Memoires 1957-1959
(1987)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||||
[Amsterdam (vervolg)]vlag’ naar Djakarta zou gaan. Ook protesteerde ik in een brief bij prof. Gerretson: ‘Na het failissement der vaderlandse zaak in Indonesië, dat door u en uw generatie zo geniaal in elkaar werd gezet, zal toch eens de dag komen, dat u Gode zij dank uw pen met gif terzijde zult moeten leggen. Voor ons breekt dan de dag aan waarop wij naar civiele betrekkingen met onze Indonesische vrienden - inbegrepen Sukarno - toe zullen kunnen gaan werken. Wij zullen dan nog slechts onze schouders ophalen over alle nonsense, welke dan uw “levenswerk” zal heten.’ Intussen was ik via ir. Hein Vos in contact gekomen met het kamerlid mevrouw mr. J. Zeelenberg te Rotterdam. Zij had reeds, zo schreef ze me vandaag, contact met de minister van Justitie opgenomen en gevraagd ‘of hij kennis droeg van het niet vervolgen van uw klacht tegen De Telegraaf. De minister heeft mij toegezegd zich hieromtrent te doen informeren.’ | |||||||||
20 mei 1958Liftte met een truck, gereden door een polderjongen die er wezen mocht, naar Den Haag. Reed later met een verffabrikant mee terug naar Amsterdam. Deze zei: ‘Zolang Sukarno immoreel leeft en in Cairo en Tokio met vrouwen uitgaat, zolang kan hij zijn land niet leiden. Indonesië blijft een bende zolang Sukarno's privé-leven een bende is.’ Ik bezocht samen met Hans Beynon van ‘De Volkskrant’ Emile van Konijnenburg. | |||||||||
21 mei 1958F.P. Thomassen van Uitgeverij W. van Hoeve in Den Haag schreef me geïnteresseerd te zijn in mijn aanstaande boek, waarvan de werktitel is ‘The West failed in Indonesia’. Ook sloot hij een nieuwe brochure van L. Hanekroot in over Nieuw-Guinea.Ga naar voetnoot59. Op de omslag een uitstekende plaat van Frits Behrendt, van een mannetje, dat Nieuw-Guinea op de schouder torst. Sprak meer dan drie uur in Noordwijk-aan-Zee met collega Theo Droogh. Hij was aardig, maar wanneer hij niet een slappe man was, zou hij veel verder hebben kunnen zijn. In ieder geval zei hij, notabene als Elsevier-medewerker, dat hij de onbetrouwbaarheid van hoofdredacteur W.G.N. de Keizer dermate haatte, dat hij er sterk over dacht zich bij de Haagse | |||||||||
[pagina 162]
| |||||||||
Post aan te sluiten. ‘En heb je er wel eens over gedacht of die beweging je van de regen in de drop zou brengen met de heer Hiltermann aldaar?’ zei ik. Morgen zou hij naar de nieuwe hoofdredacteur van de N.R.C., de heer Stempels, gaan omdat hij naar Indonesië wilde reizen voor die krant. Ik zei, dat ik zou proberen voor deze reis geld voor hem te krijgen van de groep-Rijkens en raadde aan zeker ook met Roethof te spreken. ‘Een hoge ome,’ aldus Droogh, ‘heeft nog van de week tegen me gezegd die Oltmans is een communist.’ Wat me verwonderde was, dat hij tot op heden het boekje van Röling niet had gelezen. Hij was er tenminste eerlijk over. ‘Sinds ik voor Elseviers werk is dit blad minstens vijf maal van redactioneel politieke lijn veranderd,’ benadrukte hij vóór ik vertrok. Ik begreep steeds beter, waarom ik volmaakt alléén en op mezelf stond, want behalve dat ik bij de eerste verandering in politieke lijn zou zijn opgestapt, zou ik zeker bij de tweede metamorfose een zodanig schandaal hebben gemaakt, dat iedereen het had geweten. Hij zat bij de vijfde overschakeling zich nog te beraden of hij naar de Haagse Post zou gaan. Van Noordwijk liftte ik uitgerekend met de voormalige manager van de K.L.M. in Djakarta, de heer Duyf, naar Amsterdam. Op zijn kopiëer-machine had ik vorig jaar het gewraakte Adres aan de Staten-Generaal vermenigvuldigd, waar hij toen zei volledig achter te staan. ‘Wanneer u die zaak anders en psychologisch rustiger zou hebben aangepakt,’ aldus Duyf nu, ‘zou u ze allemaal hebben mee gekregen. We wilden heus wel, maar niet op de manier van professor Drost en u. Want op die manier is het initiatief toch eigenlijk mislukt. Ik heb nooit begrepen, dat vooral Drost dat niet heeft willen inzien. U was tenslotte nog jong.’ Hoe kon hij zichzelf dit allemaal wijs maken? | |||||||||
22 mei 1958President Sukarno en mevrouw Hartini, vergezeld van dr. Subandrio en andere Indonesische autoriteiten lunchten in de residentie van ambassadeur Howard P. Jones. Er was weer een eerste overeenkomst tussen Washington en Djakarta getekend over de aankoop van rijst ter waarde van 5,5 miljoen dollars. De lunch ten huize van de ambassadeur was een bezoek zonder precedent in Djakarta. Zij zou een nieuwe periode in Indonesisch-Amerikaanse betrekkingen inleiden. Het was de kroon op het werk van ambassadeur Jones, terwijl mijnheer Luns in Den Haag zich over deze ontwikkeling zat op te vreten. De haat, die de minister voor deze Amerikaanse diplomaat zou gaan gevoelen dateert al uit die dagen. | |||||||||
[pagina 163]
| |||||||||
Tandjung Piang, Indonesia My dear Wim, One day, in the thick jungle of Sumatra - remember that I am always in search of animals - three letters arrived from New-York from Wim Oltmans, wartawan belanda.Ga naar voetnoot60. Many thanks.’ Diarto schreef, dat hij in Pakan Baru, Sumatra alles weer in normale toestand had aangetroffen. ‘Only Sjafruddin c.s. wants to drag the United States in our home affairs onder het mom van anti-communisme. Hij tracht het westerse blok te overtuigen, dat er iets spaak loopt in Indonesië. Er loopt ook iets spaak, want die bandieten in Padang hebben veel gestolen, zich behoorlijk misdragen tegen de gezondheid van onze Republiek, probeerden anderen te betrekken in onze huisaangelegenheden, hebben wapens gesmokkeld van Formosa naar hier en nog duizend andere onbehoorlijke dingen. Zie dit goed onder ogen. Geen land tolereert een opstand. Jouw land ook niet, denk ik. Kijk Wim, dit is zuiver een politieke actie van bandieten, die ons land kapot maken door barter-trade, corruptie en misdaad. Er is totaal geen sprake van communistisch gevaar. Er is totaal geen sprake van civil war. Onze soldaten zorgen behoorlijk voor de gezinnen die Hoesseins troepen achter lieten... Het is volkomen onwaar, dat ons leger Russische kanonnen gebruikte, maar het is wèl waar dat Taipeh de rebellen van Amerikaanse wapens heeft voorzien. De stomme Amerikaanse politici willen maar niet begrijpen, dat wanneer zij het communisme effectief zouden willen bestrijden, zij er beter aan zouden doen te sympathiseren met onze landen, in plaats van ze via omwegen aan te vallen. Wij weten heus wel wat we met ons land willen doen en welke koers we varen. Wij willen vrienden in de wereld maken en geen ruziepartijen hebben.’ Tenslotte bracht hij de groeten over van een aantal Garuda I Bataljon vrienden van me, uit El Shandura en Gaza, die voor de actie tegen Padang waren ingezet en met hem waren. ‘Bye Bye, Mas Diarto.’ De Franse parachutistengeneraal Jaques Massu heeft in een Brits blad duidelijk gemaakt, dat hij niet langer opdrachten van Parijs zal aanvaarden, die hem onzinnig voorkomen. Wanneer hij geweten had wat de regering werkelijk van plan was, toen parachutisten onder zijn leiding naar Suez werden gestuurd, dan zou hij ongeacht zijn instructies naar Cairo zijn opgerukt. Hij paste er voor, dat zich een dergelijke situatie in Algerije zou herhalen. Frankrijk had nu dus haar eigen ‘Sumatraanse opstand’ van kolonels in Algerije. | |||||||||
[pagina 164]
| |||||||||
Mijn ervaringen met 's lands wetten en de wijze, waarop er voor een burger ‘recht’ was te verkrijgen tegen lasterlijke en leugenachtige aanvallen in de pers, hield me bezig die dagen. De Procureur-generaal calculeerde in zijn rechtspraak alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, dat de publieke opinie en heersende anti-Sukarno stemming mee telden. De Romeinse keizer en jurist GaiusGa naar voetnoot61. wees er reeds in de tweede eeuw na Christus op, dat ‘Every human community that is regulated by laws and customs observes a system of law which in part is common to mankind.’ Hoe men het verlangen van mensen naar rechtvaardigheid in toepasbare wetten kon omzetten, en de uitvoering ervan doorvoeren, heeft juristen door de eeuwen heen bezig gehouden. De president van de Amerikaanse Bar Association, Charles Rhyne zei in mei 1958, dat hij alles in het werk wilde stellen om er voor te ijveren, dat de V.S. de kennis van de jurisprudentie zouden inzetten om de vrede te helpen bevorderen. ‘The vital need for an adequate international system of law remains the greatest gap in the legal structure of civilization,’ zei hij. Hier lag een taak voor de U.N.O. Hij vervolgde: ‘In ancient times disputes between individuals were settled by brute strength in a fight. We have now largely progressed to a point where such person-versus-person disputes are settled under the rule of law in the courts. But the rule of the jungle (Sumatra en Algerije) still largerly prevails as the ultimate decider of disputes between peoples and nations. We must now progress to the point where the rule of law is truly applied in the courts.’Ga naar voetnoot62. | |||||||||
[pagina 165]
| |||||||||
dagen verschenen ‘essay’ ‘La biologie et le Droit’, pleitte Rostand er voor, dat nu de moderne wetenschappen de biologie met verbluffende snelheid beïnvloedden, ook de menselijke wetten dienden te worden aangepast aan ‘the biology of the human being’. Rostand: ‘If man were hermaphroditic like the snail or could grow a head like the earthworm, he would not have given himself the same laws.’ De bioloog wees bijvoorbeeld op de mogelijkheid van parthenogenese, ‘self fertilization, by techniques such as supplying an additional nucleus from the mother, would permit a woman to have a child that is not the child of any male. She would accomplish a sort of auto-adultery.’ Daarnaast had de wetenschap met het punt van ‘chemical adultery’ bereikt. ‘Bacteria, zei Rostand, ‘can already be subjected to directed mutation by means of a chemical, DNA (desoxyribosenucleic acid), extracted from the chromosomes. When this practice is extended to humans, certain heriditary characteristics of one person can be transferred to the reproductive cells of another person.’ | |||||||||
23 mei 1958 (dagboek)Ontmoette Gert Meijer, nu ook terug uit Indonsië. Hij werkte voor Parker Pen en heeft geluk gehad. Hij was vol wrok tegen Sukarno en was het eens met De Telegraaf. Eén jaar geleden steunde hij het Adres aan de Staten-Generaal met hart en ziel. Ik probeerde hem duidelijk te maken, dat hij zijn woede op Luns en consorten diende af te reageren en niet op Sukarno. Zoals Schopenhauer schreef ‘Patriotism is the passion of fools and the most foolish of passions.’ Mevrouw Röell benadrukte in een telefoongesprek, dat ik dirigent had moeten worden. Voor pianist had ik niet het doorzettingsvermogen om zes uur per dag te studeren. ‘Voor directie heb je de gave van overbrenging nodig en die heb jij,’ zei ze. ‘Zo heeft Willem Mengelberg eens tegen me gezegd, mevrouw, als ik een geit op het podium zou plaatsen en zeggen, dat die prachtig zingt, dan zal iedereen het er mee eens zijn! | |||||||||
[pagina 166]
| |||||||||
24 mei 1958Prof. Gerretson noemde zijn commentaar vanmorgen ‘Strijdbaarheid en Weerloosheid’ en kankerde op ieder en alles wat los en vast zat in het lieve vaderland. Hij schreef, onder meer: In dit artikel hebben wij ons echter niet bezig te houden met de keuring van geloofsovertuigingen, maar wel met de consequentie daarvan in de praktische politiek; en die komt neer op een schuld erkennende onderhandeling met Indonesië, die mede zou brengen: afstand en overlevering van Nederlands-Nieuw-Guinea aan Indonesië. Volgens Gerretson zouden ir. Staf, de minister van Defensie, en ik op één lijn zitten. Intussen sprak mr. D.A. Delprat, het pas benoemde lid der Eerste Kamer, over vlaggendiscriminatie in de scheepvaart en de aanleg van de IJ-tunnel in het parlement. Het waren onderwerpen, waar de wereld dringend op zat te wachten. Was hij daarvoor in de volksvertegenwoordiging gaan zitten? | |||||||||
[pagina 167]
| |||||||||
Pinksteren 1958Logeerde bij Martin. We luisterden vanmorgen samen in bed naar een preek van ds. A. Klamer uit Maastricht. Martin pakte mijn hand en we baden samen. Ik dacht, met wie in de wereld ben ik zo dicht als bij hem? Ik had hem wel een zoen kunnen geven. Martin zei: ‘Het vlees moet rotten. Het moet bewezen worden dat het vlees waardeloos is. Alles is geest. Als je een kaars brandt, Wim, betekent dat je gelooft in God, want God is licht.’ Hij legde uit hoe Paulus eerst een moordenaar was geweest en toen de dominee via de radio sprak over ouderlingen, die de taal konden verstaan, zei hij: ‘Dat is belangrijk.’ Hij benadrukte: ‘Je kunt God niet kennen, als je de zoon niet kent. Je kunt niet in God geloven, als je niet in Jezus gelooft.’ De dominiee citeerde vervolgens Juliana, die gezegd had: ‘Eenzaamheid lijkt wel het teken van de tijd te zijn.’ Later zei hij: ‘We bidden voor onze verhouding met Indonesië en blijven geloven in verandering’, waarbij Martin me aanstootte. De moeder zag ons samen in bed, en zei met haar voor mij zo herkenbare Javaanse accent, ‘de tweelingen’.Ga naar voetnoot63. Martin was van mening, dat zijn zoontje niet alléén moest blijven. ‘Vrouwen zien een baby als vrijheidsberoving. Maar Pim leert op die manier geen broederkameraadschap. Ik geef haar alles, maar zij geeft mij geen kind.’ Later zag ik hem weer mijmeren. ‘Ben je verdrietig?’ vroeg ik. Hij knikte. Ik realiseerde me, dat behalve dat ik wel eens een preek kreeg over wat ik moest doen en niet doen, hij eigenlijk zelden naar mijn gemoedstoestand informeerde. Ik zou hem gezegd hebben, dat ik me sinds mijn huwelijk meer verlaten dan ooit voelde. Of dat Frieda veel brieven schreef, meestal vol met klachten en verwijten, brieven die me absoluut helemaal niets zeiden. Of dat mijn vrouw oneindig ver van me af stond, onbereikbaar ver. Waarom dwingen de omstandigheden van het leven mensen te leven met diegenen, die ze eigenlijk niet werkelijk lief hebben? Mijn relatie met Martin is ideaal. Ik houd van iedereen verreweg het meeste van hem. En toch hoorde ik hem een kwartier, nadat hij met zijn vrouw was gaan slapen, naar de badkamer gaan. Dag in dag uit hetzelfde recept. Een nummer, een nummer, een nummer, en dan? Slapen. Ik wil zo'n leven niet. Daar ligt Frieda op te wachten. Ik blijf liever de rest van mijn leven alléén. Ik verlang naar een pure, levende en in bloei staande relatie. Werken, neuken en eten is voor kaffers, die zichzelf gewoon verlagen tot werktuigen van de ander. | |||||||||
[pagina 168]
| |||||||||
26 mei 1958Officier van Justitie W. Tonckens beantwoordde reeds mijn brief van 20 mei met zijn besluit, dat het Telegraaf-artikel ‘Onder valse vlag naar Djakarta’ niet beledigend was en dat de betrokken hoofdredacteuren zich niet aan een strafbaar feit schuldig hadden gemaakt. ‘Door mij zal dan ook naar aanleiding van uw klachten geen strafvervolging worden ingesteld.’ Ik had het kunnen weten. Toch herbevestigde zijn brief voor mij een onaanvaardbare toestand. Hiltermann beschreef in een artikel ‘De waarheid over Nieuw-Guinea’Ga naar voetnoot64. hoe ‘kopstukken uit handel en industrie (de groep Rijkens dus) - enkelen met leidende functies in onze internationale concerns en sommigen rasechte patriotten met grote Indische carrières - deze kwestie herhaaldelijk binnenskamers hebben besproken en hebben bestudeerd en er ook rapporten over hebben opgesteld. De teneur van hun conclusies is erg sceptisch, soms bepaald onrustbarend.’ Hij vervolgde: ‘Deze mensen - belanghebbenden en commerciële deskundigen - vinden de soevereiniteit over Nieuw-Guinea een zware belasting voor ons land, een belemmering voor commerciële activiteit in Zuid-Oost-Azië en bovendien niet zonder gevaar wanneer de oorlogshandelingen in de Indische Archipel voortduren en Indonesië steeds sterker wordt bewapend. | |||||||||
[pagina 169]
| |||||||||
weinig waarde. De felste voorvechters vindt men nu in de kringen van Nederlanders, die er een sterk nationaal besef op na houden, maar het Verre Oosten minder goed kennen en er zeker geen zakelijke belangen hebben. | |||||||||
27 mei 1958Emile van Konijnenburg kondigde enige dagen gelegen aan, dat hij na veel druk te hebben uitgeoefend vier leden van de groep-Rijkens er toe had kunnen bewegen mij met 200 gulden te helpen. Hij betaalde me nu 50 gulden, zijn aandeel in de poet. Ik betwijfelde of ik de rest ooit zou krijgen, tot ze me misschien op een dag weer nodig zouden hebben. In de ‘Posthoorn’ zaten een aantal oud-kolonialen te praten. Ik ving geluiden op als: ‘ze zullen ons met MIG's in de rug aanvallen... we hadden al met Indonesië moeten praten.’ Ik vroeg de ober mijn kaartje aan één der zes heren te geven. Deze kwam naar me toe. Hij was een oud-directeur van een suikerfabriek in Tulangan. ‘Ik ben blij u eens te spreken. Ja, ik heb Gerretson gelezen. We hadden Sukarno natuurlijk al lang met pracht en praal in Nederland moeten ontvangen.’ Later kwam de man nog een keer terug, omdat een kunstschilder aan de tafel me wilde ontmoeten. ‘U heeft uw land beter gediend dan wie ook, mijnheer Oltmans,’ werd gezegd. Soms heb ik een dergelijke aanmoediging echt nodig. Time-magazine had 12 mei reeds geschreven over ‘mystery pilots’, die boven Balikpapan waren verschenen en bommen hadden afgeworpen. De Britse tanker ‘San Flaviano’ was in brand geraakt. De Shell sloot onmiddellijk haar raffinaderij. Een Indonesisch korvet werd geraakt. Bij Ambon werd het Italiaanse schip ‘Aquila’ tot zinken gebracht. Een Grieks schip ‘Armonia’ werd beschoten en er waren negen doden te betreuren. Ook een Sovjetschip werd getroffen waarbij vijf zeelieden omkwamen. De wateren rond de Molukken, Sulawesi, de Bandazee en de Straat van Makassar waren niet meer veilig. Maar eindelijk slaagden de Indonesiërs erin een B-26 bommenwerper boven Ambon neer te schieten. Kolonel PietersGa naar voetnoot65. bracht de met een parachute neergekomen Amerikaanse piloot, Allan Lawrence Pope, persoonlijk naar Djakarta. Hij was dertig jaar, woonde in Miami, was door de opstandelin- | |||||||||
[pagina 170]
| |||||||||
gen geronseld om eigen land te bombarderen tegen een salaris van 40.000 gulden per jaar. Pope had een been gebroken. Hij was opgestegen van de Amerikaanse vliegbasis op de Pilippijnen. Pope zou voor de Indonesische krijgsraad terecht moeten staan. Ambassadeur Howard Jones spoedde zich naar dr. Subandrio om officieel zijn spijt te betuigen over het incident, dat de onlangs weer op gang gekomen Indonesisch-Amerikaanse betrekkingen niet zou mogen vertroebelen. Om de aandacht af te leiden zond minister Luns spoorslags zijn ambassadeur, dr. J.H. van Roijen, naar minister Dulles om te protesteren tegen de hervatting van wapenleveranties aan Indonesië. Van Roijen overhandigde zelfs gedwee een nieuwe protestnota. Kort na het onderhoud werd Dulles' antwoord op het Nederlandse protest reeds bekendgemaakt: de Amerikaanse regering had geen wapens aan Indonesië geleverd. Slechts hadden Amerikaanse fabrikanten exportvergunningen ontvangen voor de verkoop aan Indonesië van wapens en vliegtuigonderdelen tot een waarde van f 4 miljoen. Volgens de woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Lincoln White, ging het hier om 250 colt-revolvers, vier sportgeweren en drie kaliber-22-pistolen voor de Indonesische politie. Andere onderdelen waren bestemd voor de Indonesische luchtvaartmaatschappij Garoeda, de luchtmacht en politievliegtuigen. Er bestaat geen enkele twijfel over, dat ambassadeur Van Roijen zijn Pavloviaanse gedrag jegens de instructies van Luns jaren lang in Washington tegen beter weten in op alle niveaus handhaafde. De journalist Louis Fischer maakte er trouwens ten overvloede gewag van en beschreef hoe braaf Van Roijen Luns volgde door op het State Departement te gaan protesteren tegen de hervatting van wapenleveranties door de V.S. aan Indonesië, duidelijk het resultaat van de adviezen vanuit Djakarta aangereikt door ambassadeur Jones. Fischer beschreef in zijn boeiende boek ‘The Story of Indonesia’Ga naar voetnoot66. hoe Van Roijen, de zogenaamd altijd keurige diplomaat, schijnbaar niet uit zijn gekunstelde plooi te krijgen, hooglopende ruzie kreeg in een lift van het State Department met de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, Walter S. Robertson. | |||||||||
[pagina 171]
| |||||||||
28 mei 1958Logeerde bij grootmoeder Poslavsky in Zeist. Zij benadrukte opnieuw, dat ‘de hele familie’ het verschrikkelijk vond, dat ik vriendschap voor Sukarno voelde. Later bezocht ik mijn oom en tante Mennega, waar ook mijn ooms broer aanwezig was, notaris te Driebergen-Doorn. Deze viel mij in de scherpste bewoordingen aan en noemde me zelfs ‘een verrader’. Ik vroeg hem of hij zijn informatie over Indonesië en Sukarno op zijn Rotary-lunches had vergaard. Hij wond zich nog meer op. Ook zijn anders lieftallige vrouw ontpopte zich ditmaal als een kemphaan. Na de opstand van de 30.000 (Franse) ‘colons’ in Algerije, en de insurrectie van generaal Jaques Massu, was in Parijs een politiek pandemonium ontstaan. Vanuit Colombey-les-Deux-Eglises, 200 kilometer ten zuidoosten van Parijs, had generaal Charles de Gaulle een sobere verklaring uitgegeven: ‘Twaalf jaar lang heeft Frankrijk nu een rampzalige koers gevaren en geprobeerd vat te krijgen op problemen, die te moeilijk waren voor een regime, dat is gestoeld op politieke partijen... Heden, geconfronteerd met moeilijkheden, die het land dreigen te overspoelen, meen ik bekend te moeten maken, dat ik gereed ben de leiding van de Republiek weer op me te nemen.’ Massu was de held van 20.000 rode baretten in Noord-Afrika. Pierre Pflimlin was intussen de 25ste premier van het naoorlogse Frankrijk geworden. Jacques Soustelle ontkende in Algiers, dat hij een staatsgreep voorbereidde. Zowel in Algerije als in de straten van Parijs klonken steeds luider de kreet ‘Vive de Gaulle!’ In de trein naar Den Haag sprak ik met een matroos, een Indische jogen. ‘Toen ik je zag, dacht ik wat een soepele man is dat. Ik heb nog nooit een “belanda” als jij ontmoet.’ Postte een brief aan dr. Willem Drees en vroeg om een gesprek. Om 12:30 lunchten Emile van Konijnenburg, Theo Droogh, mr. G.B.J. Hiltermann en ik zelf in Hotel de Wittebrug. Hiltermann had aanvankelijk gezegd, dat hij zulke gesprekken ‘tijdverlies’ vond, maar hij was gekomen met twee tackles aan een lange lijn. Ook droeg hij een draagbare radio mee om het laatste nieuws over De Gaulle te kunnen beluisteren. Ik moest eerst met de gérant in rok van de eetzaal onderhandelen om de beide honden naar binnen te kunnen loodsen. Aangezien de tafellakens wegens de deftigheid tot de grond reikten konden de dieren onder de tafel worden weggemoffeld. Af en toe klonk er echter tijdens de maaltijd een gejank wanneer één der gasten een voet verzette, of op een staart trapte. | |||||||||
[pagina 172]
| |||||||||
Hiltermann opende het gesprek met de onaangename vraag, waarom we eigenlijk bij elkaar waren aan een lunch die ik had geregeld. Ik kon hem lastig antwoorden, dat ik hoopte dat hij wanneer hij over meer inside information ten aanzien van de groep-Rijkens zou beschikken minder onzin zou schrijven. Aangezien Konijnenburg ook niet in ging op deze opening, legde ik uit, dat ik Emile van Konijnenburg als een moedig konijn beschouwde tussen legers van (beun-)hazen. Theo Droogh deed een duit in het zakje met te zeggen, dat ze me eigenlijk niet nodig hadden gehad: ‘Want ik had deze lunch ook zelf kunnen arrangeren.’ Ik had geleerd om me over boersheid in het Haagse niet meer te verbazen. ‘Je begrijpt wel, hoop ik, Oltmans, dat wanneer je nog eens je nek breekt, zoals je die over Nieuw-Guinea hebt gebroken, dat je hier niet meer behoeft te komen. Dan kan je in de V.S. blijven, want je leeft veel te weinig Nederlands bewust.’ Mijn klomp brak. Ik vroeg Hiltermann zich nader te verklaren. ‘Ik bedoel, je voelt je te weinig Nederlander.’ Wie deel I en II van de memoires heeft gelezen moet er toch van op de hoogte zijn, dat ik juist omdat ik me tot in mijn kleine teen telg uit een volmaakt op Indië georiënteerde Nederlandse familie voelde ik me tot het uiterste had ingespannen het werk van mijn voorouders op een moderne basis voort te zetten. Theo Droogh: ‘Ik vind het maar een gevaarlijke aangelegenheid, dat je in Amerika lezingen gaat houden. Je zult zien, dat de Nederlandse autoriteiten bij dat lezingenbureau van je gaan wroeten.Ga naar voetnoot67. Wanneer ze slim waren zou B.Z. met je gaan lunchen.’ Later bedacht hij zich en zei: ‘Laat ze toch maar stikken op Buitenlandse Zaken.’ Hiltermann hield een monoloog. ‘Nederland moet Nieuw-Guinea, nu Sukarno het zo graag wil hebben, zo duur en zo slim mogelijk verkopen. Er moet ook veel meer druk op de bondgenoten worden uitgeoefend. Zo lang Drees premier is, zal er nooit een overdracht van de Papoea's kunnen plaats hebben. Dat zou toch ook te gek zijn, nà alles wat er is gebeurd. Politiek rechts is meer geschikt om landen souverein te maken. Maar ik ben nog altijd van mening, dat onder de souvereiniteitsoverdrachtspapieren de handtekening van Tjarda van Starkenborch Stachouwer had moeten staan. U begrijpt, heren, dat ik niet erg op “die familie” in Djakarta ben gesteld.’ Hij was tegen châpeau-bas spelen jegens | |||||||||
[pagina 173]
| |||||||||
Sukarno. Hij viel vervolgens rechtstreeks dr. Paul Rijkens aan, ‘die zich na de oorlog met n'importe quoi is gaan bezig houden en eigenlijk helemaal geen lef heeft’. Hij noemde een aantal van Rijkens' activiteiten. Konijn: ‘Weet u dat minister Luns tegen Paul Rijkens recht voor z'n raap heeft gezegd: ‘Houd u zich nu maar bezig met margarine maken.’ Hiltermann: ‘Precies, ze willen dat Luns zegt, wat ze zelf niet durven te zeggen.’ De hoofdredacteur van de H.P. bevestigde, dat hij zijn pagina over Irian-Barat op 24 mei voor een belangrijk deel had gebaseerd op het geheime rapport van de heer Peekema over deze kwestie. ‘Wat ik heb willen bereiken is die heren van de Standard Vacuum Oil Company met hun grote bekken klem te zetten. Ze moeten zelf hun mond durven open doen. Waarom gaan ze niet zelf op de ministers af?’ Konijn: ‘Mijnheer Van Oldenborgh van de Ondernemersraad voor Indonesië is naar Zijlstra gegaan.’ Hiltermann: ‘Wanneer de groep-Rijkens werkelijk iets wil bereiken zouden ze het beste een onbesproken historicus kunnen huren. Niet professor Röling, want die heeft een emotioneel standpunt ingenomen. Er moet een kille, niet gepassioneerde wetenschapper worden gezocht, die wat Idenburg is begonnen in zijn rapport over de verhouding Nederland-Indonesië verder kan gaan uitwerken en uitbouwen.’ ‘Wanneer je dat werkelijk zou doen,’ opperde Konijn, ‘moet je er wel rekening mee houden dat tientallen in leven zijnde figuren in hun hemd worden gezet en letterlijk belachelijk zouden worden.’ ‘Wanneer je een beroep doet op een zakenleven,’ vervolgde Hiltermann, ‘dan kijken ze op een tientje of ze zijn helemaal niet thuis. Mijn reis naar Singapore - hij liet Indonesië wijselijk weg, want werd niet binnen gelaten - heb ik zelf betaald. Ik heb uiteindelijk mijn eigen winkel, de Haagse Post, juist om met niets en niemand te maken hoeven te hebben. En nu, nà alles wat er is gebeurd, probeert het zakenleven mij mee te krijgen.’ Tegen half drie kwam er een einde aan de bijeenkomst. Hiltermann had zonder meer het hoogste woord gevoerd. Droogh had voorzichtig, te voorzichting een medewerkerschap bij de H.P. aangekaart. Hiltermann vond, dat hij rustig bij De Keizer van ‘Elseviers’ moest blijven, ‘want de H.P. is geen blad voor reportages in de stijl van de tropenzon twinkelt tussen de bladeren.’ Ook een serie interviews was niet bruikbaar. ‘Ik wil een kille, zakelijke Time van de H.P. maken,’ verzekerde hij ons. Droogh was zichtbaar teleurgesteld. Bij het vertrek betaalde Konijn de rekening. | |||||||||
[pagina 174]
| |||||||||
30 mei 1958Hiltermann wijdde prompt een hoofdartikel aan het feit, dat Djakarta aan de K.L.M. de lijn op Indonsië had ontnomen en ook de K.L.M.-hulp voor de Garuda Indonesian Airways verder van de hand wees. ‘Voor ons land en voor de K.L.M. onvoorziene rampen,’ schreef hij. Ook een manier om voor een lunch te bedanken. In 1957 reisde een parlementaire missie naar Nieuw-Guinea. Plotseling werd thans openbaar gemaakt, dat er communistische invloeden zouden zijn gesignaleerd op het Nederlandse gebiedsdeel. Dat betekende immers, dat er dubbel zoveel reden was om de Papoea's voor het kwaad van het Marxisme-Leninisme te behoeden? Henk Leffelaar, nu bij de Haagse Post, vertelde me, dat de Amerikaanse ambassade in Den Haag druk uitoefende op de uitgever van zijn boek ‘Dixie Dixie über alles’. De ambassade bood suggesties aan om de titel te veranderen en wilde bepaalde passages geschrapt zien. 's Avonds zat de Indische sergeant weer in de tram, met zijn Korea-onderscheidingen en Amerikaanse boots. Ik vroeg hem mee naar mijn kamer. Hij woonde ook alleen en had nauwlijks vrienden. Voor een meisje wilde hij geen verantwoordelijkheid accepteren. ‘Laatst stond ik voor een bed met een naakte vrouw, die zich aan me wilde geven. Wat voor waarde heeft zoiets, als er absoluut niets in de geest leeft?’ zei hij. ‘Het is maar al te gemakkelijk een vrouw te verkrachten.’ Ik bracht hem op het onderwerp van jongens. ‘Laatst liep ik met een andere Indische militair (hij zei: “blauwe jongen”) in het Vondelpark. Een kerel wilde me pakken. We hebben hem met z'n beiden afgetuigd.’ Hij gaf tenslotte toe te masturberen. Hij was levendig geïnteresseerd in het construeren van bruggen, half plastic, half beton. ‘Daar zou ik deskundige in willen worden,’ zei hij. Om 05.:30 ging hij naar huis. Er was zonsopgang. Ik keek vanuit mijn raam hoe hij de straat uit liep. Waarom hechten we ons toch binnen de kortste keren? Eenzaam, eenzaam leven. | |||||||||
31 mei 1958Voor ik naar de V.S. terugreisde, wilde ik nog zoveel mogelijk bij Martin zijn. We spraken veel samen, gesprekken waarvan Hofland de aantrekkingskracht niet begreep, een contact dat ik nooit met Henk zou hebben, zelfs niet in de verste verten. ‘Niet stoffelijke maar geestelijke dingen kwetsen het meest,’ | |||||||||
[pagina 175]
| |||||||||
zei Martin. ‘De één geeft je een das, de ander een pijp,Ga naar voetnoot68. maar dan is er iemand, bijvoorbeeld Omaatje (Sima Sastro Pawiro), die geeft je geen moer, maar die zegt iets tegen je. Op een dag, dat je heel ver weg bent, en je bent die souveniertjes allang vergeten, zal je juist aan die woorden van Omaatje denken. Dàt is wat je moreel hoog houdt. Het gaat nooit meer van je weg. Deze woorden zijn in je hart geschreven. Woorden kunnen helpen. Jij schrijft nu wat ik zeg op, omdat je bang bent deze woorden te vergeten. Je wilt ze vast houden. Ze hebben morele waarde voor je. Ik denk aan Paulus, zoals ds. Klamer heeft gezegd in zijn Pinksterpreek, de geestelijke begeerten tellen en men behoort niet onmiddellijk aan het vlees te denken. De één wordt bevredigd door vieze dingen, de ander door roddelen, weer een ander door voetballen of drinken. Misschien ben je te egoïstisch met Frieda, niet met geld, maar je brengt niet over wat je bezit.’ Hij vervolgde: ‘Voetballers gaan met voetballers om, of met jongens die graag over vrouwen spreken, dus degenen die dezelfde liefhebberijen hebben, zoeken elkaar op. Wat heb je aan vrienden, die maling aan elkaar hebben en elkaar niet respecteren? God heeft de mens zó geschapen, dat je elkaar nodig hebt. God voelde wat Adam nodig had: niet de leeuwen of de olifanten, maar iemand waar hij mee kon praten. In onze tijd heb je zelfs meerdere mensen nodig en niet in geld en ook niet altijd in woorden, maar in de geest. Zelfs een heiden op een onbewoond eiland heeft niet genoeg aan de vogels. De Japanners aanbidden de zon, dat noemen Christenen dan een afgod. En nu je relatie met Frieda! Het huwelijk is een goddelijke instelling. Het is geen speelgoed. Wat met Frieda's ouders is gebeurd, is niet belangrijk. Zij is de enige die telt, belangrijker dan de hele rataplan. Je huwelijk is de belangrijkste stap die je hebt genomen. De rest is bijzaak. Je hebt haar al. Je moet thans vechten om de kroon te overwinnen. Ga desnoods weg van New-York en op Hawaii in een kippenhok wonen. Na het huwelijk ben je niet meer van jezelf. Je lichaam behoort niet meer jou alléén toe, het is ook van haar. Wanneer zij zich nu beklaagt, dan ben jij fout, anders had je die stap niet mogen nemen.’ Zijn advies was: ‘Wanneer je weer een neutrale verhouding met Frieda hebt bereikt, nadat je weer een maandje in Kew-Gardens bent, dus wanneer er geen kwade gedachten meer tussen jullie zijn, ga dan eerlijk en zonder omhaal met haar | |||||||||
[pagina 176]
| |||||||||
spreken. Jij bent tenslotte journalist, die leeft als een matroos. Zij moet dit kunnen accepteren, want anders moeten jullie beiden een ander leven beginnen. Het is in ieder geval zaak als je uit elkaar wilt gaan eerst weer lief samen te zijn. Wanneer de spanningen zijn verminderd en alles is kalm, dan ga je werkelijk met haar spreken.’ De gedachten, die mijn vriend hier had uitgesproken waren redelijk, doordacht en wijs. Ze waren ook gebaseerd op een diep doorleefd Geloof, waarbij dus Christelijke man-vrouwregels werden gehanteerd. Hoe het precies is gekomen, en waar in de OorsprongGa naar voetnoot69. een andere en afwijkende koers in mijn ‘mindscape’ is ontstaan, weet ik niet. Maar geleidelijk aan ben ik een mens geworden, die de algemeen geldende regels van de wereld om mij heen, ook ten aanzien van wat anderen met hun Eros deden - wat voor mij dus meer en iets heel anders was, dan je overgeven aan de oorspronkelijke krachten van de natuur-niet op mezelf toepasbaar vond. De seksuele daad, met daaraan de konsekwentie van een nieuwe mens in de wereld zetten, is voor mij steeds meer verboden terrein geworden. Wanneer we als kinderen onder geleide van een kapitein van de cavalerie op de Leusderheide paard reden, waren gedeelten van de natuur vanwege militaire schietoefeningen afgesloten met borden voorzien van een doodskop en het woord doodsgevaar. Voor mij hield het zich begeven binnen het operationele gebied van een vrouw, dus ook Frieda, steeds meer de gebiedende waarschuwing van verboden terrein in. | |||||||||
[pagina 177]
| |||||||||
van Meden en Perzen. De biologie van mensen was voor mij eerder een suggestie. De set van Mendelliaanse genen, die we van de natuur meekregen, maakte dan misschien overbodig, dat iedere nieuwe generatie opnieuw het wiel moest uitvinden, maar betekende dit, dat we ons als slaven dienden op te stellen ten opzichte van onze biologische gegevens? Ik dacht zelf en onafhankelijk. Voor mij diende aan wat ik met mijn biologie zou doen vooraf te gaan aan een zo intensief mogelijke periode van groei in bewustwording. ‘Awareness’ in de zin zoals Jean Piaget deze omschreef: denk-elementen van een lager niveau naar een zo bewust mogelijk hoger niveau zien te brengen. De bewustwording van het Zelf was voor mij de absolute prioriteit, de essentie van het leven. Denken, je afvragen welke de betekenis voor mij van de ander was, spelen met ideeën en het toetsen van eigen gevoelens en gedachten, aan die van mijn vrienden en vriendinnen (Frieda, Inez, Micheline), daar was ik in 1958 nog volop mee bezig. Ik zocht nog steeds naar de grens van het gebied waar ik het produkt was van een bepaald geloofs- of cultuursysteem en op welk moment ik in staat was informatie objectief te verwerken. Ik wilde geen robot zijn, zoals zovelen. Ik wilde mijn gedrag, ook tegenover mijn vrouw, aan de werkelijkheid toetsen, mijn eerlijke werkelijkheid. Ik wilde me met maximale verantwoordelijkheid jegens haar opstellen. Ik wilde niets doen, wat ik niet voelde, wat ik niet echt meende, of wat ik niet kon. En zeker niet zou doen, omdat het door anderen werd voorgeschreven, of door de goegemeente als vanzelfsprekend werd beschouwd, laat staan in de heilige boeken werd gedecreteerd. | |||||||||
2 juni 1958 (dagboek)Dr. W. van Wijk, hoofdredacteur van Het Vaderland, deelde me mee, dat hij op 10 mei mijn drie-koloms artikel met foto over Leonard Bernstein, ‘de nieuwe Toscanini van eigen bodem’, in de krant had meegenomen. Mijn naam mocht er natuurlijk niet boven. Het werd gepresenteerd als ‘van een medewerker’. Hij kon voor dit in New-York geschreven artikel onmogelijk meer dan 40 gulden betalen. ‘Ik kan uw lijn inzake Indonesië en Nieuw-Guinea in deze Haagse krant echt niet kwijt,’ zei hij. ‘Hoe krijg je het gesprek met Indonesië weer op gang? Zou Mohammed Hatta niet eens in West-Duitsland een auto kunnen gaan kopen en dan ontmoetingen hebben met vooraanstaande Nederlanders?’ Hij | |||||||||
[pagina 178]
| |||||||||
was het niet eens met Hiltermanns uitlating, dat Willem Drees eerst weg zou moeten, voor Nieuw-Guinea naar Indonesië zou kunnen worden overgeheveld. ‘Waarom schrijft u niet eens een hoofdartikel, dat de koninklijke familie langzamerhand een eigen vliegtuig zou moeten hebben, een Convair bijvoorbeeld? Ze kunnen dan gemakkelijker weg, en bijvoorbeeld de Expo in Brussel of Parijs privé gaan bezoeken.’ Hij antwoordde: ‘Goed idee, bedankt voor de tip.’Ga naar voetnoot70. Bracht één uur door bij ir. Hein Vos. Hij betwijfelde of de minister van Justitie, Ivo Samkalden (P.v.d.A.), een schriftelijke vraag over mijn affaire met De Telegraaf ‘in het landsbelang’ zou accepteren. ‘Ik ben niet voldoende “nouri dans le serail” om u te kunnen zeggen of u een pro deo advocaat voor deze zaak zou kunnen vinden. Ik ben zelf trouwens meerdere malen voor landverrader en andere onplezierigheden uitgemaakt. Uw enige parool zou, geloof ik moeten zijn, niet reageren Lena. U moet een hautaine houding tegen die beschuldigingen aannemen en niet in het geweer komen.’ Ik bracht naar voren, dat een Eerste-Kamerlid, dat bovendien directeur was van een Sociale Verzekeringsbank er misschien zó over kon denken, maar dat zowel Buitenlandse Zaken onder leiding van de heer Luns als De Telegraaf als spreekbuis van Luns, mij naar den brode stonden, want dat ik van de journalistiek (en een in madurodam aanvaardbare goede naam) ook nog moest leven. Onbewogen antwoordde Vos: ‘Wie gelooft nu in Nederland Pasquino of Gans, die immers worden betaald om niet geloofd te worden?’ Hij was verder van mening, dat kranten alléén dàn journalisten in dienst zouden mogen nemen, wanneer deze bij de journalistenvereniging waren ingeschreven, zodat zij bij overtredingen voor de Tuchtraad zouden kunnen worden gebracht. Telegraaf-journalisten, en zeker Pasquino en Gans, konden niet worden gegrepen, want zij waren niet aangesloten. Hij raadde me verder aan in het komende gesprek met Willem Drees vooral ook de kwestie van de Antillen en de journalist A. de Wit aan te snijden en me niet uitsluitend tot Sukarno of Indonesië te bepalen. Bij de Shell ontmoette ik de heer Leonard Huizinga, die op een, zéér bepaalde manier zei: ‘Ik ben de Joseph Goebbels van generaal Spoor in Indië geweest.’ Het klonk me ‘unheimisch’ in de oren. Liftte terug naar Amsterdam met de heer Kuneman van de | |||||||||
[pagina 179]
| |||||||||
K.L.M. Hij zei: ‘Je spreekt over alles precies als Van Konijnenburg. Maar je hebt gelijk, dat de K.L.M.-lijn naar Djakarta voor ons van levensbelang is.’ Hij vergeleek daarentegen toch ook weer Sukarno met de N.S.B.er Mussert. ‘Ja, zó collaboreerden Roosevelt en Churchill met Joseph Stalin, toen het hun beter uitkwam.’ Het leek me trouwens, dat de heer Kuneman bovendien voorstander was van een behoud van Irian-Barat voor Nederland. | |||||||||
3 juni 1958Mejuffrouw Boekhoudt schreef: ‘Het spijt me, dat je de indruk had uit ons telefoongesprek, dat ik onvriendelijk was, want dat was zeker niet mijn bedoeling. Maar door de telefoon schijn ik wel vaker een beetje raar te reageren. Tenminste, dit verwijt hoor ik vaker! Intussen moet je heus altijd geloven, dat mijn belangstelling voor al je doen en laten onverflauwd blijft hoor! Ik zou het erg prettig vinden als je gerehabiliteerd wordt in de Nederlandse pers na al het gescheld van De Telegraaf. Ik vond het vreselijk dom, dat dàt stukje in Vrij Nederland me is ontsnapt, maar juist de rubriek “In het Vizier” sla ik wel eens over als ik wat haast heb.’ De Uitgeversmaatschappij Van Hoeve in Den Haag schreef me thans, dat men niet meer geïnteresseerd was in de uitgave van een boekje van mij. Wanneer de Amerikaanse ambassade druk kon uitoefenen een boekje van Henk Leffelaar te saboteren, waarom zouden er dan geen krachten zijn in Den Haag, die mijn aan het woord komen ook in deze sector zouden proberen te stoppen? Intussen ontving ik eveneens een schrijven van premier Willem Drees. ‘In antwoord op uw brief van 29 mei j.l. moet ik u tot mijn leedwezen mededelen, dat de wijze waarop u in het buitenland tegen Nederland hebt geageerd het voor mij bezwaarlijk maakt u persoonlijk te ontvangen. | |||||||||
[pagina 180]
| |||||||||
Wat me bij deze afwijzing het meest verwonderde was, dat de zogenaamd best geïnformeerde man in het koninkrijk mijn handelswijze - in binnen- of buitenland - bestempelde als tegen Nederland gericht. Ik vroeg me af, of Drees dit werkelijk dacht, of dat hij me informeel met een kluitje in het riet zond. De Indonesische P.N.I. (Partai Nasional Indonesia), dus de partij van Sukarno, heeft voor het eerst de P.K.I. er openlijk van beschuldigd ‘een anti-Westerse campagne te voeren in het belang van een buitenlandse mogendheid,’ dus de Sovjet-Unie. Sliep bij Lex Behitu van het Indonesische Hoge Commissariaat. | |||||||||
5 juni 1958Emile van Konijnenburg meende, dat ik een officiële brief aan de regering diende te schrijven. ‘Je moet nu formeel protesteren tegen het besluit van de P.G. inzake De Telegraaf. Zeg ze, dat er een keiharde zaak vóór ze op tafel ligt en dat je betreurt, dat je op die manier niet kan worden gerehabiliteerd. Het is trouwens opgevallen, dat De Telegraaf nà het hoofdartikel van Smedts in V.N. heeft gezwegen. Wie zwijgt stemt toe. Tenslotte heeft de regering zelf met het journalistieke onfatsoen te kampen. Het besluit van de P.G. werd met een dooddoener gemotiveerd. Je zegt tegen de regering, als journalist eis ik, dat zij, die het journalistieke beroep oneer aan doen, worden gecorrigeerd. Je zou er bij kunnen zetten, dat de regering moet zorgen, dat De Telegraaf wordt vervolgd, dat je ook zelf de zaak tegen de muur kan zetten, maar dit voorlopig uit fatsoen jegens de regering niet zult doen. En als Drees oprecht geïnteresseerd zou zijn te weten te komen wat je wel of niet hebt gedaan, dan zou hij je Telegraaf-zaak juist moeten laten dóórzetten.’ Daarop zei Van Konijnenburg iets, wat later naar de letter zou uitkomen. ‘Wanneer de V.S. hun koers zouden willen wijzigen ten aanzien van Indonesië of Nieuw-Guinea, dan is er maar één fatsoenlijk methode, namelijk, dat Nederland behoorlijk van te voren wordt gewaarschuwd, zodat men tijdig een andere kaart kan gaan spelen. Den Haag behoort in het wereldtheater niet voor een fait accompli te worden gezet.’Ga naar voetnoot71. Van Gorcum Uitgevers schreef niet in een boekje van mijn hand geïnteresseerd te zijn. | |||||||||
[pagina 181]
| |||||||||
Mr. J. Zeelenberg (P.v.d.A.), lid der Eerste Kamer, berichtte geen aanleiding te zien een vraag over mijn zaak aan minister Samkalden te stellen, zolang zij geen antwoord van de Procureur-generaal op het inwinnen naar informaties in de De Telegraaf zaak had ontvangen. | |||||||||
6 juni 1958Verjaardag van Sukarno. Ik had hem een brief geschreven. Bezocht hoofdredacteur Van Wijk en vroeg een voorschot op nog te schrijven artikelen van 75 gulden. ‘Zal Drees u ontvangen?’ vroeg hij. ‘Dat weet ik niet. Ik ben op weg naar de heer Josephus Jitta en zal proberen te pleiten voor een persoonlijk gesprek met de premier.’ Later belde Van Wijk rechtstreeks naar de heer Jitta en kreeg te horen, dat Drees me onder geen beding te woord wilde staan. Ik was tè anti-Nederlands notabene. Toen ik in de loop van de middag Van Wijk opnieuw belde om te horen of hij me 75 gulden kon voorschieten, antwoordde hij: ‘Onder de omstandigheden kan ik dit niet doen.’ Dat was de keurige mijnheer Van Wijk ten voeten uit. Hij wenste me zelfs nog ‘goede reis!’ Ik verbleef vanmorgen van 10:50 tot 13:05 in het Kabinet van premier Drees met de heer Jitta. Het was een redelijk plezierig gesprek. Hij maakte twee pagina's notities op een blocnote. Hij noemde het mijn grootste fout in het leven, ‘dat u een diepgevoeld gemis hebt van de betekenis van “right or wrong my country”. U bent in uw hele optreden, mijnheer Oltmans, veel te ver gegaan,’ en daarop verloor hij zichzelf in een litanie van bezwaren tegen Sukarno en Indonesië volgens het vaste Hollandse betweterige patroon. ‘Begrijpt u, dat het zonder meer een dodelijke (met veel nadruk op de “o”) vergissing is om te denken dat de Verenigde Staten Sukarno ooit carte blanche zullen geven op Nieuw-Guinea? Als dat gebeurt, dan zou dit de wereld in brand kunnen steken.Ga naar voetnoot72. Ik ben zelf ook drie-en-een-half jaar in Indonesië geweest. Nee,’ vervolgde hij, ‘ik heb Sukarno nooit zelf ontmoet of gesproken. Maar u bent een ijdele man. U heeft zich door Sukarno laten bedotten.’ Ik denk, dat ik een beetje medelijdend naar de heer Jitta moet hebben gekeken, want hij corrigeerde zich enigszins: ‘Althans, dat is mogelijk.’ Ik vond de heer Josephus Jitta best aardig, maar een typische Haagse mijnheer, die van de Indonesiërs geen moer begreep. | |||||||||
[pagina 182]
| |||||||||
De secretaris-generaal van Willem Drees zei ons gesprek als volgt te zullen samenvatten:
Na het bezoek aan het kantoor van de premier ontmoette ik Hans Beynon van De Volkskrant in de poffertjeskraam op het Malieveld. Toen ik Hans vertelde, wat Jitta - ook namens Drees - had gezegd over het in brand vliegen van de wereldvrede inzake Nieuw-Guinea, zei hij: ‘Ze zijn absoluut gek.’ Als toegift van een deprimerende dag vond ik in mijn postbus in Amsterdam een brief van Frieda. ‘I have done a lot of thinking and looked at all the angles. I am not going to stay with you. I want an annulment of our marriage. We can not get a divorce, since we have never been man and wife. It is not only for that reason, that I want to be free, but it is a major reason. I have tried and tried and also pushed myself in believing that all would some day be fine. But it is too late now and it has gone too far. I don't even want you anymore as a husband. Now it gives me the shivers, before it gave you the shivers.’ | |||||||||
9 juni 1958Twee dagen schreef ik niet in mijn dagboek. Ik besteedde bijna al mijn tijd met Martin. We spraken veel samen. Wanneer ik alléén was huilde ik in het verborgene. Martin: ‘Je piekert er over, hoe je in de V.S. zonder Frieda alléén verder moet. Niemand stond zo dicht bij mij, als mijn Vader. Ik moest ook verder nà zijn dood. Ik voelde ook geen steun meer. En mijn Vader was mijn eigen bloed. Wanneer ik dood ben, zal jij toch ook verder moeten? Ik moest zelfs op een gegeven moment Indonesië en al mijn vrienden verlaten om naar Holland te gaan, wat me niets zei. Ik kan niet anders doen dan je de weg naar God wijzen. Jij moet die weg zelf volgen en uitvoeren. Ik | |||||||||
[pagina 183]
| |||||||||
ben maar een dienaar. Je moet ook niet naar mij kijken, maar naar God.’ Bladerend in zijn Bijbel, Mattheus 24 (de grote verdrukking) zei Martin: ‘Je ziet toch altijd, dat de goede mensen gauw kapot gaan. Je hebt een kreng van een onderwijzeres en een goede instructeur loopt op een mijn’. Toen hij gedoopt werd op zijn 23ste jaar was hij geheel ondergedompeld. ‘Maar een paar sprenkelende druppels, die jij hebt gehad zijn ook genoeg. Waar het om gaat is: neem je het aan?’ Hij bladerde terug naar Mattheus 21, vers 28-32, ‘gelijkenis der twee zonen’. ‘Een priester met sex-appeal. Straks zit Wim in het vliegtuig naar New-York hierom te lachen,’ zei hij. ‘Mensen geloven wel in Gandhi, en niet in Christus. Ze geloven liever in het kwade, dan in een heilige man. Ik ben maar uit de “klas djonko”Ga naar voetnoot73. op Java, maar hoe interpreteer jij Genade?’ Ik zat met een mond vol tanden. ‘Dat is iets ontvangen, wat je eigenlijk niet hebt verdiend. Het is de hoogste onderscheiding van God iemand die het Geloof niet kent, dit bij te brengen. Wanneer deze mens er dan toe komt dit uit te voeren, heeft God je zonden vergeven.’ Martin en zijn zoontje Pim brachten me naar Schiphol. Mijn vriend sloeg ten afscheid een arm om me heen en ik kreeg warempel een zoen. Ik holde weg. |
|