandse kinderen werden hier samengetrokken. Ook Peggy verhuisde wat me per dag 5 roepia aan bedjakgeld kostte. Ondanks alle moeilijkheden ging de oude heer toch naar het buitenland, volgens mij voornamelijk om geld te lenen, want het land was kapot. De overgenomen Nederlandse bedrijven en zaken brachten geen geld meer op en de Chinezen, die toen al wisten dat ze ook op het programma van de oproerkraaiers stonden, brachten hun geld in veiligheid in het buitenland. Toen braken tot overmaat van ramp de opstanden in Padang en Menado uit. Aanvankelijk kregen de T.N.I. (leger), de AURI (luchtmacht) en ALM (marine) zwaar op hun nek. Er is in de eerste dagen van de rebellie heel wat verloren gegaan. Hierover spreek ik in een volgende brief. Wat de oude heer betreft, Wim, hij is veranderd. Hij kijkt nu alléén naar grote dingen - het menselijke, het persoonlijke heeft hij nu verschanst achter “grote dingen”. Dit is mij opgevallen. En dit heeft mij erg in hem teleurgesteld. Hij is erg eenzaam geworden. Het groene grassprietje interesseert hem niet meer. Hij ziet nu alléén nog maar de gordel van smaragd. Ik hoop, dat je me begrijpt... Jouw brieven maken enigszins het gebrek aan zon hier goed. Piet.’ Ik verlangde er zéér naar Sukarno terug te zien en zelf te constateren hoe hij veranderd zou zijn. Ik zon op een methode. Ik had geen geld om naar Djakarta te gaan. Hoe dit op te lossen?Ga naar voetnoot108. W. Colston Leigh zond me een afrekening voor drie lezingen ter waarde van $ 308.75. Dat was gelijk aan vijf weken werken in de winkel op het vliegveld. Mr. Jaap Burger had een gematigde rede in het parlement gehouden, om naar wegen te zoeken met Indonesië tot een vergelijk te komen, maar de hysterische reacties van de V.V.D. en de Christelijke partijen op zelfs maar de suggestie | |
[pagina 239]
| |
van een toenadering werden door Vrij Nederland in een artikel terecht omschreven als een vorm van verstandsverbijstering. Opvallend was, dat minister Richard Casey van Australië, na uitgebreid gefêteerd te zijn door Luns, minister Subandrio had uitgenodigd om met hem over de kwestie Nieuw-Guinea te spreken. | |
27 oktober 1958‘Pablo Casals,’ schreef de Times in een hoofdartikel vandaag, ‘addressed the U.N. General Assembly and its guest last Friday in what was surely the most eloquent speech ever made in those premises. At 81, he spoke with the genius and undiminished mastery of a virtuoso to whom music has become what words are to great writers. He spoke with a passionate devotion to human dignity and freedom. He spoke out of a deep selflessness, which caused him to break and old vow in order to add his voice and his presence to a new hope. He ignored for one afternoon the silent protest which led him twenty years ago to go into exile rather than endure what he considered a wicked tyranny in his native land of Spain.’ Er is een nieuwe Sovjet-ambassadeur in Indonesië aangekomen: Michailovich Volkov. Ik las Arthur Goodfriend's boek ‘Rice Roots’.Ga naar voetnoot109. Het handelde geheel over Indonesië. ‘For Indonesia and its people are an archetype of Asia. Here geography and history have fused almost every Asian strain. Here are Malayan blood, Buddhist Art, Hindu scripture, Islam's God. Here are every Asian woe and every Asian hope. Here are Asia's “teeming masses” - poor, proud, and infinitely powerful. Here, incarnate, are Asia's rice-roots.’ Ik werkte gestadig aan mijn eigen boek, en William Bast hielp me waar hij kon, maar een boek als dat van Goodfriend ontmoedigde me. Ik was er nog ver af. Internationaal bleef ik Algerije op de voet volgen. In de Verenigde Naties was een vertegenwoordiger van de F.L.N. gearriveerd, Abdelkadir Chanderli, met wie ik bevriend raakte.Ga naar voetnoot110. De Gaulle had in 18 overzeese gebieden referendums gehouden, en alleen Guinea had hem dus weggestemd. In Frankrijk had 79,2 procent van de stemgerechtigden hem zijn steun | |
[pagina 240]
| |
gegeven voor de nieuwe Gaullistische Grondwet.Ga naar voetnoot111. In Colombey-les-deux-Eglises waren 195 stemmen vóór de generaal en één tegen uitgebracht. Hij was meteen naar Algiers gereisd. Het werd steeds duidelijker, dat de oorlog zich in de richting van onderhandelingen zou begeven. | |
28 oktober 1958 (dagboek)De subway van Kew-Gardens naar Manhattan leverde bijna dagelijks verrassingen op. Het gebeurde, dat een man probeerde je penis te betasten, wanneer het vol was en de passagiers tegen elkaar aangedrukt stonden. Het gebeurde niet dagelijks maar zeker wekelijks. Er werd soms gewoon geprobeerd om je zipper naar beneden te krijgen. Een ‘Eastern Airlines’-steward, Hector, vroeg me op de man af: ‘Ben je een man of een vrouw in bed?’ Ik ben met hem mee gegaan. Het was prettig. Lunchte met de advocate Endang Sulbi van het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken. Zij was door het State Department uitgenodigd. Luisterde naar een lange, scherpe rede van de Sovjet-afgevaar- | |
[pagina 241]
| |
digde Valerian Zorin, die ook een aanval deed op de Amerikaanse pers. Wat Thomas Hamilton er van in de New York Times zette was inderdaad een magere weergave van wat hij werkelijk had gezegd. Maar ook dat is geen ‘news’ meer. | |
31 oktober 1958Dr. F.A. de Graaf bedankte me namens Prins Bernhard voor een brief, ‘waarvan Zijne Koninklijke Hoogheid met belangstelling kennis had genomen’, die ik hem 7 september 1958 had geschreven. Ik vind er geen kopie van terug (nu in 1985) en kan me niet herinneren wat ik de prins schreef, maar het moet met Sukarno en Indonesië te maken hebben gehad. De heer E.L.C. Schiff, meeloper van Luns, sprak vandaag in de General Assemblee over de kwestie van zuidwest-Afrika. Terwijl zelfs de V.S. met de meerderheid mee stemden tègen de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek - een motie die 68 stemmen haalde - was Nederland, met Spanje van Franco, Finland en de Dominicaanse Republiek bij de landen die zich van stemming onthielden. Zoiets irriteert me, als Nederlander, grenzeloos. Wat voor spelletjes werden er toch gespeeld? Ontmoette een aardige Hongaar, dr. Eugen Randé, correspondent voor de Hongaarse radio in London.Ga naar voetnoot112. | |
1 november 1958In de Politieke Commissie van de U.N.O. volgde ik op de voet het gevecht tussen Oost en West over de vraag of het testen van atoomwapens zou worden stop gezet gedurende de wapenonderhandelingen te Genève, òf, zoals de Sovjet-Unie voorstelde - ook gesteund door Indonesië - permanent zou worden beëindigd. Nederland, onder aanvoering van ambassadeur Schurmann, zat weer in de verkeerde hoek. De ambassadeurs Lall (India) en Sastroamidjojo (Indonesië) waren voortdurend in nauw contact met elkaar. Japan, Zweden en Oostenrijk trachtten nog een compromis te bereiken, wat waardeloos was. Lall bepleitte het stopzetten van alle proeven meer dan effectief. Sovjet-afgevaardigde Zorin las een telegram voor uit Genève, dat de U.S.S.R. had ingestemd met totale stopzetting van alle atoomproeven plus ‘redelijke controle op de naleving ervan’. Tegen 22:00 diende ambassadeur Schurmann een motie in. ‘I know it will not be a popular move,’ zei hij ook nog, maar hij | |
[pagina 242]
| |
wilde dat men een einde maakte aan het debatteren. Ambassadeur Lall protesteerde tegen deze zet van de Nederlandse delegatie, welke, ik ben er zeker van, handelde op verzoek van de Amerikanen. Tenslotte was Amerikaanse steun nodig in de kwestie Nieuw-Guinea. Lall deed nà veel geharrewar een klemmend beroep op Schurmann, diens motie in te trekken. Het onderwerp van atoomtests was belangrijk genoeg om er langer over te spreken. ‘I have tried to be pleasant to my distinguished collegue from India,’ aldus Schurmann, ‘but I can go no further. It is no.’ Toen over de motie van Schurmann bij hoofdelijke stemming werd gestemd was de uitslag 27 vóór, 27 tègen en 27 onthoudingen. Tegen 01:00 in de ochtend viel het uiteindelijke besluit: 49 landen stemden vóór het Amerikaanse voorstel slechts tijdelijk te stoppen, 9 landen waren tegen bij 23 onthoudingen. Mijn uiteindelijke aversie jegens wat er zich in de U.N.O. in New-York afspeelde, vond haar oorsprong in dit soort vertoningen. De rol van de heer Schurmann vind ik, als Nederlander, om te kotsen. Het was te laat om nog naar Kew-Gardens terug te gaan. Ik ging bij George Branford in Harlem slapen. | |
2 november 1958George kreeg al om 10:00 bezoek van een stroom negervrienden. Het appartement was vol. Zijn moeder had, wat de Amerikanen op de late zondagochtend noemen, brunch gereed gemaakt. Daarna reden we in verscheidene auto's met z'n allen naar ‘Webster Hall’ waar een negerclub ‘The Emanons’ een feest had georganiseerd. Tussen alle zwarte gezichten zag ik misschien twee of drie blanken. Ontmoette een sergeant van de Mariniers, in een perfect gestreken uniform met een rij decoraties. Zijn vrouw was bij hem. Maar George verzekerde me, dat hij nog altijd sliep bij zijn vriendjes van vóór zijn huwelijk. George's eigen vriend heette Jim. Vond hem zéér aantrekkelijk, maar bleef opzettelijk veilig uit zijn buurt. Ik bleef tot in de late middag en moest meer dan eens aan mijn Garuda I bataljon vrienden denken in Indonesië. Eigenlijk waren ze niet te vergelijken. Indonesiërs waren ingetogener. Amerikaanse negers waren zéér levendig, vitaal en veel meer outgoing. George zei tegen me: ‘You are very well received by everyone.’ Schreef Baron van Ittersum in Belgrado,Ga naar voetnoot113. nadat ik had gelezen, dat hij aanwezig was geweest op een receptie van de Indo- | |
[pagina 243]
| |
nesische premier Djuanda. De heer Meijer Ranneft heeft de Koningin verzocht hem te ontheffen van zijn post bij de Raad van State. Het was een aardige, (Hollands) fatsoenlijke man, maar ondanks al zijn diepgevoelde sympathie voor Indonesië een politieke sta-in-de-weg bij het scheppen van een nieuwe verhouding met dat land. | |
3 november 1958Gaf vanavond een lezing tijdens een diner in de Rumson Presbyterian Church in New-Jersey voor de ‘American Association of University Women’. Honorarium: 75 dollars òf één week winkel-werk. Minister Subandrio verbleef in de Waldorf-Astoria. Ik waarschuwde Bernard Person. Hij was blij met de tip. Ik las professor Gerbrandy's ‘De Scheuring van het rijk’.Ga naar voetnoot114. Hij beschreef zijn visie op het drama van de crisis met Indonesië. Gerbrandy: ‘Iets van het karakter van Sukarno wordt bloot gelegd in het rapport van 3 september 1945 door dr. H.J. van Mook aan Lord Mountbatten uitgebracht, waarin Van Mook meedeelt, dat toen Sukarno vóór de oorlog door het Nederlands-Indische Gouvernement was gearresteerd, hij aan het Gouvernement heeft aangeboden de geheimen van de nationalisten te verraden. ‘Een echte Quisling-figuur,’ zo besloot Van Mook zijn rapport. ‘Dievenbenden hebben nog vaak een erecode, die hen allen weerhoudt ooit een kameraad te verraden! Zelfs die ere-code kende Sukarno niet. Betere zaakwaarnemers van het Japanse belang na de verloren oorlog konden de Japanners zich niet wensen,’ aldus Gerbrandy. Lord Byron zei eens, dat hij liegen tot daaraantoe vond, maar dat hij een hekel had aan onjuistheden. Wanneer één karaktertrek Sukarno tot zijn dood heeft gesierd dan is het juist zijn totale loyaliteit aan zijn missie zoals hij die zag en uitvoerde als leider van de Indonesische revolutie, inbegrepen zijn trouw aan zijn politieke vrienden. Emile van Konijnenburg zond mee aangetekend twintig van de onlangs verschenen Nieuw-Guinea brochures van L. Hanekroot. ‘Van het ontstaan van deze brochures weet ik natuurlijk wel meer af. Het is weer een poging om de barrière te doorbreken: niet eenvoudig, maar we geven niet op. Van hieruit is het boekje niet op te sturen naar Indonesië. Wellicht dat je een | |
[pagina 244]
| |
exemplaar aan de President kunt zenden vanuit Kew-Gardens. Doe dit dan namens “Konijn”,’ schreef hij. | |
5 november 1958President Sukarno was opnieuw in de Molukken. Bernard Kalb publiceerde een artikel in de New York Times vanuit Dobo, Aru-eilanden. Dobo lag nog geen 100 kilometer van de zuidkust van Nieuw-Guinea. Bij mooi weer waren de Snow Mountains te zien. Bungkarno vroeg de bevolking het Indonesia Raya duidelijk genoeg te zingen, dat zij op Nieuw-Guinea zouden worden gehoord. Ik zond Sukarno spontaan een telegram in Dobo: ‘Unable to join you this year but rest assured this journalist and many other loyal Dutchmen favor return Irian-Barat to Indonesia extending to you and everyone warmest greetings.’ Een ambassade attaché, L.J. Goedhart, kwam in de delegates lounge naar me toe en wilde een glaasje drinken. Hij zei, dat de heer Schiff ons eerder al eens aan elkaar had voorgesteld. Ik dacht, de man kletst, want ik sprak noch met Schiff noch met enige andere Nederlandse diplomaat. Bovendien was het overduidelijk, dat Goedhart altijd in de buurt van Luns was te vinden, dus ik had hem reeds als een carrière-pusher geregistreerd.Ga naar voetnoot115. | |
7 november 1958Ik las ‘Zo zag ik Indonesië’ van Jef Last. Ook hij had op de ‘Willem Ruys’ gereisd! Hij schreef ‘De passagiers van de Ruys onderscheidden zich zéér duidelijk in twee categorieën. Men herkent ze dadelijk aan het spraakgebruik. De eerste spreekt over ‘Indië, Batavia en Buitenzorg’, de tweede over ‘Indonesië, Djakarta en Bogor’... Een schip als de Ruys, met al zijn luxe en gemakken, weerspiegelt de oude ambtenaren-maatschappij van Nederlands-Indië met haar talloze hokjes en schotjes. Ze vertegenwoordigt de geest van een groep die zich hardnekkig en blind aan deze voorgoed verleden tijd vastklampt en die daarmee tot één der grootste hinderpalen op de weg naar een nieuwe verhouding tussen Oost en West dreigt te worden.Ga naar voetnoot116. Voilà. Last publiceerde zijn boek in 1956, hetzelfde jaar, dat ik mijn ‘explosieve bevindingen’ onafhankelijk van hem in De Nieuwsgier zette. Het was duidelijk, dat in dit opzicht een | |
[pagina 245]
| |
krant explosiever werkte dan een boek, waar maar een paar duizend exemplaren van werden verkocht. | |
10 november 1958Ontmoette kolonel Isman, rechterhand van generaal-majoor Abdul Haris Nasution, chef-staf. Hij was adviseur voor KEMLU en liaison officier tussen de politiek en het leger. Hij wilde Nederlands spreken. Zijn broer was verloofd met een Nederlandse vrouw. Ik informeerde hem gedetailleerd over hoe ik de rollen van Maramis, Sudjoko - en last but not least Subandrio zelf - zag in verhouding tot de President en hoe ik de kaarten analyseerde, zoals die in Den Haag lagen. Ik meende, dat Maramis, als protegé van Sastroamidjojo diende te worden vervangen door Kwee Djee Hoo, die zijn tijd in New York zat te verdoen, terwijl hij over belangrijke expertise in Nederlandse aangelegenheden beschikte. Bovendien had Kwee onvergelijkelijk meer tact en diplomatieke gaven dan zowel Maramis als Sudjoko. Hij scheen verbaasd, dat ik als mijn mening gaf, dat ik niet dacht, dat Indonesia er niet aan zou ontkomen tot militaire actie over te gaan om Irian-Barat in bezit te krijgen. Hij zou van 20 tot 26 november in Nederland zijn en vroeg om contacten, want hij wilde buiten Maramis en Sudjoko om zijn fact-finding mission uitvoeren. Chuck X., een geuniformeerde bewaker in het U.N.O.-gebouw, sprak me eindelijk aan na al enige weken met zijn mooie ogen te hebben geflirt. Hij wilde een afspraak maken. Hij is een neger. Frieda ging vanavond mee naar een feestje voor kolonel Isman aangeboden door Pudjas Santoso en zijn vrienden, allen Indonesiërs. | |
12 november 1958Werkte met Bill Bast aan hoofdstuk II van mijn boek. Het is een lijdensweg. Voor het eerst vroeg hij me geld voor zijn diensten. Hij ging akkoord met tweehonderd dollars, een rib uit mijn lijf, als begin. Gelukkig kwamen zes nieuwe lezingencontracten binnen voor 900 dollars. In de U.N.O. zat ik te praten met John Sibley van de New York Times, Boris Ivanov van de Sovjet-delegatie en een journaliste van United Asia, toen het gesprek op de Molukken kwam. John vroeg of vertegenwoordigers van de zogenaamde vrije Republiek van de Molukken op Nederlandse paspoorten reisden. Op dat moment kwam Sjef van den Bogaert langs, de Nederlandse pers-attaché. Ik stond op en vroeg hem of hij | |
[pagina 246]
| |
antwoord wilde geven op enkele vragen van Sibley. De Nederlandse diplomaat reageerde dermate ostentatief onbeschoft tegen mij, waar mijn collega's bij waren, als wilde hij publiekelijk het ongenoegen van Den Haag jegens mij demonstreren, dat ik andermaal een protestbrief naar ambassadeur Schurmann afvuurde. Ik wist, dat dit niets uithaalde, maar ik had geen andere keuze. Ik paste er voor permanent deze onrechtvaardige bejegeningen te ondergaan zonder op zijn minst te protesteren. Emile van Konijnenburg reageerde in een brief op mijn voornemen op een of andere manier naar Sukarno te gaan. Wanneer ik werd uitgenodigd (met een streep er onder), was het gewenst dat ik zou gaan. ‘Wegblijven zou dan een verkeerde indruk maken,’ zei hij. ‘Het vragen om een uitnodiging lijkt me niet wenselijk. Hiervoor is de tijd niet rijp. Als je op alle knoppen zou drukken om een uitnodiging te krijgen, wordt stellig verwacht, dat het bezoek zéér belangrijk is voor het komen tot een oplossing, welke oplossing ik vooralsnog niet zie. De zaak zit in Nederland muurvast, naar mijn mening zeker tot de verkiezingen van 1960. Ik zou gaarne wat vrolijker muziek laten horen, maar ik zie nog geen lichtpunten. Ik zou - afgescheiden van het vorenstaande - het gaan naar Indonesië ook niet laten samenvallen met het verschijnen van je boek. Het is een “cri de coeur” van de heer Oltmans. Elke schijn, dat het niet je persoonlijke mening is, dient te worden vermeden. Het samenvallen kan de indruk wekken dat je de opdracht kreeg om het boek te schrijven, hetgeen niet het geval is. Je zit in een glazen huis. Voorkom dat er een steen door de ruiten wordt geworpen.’ Ook schreef Konijn zeker Henk Hofland te willen ontvangen, omdat ik Henk eindelijk bij de ontwikkelingen rond Nieuw-Guinea actiever probeerde te betrekken. Eveneens was Konijn bereid met Piet van Bel te spreken, ‘al behoort het aannemen van personeel niet tot mijn competentie.’ Walter Lippmann was in de Sovjet-Unie geweest en schreef een schitterende analyse in vier artikelen voor de Herald Tribune, die ik het liefste hier integraal zou hebben gepubliceerd. Ook de medewerker van Time, John Scott interesseerde me steeds meer. Hij werkte als arbeider tòt 1941 in een smelterij te Magnitokorsk in de Ural, huwde een Russische lerares en was eigenlijk, wat die ervaring betreft een Lee Harvey Oswald met uitzonderlijke kennis van de U.S.S.R. Hij keerde voor het eerst in zeventien jaren terug naar Moskou en publiceerde regelmatig zijn indrukken, o.a. in Time-magazine. | |
[pagina 247]
| |
(dagboek) Een nieuwe brief van Piet van Bel arriveerde. ‘Zo gezien loopt de reis van de oude heer door de Molukken wel goed af. Kolonel Pieters en jouw vriend Nanlohy hebben daar behoorlijk de boel in handen en... de Ambonnees is geen sluipmoordenaar. Het geluid, dat de oude heer heeft laten horen in het bijzijn van het corps diplomatique op die tocht is hoopvol. Ik hoop, dat hij nog kracht genoeg bezit om in deze zijn zin door te zetten om op vreedzame wijze Irian-Barat in te pikken. Zoals je weet ben ik uit Indonesië vertrokken toen Padang en Menado gefikst waren. Gefikst in zoverre, dat Djakarta de hoofdplaatsen en hoofdwegen in handen heeft en de rebellen de rest. Chaos natuurlijk. Alles wat moeizaam werd opgebouwd is nu kapot. Ons kantoor in Bukitinggi bijvoorbeeld was volkomen leeggeplunderd. Alléén het dak stond er nog, de rest, tot aan de deuren en ramen toe zijn verdwenen. Ook mijn mobiele units dáár zijn spoorloos. Ik ben bang, dat de Padang- en Menado-opstanden net zoiets worden als de Darul Islam op West-Java. Daar is de onrust al zes jaar aan de gang en worden nog elke dag mensen vermoord en huizen verbrand. Ik heb op de T.V. hier de aankomst in Holland van de Sultan van Pontianak gezien. Hij was zéér handig om tijdens zijn interview precies te zeggen, wat hij naar buiten wilde laten komen. Hier is weer eens iemand, die ondanks alles terug wil naar het volk en het land waartoe hij behoort. Op dat laatste etentje vóór mijn vertrek kreeg ik nog eens de kans lang en breed met de oude heer te spreken. Twee dingen heeft hij gezegd, die jij vooral moet weten en dat is: “Zeg aan Wim, dat ik van hem houd” en voor wat mij betreft: “Piet je weet waar je staat, in mijn land is er altijd plaats voor je en als je in moeilijkheden zit, waarschuw me dan onmiddellijk!” Wat ik je hier vertel heeft op 13 augustus 1958 tussen 18:00 en 20:30 's avonds op Bogor plaats gehad. Ik had ondertussen al eerder afscheid genomen van de anderen. O, ja: je brieven, die je via Pak Hardjo zendt, worden regelmatig door de oude heer ontvangen. Dit moest ik je ook nog meedelen. Ik heb verder van kantoor geen afscheid genomen. Ik ben net zoals gewoonlijk 's ochtends in mijn auto gestapt en die keer niet als altijd naar Medan Merdeka Barat maar naar Priok gereden. Dit was dan ook de minst pijnlijke manier en voor mezelf en voor mijn jongens. 's Morgens was bij mij thuis natuurlijk RochmanGa naar voetnoot117. aanwezig, die in huilen uitbarstte, toen het zover | |
[pagina 248]
| |
was. Wim Latumeten heb ik de avond van te voren gegroet. Die verborg op dát moment weer alles achter zijn Willem-de-Zwijgerhouding. Alhoewel hij de laatste dagen voor mijn vertrek dagelijks bij me was om ons “even te zien”. Hij komt volgend jaar de voorbereiding voor de Olympiade in Rome bekijken. En nog iets om niet te vergeten. Op de dag vóór vertrek kreeg ik van Pasiak en Rochman een gouden Eternamatic polshorloge cadeau. Wimpie, tot hier voor deze keer. Laat van je horen. Je brieven worden gelezen en nogmaals gelezen. Piet.’ Ik had Bungkarno indertijd geschreven, dat ik van hem hield en zijn vriend was. En, via onze gemeenschappelijke vriend, was het antwoord gekomen. Ik was er zéér door geroerd. | |
13 november 1958John Sibley van de Times vroeg me of ik hem aan Kamil van de Indonesische delegatie wilde voorstellen. Ik heb dit meteen gedaan. Het plezierde me, dat de actie van Sjef van den Bogaert althans op deze Amerikaan niet het gewenste resultaat had gehad. Dit soort etterigheid, wat eerder Van Roijen en Van Voorst bij mijn lezingenmanager probeerden, werkte niet in de V.S. Pers-attaché Kamil was trouwens effectief bezig. Hij had een compleet dossier over die zogenaamde Republiek Zuid-Molukken bij zich, wat hij Sibley meteen overhandigde. Werkte met Bill Bast in zijn appartement. Hij zond zijn boek over James Dean aan de dirigent Dimitri Metropoulos en sedertdien zijn zij intieme vrienden. Dr. K. Scholtens schreef mij uit Teheran.Ga naar voetnoot118. ‘Het Indonesische drama wordt inderdaad steeds erger. Al zullen 75 miljoen Indonesiërs niet van de honger omkomen, bepaald er op vooruitgaan doen zij niet. Eerlijk gezegd wijt ik de ongunstige ontwikkeling sinds de souvereiniteitsoverdracht (deze zelf even buiten discussie latend), dat men de in zijn hart rebel zijnde Sukarno aan het bewind heeft moeten laten. U weet, dat dit in de historie nog nooit is gelukt. In wezen zijn de voor een goed administrateur nodige constructieve kwaliteiten plus die nodig voor het maken van een rel zoals tegen Nieuw-Guinea is ontketend, onmogelijk in één en dezelfde man. Het is ontzettend moeilijk om “the hard way” te volgen als men door een negatief ingestelde demagogie zo gemakkelijk de mensen mee | |
[pagina 249]
| |
kan krijgen.Ga naar voetnoot119. Dit doet men echter hier in Iran met de zéér constructief ingestelde Shah. Het is de moeite waard om te zien, hoe moeilijk dat proces is, omdat het opbouwen van een goed begrip met andere volken en de daaraan parallel lopende welvaart, een proces vormen, dat seculair verloopt... gaarne Uw, K. Scholtens.’ In de wereld hadden enkele gebeurtenissen mijn aandacht getrokken. Angelo Guiseppe Roncalli (77) was tot de 262ste bisschop van Rome gekozen met de naam zijne heiligheid Johannes XXIIIste. Eén van zijn eerste uitlatingen was: ‘Why must the resources of human ingenuity and the wrath of nations be turned more and more to the preparation of arms - pernicious instruments of death and destruction - instead of improving the welfare of all classes, particularly the poorer classes?’ Hij wees erop zich eveneens heilige vader te voelen over de 52.552.000 Rooms-Katholieken achter het zogenaamde ‘ijzeren gordijn’. | |
[pagina 250]
| |
grootsten en werd in 1955 door Nehru onderscheiden. Hij trad op in het ‘Festival of Lights’ in het International House of Columbia University aan 500 Riverside Drive. Ambassadeur A.S. Lall van India was aanwezig. Daarom was ik eigenlijk ook gegaan, om hem te spreken. Maar door Bhaskar kwam ik er niet aan toe. Hij was de onbetwiste ster van de avond. Hij was every inch een artiest. Hij was bovendien ongewoon aantrekkelijk, mond, ogen, mooi lijf. Ik ben nauwelijks in staat de indrukken exact te beschrijven. Ik was totaal in zijn dansen geabsorbeerd. Nà afloop ontmoette ik hem achter de coulissen. Hij zei, dat ik hem via zijn agent, Robbins & Brothers, zou kunnen bereiken. | |
16 november 1958Ik droomde, dat ik door een team van Nederlands-Amerikaanse politiemensen werd gearresteerd voor wat werd genoemd mijn pro-Indonesische activiteiten. Tenslotte werd ik aangeschoten en gaf een gil en vroeg Frieda om me naar een veilige plaats te slepen. Later droomde ik opnieuw, dat Frieda en ik met mijn ouders en broers op reis gingen en dat dit intiem en gezellig was. De zorg en liefde waarmee Frieda in de ochtend haar yoghurt met vruchten bereidde verbaasde me altijd weer. We gingen vandaag naar ‘Lord & Taylor’ en kochten een winterjas voor haar. Eerder had ik haar al een paar super pumps kunnen geven, omdat ze morgen jarig is. Mijn moeder was weer in Nederland bij grootmama Poslavsky en schreef ons lange, lieve brieven. Shah Mohammed Reza Pahlevi, aan wie Scholtens refereerde, was Irans grootste landeigenaar, hij bezat 2.5 miljoen acres. Sedert 1950 had hij veel van zijn land onder de boeren in een honderd dorpen op zijn landgoederen verdeeld.Ga naar voetnoot120. Maar de andere landeigenaren in Iran hadden altijd nog 70 procent van het bebouwbare land in handen en zij volgden de Shah in zijn Sinterklaasgebaar allerminst. Deze heren hadden zelfs druk op de regering uitgeoefend om de Shah van zijn actie af te brengen. Na de moord op Koning Feisal in Irak had de Shah de provinciale autoriteiten en politie zelfs opdracht gegeven er op toe te zien, dat landeigenaren niet meer de gebruikelijke ‘giften’ van de boeren in ontvangst mochten nemen, als vee, lammeren, kippen, eieren en andere zogenaamde cadeautjes. Het broeide in Iran. | |
[pagina 251]
| |
Ik zag dat Bernard Person, dankzij mij een gesprek met minister Subandrio had gehad, hetgeen 12 november 1958 in het Algemeen Handelsblad was verschenen. Wanneer ik dergelijke resultaten van mijn contacten zag rebelleerde ik, dat ik zelf niet meer in actie kon komen, omdat de deuren thuis door Luns voor me waren gesloten. In de ochtend verscheen Senator Lyndon B. Johnson in de U.N.O. om namens de Amerikaanse delegatie een rede te houden over de ruimte. Hij citeerde een Wet die op 29 juli 1958 door het Congres werd aangenomen en die getekend werd door President Eisenhouwer waarbij werd vastgesteld: ‘It is the policy ofthe United-States that activities in space should be devoted to peaceful purposes for the benefit of all mankind.’Ga naar voetnoot121. Johnson trad op als een man van ervaring en politieke macht. James Reston had reeds geschreven, dat hij een figuur was, die in aanmerking kwam om President te worden. Ik was onder de indruk van zijn optreden en vroeg me af of ik hem beter moest gaan volgen. Tegen lunchtijd vertrok ik per trein naar Philadelphia voor een lezing op het Chestnut Hill College voor 300 studenten. Ik was verbaasd om bij aankomst te ontdekken, dat ik in een college voor meisjes was beland. Na de formele toespraak verhuisden we naar een kleinere zaal waar ik nog één uur vragen beantwoordde en met hen discussieerde. Grootmama Poslavsky schreef tussen vinger en duim, dat Sima Sastro Pawiro, de weduwe van mijn grootvader ir. Willem Oltmans, vanuit het rusthuis was overgebracht naar de Willem Arntz Hoeve in Den Dolder, de zenuwinrichting, waar mijn oom Poslavsky geneesheer-directeur was. Ik vond dit verschrikkelijk nieuws. | |
19 november 1958Om 18:00 had ik een afspraak met Bhaskar in de U.N.O. We gingen naar het restaurant op de vierde étage en namen koffie. ‘Ik was vroeger een bokser,’ vertelde hij. ‘Wie heeft je dat uit je hoofd gepraat?’ vroeg ik. ‘Niemand, ik werd echter te vaak in elkaar geslagen.’ Hij had Ram Gopal eens zien dansen en wist toen, dat hij dàt het liefste wilde. Ik vroeg of hij tevreden was met zijn manager, omdat W. Colston Leigh ook een entertainment-afdeling had. Inderdaad zou hij van management willen veranderen. Hij zei: ‘That is very sweet of you, Wim.’ Ik vertelde hem, dat ik met Frieda formeel was getrouwd, maar | |
[pagina 252]
| |
dat we eigenlijk nog geen man en vrouw waren; dat ik er niet toe kon komen. Dat scheen hij niet vreemd te vinden. ‘So you sleep with boys?’ ‘Ja, maar niet vaak. Ik heb geen homoseksuele relatie met iemand.’ Hij vertelde zelf een vriend te hebben, een Siciliaan. Hij moest om 19:00 les geven ergens in 44th Street. We reden er in een taxi heen. Hij pakte tijdens de rit mijn hand. Heb het boek van Jef Last uit. Het verbaasde me, dat hij citeerde uit gesprekken met Mohammed Hatta, Sutan Sjahrir en Hadji Agus Salim en dat Sukarno ontbrak. Hij zei, dat hij dit niet deed, omdat Sukarno een staatshoofd in functie was. Het leek me klinkklare onzin. Louis Fischer schreef ook over deze drie persoonlijkheden, maar besteedde in zijn boek over Indonesië uiteraard de meeste aandacht aan de centrale figuur in het land. | |
20 november 1958Werkte met Bill Bast aan mijn boek. Hij was nog vol van een lunch met Dimitri Metropoulos. Eén van diens protégé's had in Detroit een concert gedirigeerd met Maria Callas, en flirtte na afloop met een politieagent. Hij werd prompt naar een gevangenis overgebracht. ‘After having built a carreer with so much pain,’ zei Metropoulos, ‘he should not have taken that risk.’ Kolonel Isman vroeg of ik Emile van Konijnenburg wilde verwittigen van zijn aankomst met de KL644. Ik zond een telegram. Ik las dat minister Luns, toen hij op 28 oktober in Den Haag terugkeerde van de ambassadeursconferentie op Curaçao zonder blikken of blozen had gezegd, dat de steun van de V.S. voor zijn Nieuw-Guineabeleid geen holle frase was. ‘De reden,’ berichtte De Telegraaf, ‘waarom de Amerikaanse autoriteiten dit niet zelf hebben gezegd, aldus Luns, was hierin gelegen, dat de diplomatie het moeilijk maakte voor Amerika als super-power om in publiek te verklaren, wat binnenskamers was besproken. Een uitzondering hierop had de Amerikaanse ambassadeur in Den Haag, de heer Philip Young, gemaakt. Hij was tenslotte ook bij het overleg tussen John Foster Dulles en Luns aanwezig geweest.’ Ik was perplex. Hoe durfde hij een dergelijke verklaring af te leggen en waarom trapte de goegemeente in Nederland er in zonder hem verder aan de tand te voelen? | |
[pagina 253]
| |
21 november 1958Om 12:30 keek ik uit het raam van Bills appartement en zag Bhaskar in zijn leren jack aan komen wandelen. Bast was bezorgd. ‘Wat weet je van hem af? Gebruikt hij drugs? Is hij te vertrouwen?’ Ik maakte me daar absoluut geen zorgen over. Bhaskar had zijn publiciteitsalbums meegenomen en na een uurtje ook met Bill te hebben gesproken gingen we naar W. Colston Leigh om te zien of deze de manager van deze danser wilde zijn. We lieten het materiaal achter en keerden terug naar Bills appartement. Bast was discreet weggegaan. Bhaskar en ik lagen samen op bed, vreeën, maar hadden geen sex. Toch genoten we intens van elkaar. Ik kon me niet herinneren met een jongen een dergelijke passie te hebben ervaren. Ik zei er wat over en Bhaskar antwoordde: ‘Stop analyzing, you kilt it if you talk about it.’ Later vertelde hij over Dino, de Siciliaan, die een ‘hardhat’ (bouwvakker) was en vrij ruw in bed. ‘Maar ik houd er van bevaderd te worden,’ zei Bhaskar. Hij had kort geleden in een film gespeeld en telefoneerde naar een relatie op 5 East 57 Street. We konden meteen komen om zijn rol te gaan zien. Hij speelde een Indonesische jongen tijdens een gesprek in een vliegtuig. ‘Ik heb gelogen, dat ik Indonesiër was om die rol te krijgen,’ vertelde hij. Later vroeg hij, of ik zijn optreden in de film niet te nichterig had gevonden. Ik dacht van niet, maar het kon me op dat moment ook weinig schelen. Op weg naar de subway om naar Kew-Gardens terug te gaan werd ik door een frisse, blonde jongen gevolgd. Hij sprak me tenslotte zonder enige omhaal aan met de woorden: ‘I like to suck your cock.’ Hij heette Ted Drach. Negen jaar geleden was hij in een cinema door een oudere heer gepakt. Sedertdien was hij cock-sucker aan de lopende band geworden. ‘I have not always been gay. I served in Korea. When we were on leave in Japan, I screwed many girls.’ Hij vertelde, ‘Jouw collega, de commentator Joseph Alsop, ben ik onlangs tegengekomen op een homo-party. Ik werk nu op de publiciteitsafdeling van de ‘International Nickle Company,’ zei hij, ‘maar ik zou journalist willen worden, als jij.’ Ik nam afscheid, want in gedachte was ik nog helemaal bij Bhaskar. | |
[pagina 254]
| |
een prop van en stopte die in zijn pijp. ‘Kunt u mij zeggen,’ zo opende hij ongeveer ons gesprek, ‘waarom Sukarno toch zo graag Nieuw-Guinea wil hebben? Heeft hij niet zijn handen vol met de rest van Indonesië?’ Ik antwoordde, dat het om een principe-kwestie ging, dat ook Mohammed Hatta zich bedrogen voelde en dat de souvereiniteitsoverdracht eigenlijk nooit door Nederland was gehonoreerd. Attlee: ‘We tried to persuade your Prime Minister Sjoerd Gerbrandy to follow our example and bow out graciously, but you got some pretty tough men out there in The Hague. Governor-general Van Mook could not see our point of view at all. The Dutch possessed an honest and able regime in the Dutch-East-Indies, but you were unable to strike the right men.’ Ik bracht naar voren, dat het een prestigekwestie was geworden. ‘The Indonesians would have been most grateful if your leaders would have bowed out graciously. And so-called matters of prestige are absolute nonsense. Of course, you, the Dutch, did not train the Indonesians for self-rule and being able to accept responsabilities as we did in India. More than half of the population was indianized. Your people lingered unfortunately far too long and now they are locking you out. When I was in Madras recently some young Indonesians came to see me. They asked me as well as our Indian hosts: ‘Why is it that on the first floor of this building we see pictures of Gandhi and Nehru and on the second floor portraits of former British vice-roys and governors? Why do you keep the pictures of your tyrants! We told them, that we considered it stupid for Indonesia to try to root out all Dutch influences.’ Ik vertelde Lord Attlee over de moeilijkheden, die ik ondervond met ‘some of those tough men in The Hague’, over wie hij had gesproken en hoe ik zelf over een andere en nieuwe verhouding tussen Nederland en Indonesië dacht. ‘You are absolutely right,’ antwoordde Lord Attlee. ‘You have to go back there and fight for the new way. Here lays a great task for you ahead of you.’ Hij vervolgde: ‘Your people could not see the tide that was sweeping over Asia at the time. I have just lectured in Stanford, California and other places. Whenever I spoke of the need to allow the China of Mao Tse-tung to their rightful place in the United Nations, it struck me that you do not hear protests. Gradually it seems to be realized in this country that this move towards Peking is inevitable. In Stanford I was also asked: “Would recognition of Mao not look to the world as a victory for Communism and a loss of prestige for the West?” My reply was, that in taking the step of recogni- | |
[pagina 255]
| |
tion of China, the West on the contrary would gain in prestige. Do you agree with me?’ vroeg Lord Attlee. W. Colston Leigh had een voorwaarde gesteld, wanneer zij een gesprek voor me zouden regelen, wilde ik dan de voormalige Britse premier op de juiste tijd naar de trein begeleiden? Zo gezegd, zo gedaan. | |
24 november 1958Ontmoette Bhaskar in ‘Michael's Studio’, waar een Amerikaanse tekenaar hem tijdens het dansen zat uit te beelden. Dino wandelde binnen en maakte een nietszeggende, helaas wat ordinaire indruk, mede door zijn armzalig woordgebruik. Maar hij scheen een soort commanderend overwicht op Bhaskar te hebben. We gingen op Broadway een Hamburger halen, voedsel dat ik nauwelijks door mijn keel kan krijgen. Ik stelde voor, ook omdat Colston Leigh had gezegd, dat Bhaskars kansen in Europa beter lagen, dat ik contact zou leggen tussen hem en Albert Hilverdink in Parijs en dat we de komende zomer samen naar Europa zouden gaan. Toen ik al thuis was na middernacht belde Bhaskar om te zeggen, dat Dino onze vriendschap prima vond. ‘Whether we go to Europe or not, Wim, be my friend please. I need you.’ Deze uitspraak overrompelde me. | |
25 november 1958Droomde zowel van Bhaskar als, en ik herinnerde me levendig, Albert Hilverdink. Premier mr. S.D. Emanuels van Suriname in Nederland. In het parlement, de Staten in Paramaribo, was rumoer ontstaan, dat de Nederlandse delegatie bij de U.N.O. zich van stemming had onthouden inzake de Zuidafrikaanse rassenkwestie. Het Statenlid Radhakishun had in de debatten uitgeroepen: ‘Minister Luns heeft ons voor de mal gehouden.’ Ook in Surinaamse politieke kringen heerste onrust ten aanzien van de interpretatie door Den Haag van de relatie met het land binnen de koninkrijksregering. De heer Debrot was reeds vanuit de Antillen over deze kwestie komen spreken. Zoals steeds bij emotionele situaties woonde ik vanavond een concert bij, nu van Eugene Ormandy en het Philadelphia Orchestra in Carnegie-Hall. Twee schitterende stukken: de ‘Symphony on a French Mountain Song’ van d'Indy en de ‘Variations Symphoniques’ van Franck, beide gespeeld door Robert Casadesus. Ik droomde weg en stelde mezelf duizend vragen over die jongen uit India, Bhaskar Roy Chowdhury, | |
[pagina 256]
| |
die van de ‘Geminis Studios’ in Madras naar Manhattan was verdwaald en nu in de nieuwe wereld zich een plaats probeerde te veroveren. | |
26 november 1958Vandaag kreeg ik een speechje onder ogen, dat een andere crony van Luns, pater L.J.C. Beaufort, in de derde Commissie inzake het zelf-beschikkingsrecht had gehouden. Natuurlijk werd Nieuw-Guinea er bij gesleept en op een dermate infantiele manier, dat ik de pater een briefje schreef en er een brochure van Hanekroot bij voegde. ‘Met stomme verbazing heb ik uw laatste chef d'oeuvre gelezen. Vroeger, op het Lyceum paste ik de door u gebezigde taktiek toe. Bij het leren van een repetitie voor natuurkunde leerde ik alle gegevens over de wormen uit m'n hoofd. Werd vervolgens gevraagd een opstel over de olifant te schrijven dan deed ik zoiets als u deed voor de Commissie van de U.N.O.: de olifant heeft een lange slurf in de vorm van een worm en de wormen worden verdeeld, en dan lepelde je je lesje over de wormen op. Of u en uw partijgenoten het prettig vinden of niet: het geschil over Irian-Barat heeft in wezen geen lor te maken met uw langdradige uiteenzetting over de nobele bedoelingen van het Koninkrijk der Nederlanden. Irian is een puur koloniaal geschil, dat ten gunste van Indonesië zal worden beslecht. Hoe eerder dit zal geschieden hoe beter de belangen van het Koninkrijk en die van het gehele westen in de wereld en zuidoost-Azië zullen zijn gediend. Ik geneer me als Nederlander - en dit wens ik uitdrukkelijk reeds thans schriftelijk te verklaren - voor het soort verklaringen als bovengenoemd en door u in de U.N.O. afgelegd. Het beroerdste van alles is, dat u dit ook nog in naam van ons land deed.’ | |
27 november 1958Op weg naar huis werd ik door een Puerto-Ricaanse jongen aangesproken. ‘I want to touch you. I want to make love to you.’ Hij reed in de subway helemaal mee tot Union-Turnpike, Kew-Gardens. Hij voelde zich alléén en had geen vrienden. Zijn vrouw had hem verlaten. Zijn kind was bij zijn moeder. ‘Everybody says I am beautiful, but I have never been able to have the friend I really like, so what does beauty do for me? You, I like very much.’ Eenzame, eenzame mensen. Ging naar huis; gaf hem mijn nummer. | |
[pagina 257]
| |
28 november 1958Laat vannacht belde Bhaskar. Hij verlangde bij me te zijn. ‘Let's go to Bill's apartment, any place, I want to be with you,’ zei hij. Ik probeerde Frieda uit te leggen, wat er vis à vis Bhaskar was gebeurd, en dat dit geheel verder buiten onze relatie stond. ‘Dit vuur-en-vlam werk, is mentaal en fysiek gezien als van een andere planeet vergeleken met samenzijn met jou. Er komt geen echt lange afstands- of vruchtbaarheidsdenken aan te pas. Piet van Bel schreef uit Laren: ‘Kort nà de reis van de oude heer naar de Molukken werd er hier op televisie een filmpje over vertoond. Een paar dagen later werd het filmpje opnieuw gebruikt om Sukarno op de maat van een Hollands orgelliedje te laten huppelen.’ | |
30 november 1958Na enkele emotionele dagen, ontmoetingen en telefoongesprekken, kwam Bhaskar vandaag naar Kew-Gardens om Frieda te ontmoeten en bij ons te eten. Frieda was eerst wat nerveus, maar spoedig vond ze hem aardig en later noemde ze hem ‘een schat’. Ik toonde hem in mijn dagboeken foto's van al mijn vrienden en sprak over mijn leven. ‘I love India,’ antwoordde hij, ‘but I was brought up with Europeans. I was like a fish, being brought up outside the pond. I looked from the outside at my fellow-fish in the water, my biological brothers. I realized I was one of theirs, but I felt outside of their lives. They are now jealous of me. Some hate me even. Wim, tell me, who am I?’ Ik zei tegen mezelf, Bhaskar heeft een universal mind verpakt in een karkas uit India. ‘Toen ik op een internaat was,’ vervolgde hij, ‘hield een andere jongen van me.’ Hij vertelde mijn ouders dat ik homoseksueel was. Ze vroegen me toen: ‘Ben je een homo?’ ‘Als u het zegt misschien, maar zelf weet ik het niet.’ Mijn vader benadrukte toen, dat hij me liever dood zag, dan als homo. Ook mijn moeder was ijskoud tegen me. We hadden eens een verschrikkelijke ruzie. Later zag ik haar slapen en toen heb ik een stuk van haar haar afgeknipt. Ze sloeg me niet. Ze werd ook niet boos. Ze wandelde weg, wat me nog meer pijn deed. Later kreeg ik een Griekse vriend, Kim. Ik hield zoveel van hem, ik gaf hem alles, mijn ziel, mijn lichaam, alles. We hielden compleet van elkaar. Toen op een dag, en je weet hoe jongens in India en Indonesia met elkaar omgaan, wanneer ze armen om elkaar heen doen betekent dat verder eigenlijk nog niets, zat ik om 23:00 met een jongen in de tuin bij de fontein, met onze armen om elkaar heen. Kim | |
[pagina 258]
| |
kwam de tuin in. Hij zag ons. Hij verdween onmiddellijk en kwam om 03:00 in de ochtend terug. Ik vroeg hem waarom hij was weggelopen. Hij antwoordde niet. Daarop viel hij me met een mes aan, maar ik was sterk en had gebokst, dus ik wist me te verweren. Ik had twee sneden in mijn arm. Hij ging weg. Twee dagen later kwam mijn moeder mijn slaapkamer in met een ochtendblad. Zijn foto stond in de krant. Kim had zelfmoord gepleegd. Bhaskars stem was steeds zachter geworden. Hij had betraande ogen gekregen. Ik had zelf tranen in de ogen. Hij droeg nog altijd de ring, die Kim hem had gegeven. Zo vertelde hij urenlang over de verschillende vrienden in zijn leven. Opeens wilde hij Dino bellen en weggaan. We wandelden naar het subway-station. Ik zei tegen hem, dat ik geen andere bedoelingen had, dan zijn vriend te zijn, ook al had ik er geen bezwaar tegen soms bij hem te slapen. ‘Wanneer sex onze relatie zou binnentreden, zou de vriendschap beëindigd zijn (‘It would kill it,’ zei ik).Ga naar voetnoot122. ‘We hebben nu twee gelegenheden gehad om volledige sex te hebben. Toch deden we het niet en we zijn dicht bij elkaar, misschien zelfs dichter dan wanneer we sex gehad zouden hebben.’ Het scheen of zijn gezicht betrok. ‘Ik benader je niet,’ zei ik, ‘zoals je nu moet hebben gemerkt om per sé met je de hele toer te maken. Er zit zoveel meer in een relatie. Ben je wel zeker, dat je vriendschap met Dino echt is en wat je het meeste verlangt: sex?’ Hij antwoordde: ‘Zoals jij nu denkt en spreekt heb ik nog nooit gedacht. Ik geloof, dat wanneer ik zou beginnen te analyseren zoals jij doet, mijn gevoelens en emoties in totale verwarring zouden geraken.’ | |
2 december 1958Martin Portier was diep geschokt door het bericht, dat Sima Sastro Pawiro naar de W.A. Hoeve was overgebracht. ‘Ik geloof niet, dat ze gek is. Ze wil zelf niets liever dan gauw terug bij je grootvader zijn. Maar degenen, die haar dit leed hebben aangedaan zullen zelf moeten waken, dat hun in de bloei van hun leven niet het leven ontnomen zal worden.’Ga naar voetnoot123. Nà alle emotie's ging ik in Town Hall naar een piano-recital van Herbert Rogers, met Mozart, Brahms en Ravel (Gaspard de la Nuit). | |
[pagina 259]
| |
3 december 1958Premier Kwame Nkrumah en premier Sekoué Touré van Guinea hadden dezer dagen bekend gemaakt een begin te hebben gemaakt met de stichting van een Unie van Westafrikaanse staten, door beide landen samen te voegen. De Unie-status zou door de respectievelijke parlementen moeten worden bekrachtigd. Ik ging naar de eerste persconferentie van de vertegenwoordiger van Guinea in New-York, Diallo Telli. Er was slechts een kleine groep journalisten in de suite van het ‘Weston Hotel’, waar de ontmoeting plaats vond. Daar ambassadeur Telli slechts Frans sprak, bood ik aan als tolk op te treden.Ga naar voetnoot124. Hans Martino heeft eindelijk Djakarta verlaten als correspondent van het A.N.P. Hij heulde met de wolven van Luns in het bos en noemde zich journalist. Ontmoette Bhaskar voor een half uur. Hij benadrukte, dat hij mijn vriendschap nodig had. Ik zei hem, dat ik dezelfde gevoelens had en zei: ‘Voor het eerst sinds ik hier woon voel ik me niet alléén.’ Hij raadde me, de moeilijkheden met Frieda tegen iedere prijs uit te werken. ‘Chaque jour l'amour change de visage.’ Las ik dit bij Stendhal òf bij Gide? | |
4 december 1958Kwam de Indonesische diplomaat Lambertus Palar in de U.N.O. tegen. We spraken kort. Hij maakte enkele belangrijke opmerkingen. Hij herinnerde zich, dat zelfs Van Mook hem had toegegeven, dat het mislukken van het Akkoord van Linggadjatti voor drie-kwart de schuld van Nederland was geweest. Hoe Linggadjatti precies in elkaar had gezeten, was mr. dr. C. Smit die dagen aan de hand van de dagboeken van professor Schermerhorn aan het uitpluizen. Zijn boek was nog niet gepubliceerd en van de tot dusverre openbare stukken geloofde ik so wie so geen woord. Nà mijn ontmoeting met Van Mook, eerder dit jaar, was ik geneigd de oud G.G. eerder te geloven dan de meeste zogenaamde politici in Den Haag. Ambassadeur Palar zei de verwijdering tussen zijn land en Nederland hartgrondig te betreuren. We denken nog altijd in het Nederlands. We drukken ons in het Nederlands het beste uit.’ | |
[pagina 260]
| |
5 december 1958Ted Drach ontmoette me in de U.N.O. en we luisterden naar de debatten in de Politieke Commissie. Nadien gingen we naar zijn penthouse-appartement in de 74ste Street. Hij vertelde, dat hij nog steeds van plan was om te trouwen, maar in ieder geval van te voren aan zijn vrouw zou zeggen, dat hij zijn hele leven door zou gaan met, zoals dit in New-York wordt genoemd, ‘to suck cock’. ‘Wim, je weet, dat homosexualiteit nu zeer “in” is. Vele homo's komen “out of the closet”.Ga naar voetnoot125. Het is in vele gevallen zelfs een recommandatie. Maar je moet wel een “cock-sucker” zijn, want anders blijf je aan de zijlijn achter.’ Ik werd van dergelijke verhalen, plus de nodige saillante details, misselijk en verliet spoedig het pand. Woonde daarna een pianorecital van Witold Malcuzynski in Carnegie Hall bij. Hij speelde Franck, Brahms, Prokofieff, Debussy, Rachmaninoff en een reeks Chopin ten besluite. Ook Newsweek stelde het in een speciale reportage vóór alsof Indonesië onder Sukarno op het punt had gestaan de communistische kant op te gaan via de ‘geleide democratie’-doctrine van Bungkarno. Ik wist dat dit onzin was, maar langzamerhand praatten alle gezaghebbende westerse bronnen elkaar op dit punt na. Volgens Newsweek zou de 39-jarige generaal Nasution het land van de ondergang hebben gered. Heb Van Mooks boek ‘Indonesië, Nederland en de wereld’ uit.Ga naar voetnoot126. ‘De voortdurende, ongebreidelde kritiek en de vele leugenverhalen, die een niet onbelangrijk deel van de pers tegenover mij ten beste gaf en waarin een aantal ambtelijke en politieke figuren haar voorging, de zwakke verdediging, die de regering daar tegenover stelde, de gebleken stemming van de Kamer in de zure debatten rondom het verslag der kamercommissie en een wel te verontschuldigen vermoeidheid na jarenlang zwemmen tegen de stroom in, gaven mij het gevoel, dat zulk een verandering misschien een grotere eenheid en vastheid van beleid zou kunnen teweeg brengen.’ Ik geloofde graag, dat er over de landvoogd nog meer gelogen was dan alle andere figuren in het Indonesische drama omdat hij tenslotte op de allermoeilijkste en kwetsbaarste plaats zat op de meest kritieke momenten. | |
[pagina 261]
| |
7 december 1958Heb ‘The Ugly American’ gelezen, mede op aandrang van Ted Drach. Er werd zonder meer ook op Indonesië gezinspeeld, bijvoorbeeld wanneer de President in een land in een Sovjettoestel vloog, dat hij uit Moskou cadeau had gekregen. Burdick en Lederer konden ook U Nu in Burma op het oog hebben gehad, maar hun persiflages op toestanden in zuidoost-Azië geënt op het lompe, stier-in-een-porselein-kast gedrag van de Amerikanen overzee, waren inderdaad meesterlijk. Het was zeker ook een boek, dat ik in mijn lezingen wilde bespreken. Mijn moeder kondigde aan, dat mijn ouders in 1960 permanent naar Holland zouden terugkeren. Grootmama Poslavsky was thans 85. Mijn moeder wilde kennelijk nog tegen het einde van haar leven van de familie genieten, vooral van haar moeder en zuster. Ook kon zij in de zomer slecht tegen de warmte van de Kaapprovincie. John van Haagen had de opleiding bij de Onderzeedienst beëindigd, woonde met vrouw en drie zoons in Rotterdam. Hij zou binnenkort een reis van vijf maanden met de ‘Zeeleeuw’ naar de V.S. en de West maken. Hij dacht er soms over naar de V.S. te wilen emigreren. Hij hoopte me in ieder geval spoedig in Amerika of in Rotterdam te zien. ‘Kom hier maar naar toe met Frieda. Er is altijd plaats voor jullie.’ | |
10 december 1958Ontmoette de journalist Joseph Kraft. Hij is een vriend van Arnold Brackman. Hij vertegenwoordigde de Franse l'Express.Ga naar voetnoot127. Dieneke van der Meer van Kuffeler is getrouwd in Maleisië met de heer H.R. Woolmer. In de avond woonden Frieda en ik - ze zag er prima uit - een concert bij in de U.N.O. ter gelegenheid van de tienjarige herdenking van de universele verklaring van de mensenrechten. Renate Tibaldi zong met de ‘New York Philharmonic’ uit ‘La Boheme’ van Puccini en ‘La Forza del Destino’ van Verdi. Ik was tot tranen geroerd. We dineerden ergens in de stad. Genoeglijke avond. | |
[pagina 262]
| |
‘Les larmes sont l'extrème sourire.’ ‘Il est puni de sa grandeur par la solitude de l'âme.’ Stendhal. | |
13 december 1958Ambassadeur Diallo Telli opende vanmorgen het debat over de Algerijnse kwestie. Sprak als gewoonlijk veel diplomaten. De val van het kabinet in Den Haag riep voortdurend vragen op. Dr. Sastroamidjojo vreesde, dat Luns als minister zou terugkomen. Een Sudanese diplomaat zei: ‘I never have heard a Dutchman express views as you do.’ Een Ceylonese diplomaat meende, dat iedere nieuwe regering in Den Haag geen verbetering zou brengen met Indonesië. ‘We know the symptoms: colonialism and imperialist attitudes die slowly.’ Oom Palar wilde terug naar zijn standplaats als ambassadeur in Ottawa. ‘U weet, ik kon in New Delhi niet blijven. Het klimaat was niet goed voor mijn gezondheid. Ik geloof overigens, dat het beter zou zijn indien de P.v.d.A. nu in de oppositie zou gaan,’ zei hij. Sprak aardig en lang met de heer D.J. von Balluseck, voormalig lid van de hoofdredactie van het Algemeen Handelsblad. Een herademing: eindelijk een Nederlander met de rang van ambassadeur, die normaal deed en in de ‘delegates lounge’ een glaasje met me dronk. Von Balluseck was ambassadeur in Ottawa. ‘U weet, ik ben als journalist in het ministerie van Buitenlandse Zaken, en dus de diplomatie, geparachuteerd,’ zei hij. ‘Ik heb ook een periode in Moskou gediend als ambassadeur. Je kunt zegen, dat ik nu wel helemaal ben overgestapt.’ Sprekend over de kabinetscrisis (Von Balluseck was lid van de V.V.D.) was hij overtuigd, dat Luns zou terugkomen. ‘Stikker, nu in Parijs, zou natuurlijk best weer Buitenlandse Zaken willen gaan doen, maar ik denk dat Luns muurvast zit. Hij kan nu ook niet meer terug, want hij heeft zich te sterk gecompromitteerd. Zijn politiek beleid is trouwens te rigide.’ We spraken vervolgens over Nieuw-Guinea. Ik zette kort mijn positie uiteen, waarvan hij uitstekend op de hoogte bleek overigens, en ik amendeerde dit exposé met mijn woedende bezwaren, die ik tegen de handelwijze van Luns en Van Roijen jegens mij had. Von Balluseck keek bedenkelijk. Hij drukte me echter op het hart: ‘U moet natuurlijk wel vasthouden aan uw gevoelens en overtuiging.’ Deze woorden, komende van een man die ik respecteerde,Ga naar voetnoot128. klonken mij als muziek in de | |
[pagina 263]
| |
oren. Hij zei, dat hij de Canadese premier, John Diefenbaker, vóór zijn vertrek naar Azië en Djakarta, uitvoerig had ingelicht over het Nieuw-Guineavraagstuk. Hij had ook veel aandacht aan het Indonesische standpunt besteed. ‘Het is natuurlijk wel aardig, dat Drees nu de mogelijkheid verkent om Irian in een United-Nations-Trustee-Territory te veranderen, maar ik denk niet, dat dit een haalbare kaart is in de Verenigde Naties. Er zal dus naar andere wegen, gebaseerd op andere denkpatronen moeten worden gezocht,’ aldus de ambassadeur. Daarop zei hij: ‘Ik wil u vertrouwelijk wel zeggen, dat een bemiddelingspoging van Canada niet uitgesloten moet worden geacht. Canada staat bekend als anti-koloniaal, is lid van de Commonwealth, is lid van de N.A.V.O., en u weet, Canadezen stellen het niet op prijs voor halve Amerikanen te worden aangezien. Alhoewel de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken, de heer Smith, niet half zo briljiant is als Lester Pearson, die tenslotte een sterk wetenschappelijke inslag had. Toch is Smith geneigd het oneens te zijn met de starre buitenlandse politiek van John Foster Dulles. Smith voert een onafhankelijk beleid, los van Washington.’ Ik antwoordde: ‘Zou het dan niet een gedachte zijn Japan te betrekken bij een Canadese bemiddelingspoging?’ Von Balluseck: ‘Misschien is dit nog vertrouwelijker, wat ik u nu zeg, maar ik hoorde van de Australische delegatie hier, dat Canberra met de gedachte speelt in Kuala Lumpur een bemiddelingsconferentie bijeen te roepen van alle betrokken partijen, want de impasse is daarom ook zo compleet, omdat noch wij noch Indonesië langzamerhand meer op onze ingenomen posities kunnen terugkomen.’ Zelf hoopte ik dat Luns zou verdwijnen, zowel om politieke als om persoonlijke redenen, maar Von Balluseck benadrukte, dat zo lang professor Oud (V.V.D.) het in de grond van de zaak met professor Romme (K.V.P.) eens zou blijven over de aanpak van het Indonesische vraagstuk en het behoud van West-Irian, Luns als minister zou aanblijven. Ik herinnerde mij, hoe professor Oud vorig jaar in het Rotterdamse Kralingen naar de woning van de voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, de heer Van de Mandele, was gekomen - op de fiets in de regen - om met mij Irian te bespreken. Waarom moest de loop der geschiedenis ten koste van een zó hoge prijs in levens, of in psychische en in economische offers, altijd weer wachten tot bepaalde figuren eindelijk naar de eeuwige jachtvelden waren verdwenen om een nieuwe pagina in de betrekkingen tussen mensen te kunnen gaan beginnen? | |
[pagina 264]
| |
15 december 1958Schreef Sukarno, via generaal Suhardjo Hardjowardoho, een nieuwjaarsbrief. Diarto berichtte ditmaal uit Bali: ‘Vanmorgen hoorde ik een Amerikaanse touriste zeggen: “This is no island of gods, it is an island of dogs!” Ze had gelijk. Het was volle maan. De anders kalme nacht werd wreed verstoord door een concert van honden, die het slapen tot een hel maakten. En de eenzame Amerikaanse mevrouw miste natuurlijk de fantasie van een jong verliefd meisje. Ik ben nu hier, want we krijgen staatsbezoeken van President Rajendra Prasad van India en Tito van Joegoslavië.’ En onder aan de brief: ‘Ook groeten van mijn planten en beesten.’ Kwam in de late middag met George Branford en Bhaskar samen. Later gingen we naar Bill Bast. Bhaskar: ‘You, Wim, Dino, Bill, George, you are all the same. You do not let a person be open like a book, because if that happens, there is immediately either love or distrust. I could never love you, because I would not want to share you with Frieda. I am that way. I do not want my lover to have sex with anyone.’ George: ‘Please understand him: some people want to possess, to own a person, to have the feeling someone belongs to him.’ Bhaskar: ‘Wim, I do not even know whether I want to love or be loved. I have been hurt several times so much.’ Bill: ‘Wim, you should say to Bhaskar, stop playing games on two sides. You want a father, here I am. You want a lover, here I am. Commit yourself. Teil him to guit his past and clean up his desk. Tell him do not want to act as a jealous lover, but help straighten out his life. Let's start fresh. I am ready. You must bring Bhaskar down, which might be the most difficult part for you.’ Bhaskar: ‘Do you need Bill to know what to do with me? Wim, our friendship is more than just friends. I want it to stay that way, because it is beautiful. With you, I could spent three days uninterruptedly and be exited. With Dino I am fed up after two hours. Bring me one red rose. I love roses.’ | |
16 december 1958Bernard Person vertelde over een incident tussen Schurmann en Sastroamidjojo. In het debat over Guinea zou de Indonesische ambassadeur, zonder zichzelf er op te betrappen over Nieuw-Guinea in plaats van Guinea hebben gesproken. Schurmann had onmiddellijk op een ‘point of order’ geïntervenieerd en gevraagd of het niet enigszins prematuur was, dat Sastroamidjojo over het lidmaatschap van Nieuw-Guinea bij de | |
[pagina 265]
| |
U.N.O. sprak. Hammerskjold had er vreselijk om moeten lachen. Person: ‘Ik hoorde een mopje, dat jij niet zal appreciëren, want je schijnt bevriend te zijn met de man. Maar toen de Afrikaan Diallo Telli op de boot zat naar de V.S. en het menu kreeg aangeboden, legde hij het neer en zei: “Geef me de lijst van passagiers!” In Guinea heb je immers nog kannibalen, ha, ha, ha.’ | |
17 december 1958Bij W. Colston Leigh ontmoette ik Barbara Applegate, manager van het Chicago Bureau. Nu zouden mijn lezingen zich ook naar het Midden-Westen uitbreiden. Bovendien zou mijn contract tot 1960 worden verlengd. De auteur Eugene Burdick (Ugly American) beantwoordde mijn brief. Hij doceerde Political Science aan de Universiteit van Californië. ‘We believe very deeply in the things we wrote about in the book. The incidents we portrayed were uncomfortably real: So real, I fear, that they approach the unbelievable for the reader who has not observed them. Letters such as yours which re-enforce the validity of our theme serve to make the things we felt we had to say a little less difficult. We thank you. Your criticism of our use of the word “native” is well-taken. It is only unfortunate that the word should have pejorated to the point where it bears such derogatory tones. We did not use the word for color. If anything, it adds to the harshness to the text which may or may not valuable... More recently I accompanied an inspection tour in that area of Admiral Felt, the new Commander of the Pacific Fleet, which entailed visiting a number of the countries in the area. I am anxious for another trip already... Sincerely yours, Eugene Burdick.’ De jaarlijkse N.A.V.O.-conferentie te Parijs werd overheerst door gekrakeel over de Berlijnse crisis. Konrad Adenauer vermoedde dat er een machtsstrijd in Moskou aan de gang was tussen Khruschev en de chef van de N.K.V.D., generaal Ivan Serov. Minister Luns maakte van de gelegenheid gebruik op 11 december in het parlement te verklaren, dat de Amerikaanse en Nederlandse standpunten over Nieuw-Guinea nog nimmer zo dicht tot elkaar stonden als op dat ogenblik. ‘De V.S. zullen niet dulden, dat Indonesië geweld gebruikt tegen Nieuw-Guinea,’ verklaarde Luns met veel nadruk. ‘Dit is de regering van Sukarno terdege duidelijk gemaakt.’ Luns redekavelde drieëneenhalf uur om zijn | |
[pagina 266]
| |
vervalsing van de Amerikaanse positie in het geschil voor de parlementariërs aannemelijk te maken. Eén week later bestreed John Foster Dulles publiekelijk het voorstel van Luns, dat de V.S. niet langer wapens aan Sukarno zouden moeten leveren, omdat Indonesië bezig was communistisch te worden. Frans Goedhart riep in bovengenoemd debat nog uit, dat Luns zich met meer hartstocht bemoeide met Nieuw-Guinea dan met het gevaar van de Sovjet-Unie, waarop de minister ostentatief en kwaad zijn stoel achteruitschoof. Goedhart stelde verder de vraag, waarom minister Dulles niet zelf bekend had gemaakt, wat de Kamer zojuist had vernomen. Luns antwoordde, dat de behoefte tot openbaarheid meer bij hem leefde dan bij minister Dulles, maar dat de Amerikaanse minister volledig bekend was met de verklaring, die hij, Luns, in het parlement zou afleggen en deze verklaring voor honderd procent onderschreef. Bovendien was het Amerikaanse standpunt ook te Djakarta bekend gemaakt en niet via de Nederlandse, maar via de Amerikaanse regering. Wie de verslagen van die zitting meer dan 25 jaar later overleest griezelt van het glibberige gepraat van zowel Drees als Luns, temeer daar men nu, in 1987 weet, dat er recht voor de raap werd gelogen. Mijn oude vriend Welter riep in de debatten nog uit: ‘Onze taak op Nieuw-Guinea is immers van wereld-historische betekenis!’ Het was een compleet drama van denken, hetwelk tragisch achter liep bij de politieke en historische ontwikkelingen, die zich reeds lang in de wereld hadden voltrokken.Ga naar voetnoot129. | |
20 december 1958 (dagboek)Professor Beel is tot kabinetsformateur benoemd. Dit herinnerde me aan zijn plechtige verklaring tegenover mij van vorig jaar, dat men moet weten zich op het juiste moment uit de politiek terug te trekken. Hij zou zelfs tot mei 1959 een interim-kabinet gaan leiden. Wat echter wèl werd bereikt, ook omdat Drees langzamerhand in eigen gelederen niet meer voldoende steun had voor zijn Nieuw-Guineapolitiek, was dat na de val van dit vierde kabinet-Drees, deze socialistische politicus niet meer in de regering zou terugkeren. Sastroamidjojo's wens was in dit opzicht tègen onze verwachtingen in New-York, in vervulling gegaan. | |
[pagina 267]
| |
21 december 1958Woonde een absoluut indrukwekkende voorstelling bij in de Kaufmann Concert Hall van negerdansers onder leiding van. Alvin Ailey. Ailey zelf, een danser geïmporteerd uit Californië, bezat, wat ik bij negers over de hele linie een aantrekkelijke zaak vind, een bijna dierlijke kwaliteit van bewegen. Trouwens, hij niet alléén. Misschien moet ik niet dierlijk zeggen, maar natuurlijk. Was bij Bhaskar. Hij vroeg me: ‘Wim, what would you do, if you loved a person and you were to Eind him with someone else?’ Vroeg hij dit, omdat hij dacht aan de zelfmoord van zijn eerste vriend Kim in India? Hij vervolgde, dat hij zéér volledig van me hield, maar hij was bang iets te doen, waardoor hij zijn zelfrespect zou verliezen. Hij gaf me het adres van zijn ouders, en wilde dat ik op een komende reis naar het Verre Oosten hen zou gaan bezoeken. Zij woonden in Calcutta. Ik kreeg het gevoel, dat ik door deze laatste geste permanent door hem werd omarmd. | |
23 december 1958Was bij Bhaskar. Hij masseerde me en we vochten en rolden en zoenden elkaar, maar we hadden geen sex. Ik hield er een krab over mijn voorhoofd aan over. Daarna ging ik naar William Bast om aan het derde hoofdstuk te werken. Ik raakte steeds meer gesteld op hem. Wat me echter verwonderde was, dat zowel Bhaskar als hij de mop van Person over Diallo Telli, die naar de passagierslijst zou hebben gevraagd, erg leuk vond. Kon ik er misschien niet om lachen, omdat ik Diallo Telli persoonlijk kende en respecteerde? Bhaskar had zijn moeder een lange brief geschreven om zijn liefde voor Dino te verklaren. Hij liet mij het epistel lezen. ‘Ik zou dit niet zenden, het zal haar erg veel pijn doen,’ zei ik. ‘Mijn moeder en ik zijn Hindu's. Wij respecteren alle vormen van love,’ antwoordde hij. We spraken nog uren samen. Kocht eindelijk ‘Nights in the gardens of Spain’ van Manuel da Falla, een lievelingsstuk van mijn moeder. Minister Subrandio verklaarde in Djakarta, dat hij, en niet Luns, volledige overeenstemming met John Foster Dulles had bereikt, ook wat betreft toekomstige wapenleveranties van de V.S. aan Indonesië en ook wat betreft de politiek van neutraliteit van Washington ten aanzien van Nieuw-Guinea. | |
[pagina 268]
| |
Kerstavond 1958Ik werkte de hele dag aan hoofdstuk drie, alhoewel de aanwezigheid van Frieda me eigenlijk permanent stoorde. Terwijl ik in de late middag eten stond te maken in de keuken hadden we nog eens onze armen om elkaar heen geslagen. Ik dacht, dat de atmosfeer redelijk was, toen ik even later per ongeluk met een pan een tik gaf tegen een soepkom, die prompt brak. ‘Do you have to break that too,’ riep ze en ervolgde een stortvloed van verwijten. De escalatie was compleet, zodat ik besloot naar mijn schrijftafel terug te gaan. Ik had me echter reeds dermate opgewonden en, wat nooit gebeurde, was in een staat van ‘mataglap’Ga naar voetnoot130. gekomen. Ik ging terug naar de keuken en gaf Frieda één dreun, die op haar hoofd aan kwam. Het was een verschrikkelijk moment - wat nooit had mogen gebeuren -, maar ik was buiten mezelf van woede op clàt moment. Ik dacht, eens zal ze vertellen, dat ik de gewoonte had haar te slaan, zoals ze altijd hetzelfde had verteld over haar vader. Frieda ging naar bed met een natte handdoek op haar hoofd. Ik ging weg. | |
25 december 1958W. Somerset Maugham (84) kondigde aan geen letter meer te zullen schrijven. Hij wilde nog één maal de plaatsen bezoeken, waar hij zo al in de wereld was geweest, vóór hij zou sterven. Ik zat nu zelf op dit circuit van landen en mensen verkennen en vroeg me af, of ik eens iets dergelijks zou willen doen. Jawaharlal Nehru (63) was naar Ahmedabad gevlogen en vandaar naar het dorp Gangad gereden om twee dagen lang te spreken met de guru der guru's, Vinoba Bhave. India wilde ook 50 miljoen ‘acres’ aan de landeigenaren ontfutselen, maar dàn onder de banier ‘looting with love’. Dit dus om aan te duiden, dat land onder de boeren verdelen anders diende te verlopen dan in de U.S.S.R. Bhave had reeds 7 miljoen losgekregen. Nehru was gekomen om Bhave, de guru, te komen ondersteunen. | |
[pagina 269]
| |
bondgenoten kozen natuurlijk eieren voor hun geld om eigen handelsbetrekkingen met Indonesië te versterken, nu er door het vertrek van Nederland uit Djakarta nieuwe mogelijkheden vrij kwamen. | |
28 december 1958Ik werkte aan mijn boek. Een dokter kwam om Frieda een injectie te geven. Ik verpleegde haar. Zij begon achter elkaar voor het eerst - want ik gaf haar het manuscript vele weken geleden - mijn boek te lezen. We ontspanden allebei. De herinnering aan sommige spanningen binnen mijn ouderlijk huis ‘De Horst’, die zich nu tussen haar en mij schenen te gaan herhalen, bezorgden me nachtmerries. Mijn oom (psychiater) Poslavsky bevestigde, dat Sima Sastro Pawiro in de W.A. Hoeve was opgenomen. Dit was gebeurd, ‘vanwege een beginnende verzwakking van het geestesvermogen, die verpleging en niet alléén verzorging als in het verpleeghuis noodzakelijk maakt. Haar algehele toestand en ook haar stemming zijn niet slecht, al neemt het heengaan van je grootvader een zéér grote plaats in haar gemoedsleven in. Ik hoop dat Sima verder bij ons zal blijven, aangezien ik een nieuwe milieuverandering voor haar een te grote belasting vind, en dus ongewenst is.’ Ik begreep dat omaatje dus in een zenuwinrichting haar laatste dagen zou moeten slijten. Ik vond die gedachte een horreur. Las het onlangs gepubliceerde boek van Drees, ‘Van Mei tot Mei.’Ga naar voetnoot131 Hoe weinig deze oer-hollandse politicus van de wereldgeschiedenis had begrepen werd weer eens duidelijk bijvoorbeeld door de uitspraak: ‘Wij vermoedden niet, dat wij in Indonesië allereerst te doen zouden krijgen met leiders, die de Japanners door dik en dun hadden gesteund en door de | |
[pagina 270]
| |
Japanners op het laatste ogenblik in het zadel werden geholpen, terwijl toch de Indonesiërs in Nederland, die, naar mijn overtuiging volkomen te goeder trouw, blijvende samenwerking hadden gewild, spoedig bereid bleken hen te volgen.’ Van ‘die Indonesiërs in Nederland’ heb ik er persoonlijk velen gekend, als Hata, Sartono, Sastroamidjojo, Zain, Sudjarwo, noem maar op. Drees had nooit begrepen, dat ook deze Indonesiërs in hart en nieren Indonesiër waren en dus de MerdekaGa naar voetnoot132. voorstonden, maar dat tezelfdertijd noch bij Sukarno, noch bij Hatta of één der andere Indonesische leiders, inbegrepen D.N. Aidit, secretaris-generaal van de P.K.I., aanvankelijk zelfs maar de gedachte was opgekomen, dat Nederland die vrijheid niet ruiterlijk zou honoreren. En nog ging Willem Drees door met de schuld in de schoenen van Indonesië te schuiven. Drees mag veel verdiensten voor het vaderland hebben gehad, maar daar behoren zijn Indonesië-beleid en zijn door dik en dun achter Luns staan in ieder geval niet toe. Hoe heeft deze man dertien jaar premier van het koninkrijk kunnen zijn? Wilde dan niemand anders deze job? Ben in Louis Fischers boek over Gandhi begonnen. Churchill weigerde hem te ontvangen, toen Gandhi in 1931 in London was. De grootheid van een mens hangt, lijkt me, in belangrijke mate af in welke mate hij zijn tijd vooruit is geweest. | |
1 januari 1959Schreef aan dr. Drees onder meer: ‘Uw boek bracht mij ter kennis in welke hoge mate iedere Nederlander u dankbaar behoort te zijn, voor het onvergetelijke en onvermoeibare werk, dat u voor het koninkrijk hebt verricht. Doch uw naoorlogse beleid en in het bijzonder de betrekkingen met president Sukarno en Indonesië, hierin blijf ik overtuigd, dat u juist tot die Nederlanders behoort, die tot de vernietiging van het groots dat door onze vóórvaderen in de archipel werd verricht - en waartoe ik verscheidene mijner voorouders met trots mag rekenen - op beslissende wijze hebt bijgedragen. De Indonesiërs van heden, de mentaliteit en de sfeer in dat land, te begrijpen en er mede te leren werken is zeker niet iedere Nederlander gegeven: en wel het minst, de generatie waar u uit voort bent gekomen... Al mijn handelingen in Indonesië en daarbuiten zijn uitsluitend gericht geweest op een herstel van vertrouwen, los van het feit dat ik ook nog journalist was. Het spijt me te moeten zeggen, dat ik meen er beter in te zijn geslaagd dan | |
[pagina 271]
| |
menig ander... In dit verband ben ik u dankbaar, dat u eindelijk de regering van het koninkrijk vaarwel hebt gezegd, omdat met u weer een barrière voor een uiteindelijk rapprochement met Indonesië is verdwenen...’ | |
3 januari 1959De Sovjets zonden een kosmische raket naar de maan: de ‘Lunik’. Volgens radio Moskou zou ze vanmorgen om 03:10 over zuid-Sumatra komen op een hoogte van 110.000 kilometer. De raket woog 1.472 kilo's. ‘The new year has opened,’ schreef James Reston zurig in de New York Times, ‘with Khruschev barking at the moon and half of Washington struggling for the mind and the power of President Eisenhower.’ Ook prof. Gerbrandy ging zich eindelijk terugtrekken uit de politiek. Weer werd een versperring opgeruimd naar herstel van de betrekkingen met Indonesië. | |
4 januari 1959Ik belde grootmama Poslavsky in Zeist voor haar 83ste verjaardag. Haar stem trilde van emotie. De hele familie had haar een huisconcert aangeboden. ‘We hadden vier cello's,’ zei ze, ‘als jij had kunnen komen hadden we er vijf gehad.’ Grootmama vroeg naar Frieda, maar omdat het 04:00 in de ochtend was, en we in bed lagen, zei ik, ook om het gesprek niet al te lang te maken, dat Frieda sliep. ‘Wat een misselijk exemplaar ben je toch,’ zei Frieda, die klaarwakker was. Mijn moeder was in Holland en kwam eveneens aan de telefoon. Ook mijn broer Theo werd ieder moment uit Kaapstad verwacht. Het was allemaal zéér emotioneel en wonderlijk de stemmen van beide dames te horen, en toch was ik meer opgewonden, toen ik gisteren met Martin sprak. Frieda vroeg waarom zij niet had mogen spreken. ‘Bedenk dat zelf maar,’ en we gingen slapen. | |
[pagina 272]
| |
wandelde over de ‘Yale’ Campus, waar ik tien jaar eerder had gestudeerd en gewoond. Liep het conservatorium binnen en bezocht ‘Pierson College’. Ik bedacht me, naast prettige herinneringen menige traan in ‘Yale’ te hebben gelaten. In de trein zat ik met Clyde Fulton uit New Orleans, een matroos bij de onderzeedienst, net als John van Haagen. Ik zag hem zeulen met plunjezakken en bagage en bood de helpende hand. We reisden samen. Hij legde zijn hand op mijn dij, maar ging niet verder. Diarto schreef uit Djakarta over de reis met President Prasad van India. Hij had in een klein plaatsje Saumlaki, dicht bij Nieuw-Guinea, een persconferentie georganiseerd waar ook Bernard Kalb van de New York Times hem mee had gecomplimenteerd. ‘Er zijn belangrijker dingen aan het gebeuren in het zomerpaleis in Bogor. Jammer dat je niet over kon komen om hier te werken. Bungkarno zou je anders in vertrouwen nemen en het zou best mogelijk zijn geweest, dat jij de primeur zou krijgen. We kijken met reserve naar Beels tussenkabinet. Zal hij niet een tweede De Gaulle worden? Jij beoordeelt je landgenoten altijd zo cynisch. Ik moet je maar geloven, want je hebt tot heden altijd gelijk gehad. Zolang Nederland geen schikking met Indonesië wil treffen, vrees ik dat het in-the-long-run mis gaat. Ik zie Rochmuljati heel veel want we werken in dezelfde sector. Wim Latumeten houdt zich steeds meer met sport bezig. Ook moet ik een oogje houden op de Amerikanen op Sumatra, die nu proberen beschermde dieren te vangen en naar de V.S. te smokkelen. Amerikanen blijven rare schepsels op deze aarde, die naast hun crazy money-making ook nog hobbies als smokkelen hebben. Ze maken prima muziek, zijn goede sportmensen en wetenschappers. Als ze hun moraal maar niet vergeten, dan ben ik het honderd procent met hen eens. Diarto.’ | |
6 januari 1959Fidel Castro Ruz (32), zijn broer Raul (28) en Ernesto (Che) Guevara (30) hebben de macht in Cuba in handen gekregen. Wat in 1956 begonnen was als een invasie van 81 ‘opstandelingen’ was geëindigd met de overname van een eiland met 6.500.000 inwoners en een jaarlijks inkomen van twee miljard dollars door de handel in suiker, tabak, mineralen, veeteelt en tourisme. Dictator Batista en 500 van zijn aanhangers waren naar Florida en elders gevlucht met medeneming van honderden miljoenen dollars uit de staatskas. Een rechter uit Santiago | |
[pagina 273]
| |
de Cuba, Manuel Urrutia, werd tot president van de Republiek uitgeroepen. In Leopoldville, de hoofdstad van de Belgische Congo waren ongeregeldheden uitgebroken. Congolese troepen onder commando van Belgische officieren hadden de opstand neergeslagen. Vijftien personen waren gedood en 100 gewond. Nu kreeg België problemen in zijn overzeese rijk. | |
7 januari 1959Vloog gisteren met ‘Mohawk Airlines’ naar Syracuse, New York, en nam een Greyhoundbus naar Auburn. Het was een romantische rit door de heuvels met de ingesneeuwde huizen. Logeerde in de ‘Auburn Inn’ en werd vanmorgen door een professor afgehaald. Om 10:00 sprak ik voor het ‘Auburn Community College’ voor 300 studenten en professoren. Er was 30 minuten voor vragen uitgetrokken. Een jongen vroeg of Amerikaanse studenten goede ambassadeurs waren voor hun land, wanneer zij reisden. Ik zei: ‘Duizend maal betere ambassadeurs dan Amerikaanse soldaten.’ Ik vroeg de jongen later om bij de lunch naast me te zitten. Mijn tafeldame was een hoogleraar psychologie, die mijn toespraak zo nuttig had gevonden, ‘because you made our students think’. Ze zei bevriend te zijn met beide zusters van John Foster Dulles, die oorspronkelijk zelf ook uit Auburn afkomstig was. De Auburn Citizen-Advertiser publiceerde een verslag van de bijeenkomst. | |
9 januari 1959‘Y.M.C.A.’ Pittsburgh, Pennsylvania. Gisteren ontmoette ik Michael Korda bij Simon & Schuster om te zien of hij mijn boek over Indonesië wilde uitgeven. ‘I think, we should have an angry book on colonialism,’ zei hij, ‘and this might be it.’ Nam vanmorgen de tram naar het auditorium van de Third Presbytarian Church waar ik om 10:30 sprak voor de ‘Allegheny League of Women Voters.’ Ik begreep niet, dat dit een rechts georiënteerde Republikeinse organisatie was van pro Chiang Kai-shek dames. Maar ik pikte negatieve signalen uit de zaal snel genoeg op om wat omzichtiger te werk te gaan. Tijdens een lunch met acht van hen werden de inzichten nog duidelijker. Hoeveel Amerikanen werden door Duitsers gedood in de oorlog? En nu zijn ze onze bondgenoten? Hoe kunnen we China erkennen, wanneer ze 4.000 Amerikanen vasthouden? Het zijn er 400, zei een andere dame. Hoe valt te | |
[pagina 274]
| |
rijmen dat we onze kinderen leren dat communisme slecht is en dan Peking erkennen? Onze jeugd is al genoeg in de war. Tot 1932 was de Sovjet-Unie een wildernis. Daarna hebben we Moskou erkend, en nu zijn ze geworden wat ze zijn: een gevaar voor de mensheid. We hadden Moskou nooit moeten erkennen en nu vraagt u ons Peking te erkennen? 's Avonds ging ik naar de ‘Syria Mosque’ om een concert van de Pittsburgh Symphony Orchestra bij te wonen met William Steinberg als dirigent en Theo Salzman in het celloconcert van Dvorak. Eveneens de prachtige tweede symfonie van Rachmaninoff. Ik schreef tijdens het concert mijn ouders: ‘Heb ik u ooit eigenlijk gezegd, hoe dankbaar ik ben te leven, voor de opvoeding die u me gaf en voor alles wat u voor me hebt gedaan?’ In de pauze werd ik aangesproken door een Reverend, Hugh S. Clark, die me op de plaats rust uitnodigde te verhuizen van de Y.M.C.A. naar de pastorie bij zijn kerk. Het leek me een aardige man. Ik accepteerde. Hij wees andere vooraanstaande Pittsburghers aan, zoals een dichteres, die acht miljoen had gegeven aan liefdadigheid, een bekende psychiater enzovoort. We reden in zijn Thunderbird naar zijn aardige brick-stone house vol boeken, een vleugel en inderdaad een andere atmosfeer dan de Y.M.C.A. We zaten tot 02:00 te praten. Hij wilde, dat ik een zesdelig werk las van een Harvard-professor over homosexualiteit. Hij gaf me een boek van zijn vriend Herbert Hubley, ‘Varieties of love’. Hij draaide een plaat van Dylan Thomas, die voorlas uit ‘A visit to America’, wat een parodie was op het lezingencircuit waar ik nu zelf in zat. Toen het nog later werd, bekende hij onlangs een affaire te zijn begonnen met een student uit de Libanon. In de vroege ochtenduren kwam hij naar de logeerkamer en hoopte op sex, waar geen sprake van kon zijn. Hij is toen een paar uur naast me komen liggen. Eenzame wereld en eenzame bedjes overal. Toch slaap ik liever alléén, dan met bedvulling, die me absoluut niets zegt, of die ik niet lief heb. | |
10 januari 1959Pittsburgh pastorie De dames zeiden gisteren, dat zij de New York Times een procommunistische krant vonden, die het nieuws sterk verdraaide of in eigen interpretatie presenteerde. Zij gebruikten het woord ‘slanted’ wat ik niet kende. Ik ontkende hun beschuldiging fel. Ze waren ook zéér gekant tegen de U.N.O., maar toen ik vroeg: ‘Wat is dan uw alternatief?’ kreeg ik geen antwoord. Senator Herbert Humphrey had in Moskou achteneenhalf uur met Khruschev gesproken. Deze had bijvoorbeeld verteld dat | |
[pagina 275]
| |
de Sovjets zich herinnerden hoe koning Charles XII van Zweden de troepen van Tsaar Peter de Grote had verslagen. Hierdoor was de Tsaar zijn leger gaan moderniseren. Koning Charles had hem een dienst bewezen. Khruschev impliceerde, dat de weigering van de V.S. handel te drijven en technologie te leveren Moskou in retrospect als een verdienste brandmerkte, want het had de Sovjet-Unie gedwongen te leren op eigen benen te staan. Las in ‘Varieties of love’ dat begon met een citaat van Erich Fromm: ‘The deepest need of man is the need to overcome his seperateness, to leave the prison of his aloneness.’ In Hughs werkkamer stond een beeldje van een Yoga jongen met gekruiste benen en gevouwen handen. ‘Ik noem het “Siddharta” naar de roman van Hermann Hesse,’ zei hij. Ik vond het prachtig en associeerde het met Bhaskar. Hij vertelde er nog één te hebben in een andere kamer. Ze waren gemaakt door een mevrouw in een buitenplaats vlakbij, Vivian Chester Lehman, een jodin die tot het christendom was bekeerd, en die negen jaar haar man, president van een belangrijke spoorwegmaatschappij, had verpleegd nadat deze een beroerte had gekregen en niet meer kon spreken en verlamd was. Als therapie was zij gaan beeldhouwen. Hij belde Vivian meteen op, en zij stemde toe, dat ik één beeldje mee mocht nemen.Ga naar voetnoot133. In de middag gingen we bij haar thee drinken. Ze vertelde, dat een negerjongen op de academie voor haar had geposeerd voor het beeldje. Later vertelde ze, dat zij haar testament aan het wijzigen was, waarop ik zei: ‘Dan moet u die jongen eigenlijk ook wat nalaten.’Ga naar voetnoot134. Er dribbelde een klein Chinees hondje rond, en ze bleek er zes van te bezitten. Een negerbutler serveerde van een gigantische blad met gouden bordjes toast met caviaar. ‘You have made a little old lady extremely happy, Willem, bij expressing your appreciation of the statuette.’ In de avond moest ik naar een diner, maar toen ik terugkeerde in de pastorie lag de Libanese jongen voor het haardvuur op de grond. Hij studeerde psychologie. Hij zei me van Hugh te houden - die zelf al in bed was en op zijn lover lag te wachten - maar dat alléén zijn rooms-katholieke geloof tussen hen beiden stond, omdat dit voorschreef, dat liefde tussen mannen helemaal verkeerd was. Ik zei hem: ‘Forget everything you | |
[pagina 276]
| |
learned, read or was told by anyone. Speak directly to your own god and it will all be fine. But really confess what deeply moves you and it is always okay.’ Wat ik in Pittsburgh las in de pastorie bij Hugh Clark was nieuw voor me. | |
11 januari 1959Las ‘Siddharta’ van Hesse. I will baptize my statue Govinda, Siddharta's image and shadow. His very true friend. Hugh had een doopplechtigheid. Hij kuste Johnny gepassioneerd op zijn mond en begaf zich naar het altaar voor de heilige dienst. Ik zag de familie en vrienden al in tranen bij de tonen van het orgel, terwijl de priester zijn preek verder bekortte om naar de pastorie terug te kunnen snellen om bij zijn Libanese jongen te kunnen zijn. Nam een trein naar Johnstown, Pennsylvania, om een diner te hebben in de ‘Sunnehanna Country Club’ en om 20:00 de leden toe te spreken. Logeerde in het ‘Fort Stanwix Hotel’. Wat me die avond het meeste bijbleef was, dat vrijwel niemand wist waar Indonesië lag, laat staan dat er 85 miljoen mensen woonden. Ik keerde om 01:30 in de pastorie terug, maar Hugh en Johnny waren al naar bed. | |
12 januari 1959Vanmorgen sprak ik voor de ‘Twentieth Century Club’ in Pittsburgh, de meest prominente organisatie op dit gebied in Pennsylvania. Tante Vivian Lehman was aanwezig en pronkte met het feit, dat zij me kende en ik bij haar thee had gedronken. Nà afloop was er een besloten lunch met acht dames in een privé-salon. | |
13 januari 1959Gaf een lezing voor de ‘Woman's Club’ of Erie, Pennsylvania. De Erie Daily Times publiceerde op de voorpagina een foto waar ik een Chopin étude speelde, met mevrouw H.W. Schaal staande naast de vleugel. De krant gaf een uitgebreid verslag van wat ik had gezegd, zoals dat ik sedert ik Sukarno in Rome ontmoette, ‘have been so lucky, it sometimes scares me’. Telefoneerde met Frieda, die zich niet goed voelde en in bed lag. | |
[pagina 277]
| |
14 januari 1959Michael Korda vond het eerste deel van mijn boek te dramatisch en te persoonlijk. ‘You have to write more as if you are doing an article for the Saturday Evening Post.’ Lunchte met Jacob Muhadi van de Indonesische delegatie. Bungkarno had op Bogor inderdaad uiterst belangrijke besprekingen gevoerd met alle partijleiders, ook D.N. Aidit van de P.K.I. Bernard Kalb rapporteerde uit Djakarta dat ingrijpende veranderingen in het politieke systeem van Indonesië waren te verwachten. Sukarno zette zijn ‘geleide democratie’-conceptie door. Muhadi maakte zich zorgen. ‘Waarom,’ zei ik, ‘je kent Sukarno toch? Hij is Bapak van alle Indonesiërs, niet alleen de Masjumi, de P.N.I. of het leger. Ook van de zoveel miljoenen, die de P.K.I. aanhangen. En waarom niet? Dat is tenslotte democratie.’ ‘Ach, Wim,’ antwoordde Muhadi, ‘jij kent Bapak zoveel beter dan wij.’ ‘Vertrouw maar op hem, precies als in de onafhankelijkheidsstrijd. Denk je, dat hij nu, na alles wat werd bereikt, Indonesië zou uitleveren aan communisten? Nooit!’, verzekerde ik Muhadi. België zond parachutisten naar de Congo. De Belgische Welters, Gerbrandy's, Meijer Rannefts en consorten waren nu aan de beurt om de harde lessen der werkelijkheid van het Afrikaanse nationalisme te leren. De minister voor de Congo in het kabinet, Maurice van Hemelrijck, had reeds aangekondigd, dat Brussel in principe bereid zou zijn de onafhankelijkheid uit te reiken, als was het een privilege, een speciaal cadeautje. Premier Gaston Eyskens prevelde iets dergelijks in het parlement. Altijd weer liep het hoofd, de ‘mind’, achter op de gebeurtenissen. Het bezoek aan Hugh Clark in Pittsburgh, en het altijd weer stuiten op de vraag: ‘Waar ligt de grens van de menselijke relatie’, plus de steeds terugkerende problemen Martin-Frieda, Bhaskar-Frieda, en wat ik zelf wilde, wat voor mij de hoogste prioriteit zou hebben in mijn verdere leven, deed me althans toen reeds enigermate zoeken in de richting van het innerlijke universum. Zoals mijn oom Poslavsky me had geïntroduceerd bij Carl Rogers, zo ontdekte ik zelf die dagen de psycholoog Rollo May, die in een rede had verklaard belang te hechten aan wat hij noemde ‘existentiële psychoanalyse’. Traditionele dieptepsychologie bereikte volgens dr. May niet de werkelijke problemen, waarmee mensen bij de analist kwamen. Hij ging er bijvoorbeeld van uit, dat niet het sexuele drama in Sophocles van Oedipus, die zijn vader doodt om met zijn moeder te kunnen trouwen, het | |
[pagina 278]
| |
allerbelangrijkste aspect was, maar dat het er in de analyse op de eerste plaats om ging, de waarheid, al was zij nog zo ondragelijk, onder ogen te zien. Volgens dr. May werd in conventionele psychiatrie onvoldoende rekening gehouden met fundamentele gevoelens van angst en onzekerheid. Hij traceerde bovendien een minder bestudeerd aspect aan gevoelens van ‘anxiety’ bij mensen, die zijn hulp zochten. Steeds meer mensen in de tegenwoordige wereld zagen de zin van het leven niet meer zitten. Er was eerder sprake van opgekropte mogelijkheden dan van wat Freud samenvatte als onderdrukte instincten. Dr. May beschreef Amerikanen daarom in het algemeen als ‘verwoede werkers’ bij wijze van afweermechanisme tegen existentiële angst en onzekerheid. Deze mensen zijn niet in staat hun dagelijkse leven onder ogen te zien, omdat het bestaan voor hen reeds lang geleden haar betekenis had verloren. Amerikanen waren constant op de loop voor de realiteit. De existentiële analyse nu, diende volgens hem daarom op de eerste plaats te zijn gericht op het helpen verlichten van existentiële angst. Parallel aan de these van dr. May had een groep psychiaters, Eugène Minowski, Erwin W. Straus, Viktor baron von Gebsattel, Ludwig Binswanger en Karl Jaspers de zogenaamde ‘Daseinanalyse’ ontwikkeld - genoemd naar Heideggers begrip van Dasein als hier en nu - waarin eveneens fenomenologische en existentiële grondbeginselen bij de psychiatrie werden toegepast.Ga naar voetnoot135. | |
[pagina 279]
| |
alle eerlijkheid dacht, verkondigde en handelde jegens wat ik ervoer als de werkelijkheid om me heen. Bij mijn existentiële analyse van het Nederlands-Indonesische drama - dat ik mij dunkt eerst aan beide zijden en aan de top nauwkeurig onder de loupe had genomen - liep mijn hoofd bepaald niet achter op de historische gebeurtenissen en ontwikkelingen. De tape in mijn ‘mindscape’ was dan ook opgebouwd uit geheel andere ‘input’ dan de afgedraaide hoofdvulling van de Welters, Gerbrandy's, Dreesen en Lunsen, met als gevolg dat mijn acties en ‘output’ op hen over kwamen als een stoorzender, die uit de weg diende te worden geruimd. Het gevolg was, dat ik me dus vanaf einde 1957 in de V.S. staande moest proberen te houden, terwijl ik zelfs dáár door de lange arm van Den Haag werd gehinderd en gesaboteerd. | |
14 januari 1959 (dagboek)In de U.N.O. woonde ik een persconferentie bij van de eerste vice-premier van de U.S.S.R., Anastas I. Mikoyan. Bij dergelijke gelegenheden constateerde je altijd weer dat journalisten stokpaardjes hadden. Simon Malley begon over Algerije. De Indiase journalist Khrishnayya verkondigde als zijn mening, dat de mensheid zich zeker in 1970 zou hebben opgeblazen, John MacVane (ABC) begon over Hongarije, Pierre Huss (Hearst newspapers) over Armeniërs in Amerika, wetende dat Mikoyan Armeniër was. Saul Carson van de Jewish Telegraphic Agency wilde weten of Beria verantwoordelijk was geweest voor de liquidatie van joden en joodse cultuur in de Sovjet-Unie. Mikoyan antwoordde: ‘In my country all peoples enjoy freedom, and freedom for the development of their culture. They can have their theatres, their literature, and that includes the Jews. However, the Jewish population had emerged with the Russians in Russian culture so fully that Jews participate in general culture and literature, on the Russian state and in Russian literature. There are many Jewish writers who consider themselves Russian and prefer to write Russian. We cannot interfere in that matter. This is a matter of the Jewish intelligentsia. We do create all conditions in which Jewish and Russian literatures and the literatures of all other Sovjet peoples should have full opportunities for their development, writing and creation. There is no Jewish problem in the Sovjet Union at all. This problem is created bij those who wish to impede good relations.’ | |
[pagina 280]
| |
16 januari 1959Sprak voor de Woman's Club in Wheeling, Pennsylvania, en logeerde 's avonds bij Hugh Clark in Pittsburgh. Nam een vroeg ochtendvliegtuig terug naar New York om het weekeinde bij Frieda te zijn. | |
17 januari 1959Gouverneur Plateel van Nieuw-Guinea gaf een verhelderend beeld over onze kolonie in de Times vandaag. Er bestond een gewoonte bij de Papoea's om iedere keer wanneer een lid van de familie overleed een stuk van de vingers van vrouwen af te hakken, zodat vrouwen veelal op middelbare leeftijd geen vingers meer bezaten. De andere helft van de 700.000 Papoea's werd echter snel de beschaving binnen geleid en de ‘pointe’ van het interview was, dat Nederland het eiland beter dan Indonesië op zelfstandigheid kon voorbereiden. Bernard KalbGa naar voetnoot136. kwam eveneens vandaag met een kop in de New York Times dat de Indonesische communisten onder Dipa Nusantara Aidit ‘pose a big threat’ in Zuidoost-Azië. Het Indonesische leger probeerde weliswaar een stokje voor de manipulaties van de P.K.I. te steken, maar zou de 57-jarige Sukarno hen in toom kunnen houden? Kalb herinnerde ik me als een toch wel redelijke man. Alhoewel hij eens dreigde - en dit ook deed - mij te zullen rapporteren bij de Nederlandse regering vanwege anti-Nederlands gedrag. Ergens op Java op reis met Sukarno waren enkele journalisten op het dak van de persbus geklommen. Iemand had mij een rood-wit Indonesisch vlaggetje toegeworpen, waarmee ik zwaaide naar de mensen die in de straten stonden. Dàt, vond Kalb toen, wàs anti-Nederlands optreden. ‘Beste Wim, Je schrijft over een hoofdartikel over Luns dat vanuit New-York fantastische onzin lijkt. Alles wat over Luns wordt gedrukt, lijkt fantastische onzin, zelfs vanuit Ouderkerk aan de Amstel. Soms denk ik, dat als je in Nederland iets wil bereiken, je vóór alles een grapjas moet zijn. Dat valt op kleinere schaal ook op het Handelsblad waar te nemen. Wie ooit conferencier op een personeelsfeestje is geweest, heeft de beste kansen op promotie (De Boer). Het gaat er nu op lijken, dat de P.v.d.A. Nieuw-Guinea als programmapunt voor de verkiezingen van 12 maart gaat gebruiken. Wat de socialisten willen, wijkt natuurlijk wel af | |
[pagina 281]
| |
van de bedoelingen van de rest van het land met de Papoea's, maar ook de P.v.d.A. is nog lang niet geavanceerd genoeg om de enige mogelijke oplossing te propageren. Op zijn hoogste wil zij iets met de Verenigde Naties, zoals ik een paar dagen geleden uit een radio-discussie heb begrepen van Paul van 't Veer, ir. Vos, prof. Barents en nog iemand. Het is allemaal misschien wat breder van opvatting, maar het blijft gedaas.’ Verder schreef Henk Hofland of ik naar E.K. Wickman, 1 East 75 Street, wilde gaan waar studiebeurzen van het Commonwealth Fund werden uitgereikt. Ik belde en hoorde, dat de heer Wickman in het Amsterdamse Hotel de l'Europe zat, dus ik telegrafeerde Henk meteen. Hij was ook bezig bij zijn oom Arnold bij de Shell in London na te gaan of die iets voor hem kon doen. In Cuba vonden in januari 1959 massale executies plaats. Een invasie van oorspronkelijk 82 guerrillos (los barbudos) was uitgegroeid tot een bevrijdingsleger van 6.000 man. De gehate Batista was verdreven. Een zuiveringsactie werd gestart van ongekende proporties. Gokhuizen en casino's (met als voornaamste klanten Amerikaanse toeristen) werden gesloten. Tienduizend personen verloren hun werk. De corrupte staatsloterij ging dicht. Vierduizend mensen stonden op straat. Hoerenkasten werden massaal gesloten. De Cubaanse peso, die 44 jaar gelijkwaardig was geweest aan de dollar, zakte naar 75 dollarcent. Time-magazineGa naar voetnoot137. zette Fidel op de omslag met de vraag: ‘Democracy or dictatorship?’ De Amerikaanse pers publiceerde dozijnen foto's van de massaexecuties in Cuba. In het Vondelpark van Havana werden publieke tribunalen gehouden. Een vrouw, die hysterisch een politieman van Batista aanwees en verklaarde, dat deze haar zoon had doodgeschoten, werd in het gelijk gesteld. Het vonnis werd vrijwel direct voltrokken. Washington verving ambassadeur Earl Smith door Philip Bonsal. | |
[pagina 282]
| |
21 januari 1959 (dagboek)‘Horse-Head Inn’, Palmerton, Pennsylvania Dit was het ‘guest-house’ van de New Jersey Zinc Company. Ik sprak vanavond tijdens een diner voor 150 leden van de Board of Trade over het onderwerp ‘The World Scene through a Reporter's eye.’ Ook bezocht ik de zinkfabriek met 1.800 werknemers. Het herinnerde me aan de reis met Freddy Heath naar de staalfabrieken in het Saargebied. Joe Nanovic interviewde me voor de ‘Palmerton Post’. Hij was overtuigd, dat Nasser slechts een werktuig was van het Kremlin. | |
22 januari 1959Michael Korda van Simon & Schuster adviseerde me om een boek over Sukarno te schrijven waarin ik diens biografische gegevens met eigen ervaringen en opinies over hem en Indonesië zou vermengen. ‘It must be genuine in buildup and you must bring your attitude towards colonialism in an impersonal way.’ Hij gaf me ‘Tito’ van Vladimir Dedijer, dat hij eveneens had uitgegeven. Richtte een (aangetekende brief) tot President Sukarno en vroeg met enige klem of hij zijn medewerking wilde geven, wanneer ik voor Simon & Schuster, met Michael Korda als redacteur, een boek over hem zou schrijven. Om 16:45 arriveerde dr. K. Scholtens van de Iraanse Olie Maatschappij op Idlewild. We spraken twee uur samen alvorens hij doorreisde. Hij zei een serie artikelen voor Elseviers voor te bereiden. Niet lang nadat hij met enige nadruk had verklaard, ‘dat we Sukarno in 1949 bij de souvereiniteitsoverdracht naar Den Haag hadden moeten halen en een lening van enkele miljarden hadden moeten geven’, zei hij over de gevangenneming van de Indonesische leiders tijdens de politionele actie van 1948, ‘we hadden het hele stel meteen moeten doodschieten want er zou geen haan naar hebben gekraaid’. Graaf van Bylandt was in Djakarta ‘een knul geweest, die geen enkel initiatief had durven te nemen’. Hij was overtuigd, dat Sukarno er niets van terecht zou brengen en au fond een rebel was als Nasser, en Fidel Castro. En Scholtens was één der besten! | |
[pagina 283]
| |
200 jaar oude Javaanse gongs gestolen. Ondanks herhaalde verzoeken de waardevolle instrumenten te retourneren, bleven ze zoek. | |
27 januari 1959Las Dedijers boek in enkele dagen uit. Hij citeerde Himmler aan de hand van documenten: ‘I would give another example of steadfastness, that of Marshal Tito. I must really say that he is an old Communist, this Herr Josip Broz, a consistent man. Unfortunately he is our opponent. He really has properly earned his title of Marshal. When we catch him, we shall do him in at once. You can be sure of that. He is our ennemy, but I wish we had a dozen Tito's in Germany...’Ga naar voetnoot138. | |
28 januari 1959Lunch in restaurant ‘Ho Ho’ met de voormalige Hoge Commissaris van Indonesië in Den Haag, Kwee Djee Hoo. Oom Kwee was in een uitstekend humeur vol herinneringen en ‘petites anecdotes’. Na afloop van de geslaagde Ronde-Tafelconferentie had hij tegen Willem Drees gezegd: ‘Nederland doet alsof het een geschenk is dat Indonesië eindelijk de vrijheid zal krijgen. Hoe zou u het vinden wanneer ik bijvoorbeeld twintig jaar in uw huis woon en het u later retourneer als geschenk...?’ Ook had hij eens een gesprek met dr. H.M. Hirschfeld, voormalig Hoge Commissaris van Nederland in Indonesië. De staatsgreep van kapitein R. Westerling vond immers tijdens diens verblijf in Djakarta plaats? Willem Drees meldde later schijnheilig in zijn memoires, dat Hirschfeld ‘zo scherp mogelijk stelling tegen die actie had genomen.’Ga naar voetnoot139. Westerling ontkwam in een vliegtuig van de koninklijke marine. ‘Hirschfeld zei me glashard,’ aldus Kwee Djee Hoo, ‘dat hij van de vlucht van Westerling niets had geweten.’ | |
29 januari 1959Ik lunchte met de Hongaarse staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken Imre Holai in het restaurant voor afgevaardigden in het U.N.O.-gebouw. ‘Op staatsniveau zijn de betrekkingen met Joegoslavië uitstekend, maar op partijniveau zijn er moeilijkheden,’ zei Holai. ‘Nikita Khruschev is in 1955 naar Tito geweest om verontschuldigingen aan te bieden voor de | |
[pagina 284]
| |
fouten van Stalin, maar de Joegoslaven zijn moeilijk blijven doen. Zij sloven zich zelfs uit om een wig tussen Moskou en Peking te drijven, wat ze nooit zal lukken, ook al proberen ze er mee bij Washington in het gevlei te komen.’ Holai sprak ook over de verontwaardiging in de V.S. over de publieke tribunalen in Cuba, ‘maar waarom zwegen de Amerikanen al die jaren, toen mijnheer Batista zijn misdaden bedreef?’ Wat me verbaasde, was dat Holai van mening was dat Nasser vroeg of laat communist zou zijn, en dat het Egyptische volk hem zou volgen. Minister Luns heeft de Britse regering er van de op de hoogte gesteld, dat Indonesië ‘volgens rapporten van inlichtingendiensten’ een invasievloot in gereedheid bracht om Nieuw-Guinea aan te vallen. De clou van deze leugen was, om Amerikanen, Australiërs en Britten te wijzen op hun belangen in Zuidoost-Azië, die door wapenleveranties aan Indonesië aldus in gevaar dreigden te komen. | |
30 januari 1959De Telegraaf haastte zich een hoofdartikel te publiceren: ‘Gewaarschuwd’. Het blad schreef, aan de hand van Luns' duimzuigerij: ‘Naar onze mening behoeft er aan de waarde van de rapporten der betroken inlichtingendiensten geen twijfel te bestaan: Indonesië koestert inderdaad plannen voor een operatie tegen Nieuw-Guinea op kleinere of grotere schaal.’ In de Veiligheidsraad luisterde ik naar een klacht van de Israëlische vertegenwoordiger Abba Eban, die verklaarde dat Israëlische schaapherders in noord-Galilee door Syrische militairen waren beschoten. Israël had reeds 253 klachten ingediend over het gedrag van Syrische militairen. | |
31 januari 1959Vorig jaar had ik op Idlewild, toen ik nog in de winkel werkte, gezien hoe twee Indonesiërs een vriend naar een Pan-Americantoestel begeleidden. Eén van hen was me opgevallen, omdat hij lang was en helemaal Java uitstraalde. Vanavond wandelde hij het appartement van Pudjas Santoso binnen. Hij heette Harisanto, is 26 jaar en studeert architectuur. Hij was als mijn vader en grootvader in Semarang geboren. We deden met andere Indonesische vrienden spelletjes. Ook ik werd een keer geblinddoekt. Ik ving vrijwel onmiddellijk Santo. Ik betastte zijn gezicht, oren, mond. Er waren wel 25 aanwezigen, maar ik wist dat hij het was. Ik voelde zijn das en herinnerde me hoe die was geknoopt. Ik werd nerveus, want | |
[pagina 285]
| |
ik wilde niet dat ontdekt werd dat ik me sterk tot hem voelde aangetrokken. Dus, ik riep opzettelijk: ‘Muhadi!’ Maar het was dus Harisanto. Mafudi van de ambassade vertelde me intussen, dat Bungkarno verschillende vooraanstaande schrijvers, ook Amerikanen, had geweigerd mee te werken aan een biografie. Gaf de moed niet op. Bernard Person vroeg me op de gang in het U.N.O.-gebouw: ‘Wim, wat doe je in hemelsnaam hier?’ Nodeloos te melden, dat noch op de persconferentie van President Arturo Frondizi, noch in de Trusteeship Council, waar een gevecht werd geleverd tussen België en de Sovjet-Unie over het plaatsen van de kwestie Ruanda-Urundi op de agenda, noch bij de zitting van de Veiligheidsraad één Nederlandse journalist aanwezig was, behalve ik dus. | |
2 februari 1959In Norfolk, Virginia, werden zonder incidenten 17 zwarte kinderen op zes voormalig geheel blanke scholen ingeschreven. Dat was een doorbraak in beschaving! Sukarno zocht naar een andere vorm van democratie dan de uit Nederland geïmporteerde ‘one men one vote’-oplossing, die dus nergens in ontwikkelingslanden slaagt (zoals een kind op z'n vingers kan natellen). Om die reden wordt in onze pers blindelings geschreven, dat hij ‘dus’ communist en dictator is. Ik las in de Indonesian Observer, dat volgens de conceptie van de President in de Dewan Nasional (nationale raad) de volgende functionele groepen uit de maatschappij zouden moeten worden vertegenwoordigd: arbeiders en ambtenaren, boeren, zakenlieden en ondernemers, de strijdkrachten, de verscheiden godsdienstige groeperingen en maatschappelijke organisaties, die de jeugd, de kunstenaars, de journalisten en intellectuelen vertegenwoordigen. Onder leiding van Ruslan Abdulgani wordt over deze plannen non-stop vergaderd in Djakarta. Vroeg boekhandel Allert de Lange via Martin het boek ‘Oost en west zoeken God’ te zenden. Geniet van ‘Siddharta’, een subtiel meesterwerk. | |
[pagina 286]
| |
ble. I mentioned the other countries because I have a standing promise from my side to visit them, and I have no such promise with Indonesia, where I have already been once’.Ga naar voetnoot140. Ook op Nieuw-Guinea zelf werd in 1959 gehandeld, alsof het gebiedsdeel nog decennia onder Nederlandse vlag zou blijven. Minister G.P.H. Helders, bijgestaan door gouverneur dr. P.J. Plateel, deelde in februari op een persconferentie mee, ‘dat de regering van plan is binnenkort de voorlichting en de ontwikkeling van de openbare mening onder de Papoea-bevolking en de radiodienst belangrijk te verbeteren’. Over het hele gebied zouden zenders en ontvangststations worden aangelegd. De minister hoopte zodoende ‘de Papoea-bevolking in een periode van tien jaar geheel onder Nederlands bestuur te kunnen brengen...’ | |
[pagina 287]
| |
8 februari 1959 (dagboek)Lang gesprek met Santo. Vijf broers en één zusterGa naar voetnoot141.. ‘Mijn moeder zei altijd, toen ik klein was en geen zin had om piano te studeren: “Je speelt niet voor je leraar, maar voor mij.” Nu ben ik 26, en realiseer ik mij hoe dankbaar ik ben voor de opvoeding, die ik van mijn ouders heb gekregen. Mijn moeder is overleden. Mijn vader is in Semarang.’ Chopin was ook zijn lieveling. Ik antwoordde: ‘Mas Santo, terwijl je zit te praten heb ik eigenlijk steeds meer aan je moeder gedacht dan aan jou. Nu beleef ik haar zoon; en zie hoe hij is opgegroeid, wat hij bereikt; ik ben bij je in plaats van zij.’ Hij keek me aan met een zéér bijzondere uitdrukking. ‘Weet je, wanneer ik zo om me heen kijk in de wereld, ben ik bezorgd,’ vervolgde hij. ‘Vorig jaar was ik in Puerto Rico. Ik had een kamer in de Y.M.C.A. Er waren twee stranden in San Juan: één voor de mensen uit de sloppenwijken en een ander voor de zogenaamde betere klassen. Ik was op beide stranden, maar ik voelde contact met de mensen op het eerste strand. Hier ligt ook het gevaar voor communisme, want politiek en ideologisch marcheert communisme in tandem met de mensen op het eerste strand.’ President Eisenhower zond ambassadeur Jones naar premier Djuanda. Ganis Harsono, de regeringswoordvoerder maakte bekend, dat het Witte Huis had besloten ter waarde van tien miljoen dollars lichte wapens naar Indonesië te zenden. Daarnaast zouden ook Mustang-jagers, Mitchell-bommenwerpers en patrouilleschepen worden gezonden. De bekende oud-kolonialen en oer-conservatieve sta-in-de-wegs in Den Haag maakten veel heisa. De militaire specialist van de K.V.P., luitenant-kolonel J.J. Fens, de heer A.B. Roosjen van de A.R. en natuurlijk generaal b.d. Calmeijer van de C.H.U. twijfelden in koor aan de goede trouw van bondgenoot Amerika. Gouverneur Plateel brulde: ‘Wij staan gereed!’ En dr. Subandio deelde mee, dat Indonesië ‘nooit’ agressie tegen Nieuw-Guinea zou plegen... | |
11 februari 1959Kanawha Hotel, Charleston, West-Virginia Sprak in de St. Marks Methodist Church over ‘The Race for Afro-Asian friendship’. James McLaughlin, een luchtmacht-kolonel, die in de oorlog ook boven Nederland had gevlogen was mijn gastheer. Op het moment, dat ik er aan herinnerde dat Sovjet-raketten in 17 minuten de V.S. konden bereiken, werd | |
[pagina 288]
| |
een oudere man door een hartaanval getroffen. Algemene consternatie. | |
17 februari 1959Erwin Aschmoneit arriveerde uit Bamako, de Franse Sudan.Ga naar voetnoot142. Frieda omhelsde hem hartgrondig. Ze had hem altijd Teddybeer genoemd. Hij was van het goede leven in Afrika meer beer geworden dan ooit: te dik dus. | |
18 februari 1959‘Kenwyn’, Richmond, Virginia Via een stop in Philadelphia en de nacht in Washington D.C, arriveerde ik hier vanmorgen samen met Erwin. Na een lunch sprak ik om 15:00 voor de Richmond Woman's Club. We logeren in de villa van Ann Sloan Jones, een typische ‘southern belle’, die een glas whisky in de hand heeft achter het stuur van haar auto. Samen met Ann en een achterkleindochter van President John Tyler (1790-1862) bezochten we het Museum van Richmond. Gaf een interview aan WRVA-TV. | |
19 februari 1959Vandaag waren we twee jaar officieel gehuwd. Frieda had me een Anniversary Card meegegeven. Wanneer je deze openvouwde kwam er een Indiaanse wigwam te voorschijn en de tekst las: ‘I love to share your wigwam and keeps things hot for you.’ Op de kaft: ‘You are top man on my totem pole, you are big chief Pitchin’ Woo...’ Mijn ouders zonden een plant. Bij het opstaan wist ik, dat ik had gedroomd een redevoering in de Tweede Kamer te houden waarin ik Sukarno verdedigde en vooral Romme en Welter aanviel. Lunch met Ann Jones, Lucy Tyler en Erwin in the ‘Colonial Williamsburg’-restaurant. We bezochten de Berkeley-plantation, één der eerste klassieke nederzettingen in de V.S. Het landgoed werd thans bewoond door Mac en Grace Jamieson, die me een boek over hun bezitting schonken waar ze in schreven: ‘We hope that you will bring Frieda.’ | |
[pagina 289]
| |
20 februari 1959Washington D.C. Terugkerende van een lezing in Newport News, Virginia, vond ik Erwin in het hotel met een blauw oog. Hij had een aardige jongen ontmoet, die hem had meegenomen in zijn auto. Bij een volgende hoek waren nog drie jongens ingestapt. Nadat Erwin 6 dollars voor benzine had betaald, reden ze naar een afgelegen park, sloegen hem in elkaar en gooiden hem uit de auto. | |
21 februari 1959Gisteravond gingen we uit. In een restaurant hadden we met twee negers zitten praten, die ons uitnodigden mee naar een feestje te gaan. We arriveerden bij een particuliere villa. Het huis was een hoerenkast voor zwarte jongens, op zichzelf niet oninteressant. Het werd gerund door twee latijns-Amerikaanse types. Ik werd door een absolute schoonheid, Jep, benaderd en Erwin zag ik met een andere jongen in een zijkamer verdwijnen. Ik haalde hem terug en hij was het ermee eens om onmiddellijk te vertrekken voor we dieper in de nesten zouden komen. Intussen was John Foster Dulles ernstig ziek geworden. Hij werd voorlopig vervangen door Christian Herter. James Reston verwachtte hem terug op zijn bureau vóór er belangrijke beslissingen dienden te worden genomen. ‘Mr. Dulles is needed’, meldde Walter Lippmann notabene in de New York Herald Tribune. Alleen Joseph Alsop voorzag, dat hij nooit meer zou terugkeren. Ik was hier nauwelijks rauwig om. Dulles was een obstakel, een ramp in de internationale betrekkingen. Sukarno benadrukte volgens Bernard Kalb van de Times, dat hij ‘economisch leiderschap in de revolutie’ van eminenter belang achtte voor zijn land, dan de bevrijding van Irian-Barat. Sukarno had in een nationaal uitgezonden radiorede de eerste prioriteit van de regering op het aspect Economie laten vallen. | |
23 februari 1959Gesprek met Robert Estabrook van de Washington Post. Hij vertrouwde Sukarno niet! Tijdens diens bezoek in 1956 aan de regering-Eisenhower, had de President de opmerking gemaakt, dat werkelijke vriendschap met de V.S. af zou hangen van de Amerikaanse steun aan Indonesië in het geschil om Nieuw-Guinea. Dean Acheson - met wie ik die dagen reeds | |
[pagina 290]
| |
correspondeerde,Ga naar voetnoot143. was op dat moment opgestaan en had gezegd: ‘Dat is pure chantage.’ Estabrook noemde de heer Van Roijen één der beste ambassadeurs in Washington. ‘Arie de Vries, jullie pers-attaché in Washington, is het in de grond van de zaak met jouw standpunt inzake Indonesië eens,’ aldus Estabrook. Ook wist hij te vertellen dat de voormalige Amerikaanse ambassadeur in Djakarta, John M. Alison, een plan had uitgewerkt waarin zowel de overname van Nederlands bezit door Indonesië als een 15 jarige afkoelingsperiode en overdracht van Irian werd uitgewerkt, dat zowel door Sukarno als Australië in principe werd aanvaard. Toen de regering in Washington het plan via de ambassade in Den Haag naar Luns stuurde ontstond er een schandaal, wat volgens Estabrook de directe aanleiding was geweest, dat Alison zijn post in Djakarta vroegtijdig verliet. ‘Beste Wim, Nu over je boekplannen: daarover ben ik zeer geestdriftig. Ik geloof namelijk, dat een biografie over Sukarno je ten eerste veel beter zou liggen dan een historisch verslag van je eigen ervaringen in de relaties Nederland-Indonesië, en ten tweede is er natuurlijk meer belangstelling voor.’ Henk raadde me aan, om Bill Bast te laten schieten als adviseur. ‘Als ik jou was zou ik het in ieder geval eerst zelf proberen. Vooral als je gewoon, zonder bedoelingen van publikatie schrijft, zoals in je brieven, kan het meesterlijk zijn. Bovendien heb je een bepaalde kijk op Sukarno, die niet alleen tot uitdrukking komt in wat je niet en wel van hem vertelt, dus in de keuze van je materiaal, maar ook in je wijze van schrijven over hem. Het gebruiken van één bijvoeglijk naamwoord kan volgens mij al meer betekenis hebben dan een verklaring van tien bladzijden, bij wijze van spreken.’ Ook benadrukte Henk, dat ik over veel ongebruikt materiaal beschikte. Hij vroeg opnieuw of ik hem er geen catalogus over kon verschaffen - en gaf een voorbeeld van hoe deze er uit zou moeten zien -; hij vervolgde: ‘Met zulke gegevens zou ik veel kunnen doen. Ten eerste ben ik nu met het schrijven van mijn artikelen over de Nederlandse pers voor Smedts (V.N.) op een punt gekomen, dat ik veel feiten nodig heb. Het ideologische deel is klaar. Ik heb tien stellingen geformuleerd en uitgelegd, en die moeten nu met feiten worden bewezen. Ten tweede is er een soort, door mij opgerichte commissie, die van een andere kant nog iets tot de publiciteit zou kunnen bijdragen. Het is een | |
[pagina 291]
| |
commissie waarin een paar advocaten zitten en verder mannetjes uit het bedrijfsleven. Siebe Minnema is er bij, omdat hij van tijd tot tijd voor de Heinekens Brouwerij naar Nieuw-Guinea gaat, en dus ter plaatse als onverdachte figuur gegevens kan verzamelen. Verder zijn er respectabele figuren, als een jongen Beyen, zoon van de minister, en Collot d'Escury, wiens vader geloof ik bij een bank is. Het is een mooie commissie, die in constructieve vrije tijdsbesteding de geschiedenis van Nieuw-Guinea bestudeert, en wie weet wat er uit komt, want ze werken als paarden. Ik kreeg je kaart over de Meritocratie. Je weet, dat ik je reacties altijd waardevol vindt. Alleen zou ik ze wel weer eens liever willen horen dan lezen. Dag, Henk.’ | |
Arms to Indonesia | |
[pagina 292]
| |
Indonesia over the last Dutch colony in the area, West Irian (Netherlands, New Guinea). It was United Nation and United States pressure which made the Dutch see in 1949 that sovereignty over the Netherlands East Indies lay solely with the Indonesians. Ook via Bill Oatis in het U.N.O.-bureau kwam de tekst van onze brief op het Associated-Pressnet.Ga naar voetnoot144 | |
28 februari 1959Dr. Ali Sastroamidjojo vertelde me in de lounge voor UNO-afgevaardigden, dat hij gisteren gedurende één uur de kwestie Nieuw-Guinea met secretaris-generaal Dag Hammerskjold had besproken. Henk Hofland zond me opnieuw een door hem geschreven pagina uit het Algemeen Handelsblad: ‘Hersenspoeling en indoctrinatie: strijdmiddel in niemandsland der ideologiëen.’ Meesterlijk stuk, wat ik hem ook heb geschreven. | |
5 maart 1959Frieda is met vakantie naar Curaçao. Lunchte with Michael Korda van Simon & Schuster. Ik had het gevoel, dat hij zich subtiel aan eerder gemaakte afspraken begon te onttrekken, omdat hij was benaderd door Willard Hanna, die spoedig een reis naar Indonesië zou maken.Ga naar voetnoot145 Ontmoette om 16:30 Joe Kraft in de lounge voor afgevaardigden van de U.N.O.. Hij was in principe bereid samen een artikel over Indonesië en Sukarno te schrijven voor Look-magazine. Hij kende de Editor, Bill Attwood, goed. Hij waarschuwde, dat men bij Look onbetrouwbaar was en dat zij in | |
[pagina 293]
| |
staat waren mijn gegevens zelf te gebruiken. Ik voelde een identiteit in inzichten, ook betreffende Afrika. Tijdens de receptie van de ambassadeur van Ghana had ik een aardig gesprek met Ibu Sastroamidjojo. Indonesië heeft de afgelopen week niet minder dan 270 Nederlandse bedrijven en ondernemingen genationaliseerd. Hiervan waren 245 plantages van koffie, rubber, thee, suiker, kina enzovoort. Luns en consorten hebben een ijzeren plaat voor hun kop. Wanneer zullen ze eindelijk bijdraaien? Waarschijnlijk pas nadat Indonesië gaat schieten, zoals ik dikwijls in mijn lezingen zeg. | |
10 maart 1959Carlisle, Pennsylvania Lezing voor de Dutch Treat Club. Bij thuiskomst vond ik ‘The Dynamics of the Irian Barat problem’ van Robert Bone, professor in Political Science at Tulane University. Uitstekend gedocumenteerde studie over de Nieuw-Guineakwestie. Bone had het State-Department twee jaar in Den Haag (1947- 1949) en twee jaar in Djakarta (1951-1953) gediend en wist dus waarover hij sprak. Hij maakte voor mij uit het hart gegrepen opmerkingen. ‘For West Irian, like Goa, is one of those areas in the world which has acquired symbolic value far in excess of intrinsic worth. The Irian issue embodies many aspects of that colonial-anticolonial dichotomy which so divides the new Afro-Asian nations and the present and former colonial powers of the west...’ Bone's studie klopte als een bus en presenteerde gedetailleerde analyses van de drogredenen die ambassadeur Schurmann op last van Luns in de Verenigde-Naties aandroeg. Ik kon Bernard Person er niet toe krijgen een artikel aan de 170 pagina tellende studie te wijden. Zijn hartelijke betrekkingen met Schurmann waren ook hem te lief. Lees de memoires van prinses Wilhelmina, ‘Eenzaam maar niet alleen’. Bij sommige passages raakte ik volmaakt perplex. In 1901 ontmoette zij bijvoorbeeld de generaal Van Heutsz, die met het ‘pacificeren’ van Atjeh bezig was. Hare Majesteit beschreef de man als een nationale held. Zij had vernomen, ‘met hoeveel talent hij zich als bestuurder wijdde aan de pacifi- | |
[pagina 294]
| |
catie en economische ontwikkeling van Atjeh’. Ja, ja: ik denk dat de Indonesische geschiedenisboekjes een geheel ander verhaal over Van Heutsz zullen vertellen. Th. Booy was kennelijk als ghostwriter voor Wilhelmina opgetreden. Een aardig boek, zonder enige diepgang en gespeend van werkelijk belangrijke herinneringen of informatie. Jammer. Mijn lezingentournee zette zich die dagen onafgebroken voort. Frieda schreef lieve brieven vanuit de Antillen. Contacten met Martin en John in Nederland, met Bhaskar en Santo in New-York zetten zich voort. De intimiteit, vooral met Santo, werd groter. Een reiziger voor Encyclopedia Britannica kwam langs. Ik zocht de kaart van Indonesië op en constateerde tot mijn verbazing, dat Djakarta tien jaar nà de onafhankelijkheid nog altijd Batavia heette en bijvoorbeeld Timor, Netherlands Timor etc. Ik zond de redacteuren een brief met een kopie aan Kwee Djee Hoo. Las veel, zoals ‘Friends and Enemies’ van Adlai StevensonGa naar voetnoot146. over het thema: ‘What I learned in Russia.’ En ‘The Tragedy of American Diplomacy’ van W.A. WilliamsGa naar voetnoot147., een studie waar ik veel van leerde. Ik ontmoette diplomaten en specialisten uit allerlei landen in de U.N.O. Voor het eerst had ik lange gesprekken met ambassadeur Zairin Zain uit Bonn. Hij noemde Bungkarno: ‘The balancing power in Indonesia.’ Het was me bovendien duidelijk, dat Zain de voornaamste architect was van het verleggen van de markt van Indonesische producten van Amsterdam naar Bremen en Hamburg. | |
22 maart 1959 (dagboek)Sir Ivon Kirkpatrick beschrijft in de New York Times welke karakteristieken diplomaten (Luns?) moeten hebben: 1) Integriteit: hierbij hoort de kunst om werkelijk vertrouwen te wekken; 2) kennis van zaken en het vermogen om in de toekomst te schouwen; 3) een open oog voor de werkelijkheid als inspirator voor het te voeren beleid; 4) buitenlandse politiek | |
[pagina 295]
| |
behoort standvastig te zijn en volharding uit te stralen (Kirkpatrick: ‘I am not a particular admirer of Soviet diplomacy, which is often clumsy, but the Russians’ constancy had brought them rewards which have been denied to more volatile and impulsive rivals’); 5) men dient de konsekwenties te overzien van zijn politiek, of zoals de Franse historicus Bainville schreef: ‘Il faut vouloir les consequences de ce que l'on veut’. | |
25 maart 1959Nadat Trouw mijn brief in de Christian Science Monitor had vermeld, was Martin Portier hierover in de kazerne door een luitenant en een sergeant, die wisten dat we vrienden waren, aangesproken. ‘Ze hebben gezegd, dat ze je graag wilden doodschieten,’ schreef Martin. ‘De sergeant zei er voor te zullen zorgen, dat in de krant bekend gemaakt zou worden wanneer je weer in Holland kwam.’ Ik stelde een stuk op en zond het naar mijn vriend om de heren te laten lezen. (‘Ze zitten met de mond vol tanden met jouw antwoord. Terima-kasih kontjoh!’, aldus Martin later.) ‘Beste Wim, We hebben een zoon, sinds zes maart. Hij is vijf weken te vroeg geboren, maar het gaat goed met hem. Ik heb het hele proces gezien en ik heb verstomd gestaan: het is indrukwekkend, de eerste kreet, het eerste gespartel. Een grote ervaring. Naam: Hendrik Johannes, naar mijn vader. De eerste fase is dus goed verlopen, de moeite is voorlopig niet tevergeefs geweest. Hij heeft alles wat een complete baby moet hebben, armen, benen, haar enzovoort. Hij drinkt goed, groeit goed, schreeuwt en maakt luiers vuil. Toen ik na de geboorte de eerste verstomming te boven was, had ik een enorm gevoel van opluchting. Nee: toen ik hoorde en zag, dat hij leefde, had ik dat. Maar er blijven nog angsten genoeg. Ik vertel het tegen niemand, maar ik denk steeds aan de kans, dat hij imbeciel zal blijken te zijn. Het zijn allemaal risico's die ik vantevoren eindeloos heb overwogen, maar ze blijven mij dagelijks hinderen. Ik bestudeer hem dagelijks, bewegingen, oogopslag en andere functies, op zoek naar symptonen, en god zij dank heb ik nog niets gevonden. Nu iets anders. Ik ben bezig “The Ugly American” te lezen en het boeit me erg. Ik ga er in de krant een pagina over schrijven. Niet alleen over dit boek, maar over het hele verschijnsel buitenlandse hulp. Dit boek is de kern. Daaromheen de cijfers (Iraq, de Assuan- | |
[pagina 296]
| |
dam enzovoort).’ Henk Hofland vervolgde: ‘We hebben hier de verkiezingen gehad, een demonstratie van Kleinmalerei zonder weerga. Met Jan Vrijman en Opland, de tekenaar van de “Groene”, heb ik een Open Brief aan alle politieke partijen opgesteld, die door ongeveer dertig kunstenaars en journalisten is ondertekend en die vervolgens naar kranten en partijbureaus is gestuurd. Het heeft een kleine rel veroorzaakt, maar natuurlijk is het niet voldoende om meer dan een beperkt aantal mensen te bereiken. Ook heb ik zelf een politiek pamfletje uitgegeven, dat ik vlug had geschreven. Ik zal het je nog sturen. Als je het leest moet je er rekening mee houden, dat het met enige opwinding is geschreven, en dat ik het na de verkiezingen waarschijnlijk anders zou hebben gedaan. Dag, Henk.’ Ho Chi Minh ontving, in het bijzijn van President Sukarno een eredoctoraat in de Rechtswetenschappen aan de Universiteit van Bandung. | |
30 maart 1959‘Brown Hotel’, Louisville, Kentucky Sprak voor de Woman's Club of St. Matthews. Er waren twee zwarte dames in een gehoor van enkele honderden blanke vrouwen. Ze kwamen aarzelend binnen. Eén vooral leek onthutst en bang. Ik probeerde tegen haar te glimlachen. Belachelijk, eigenlijk, dat in een tijdsbestek dat de mensheid de kans loopt van de aardbodem te worden gevaagd, zich nog altijd zulke situaties voordoen! | |
31 maart 1959Martin, Tennessee Voorproefje van de zomer. De bomen worden al groen. Ik zag een vlinder. Gaf een lezing voor studenten. Na afloop zette ik een paar uur het gesprek met een dertigtal studenten voort, buiten in de zon op de trappen van een universiteitsgebouw. De voorzitter van dat Assembly Committee, James Jones, verzekerde me dat mijn optreden een sukses was geweest. | |
|