Memoires 1957-1959
(1987)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
New-YorkDe eenzaamheid van de Atlantische Oceaan raakte me diep. Het zou acht dagen varen zijn, waar geen einde aan scheen te komen. Toch is dit alléén-zijn soms essentieel voor een mens. Er is minder afleiding en meer tijd om te reflecteren om wat Flaubert noemde, ‘de ziel drijvende te houden.’ Ik miste misschien Martin Portier het meest. In één onzer gesprekken had hij nog gezegd: ‘Ik weet, dat er in jou ook een engel woont.’ Ik droomde van Greet van Haagen, dat zij naar New York was gekomen en seks met me wilde hebben. Wat ze wilde zeggen was dus: ‘Heb in godsnaam nu eindelijk seks met Frieda.’ Ook droomde ik dat Emile van Konijnenburg uit Indonesië was teruggekeerd en me zei: ‘Niemand, ook Sukarno niet, spreekt daar meer over jou.’ | |
[pagina 88]
| |
creteerd door Mao. Naar schatting 500 miljoen boeren waren in volkscommunes samengebracht en onderverdeeld. Mao (65) fungeerde als keizer, paus en vader voor alle Chinezen, dank zij de moderne communicatiemiddelen, op een wijze die nog niet eerder in de geschiedenis was voorgekomen. Hij woonde met zijn vierde vrouw, de actrice Lan Ping, in het ‘Perpetuating Harmony House’ in het keizerlijke complex van gebouwen in Peking. Van hieruit dirigeerde hij zijn miljoenenrijk. De Sputnik-commune in Honan was even groot als 2/3 van Long Island en er huisden 43.000 landarbeiders, verdeeld over 27 produktie-eenheden en 87 kleinere produktie-bataljons. De oogst van granen in China zou bij de nieuwe organisatiemethoden tot 350 miljoen ton stijgen. Hulp van de Sovjet-Unie had de staalproduktie verhoogd van 1.800.000 naar 5.350.000 miljoen ton. De kolenproduktie was gestegen van 62 miljoen tot 130 miljoen ton. Ik herinnerde me de film in het Merdeka-paleis van Sukarno's reis door China in 1956 en vroeg me af wanneer ik zelf dit immense land zou gaan bezoeken. | |
30 december 1957 (dagboek)Kew-Gardens, Long-Island Toen de boot in Hoboken aanmeerde, had Frieda kans gezien aan boord te komen. Onverwachts vloog ze met uitgestrekte armen op me af. Ze zag er prima uit in een kort bontjasje, rood truitje met een foulard uitstekend kleurend bij haar blonde haar. Ik was verrukt. Het scheen of we nooit enig probleem hadden gehad. De heer Weismann maakte kennis met haar en zei: ‘Ik hoop jullie nog eens terug te zien, want uw man was zonder meer de meest boeiende persoonlijkheid om mee te praten aan boord.’ ‘Nu maakt u hem nog meer “conceated” dan hij al is,’ zei Frieda. We namen een taxi met alle koffers en besognes rechtstreeks naar Kew-Gardens. Het was een zegen om eindelijk een eigen huisje te betreden, dat echt van ons was. Voor het eerst en dit had Frieda dus voor elkaar gebokst. Er stond een portret van Frieda's moeder en een andere foto van haar ouders samen. Ik viel als een blok in slaap en merkte niet hoe laat Frieda bij me was komen liggen. Bij het opstaan, want ik werd om 06:00 wakker, bleek dat ik een natte droom had gehad. Ik schoot onder de douche. | |
[pagina 89]
| |
are fired!’ Het was stralend zonnig weer. We gingen de buurt verkennen. Kew-Gardens grenst aan Forrest Hills en bleek veel villa's, bomen en parken te hebben. Frieda gaf me ‘Lieutenant in Algeria’ van Jean Jacques Servan-Schreiber. Dat was lief, want ik zocht dit boek. Servan-Schreiber, toen 33 jaar, was redacteur van l'Express en een rijzende ster in Frankrijk. Het verhaal was eigenlijk een ‘J'accuse’ tegen de leugens van de overheid en het Franse leger in de reeds drie jaar durende zogenaamde pacificatie-oorlog in Algerije. Ik gaf Frieda een hond van glas. In de middag bezochten we vrienden van haar. De rest van de dag werkte ik aan een artikel - in de vorm van een ingezonden brief - voor de Wall Street Journal.Ga naar voetnoot28. | |
2 januari 1958In Wall Street sprak ik één uur met de redacteur William Fitzpatrick van de gezaghebbende krant. Hij hield zich met Indonesië bezig. Hij was in 1933 in Belawan op Sumatra geweest, toen hij als jonge man één jaar, werkend op een schip, rond de wereld had gevaren. Hij was van mening, dat een land of een volk pas onafhankelijkheid diende te worden verleend, wanneer het proeve had afgelegd, die onafhankelijkheid te kunnen hanteren op democratische en verantwoorde wijze. Hij vroeg of ik wist, wie er achter de aanslag op Sukarno hadden gezeten. Ook wilde hij weten, of een overdracht van Irian-Barat aan Indonesië de betrekkingen met Nederland en het westen in het algemeen zouden bevorderen. | |
3 januari 1958Frieda stond om 05:00 op, omdat zij vroege dienst had. Ik vertelde haar, dat ik van Martin had gedroomd, maar had er prompt spijt van, want ik geloofde dat het haar kwetste. We hadden deze vierde nacht nog geen seks gehad. Ik wist innerlijk zeker, dat ik tot deze daad nog niet moest overgaan. In zijn Nieuwjaarsbrief schreef Martin: ‘Eén ding moet ik je nog voor ogen houden, doe liever wat te laat dan te vroeg. Ik hoop nog altijd het beste tussen jullie maar doe niets en vermijd wat je voelt, dat je nog niet moet doen of om het op scherp te stellen - iets wat je (nog) niet kunt verantwoorden! En je weet wel, dat ik niet je financiën bedoel.’ Waarom voel ik me in gezelschap van een vrouw toch zo heel anders, leeg en ongeïnspireerd. Zelfs via een brief voel ik me meer begrepen en dichter | |
[pagina 90]
| |
tot Martin. Maar die leidt dus zijn leven en ik het mijne. Hij schreef in ieder geval exact wat ik ook voelde. Koningin Elisabeth van Engeland verwerkte in haar Kerstrede enkele opmerkelijke gedachten. Zij beantwoordde indirect de vele kritiek van mensen, dat zij zich te afstandelijk opstelde. ‘It is inevitable,’ zei de koningin, ‘that I should seem a rather remote figure to you... But now at least for a few minutes, I welcome you to the peace of my home.’ Zij sprak voor de televisie vanuit Sandringham. ‘Unthinking people carelessly seem to want to throw away ageless ideals as if they were an old and outworn machinery. In the old days, the monarch led his soldiers onto the battlefield... I cannot lead you into battle, I do not give you laws or administer justice, but I can do something else - I can give you my heart and my devotion to these old Islands and to all the peoples of our brotherhood of nations.’ Bezocht de Nederlandse pers-attaché Sjef van den Bogaert. Hij probeerde correct te zijn en soms aardig, maar hij meende er geen barst van. Hij gaf me de brief die ambassadeur Carl Schurmann 23 december aan de secretaris-generaal van de U.N.O. had overhandigd, waarin het Nederlandse protest tegen de naastingen in Indonesië en het verjagen van tienduizenden Nederlanders uit de archipel, werd vervat. Het was een uitgekiend, legalistisch betoog, waar zogenaamd geen speld tussen was te krijgen, maar wat de deur tussen Indonesiërs en Nederlanders alléén nog harder dichtsloeg. Er werden simplistische redeneringen aangevoerd; zo zou een opmerking van minister Subandrio op 20 november 1957 hebben aangetoond ‘that it is the Indonesian Government which deliberately provoked the present state of affairs with regard tot the Netherlands subjects and property in Indonesia’. Ik vroeg me af hoe Schurmann een dergelijk verhaal had durven doen uitgaan. Wie was wie de afgelopen acht jaren aan het provoceren over Nieuw-Guinea? En nog een drogreden: ‘Therefore, the Government of the Republic of Indonesia is responsible and answerable to the fullest extent for the present shameful situation and all its consequences, which constitute hostile action against a foreign community lawfully residening in Indonesia.’ | |
[pagina 91]
| |
regering zou veel respect hebben voor diegenen, die in Indonesië op hun post bleven. Maar anders behouden vaart en welkom thuis. | |
5 januari 1958 (dagboek)Diner met Frieda bij de Persons. Sprekende over de brief van Schurmann aan de U.N.O. vulde hij aan: ‘Maar dàt is nog niets, Wim. In het debat over Nieuw-Guinea riep Schurmann zelfs uit, dat wanneer Sukarno zich de erfgenaam voelde van alle gebieden in het Verre Oosten die eens tot Nederland hadden behoord, dat dan ook Ceylon tot Indonesia zou moeten worden gerekend.’ Met dergelijke vlegelachtige redeneringen trad Nederland die dagen voor het voetlicht van het wereldforum. Geleidelijk aan namen de spanningen tussen Frieda en mij weer toe. Ze gaf bij voortduring ‘hints’ over haar verlangen seks te hebben. ‘After all, James, you are only one month on probation,’ riep ze dan bijvoorbeeld onder het mom van een grapje. Ze begreep niet, dat dergelijke druk volstrekt averechts op me inwerkte. Ik ging net zo lief rechtsomkeert naar Amsterdam terug. | |
[pagina 92]
| |
known a braggart so arrongantly able te make good his own boasts. In 1957, Nikita Khruschev did more than oversee the launching of man's first moons. He made himself undisputed and single master of Russia. Few man had travelled so far so fast.’ | |
7 januari 1958Nà bezoeken bij het bureau van de U.N.O. dat sprekers uitzond, en een informatief gesprek bij de Foreign Policy Association met hetzelfde doel, liet ik mijn kaartje achter bij het belangrijkste commerciële sprekersbureau in de V.S., W. Colston Leigh Incorporated op 521 Fifth Avenue. De heer Leigh, zo werd mij verteld, nam persoonlijk nieuwe sprekers aan. Ook liet ik een memo van één pagina achter met gegevens omtrent mijn journalistieke werk. Als onderwerpen voor lezingen gaf ik op: ‘U.S. Foreign Policy towards Asia and Africa’; ‘Communism in Asia and Africa’; ‘Western prestige in Asia and Africa’ en ‘The Dutch-Indonesian crisis’. Terugwandelend naar het U.N.O.-gebouw zag ik een jongen onder een afdakje schuilen voor de sneeuw, die was beginnen te vallen. Ik betrapte hem erop, dat hij bezig was zichzelf af te trekken. Ik had er spijt van hem te hebben gestoord. Ontdekte dat ene Ies Spetter op een lijst van buitenlandse correspondenten in New York stond als vertegenwoordiger van Vrij Nederland. Niemand bij V.N. had mij dit gezegd. | |
8 januari 1958Het P.v.d.A.-lid der Eerste Kamer In 't Veld bleek vier vragen aan de regering te hebben voorgelegd gericht op het hervatten van besprekingen met de regering in Djakarta, en wel zo spoedig mogelijk. Nu het in alle standen te laat was werden de heren parlementariërs één voor één wakker en begonnen zij de Indonesische werkelijkheid onder ogen te zien. Intussen had Mohammed Hatta zich in het gekrakeel in Djakarta gemengd door een open brief te publiceren. Alhoewel hij het er mee eens was, dat de Hollanders thans de deur dienden te worden gewezen, schreef hij, dat het niet noodzakelijk was dat de jeugd gedwongen zou worden naar Nieuw-Guinea te zwemmen om het land te bevrijden. ‘Niet langs de weg van oorlog maar met vreedzame middelen zullen we Nieuw-Guinea moeten terugkrijgen.’ Hij vervolgde: ‘Het gaat niet aan, dat het Indonesische volk zou moeten lijden als gevolg van de Hollandse koppigheid.’ | |
[pagina 93]
| |
9 januari 1958Frieda was gisteren bij haar ouders in Darien, Connecticut, geweest en vertelde, dat haar vader voor het eerst aan mij had gerefereerd als ‘dat heerschap’ in plaats van het gebruikelijke ‘die schoft’. Zij was hier uitzonderlijk verheugd over. Ik zei niets. Om 10:00 werd ik vanmorgen ontvangen door de heer Leigh. Nà zijn ideëen over de internationale politiek te hebben uiteengezet deelde hij mee, dat ook omdat mijn naam in de V.S. totaal onbekend was, ik eigenlijk niet bruikbaar voor hem was om lezingen te geven. En wanneer hij mij toch zou boeken zouden mijn inkomsten dermate laag zijn, dat ik nà een lezing in Buffalo, New York, mogelijk met 25 dollars schoon aan de haak thuis zou komen. Toen ik dat toch ‘a profit’ noemde begon hij luid te lachen. Daarop vertelde ik, dat ik in het bezit was van een zogenaamde ‘green-card’ omdat ik met Frieda Westerman, een Amerikaanse, was getrouwd. ‘Waarom heb je me dat niet meteen gezegd?’ Hij riep mevrouw Beatrice Grant naar zijn kamer en zei tegen deze assistente: ‘Helaas ben ik geïnteresseerd in mijnheer Oltmans.’ Ik had met Mrs. Grant daarop een uitvoerig gesprek. Zij zei dat morgen mijn contract gereed zou liggen. Dat was tenminste een begin. Ik telefoneerde meteen naar Frieda bij de K.L.M. op Idlewild, dat ik een eerste start had gemaakt. Rochmuljati van de permanente missie van Indonesië bij de U.N.O. complimenteerde me met mijn artikel in de Wall Street Journal. Het persbureau Antara had de tekst op de telex gezet. Ook dr. Ali Sastroamidjojo was nu bereid mij spoedig te ontvangen. Belangstellende brief van mejuffrouw Gertrude Buringh Boekhoudt. Ook mijn Moeder schreef zéér regelmatig uit Zuid-Afrika. | |
10 januari 1958Vanmorgen tekende ik een contract bij W. Colston Leigh tòt 31 augustus 1959. Ik zou 65 percent van de lecture-fees mogen behouden en zou mijn eigen reiskosten en hotels betalen. Er moest 150 dollars worden overgemaakt voor publicity-doeleinden en het drukken van een lezingenfolder met foto. Lunchte met Arnold Brackman van de New York Times in het restaurant van deze belangrijkste Amerikaanse krant. Hij was indertijd correspondent voor de United Press in Indonesië en werkte momenteel voor de speciale nieuws sectie van de zondag-editie van de New York Times. Hij was goed bekend met | |
[pagina 94]
| |
de meeste mensen in Indonesië en Nederland, die ik ook kende. We hadden heel wat te bespreken. Hij wist niets over de Wittebrug Conferentie en wilde alle details, ook over het Adres aan de Staten-Generaal, nauwkeurig weten. Hij meende, dat ik een artikel moest schrijven voor ‘Pacific Affairs’. Hij zou ook naar Don Dillon van de U.P. bellen om mij te ontvangen. | |
11 januari 1958Oma Westerman schreef haar kleindochter vanmorgen een brief om op te biechten, dat ze er spijt van had haar lievelingskleindochter slecht te hebben behandeld. Ze schreef openlijk, dat haar gedrag door jaloezie werd ingegeven, omdat Frieda nu van ‘een vreemde’ was gaan houden. Het speet haar allemaal ten zéérste. ‘Ik laat jou toch alles nà wat ik je nà wilde laten, maar alleen zal ik het later, veel later pas doen.’ Frieda ging op haar vrije dag opnieuw naar haar ouders. Zij had haar geboorte-papieren nodig, omdat ik mij nu diende te laten inschrijven als ingezetene in de V.S. Toen ik Frieda om 18:20 van de trein haalde op Central Station zag ze bleek en onthutst. ‘The war is on again,’ waren haar eerste woorden. Twee dagen geleden was de Vader nog redelijk geweest maar vandaag had hij opnieuw gescholden en getierd. Hij zou haar persoonlijke papieren nooit afgeven zolang ze om bleef gaan ‘with the scum of the earth’. Sukarno was volgens vader Westerman ook een homoseksueel, en daarom had ik in Djakarta steeds in het paleis gewoond. Maar nu was ik in Indonesië inmiddels uitgekotst en op de U.N.O. zou ik ook geen poot aan de grond krijgen. Daar zou hij wel voor zorgen. Zijn advocaten zouden nagaan of ik niet permanent uit de V.S. zou kunnen worden geweerd. Ze zei letterlijk: ‘Ik kreeg koude rillingen, toen ik zijn ogen zag bij de stortvloed van beschuldigingen. Ik geloof, dat hij verliefd op me is. Mijn moeder huilde aan één stuk door en verweet zichzelf, dat ze me ooit alléén naar Holland had laten gaan.’ Frieda maakte zich de meeste zorgen over de advocaten waar hij opnieuw mee dreigde. Hij had ook gezegd: ‘Ik zal ambassadeur Van Roijen bellen en hem zeggen, dat die man een homoseksueel is. Ik heb tenslotte meer macht dan hij.’ Op dàt moment was mijn eerste reactie: zie je wel, er is wezenlijk nog altijd niets veranderd. Frieda zal me nooit door haar ouders worden gegund. Zelfs wanneer we werkelijk van elkaar zouden gaan houden, niet op biologische of maatschappelijk voorgeschreven gronden, maar echt, dan zouden we | |
[pagina 95]
| |
nog tot in lengte van dagen met de obstructie van de ouders moeten worstelen. De moed zonk me die avond in de schoenen. | |
13 januari 1958De New York Times toonde vanmorgen een foto van Sukarno, die in Cairo arriveerde en door Gamal Abdel Nasser werd ontvangen. De president is dus toch op reis gegaan. Ik droomde van Martin. We wandelden ergens en een K.L.M.-vliegtuig kwam heel laag over. De steward sprong eruit. Het toestel viel in een kanaal. Terwijl ik stond te kijken was Martin verdwenen. Het maakte me woest. Frieda stond om 05:30 op. Ik viel opnieuw in slaap en droomde opnieuw van Martin en hij verdween weer en ik kon hem niet vinden. Frieda belde in de late middag vanaf de airport. Haar moeder had haar op haar werk bereikt en toegezegd, dat de benodigde papieren toch naar haar zouden worden opgezonden. ‘We do not love Wim. We wished you would not support him, but you must find out for yourself. Pappie meant you to have the papers, but became crazy again, when he saw you sitting there.’ Frieda vertelde, dat zij ook een ander familielid op de airport had gesproken, die de houding van haar ouders tegenover ons ‘een schandaal’ had gevonden. | |
14 januari 1958In het gebouw van de Indonesische missie ontmoette ik eerst Mr. Kwee Djee Hoo, met wie ik als Indonesische Hoge Commissaris in Den Haag juist altijd een uitstekend contact had gehad. Hij begreep ook niet wat er met Maramis en Sudjoko aan de hand was geweest: ‘Denkt u maar dat het een geschil is op persoonlijke basis.’ Oud-premier Sastroamidjojo ontving me samen met Rochmuljati. Toen ik binnen kwam, zei hij vrijwel meteen: ‘Eerst moet Drees weg, dan kan er misschien wat worden bereikt.’ De oud-premier van Indonesië, die in Leiden had gestudeerd, meende dat er naar een coalitie tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. moest worden gestreefd. Hij betreurde de verslechtering van de betrekkingen met Nederland. ‘In 1953 ben ik naar Leiden teruggegaan en heb het graf bezocht van mijn oude leermeester, professor Van Vollenhove. Ook ben ik naar de kamer teruggegaan, waarin ik tijdens mijn studiejaren had gewoond. Onlangs ontving ik zelfs een brief van een ingenieur in Chicago, De Wilde, met wie ik in Indonesië op de lagere school had gezeten. Daarna zou ik de premier worden, die het langst onze regering zou leiden. Ik | |
[pagina 96]
| |
kende tenslotte na dertig jaar in de nationalistische beweging te hebben gezeten iedereen. En nu zijn we zo diep gezonken in de relatie met datzelfde Holland. Uw regering heeft gedacht, dat we bluften, toen we dreigden met sancties nà acht jaren geprobeerd te hebben de problemen met gesprekken en onderhandelingen op te lossen.’ Plotseling confronteerde hij me met de vraag: ‘Waarom bent u mij in Djakarta nooit komen opzoeken?’ Daar moest ik hem een antwoord op schuldig blijven. Ik had met zijn zoon in Italië gereisd, maar inderdaad, daarin was ik tekort geschoten. ‘U was gewoon fout,’ zei dr. Sastroamidjojo. Tenslotte spraken we over Nieuw-Guinea, de Wittebrug Conferentie. Ik refereerde het laatst aan de problemen met Maramis en Sudjoko, waar hij niet op in ging. ‘Ik ontving dezer dagen,’ zei Pak Ali, ‘een brief van een Amerikaanse socioloog, die mij verweet, dat Papoea's geen Indonesiërs waren. Ik heb hem terug geschreven: “Zijn volgens u de Papoea's dan Nederlanders?”’ Rochmuljati raadde me aan van nu af regelmatig contact met Sastroamidjojo te houden. Ik liep even bij mijn vriend William Bast binnen. Hij vroeg: ‘Ben je nu getrouwd?’ ‘Ja,’ antwoordde ik, ‘maar dat is een apart hoofdstuk.’ Bij thuiskomst kondigde Frieda manhaftig aan, dat ze het absoluut belachelijk vond, dat ik nu veertien dagen in de V.S. was en we samen sliepen en vrijden, maar geen seks hadden gehad. ‘Als je er nu eens niet meer over praat en dit zijn natuurlijk beloop zou laten, zou dit beter zijn,’ antwoordde ik. ‘Ik neem het niet langer,’ was haar standpunt. ‘Je bedoelt, nu de laatste botsing met je ouders met een sisser lijkt te zijn afgelopen zouden wij op de plaats rust een punt moeten zetten? Hoe kan ik je toch uitleggen, dat wanneer ik ongelukkig of upset ben, ik achter de piano ga zitten en rust en troost vind. Helaas werkt seks bij mij niet op dezelfde wijze. Heb geduld, please, en drijf me niet steeds verder van je vandaan.’ | |
[pagina 97]
| |
Sukarno ‘een persoonlijk en geheim verbond’ met Moskou had gesloten. Het dagblad De Tijd (R.K.) maakte er een kop van, dat het verbond reeds was gesloten en dus een feit zou zijn. Het dagblad Trouw (Prot.) zette achter Goedharts mededeling een vet vraagteken. Ik vroeg me af of men direct of indirect door de veiligheids-diensten of de C.I.A. werd gesouffleerd.Ga naar voetnoot29. Bernard Person vroeg of ik Sastroamidjojo om een interview voor hem wilde vragen. ‘Jij hebt zulke goede betrekkingen met ze.’ In een studio op 57ste Straat liet ik een foto maken voor mijn lezingenfolder. De fotografe begon te huilen, toen ik vroeg wie de vijftienjarige jongen was, die prominent op haar bureau stond. Het was haar kind, Bob, die tien jaar geleden aan kanker was overleden. ‘Hij schilderde al zo mooi,’ zei ze, en beide schilderijen in de studio van een boom in een storm en een boom in de sneeuw, waren van hem. ‘It was not right, it was not right,’ mummelde ze haar tranen met een zakdoek opdrogende. Wanneer Martin zou sterven, dacht ik, zou ik dan na tien jaar nog zó huilen? | |
17 januari 1958Sprak met Rochmuljati in haar flat. Mij bleek, dat ze niet veel respect voor Bungkarno koesterde. ‘Waar ik vooral als Indonesische vrouw bezwaren tegen heb, is zijn gedrag tegenover dames. Hij is ziekelijk gesteld op gezelschap van vrouwen wat me misselijk maakt.’ Verder bleek ze nogal wat moeilijkheden te hebben met dr. Sastroamidjojo. Zij liet zich ontvallen: ‘Eigenlijk ben ik maar blij, dat hij hier in New York zit, want nu kan hij het land minder schade thuis berokkenen.’ We dronken een glas Cinzano. Zij prepareerde een heerlijke maaltijd. Toch verwarde me een dergelijk gesprek met een vertrouwde Indonesische. Ik begreep steeds beter hoe onvoorstelbaar veel verdeeldheid er onder hen heerste ten aanzien van de hoogste leiding in het land. Ze vroeg zich wel af waar Hollanders als Goedhart hun diepe haat jegens Sukarno vandaan haalden. ‘Wat hebben ze toch tegen hem?’ zei ze. De Amerikaanse fotograaf, Leonard Freed, die via mij John van Haagen had leren kennen schreef over een ontmoeting met hem het volgende: ‘John is one of the most singular persons I have ever met. His qualities make me uncomfortable in rela- | |
[pagina 98]
| |
tion to my own. I sometimes feel, I am talking to an angel and at other times to the diabolical. I leave him feeling the part of the poor mortal that I am, so elegantly does he express himself on matters of right and wrong. He leaves one little room for discord.’ Naast Azië en Afrika ontwikkelde ik die dagen een verdere belangstelling voor de Sovjet-Unie. De drie broers van mijn grootvader Poslavsky, Yuri, Vladimir en Alexander waren in gevangenschap in dertiger jaren als Tsaristische officieren bij de beruchte pogroms van Stalin geliquideerd, mede waardoor anti-Sovjetisme met de paplepel bij me was ingegoten. Veertig jaar geleden op 18 januari het enige in vrijheid gekozen parlement van Rusland, dat ooit heeft bestaan, letterlijk één dag vergaderd, om vervolgens door Lenin en de Bolsjewieken op non-actief te worden gesteld. De Kerenskyregering had namelijk verkiezingen uitgeschreven, die door de Bolsjewieken werden getolereerd, omdat zij er van uitgingen een overwinning te zullen behalen. Meer dan de helft van de kiesgerechtigden in Rusland bracht een stem uit. Van de 707 gekozen leden voor de Constituerende Vergadering werden 370 Revolutionaire Socialisten en maar 175 Bolsjewieken gekozen. Na één dag vergaderen, en nà de verkiezing van V.M. Chernov (S.R.) tot voorzitter, liet Lenin het Tauride Palace door militairen en matrozen afgrendelen, waarna de kleine minderheid van Bolsjewieken de macht in het land permanent zou overnemen. | |
[pagina 99]
| |
19 januari 1958 (dagboek)In Amsterdam verwelkomde Koningin Juliana vandaag uit Indonesië gerepatrieerden, die met de ‘Sibajak’ waren aangekomen. Zij sprak de volgende woorden: ‘Ik heet u hier allen van harte welkom. U zult allen blij zijn, dat deze reis is afgelopen en dat u behouden bent aangekomen. Ik hoop, dat u weet hoe zeer wij hier de laatste tijd met u hebben meegeleefd. Het zal moeilijk geweest zijn afscheid te nemen van het land, waarvan u hield. Hier zijn alle mogelijke maatregelen genomen om u behulpzaam te zijn. Maar u komt aan in uw eigen land, onder uw eigen mensen en ik hoop, dat u zult voelen hoe welkom u hier bent. U komt hier aan in de storm, die u even zal hebben doen terugdenken aan de stormen, die u de laatste tijd hebt meegemaakt. Wel komt u aan in de sneeuw, een schouwspel, dat velen uwer kinderen nog nooit hebben gezien, maar gelukkig heeft ook de zon vandaag nog geschenen. Ik hoop, dat u nog iets van die warmte zult voelen in de harten van diegenen, die u hier zullen ontvangen. Hartelijk welkom!’ | |
20 januari 1958Kroonprinses Beatrix zou later deze maand een bezoek aan Curaçao brengen. Ik stelde Frieda voor er samen naar toe te gaan. Ze was enthousiast. Intussen had oud-premier Sastroamidjojo op mijn introductie een interview aan Person gegeven. Rochmuljati zei, dat het een sukses was geweest. Person stelde voor, dat ik het als eerste zou lezen. | |
21 januari 1958Secretaris-generaal Dag Hammerskjold gaf vandaag een persconferentie. Er waren zeker honderd journalisten aanwezig. Hij was vergezeld door Ralph Bunche. Ik baseerde mijn vraag op de jongste uitlatingen van Willem Drees. Mr. Oltmans (Vrij Nederland): ‘The Netherlands Prime Minister has recently said in an interview to the United Press concerning the continued conflict between my country, the Netherlands, and Indonesia: “It has now become the duty of the United Nations to act.” Would you consider Dr. Drees' declaration to the United Press a green light for this Organization to go ahead and take definite officially announced steps to mediate the continued Netherlands-Indonesian dispute, | |
[pagina 100]
| |
since Indonesia has been pressing for such action during four sessions of the General Assembly?’ The secretary-general: ‘I think that if Dr. Drees wants us to take this type of action that you have in mind, it is more likely that he would approach us directly. That is to say, I would not considor an expression of opinion to the Press - although it is very important and I have noted it carefully - as giving me formally any green light. That would depend on direct contact between the Dutch Government and myself.’ Later werd mijn vraag aan Hammerskjold door de U.N.-radio uitgezonden. '‘Antara’ nam de tekst op in haar bulletin. Bernard Person zei de vraag te zullen gebruiken voor Radio Nederland Wereld Omroep. Ik telefoneerde Robert Kiek van De Telegraaf om hem de tekst door te geven. Hij antwoordde: ‘Dank u zéér voor deze collegiale daad.’ Ik dacht, waarom niet? Ik zag de film ‘Bonjour Tristesse’ over een meisje, die de werkelijkheid onder ogen zag en eenzaam en verdrietig werd. Ze bouwde een muur om zich heen, zoals we eigenlijk allemaal doen. Alléén de meeste mensen slagen erin om iemand, een man of een vrouw, mee in het eigen fort te nemen. Alle mensen zoeken een mascotte. Mijn mascotte is nog altijd Martin. | |
23 januari 1958Rochmuljati waarschuwde me, dat Pak Ali gezegd had, mij op een afstand te houden, want hij kreeg toch het gevoel, dat ik probeerde carrière te maken door de naam van President Sukarno te pas en te onpas te laten vallen. ‘Hij wantrouwt je toch weer,’ zei ze. ‘Hij denkt zelfs, dat je nu gebruik maakt van het feit, dat hij je heeft ontvangen.’ Ze verduidelijkte dat zij zelf, Sumarjo en ambassadeur Mukarto in Washington ook voortdurend met hem overhoop lagen vanwege de onvoorspelbare ‘tinka's’ van de voormalige premier. Frieda vertelde op het vliegveld jonkheer Van Karnebeek van Stanvac Oil te hebben gesproken. Hij had gezegd, ‘Ik heb Wim in Den Haag ontmoet en hij is okay. Hij ziet er goed uit. Hij weet wat hij wil. Hij zou in Indonesië moeten zitten, want juist nu hebben we hem als journalist dáár harder nodig dan ooit.’ Vader Westerman was met hetzelfde toestel naar Amsterdam vertrokken. Frieda had Van Karnebeek gevraagd zijn mening vooral ook aan haar vader te geven. Ik ontving de Lecture-folder van het W. Colston Leigh lezingen bureau: ik ging in bekend gezelschap verkeren zoals mevrouw Roosevelt, generaal Carlos Romolu, Harrison Salisbury, Archduke Otto of Austria, Earl Clement Attlee, James | |
[pagina 101]
| |
Roosevelt, Marquis Childs, Louis Fischer, Arthur C. Clarke, Gerard Willem van Loon, en Jesse Owens. | |
27 januari 1958Constellation ‘Surabaja’ New York-Willemstad Frieda en ik leefden op, toen we vanmiddag dit toestel binnen gingen voor een trip naar de zon. Servan-Schreiber beschreef de oorlog, die hij zag in details: ‘A section of uniformed “fellagha” dashed down the slope onto the road, stripped Bousquine's comrades of their arms and their clothes, cut out their eyes and everything else on their bodies that could be mutilated and then, on a whistle call from one of their number who had a red stripe or two on his shoulder, disappeared into the underbush again.’ De zwaar gewonde majoor Bousquine zag dit voor zijn ogen gebeuren vanuit een nabij gelegen greppel. Soms lijkt dit soort wreedheden zelfs een biologische wortel te hebben. | |
31 januari 1958We brachten prettige dagen door op Curaçao, maar beleefden andermaal tal van onderlinge wrijvingen en spanningen. Ik weigerde er over in mijn dagboek te schrijven want we waren hier voor ons plezier. Vanavond brachten we door bij Hans en Betty van Lookeren Campagne, persoonlijke vrienden van Henk Hofland. Hans was nu de marine-adjudant van gouverneur Speekenbrink. Deze was tweede man bij dr. Van Roijen geweest in Washington D.C. ‘Ik heb je zondagavond eigenlijk vervloekt,’ zei Hans, ‘want er kwam een lang code-telegram uit Den Haag over jou bestemd voor de heer Rebel van de Rijks Voorlichtings Dienst hier.’ Dat was dus op 26 januari en vóór Frieda en ik nog op Curaçao waren geland. Bij mij ging intussen een licht op. Geheel routineus had ik me nà aankomst bij de R.V.D. gemeld om van de dienstdoende functionaris, de heer Braam te horen te krijgen, dat mij voor het bezoek van Beatrix geen faciliteiten konden worden verleend. (Toen wist ik nog niet, dat er een speciale instructie uit Den Haag was gekomen om mij te weren, ondanks de opdracht van het weekblad Vizier om een repor- | |
[pagina 102]
| |
tage te schrijven.) Hans van Lookeren vertelde verder, dat er tal van niet ter zake doende informatie in het code-telegram had gestaan ten aanzien van mijn persoon en mijn activiteiten in de V.S. Zijn zondagavond was er in ieder geval door vergald, want ook gouverneur Speekenbrink moest onmiddellijk kennis van de inhoud nemen. Nu werd ik dus ook op de Antillen door Den Haag achtervolgd. Er werd van regeringszijde een onwettige poging ondernomen opdat ik mijn journalistieke werk niet zou kunnen doen. Ik ging naar hoofdredacteur A. de Wit van de Beurs- en Nieuwsberichten, die vandaag in zijn krant berichtte ‘Persdictatuur van de R.V.D.’. Ook de Amigoe di Curaçao maakte melding van het incident, nu de censuur op bevel van Den Haag was doorgevoerd. Ik wendde me op advies van collega De Wit tot minister Ciro Kroon, die ogenblikkelijk ingreep en regelde, dat mij persfaciliteiten werden gegeven. Volgens de minister had Den Haag niets met mijn perskaart te maken. Ook meende hij, dat de betrekkingen met Nederland in het algemeen verslechterden door nonchalance van de zijde van de Nederlandse regering. ‘Het Unie-statuut met de Antillen ging steeds meer naar het Akkoord van Linggadjatti met Indonesië stinken,’ aldus minister Kroon. ‘Teveel Haagse politici zitten nog steeds met één been in het verleden.’ | |
1 februari 1958Minister Kroon (Sociale Zaken) had me uitgenodigd om vanmorgen om 11:30 naar het kabinet te komen voor een ontmoeting met premier E. Jonckheer, mr. S.W. van der Meer (Justitie) en hemzelf. Er volgde een lang en diepgaand gesprek waaruit ik onmiddellijk kon opmaken, dat bij de overheid in Willemstad onvrede heerste ten aanzien van de regering-Drees. We besloten maandagavond met zijn driëen bijeen te komen en een uitvoerig interview in elkaar te zetten, bestemd voor Vrij Nederland. Het moest als barometer fungeren voor de huidige stand van zaken tussen Willemstad en Den Haag. De heer Jonckheer vroeg via de intercom aan zijn secretaresse, wat zijn programma maandag was. ‘U moet naast prinses Beatrix zitten tijdens de rijtoer door de stad.’ ‘Kan ik daarna weg?’ vroeg de premier. De ongeoorloofde démarche van Den Haag mij als journalist op de Antillen buitengesloten te krijgen, zou als een boemerang werken. Ik was er juist door in contact gekomen met de premier en enkele leden van het kabinet, die in het conflict | |
[pagina 103]
| |
duidelijk mijn zijde kozen, ook omdat zij om tal van andere redenen er genoeg van hadden steeds maar weer op inmenging vanuit Den Haag te moeten reageren. Gouverneur Speekenbrink gaf aan de vooravond van de komst van Beatrix een proclomatie uit. Men diende de handen ineen te slaan en de onderlinge geschillen te vergeten ‘om gezamenlijk onze geliefde prinses te ontvangen’. Flauwekul, want voor de meerderheid van Curaçaoënaars had Beatrix thuis mogen blijven. | |
2 februari 1958De avond brachten Frieda en ik bij Hans en Betty van Lookeren Campagne door. Hans' eerste indrukken van Beatrix waren aardig. Hij verliet ons om 22:00, omdat hij de prinses op een autotocht door de stad moest begeleiden, samen met freule Röell. Hij vertelde, dat mijnheer Rebel al verscheidene blunders had begaan. Zo had hij een groep journalisten ingedeeld op het oorlogsschip ‘Van Speijk’ zonder de commandant Zeemacht hier (Goossens) erin te kennen. Rebel had zijn verontschuldigingen moeten aanbieden. ‘Die man is onmogelijk,’ zei hij. Wat hem ook was opgevallen, dat toen Beatrix meedeelde vanavond een rondrit te willen maken, mevrouw Speekenbrink achter haar rug om de ogen ten hemel had geslagen. Later zat ik met Frieda nog op het terras van het hotel. We spraken opnieuw over onze relatie. Hoe kwam het, dat we toch voortdurend uit elkaar dreven? Ik zei de indruk te hebben, dat de familie‘pekara’ haar achterdochtig ten aanzien van mij had gemaakt en dat alle systematische stokerij van die zijde mijn spontaniteit tegenover haar nog verder had gefrustreerd. Ik zag haar met totaal andere ogen dan twee en zeker drie jaren geleden. Met Martin en John kon ik volkomen onbevangen spreken, terwijl er bij haar veel ongezegd bleef en er altijd angels onder het gras schenen te zitten. De moeilijke en pijnlijke relatie met Frieda sleepte zich in 1958 voort. Zoals ook mijn zielsconflict over incidentele, oppervlakkige seksuele contacten met jongens bleef voortbestaan. Wat was het, dat me altijd weer ‘vrij’ deed voelen om met vrienden seks te hebben en Frieda als verboden seksueel gebied te blijven beschouwen? Door de eeuwen heen is gefilosofeerd en geschreven over het ideale model van waarachtige vriendschap als de band tussen mannen. ‘Men, it has been written, give each other comfort, support, validation, love - even fulfillment and completion, the very wholeness that, in modern times, is the preserve of lovers,’ | |
[pagina 104]
| |
schreef de psycho-analytica Lillian Rubin.Ga naar voetnoot30. | |
3 februari 1958 (dagboek)Willemstad, Curaçao Frieda vloog terug naar New York om haar werkzaamheden bij de K.L.M. te hervatten. Ik had Mathieu Smedts reeds een telegram gezonden, dat ik druk doende was een gesprek met de premier en twee ministers van de Antillen geverifieerd te krijgen en dat ik dit zo snel mogelijk naar Raamgracht 4 zou expediëren. | |
[pagina 105]
| |
4 februari 1958Gisteravond bracht ik enkele uren door met de heren Jonckheer, Kroon en Van der Meer. Het werd een gedenkwaardige bijeenkomst, ook door wat er inter alia werd gezegd en niet in de V.N.-tekst zou komen. Men ging uitermate secuur te werk. Minister Van der Meer wilde een telegram aan premier Drees nog eens herlezen, wat eenvoudig was, want we kwamen in zijn huis bijeen. Men ging vrij diep in op de vreemde rol van premier Drees, de ministers Helders en ir. Staf, alsmede van de voormalige gouverneurs Kasteel en Struycken. Veel van ons gesprek was absoluut vertrouwelijk, en in die dagen was ik zo naïef om dan ook werkelijk, ook later niet, aantekeningen in mijn dagboek te maken. Ik stond alléén nog meer perplex over de smerigheid van de Haagse politiek en de verbluffende stupiditeiten van Drees en consorten. Ook omdat de ministers het voortbestaan van het Uniestatuut in het artikel betrokken, verwachtten zij unaniem een snelle reactie op de publikatie ervan uit Den Haag.Ga naar voetnoot32. Terwijl Sukarno op weg was van het Nabije Oosten, naar Sri Lanka, brak op Sumatra, met medewerking van kolonels op Sulawesi (Celebes) een opstand uit tegen de centrale regering in Djakarta. Kolonel Maludin Simbolon in Padang, gesteund door Masjumi-voorzitter Mohammed Natsir; de gouverneur van de Bank Indonesia, Sjafruddin Prawinegara; ex-premier Burhanuddin Harahap en de voormalige minister van Financiën, Sumitro Djojohadikusomo, stelde een ultimatum op onder dreiging van het vormen van een tegenregering. Sukarno's geleide democratie wensten deze heren af te schaffen. Mohammed Hatta moest een nieuwe constitutionele, nationale regering vormen, geschoeid op anti-communistische leest. Jaren later zou worden bewezen, dat John Foster Dulles en de C.I.A. in troebel water hadden gevist. De Amerikaanse ambassadeur in Djakarta, John M. Allison, was het dan ook dermate oneens met de misdadige praktijken van zijn regering, dat hij onverwacht en nà slechts korte tijd in Indonesië te hebben gediend, abrupt werd vervangen en naar Polen gezonden. | |
[pagina 106]
| |
hun buurt. Zij begint meer in haar doen en laten op Juliana te lijken, minus de charmante eenvoud van de moeder. Hans van Lookeren wordt steeds enthousiaster over de prinses. Een stewardess van Pan American Airways ging naar Beatrix toe en vroeg om haar handtekening. ‘Het spijt me héél erg, maar ik heb zojuist iemand anders geweigerd en nu moet ik u ook weigeren,’ zei de jonge prinses. Pum, het zusje van Gerard Hueting, de vriend met wie ik in de oorlog verzetsactiviteiten ondernam, is getrouwd met Peter Keg, die als officier naar Indië ging na 1945. Gerard werd eerst bij de NEFIS (inlichtingendienst) in Indië geplaatst, raakte voldoende overstuur van wat hij zag dat er gebeurde en werd daarop elders ingedeeld. Pum werkte als verpleegster in Indië. Ik ontmoette hen hier op Curaçao. Zij waren pertinent van mening, dat Nieuw-Guinea nooit aan Indonesië mocht worden ‘weggegeven’, maar aan Australië diende toe te komen. Ze waren heilig overtuigd, dat Nieuw-Guinea zelfs nooit tot Indië had behoord. Pum wist zich te herinneren, dat zij op school al leerde over Nederlands-Indië èn Nieuw-Guinea. Zij spraken voortdurend over ‘Indonesisch tuig’ en ‘ploppers’. Pum stond Indonesische arbeiders toe in haar keuken water te drinken, maar uit aparte bekers. Toen iemand er één verwisselde gaf zij de man een klap in het gezicht. Keg vertelde met enige trots, dat hij eens over een Indonesiër die hem voor zijn radiator had staan pesten, was heen gereden. Tegelijkertijd sprak hij over een Indische jongen, met wie hij bevriend was geweest, en die aan een tropische ziekte was overleden met veel affectie en welhaast met tranen in de ogen. Multatuli had de regent van Lebak reeds omschreven als aanzienlijk beschaafder dan de Nederlandse koloniaal die zogenaamd boven hem stond. Op Bali wordt de karaktertrek ingeprogrammeerd om betrekkelijk rustig te blijven wanneer vooringenomenheid, boosheid en agressie - de boobytraps van ons emotionele leven - komen opzetten. De Kegs maakten op mij een buitengewoon ongecultiveerde indruk. | |
8 februari 1958Minister Kroon vertelde me, dat de heer Rebel onwel was geworden en dat de omgeving van Beatrix had besloten een mijnheer Hermans, voorlichter van de R.V.D. uit Den Haag, te laten overkomen. Nieuw incident, want Kroon zei: ‘Wanneer Rebel ziek is, kàn er geen sprake van zijn dat Den Haag zou decreteren en zonder ons te vragen, dat die andere mijnheer dan maar gewoon komt. We hebben onze eigen heer | |
[pagina 107]
| |
Roosendaal en hij gaat het verdere bezoek van de prinses begeleiden.’ Het werd prompt van Nederlandse zijde hoog gespeeld. Gouverneur Speekenbrink telefoneerde met premier Jonckheer, maar het antwoord bleef categorisch: ‘Nee, geen Hermans, we doen het zelf.’ | |
9 februari 1958Besloot vandaag een gesprek te hebben met mr. dr. Da Costa Gomez, leider van de Nationale Volkspartij, dus de politieke oppositie, met 5 zetels in de Staten. Ik werd hartelijk ontvangen in Independence House en in een zaal binnengelaten waar een vijftigtal mensen vergaderden. De heer Gomez zag me binnenkomen, onderbrak de proceedings en heette me in een korte toespraak welkom, waarna er werd geapplaudiseerd. Daarna droeg hij de voorzittershamer over aan iemand anders en we trokken ons terug. ‘Onze vlag,’ aldus Gomez, ‘is rood, wit en blauw, dat wil zeggen 3/5 blauw (de zee) met Curaçao daar in en een oranje zon er boven. Sommigen van ons zijn echter meer Nederlander dan u, want wij leerden op school precies wanneer de Batavieren binnentrokken.’ Dit was hetzelfde soort uitlating als van Bung Karno, die er altijd aan herinnerde in Indië op school het rijtje Groningen, Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Scheemda, Wildervank en Ter Apel te hebben geleerd en nog veel meer. ‘Wat wij nog moeten leren is onze autonomie werkelijk zelf te gebruiken. U begrijpt, dat we het niet eens zijn met de zittende regering van de Democratische Partij, welke een scherp issue heeft gemaakt van de zaak A. de Wit. Wij, als N.V.P. staan als één man achter De Wit. Een standbeeld moet hij hebben.’ Daarna verduidelijkte de heer Gomez dat De Wit op de H.B.S. een leerling van hem was geweest. ‘Ik zal hem tot het uiterste verdedigen.’ ‘Hebt u er over gedacht, dat zelfs een oud-leerling van u het bij het verkeerde eind zou kunnen hebben?’ vroeg ik. ‘Ach, mijnheer Oltmans, de heer Braam van de D.P. zweept mensen op, die niet beter weten. Wanneer wij aan de macht komen smijten we Braam en minister Van der Meer er uit.’ ‘U bent overigens de eerste Nederlandse journalist,’ vervolgde hij, ‘die niet alléén naar de oude gebouwen is komen kijken, maar ook persoonlijke gesprekken met de verscheiden groeperingen heeft belegd, en dus ook naar de oppositie is gestapt.’ Deze overdrijving leek me een uitstekend moment het woord te nemen. Ik zei, dat het me had verbaasd om te constateren, dat er in de Curaçaose samenleving, zo klein als ze was, zoveel | |
[pagina 108]
| |
ruzie werd gemaakt en zoveel mensen elkaar voor rotte vis uitmaakten. ‘In Nederland zien toch ook de P.v.d.A. en de K.V.P. als grote partijen kans met elkaar samen te werken, waarom niet de D.P. en de N.V.P., met ieder 5 zetels in de Staten? Zou u het niet kunnen opbrengen om boven de huidige ruzie uit te stijgen om als prominent intellectueel een vredesvoorstel te doen? In Indonesië hebben ze onlangs een nationale ronde-tafelconferentie belegd en kans gezien Sukarno en Hatta toch weer voor een gesprek samen te brengen. U werkt hier toch allen voor een en dezelfde zaak, de Antillen? U kunt een dergelijk initiatief nemen, overleg plegen en praten tot er overeenstemming is bereikt.’ ‘Ik ben boos op u,’ antwoordde de heer Gomez en hij citeerde een Engelse dichter. ‘Ik ben jaloers op uw idee. Heeft u even een potlood voor me?’ Hij maakte een notitie. ‘Maandag zal ik een voorstel in de Staten indienen, dat wij eerst gezamenlijk de rechtspositie van de buitenlanders moeten gaan bepalen, dus ook van de Nederlanders, en alle andere kwesties eerst zullen laten rusten, inbegrepen de zaak De Wit. Komt u maandag om 10:00 's ochtends bij me terug, dan wil ik u het stuk eerst laten lezen.’ Ik belde minister Van der Meer. ‘Indien Gomez werkelijk zou menen wat hij u zei, dan is het inderdaad een aardig plan, maar hij zal het niet uitvoeren, want hij is iemand, die met het grootste gemak morgen weer wat anders zegt.’ | |
11 februari 1958Van der Meer kreeg gelijk. Toen ik de heer Da Costa Gomez om 10:00 kwam bezoeken, was hij onvindbaar. Ik belde hem in de late middag nog van de dr. Albert Plesman Airport vóór vertrek naar New York op. Hij gaf me een smoesje, dat hij op me had gewacht en misschien even in de Statenkamer was geweest. Nam hartelijk afscheid van Ciro Kroon, die zei me in New York te zullen bezoeken, wat hij later deed.Ga naar voetnoot33. De Fransen hebben per vergissing het Tunesische dorp Sakiet-Sidi-Youssef gebombardeerd. Zoals de Amerikanen in 1945 het centrum van Nijmegen plat gooiden. Zes Franse journalisten, onder wie Jean Chauvel (het broertje van Pat) zijn er naar toe gegaan en schreven gezamenlijk een reportage. Opnieuw vind ik enige passages bij Henri de Montherlant, die me uit het hart zijn gegrepen: | |
[pagina 109]
| |
‘... que les seules scènes de ménage qu'on ait eue étaient avec elles qu'on ne couchait pas (et qui voualient coucher)...’ ‘... hommes et femmes, en tous point si semblables à des ministres dans une démocratie: toujours les mêmes, - choisis au hasard, - interchangeables, - ne faisant rien, - passant sans laisser de traces...’ En de mooiste van allen: ‘l'Homosexuel calmement, intensivement, rassuramment donne un grand baiser à un ami, parceque se le rend aucune obligation, ni affection permanente: “it's free.” De donner un grand baiser à une amie le fait peur: peur de la création, d'une situation, d'une liaison permanente, pour qu'il ne veut pas accepter la responsabilité. Un homosexuel c'est un vrai libertain: un responsable libertain, qui ne peux vivre qu'avec des relations sexuelles périodiques - sans permanence. C'est un homme plein de curiosité, brûlant d'un désir profond de vivre.’ | |
12 februari 1958New York Stapels post, van alle vrienden, ook uit Djakarta, zelfs van jongens uit Samarinda op Kalimantan. John van Haagen kondigde de geboorte van zijn derde zoon, John Paul, aan. ‘Gelijk met de geboortedag van Beatrix. Ik ben helemaal bij de bevalling geweest,’ schreef hij. ‘God Wim, vreselijk moeilijk ging het allemaal, nooit meer.’Ga naar voetnoot34. Een briefje van mevrouw Eleanor Roosevelt over onze ontmoeting volgende week; ook van mijn ouders en grootmoeder Poslavsky. Albert Hilverdink was ‘na één maand vol wilde herinneringen en opwindende emoties in London opgedaan’ naar Amsterdam teruggekeerd. Hij begon zijn brief met ‘Lieve Treurwilg’. ‘We hebben heel wat leuke parties in London gehad. Op een keer zaten we met vijf mensen met bolhoed en zo in een mieters restaurant. Eén van de vijf ontpopte zich tegenover mij als een gezellige hangplant. Die heeft van mij meer slaag dan eten gehad.’ Ik kreeg de indruk, dat de periode Derek Stuart-Bell tot het verleden behoorde. En een brief van Henk Hofland: ‘Beste Wim, (Nà een inleiding) Ik dacht dat ons meningsverschil over Indonesië allang was opgelost, voor mij in ieder geval wèl, omdat ik helemaal niet meende wat ik zei en ik het goed gevonden zou hebben als je er nog tien maal extremer over dacht dan toen. Ik hoop maar dat | |
[pagina 110]
| |
je het nu wel vergeten bent, want het was niet de moeite waard. In de grond van de zaak ben ik het trouwens steeds met je eens geweest. Ik vind het rampzalig dat de Nederlanders nog altijd maar langs de verkeerde weg opereren. Er komen nu wel hoe langer hoe meer mensen, die er anders over denken en die vinden dat er weer onderhandeld moet worden, maar degenen die het voor het zeggen hebben, lijken wel verlamd te zijn, en voortdurend in hetzelfde kringetje rond te draaien. Ik bemoei mij er op het ogenblik niet meeGa naar voetnoot35.: alles is gezegd in deze kwestie en de fronten liggen vast. Ik maak mij geen illusies dat ik degene zou zijn, die er weer wat beweging in zou moeten brengen... Een paar dagen geleden was Leonard Freed een avond bij ons. Bij die gelegenheid heeft hij lange theoriëen over je geopenbaard. Eerst had hij je relaties met Martin en John niet begrepen, maar later, toen hij goed op je had gelet wèl. Het was hem opgevallen, dat je een vaderlijke houding tegenover ze had. Hij geloofde, dat je je bij hen volkomen thuis voelde. Ik heb hem gezegd, dat hij wel gelijk kon hebben. Maar in de grond van de zaak heb ik nooit begrepen wat de zin van deze contacten was. Je hebt mij dikwijls verteld, dat je van hen hebt geleerd, hoe je met Indonesiërs moet omgaan. Ik ben blind voor die dingen. Ik weet niets van Indonesiërs af trouwens en voor zover ik ervaring heb met niet-blanken zijn het de negers, die ik op straat naar Mimi zie kijken en Arabieren met wie ik over het algemeen heel goed kan opschieten. Dat komt omdat ze over het algemeen naïever, zonder westerse terughoudendheid en meer relaxed zijn. Maar ik geloof, dat ik te oppervlakkig ben om daar meer in te zien dan wat ik onmiddellijk ervaar. Wat natuurlijk wel waar is, en wat ik mij ook steeds realiseer is, dat goed contact tussen mannen voor misschien wel 80 procent op seks en zintuigen is gebaseerd, verder voor 15 procent op klasse en voor 5 procent op hersens. Maar daarover waren we het tien jaar geleden al eens.’ Verder kondigde Henk Hofland aan voor de Haagse Post te schrijven, ‘waarvoor ik wekelijks rijkelijk onbenullig maar gemakkelijk werk lever,’ met de V.P.R.O. bezig te zijn en het plan te hebben Abdel Gamal Nasser in Egypte te gaan interviewen. Zeker was, dat Egypte hem had uitgenodigd en zijn reis betaalde. ‘Constandse is erg sceptisch over de politieke lijn die nà het | |
[pagina 111]
| |
vertrek van Planten door de nieuwe hoofdredacteur Steketee gevolgd gaat worden en nu, heet van de naald, denkt hij over een andere baan als zou blijken dat het hem niet meer beviel. Maar zo'n vaart zal het wel niet lopen. Hij heeft al meer principes begraven op deze krant. Een paar dagen geleden kreeg ik een boekje van hem in handen, dat hij geschreven had toen hij een jaar of 35 was en dat bijna anarchisme puur was. Van dat punt naar deze redactie-buitenland is een lange weg, die hij zonder veel schade voor zijn ziel is doorgekomen. Ik maak me nu dus ook niet ongerust over hem. Wat mij betreft, ik hoop dat ik mijn studiebeurs voor de V.S. krijg en dan zien ze mij hier waarschijnlijk nooit meer terug. Als ik de beurs niet zou krijgen, zou het een ramp zijn en dan zou ik mijn leven helemaal opnieuw moeten gaan plannen, hoe weet ik nog niet. Hoe langer ik hier zit, hoe meer ik het gevoel heb dat ik mijzelf aan het begraven ben, en op een of andere manier moet ik mij dus los scheuren. Door naar Amerika te gaan zou dit betrekkelijk gemakkelijk kunnen: vandaar dat ik het zo belangrijk vind. Over mijzelf ben ik intussen wel uitgedacht: oppervlakkig ben ik met een zekere handigheid in het schrijven. Ook al ga ik naar de V.S., dan nog zal ik mij daar verder in mijn dagelijks werk smoren, geloof ik. Als je het te pakken kan krijgen moet je eens in New-York het nummer van het blad “Dissent” kopen, waarin Norman Mailer schrijft over “The White Negro” met als ondertitel: superficial thoughts on the American Hipster (nozem) of zoiets. Daarin staan dingen die ik zelf zou willen zijn, maar waarvoor mij allerlei belangrijke eigenschappen ontbreken of alleen rudimentair aanwezig zijn. Op sommige gebieden heb ik van mijzelf het gevoel dat ik als een zeehond op het droge loop, terwijl ik het als een kat zou willen doen. Het stuk van Mailer, dat ik je noemde, zal jou ook zeker interesseren. Er staan dingen in die regelrecht uit je dagboek afkomstig konden zijn. Dag. Henk.’ Ir. Hein Vos, lid van de Eerste-Kamer voor de P.v.d.A. antwoordde op mijn protest over de idiote rede van Goedhart in Straatsburg. ‘Wij zijn in de Partij gewend elkaar zoveel mogelijk vrij te laten in onze uitingen, waarbij dan elk vogeltje zingt, zoals het gebekt is. Ik zou voor de socialistische beweging ook geen andere politiek wensen, een door de Partij - in dit geval dus door het Partijbestuur, of een kleine groep daaruit - voorgeschreven gedragslijn, lijkt mij onaanvaardbaar en voor elke beweging gevaarlijk. Ik verwacht, dat u dit met me eens zult zijn. Deze opvatting betekent natuurlijk nog niet, dat men onoverwogen zou mogen spreken. Maar ik heb beslist niet de | |
[pagina 112]
| |
indruk, dat dit bij Goedhart het geval is geweest. Hij heeft gezegd, wat hij meende dat gezegd moest worden. Dat dit voor de President van Indonesië niet aangenaam was, ligt niet helemaal alléén aan Goedhart. De politiek van de Indonesische regering is niet te verdedigen. Sukarno's reis naar Nasser en Tito, de driekwart en honderd procent dictatoren, maakt de zaak alléén maar slechter. Ik zou zelf een andere speech hebben gehouden dan Goedhart deed. Ook vandaag nog pleit ik voor een andere politiek dan de Nederlandse regering volgt. Maar even goed als ik het recht verlang om de politiek van de eigen regering te kritiseren, wens ik ook mij het recht voor te behouden de politiek van de Indonesische regering niet te volgen en onjuist of onrechtmatig te achten. Met hartelijke groeten, H. Vos.’ Ik vond het een droevige missieve. Vos, was die dagen één der meest vooruitstrevende socialistische politici in Den Haag. Het scheen hem niet te deren, dat zijn P.v.d.A.-confrère beledigende en volmaakt onware zogenaamde feiten had aangedragen, b.v. dat Sukarno ‘een persoonlijk en geheim verbond met Moskou’ zou hebben gesloten. Het was uit-de-duim-zuigerij van een hysterische anti-communist. Ook Vos scheen niet in staat het verkondigen van een leugen en het verkondigen van een mening uit elkaar te houden. Ik heb jarenlang vriendschappelijke banden met Vos onderhouden, maar ik liet mijn hoop op de man voorgoed varen. Wezenlijk was hij niet anders dan de rest. Op 18 januari publiceerde de P.v.d.A.-politicus Vos een vierkoloms artikel ‘Nieuw-Guineageschil eist opbouwende regeling’Ga naar voetnoot36. vrijwel meteen gevolgd door een ander groot opgemaakt driekoloms artikel, ‘Onderhandel niet met Indonesië’ van de parlementaire medewerker van V.N. Dries Ekker verbond echter niet zijn naam aan zijn stuk. Intussen gaf John Foster Dulles een persconferentie in Washington. Er werd gevraagd waarom ambassadeur Allison plotseling zijn post in Indonesia had verlaten. Hij begon met te antwoorden, dat het beter was niet uiteen te zetten waarom de regering een ambassadeur verving. Hij kon ook lastig met de waarheid voor de draad komen, namelijk dat Allison het niet eens was met de inmenging van de C.I.A. in Indonesië. Heel schijnheilig voegde Dulles aan zijn exposé over de gebeurtenissen in Sumatra toe: ‘The working out of these problems is primarily an internal problem for the Indonesian people and their Government. Actually, we observe what has gone on | |
[pagina 113]
| |
with interest, but we don't take any part in or interfere with these internal governmental problems.’ In feite loog Dulles of het gedrukt stond. De volgende vraag betrof de politiek van Washington met betrekking tot de ontwikkelingen in Tunesia. Dulles had niet ècht geluisterd en ging onverdroten verder over Indonesia. ‘We would like to see in Indonesia a Government which is constitutional and which reflects the real interest and desires of the people of Indonesia. As you know, there is a kind of “guided democracy” trend there now which is an evolution which may not quite conform with the provisional constitution and apparently does not entirely satisfy large segments of the population. We doubt very much that the people of Indonesia will ever want a Communist-type or a Communist-dominated government. Most of them are Moslems and they would not want, I think, to be subjected to a type of government which everywhere, I would say, where it does have power maintains itself only by coercive methods and does not respond to the will of the people.’ Hier werd hij onderbroken door de betrokken vraagsteller, die hem er op wees, dat zijn vraag Tunesia betrof en niet Indonesia. ‘Ach,’ antwoordde Dulles, ‘daar past immers hetzelfde antwoord op!’ Deze reactie was John Foster Dulles, de anticommunistische kruisvader, ten voeten uit. Hij wist überhaupt niet wat het concept voor ‘geleide democratie’ betekende, noch wat Bung Karno dreef, die zich decennia langer met internationale politieke vraagstukken had bezig gehouden, dan deze kwasi-religieuze amateur op het toenmalige State Department, die blindelings Sukarno ‘een tyran’ noemde.Ga naar voetnoot37. ‘Passions, prejudices, fears, neuroses, spring from ignorance, and take the form of myths and illusions,’ waarschuwde Sir Isaiah Berlin reeds lang geleden bij een lezing in Oxford. Bernard Person vertelde toen ik in Kew-Gardens terugkeerde, dat dr. Sastroamidjojo uitermate verheugd was geweest over de schitterende publiciteit van zijn interview in het Algemeen Handelsblad. Ook de hoofdredactie had Person er per speciale brief hartelijk voor bedankt. Zo prijkten collega's met mijn veren, omdat ik zelf niet meer in het Handelsblad mocht schrijven. | |
[pagina 114]
| |
Stanislaus Joyce schreef een boek over zijn beroemde literaire broer James.Ga naar voetnoot38. Hij volgde Joyce in 1905 naar Triëst, bleef daar een halve eeuw wonen en doceerde Engels. Beide broers zwoeren het rooms-katholieke geloof af en weigerden voor het bed van hun stervende moeder te knielen of te bidden. Omdat ze beiden door pater Jezuïeten waren opgevoed, zei Jim, dat hij ten aanzien van God door hen in vervoering was gebracht. Stanislaus zei later, dat Jim in vervoering bleef en slechts van goden veranderde, de paus werd door hem vervangen door de kunst en het schrijven. Deze kunst bedreef hij met de passie van een gelovige. James Joyce ging echter geleidelijk aan steeds meer drinken, kreeg verkeerde vrienden en raakte verslaafd aan bordeelbezoek, daarbij zoveel mogelijk bewaakt en beschermd door zijn drie jaar jongere broer. De Zwitserse psychiater C.G. Jung merkte nà het lezen van het beroemde werk ‘Ulysses’ op, dat James Joyce waarschijnlijk gek zou zijn geworden, wanneer hij dit boek niet had geschreven. | |
13 februari 1958 (dagboek)Rochmuljati vertelde, dat de Sultan Hamengku Buwono IX in de V.S. was. In Washington probeerde ambassadeur Mukarto de pers te interesseren met hem te spreken. Niemand had belangstelling. Daarna kwam hij naar New-York en probeerde Rochmuljati opnieuw contacten te leggen met de media. Geen enkele reactie. Onmidddellijk nàdat de opstand op Sumatra in Padang uitbrak werd zij bestormd met aanvragen om een reactie van de Sultan op de gebeurtenissen in Indonesia te verkrijgen. Rochmuljati beantwoordde toen alle aanvragen met: ‘Hij dineert ergens, maar ik ben vergeten waar.’ Intussen zag oud-premier Sjoerd Gerbrandy kans zout in de Indonesisch-Nederlandse wond te wrijven door Bung Karno uit te maken voor ‘oorlogsmisdadiger’. De voorzitter van het parlement, dr. Korstenhorst, riep Gerbrandy tot de orde, waarop deze riposteerde met: ‘Ik wist niet dat Sukarno een vriend was van onze voorzitter.’ Intussen vloog Jaques de Kadt (P.v.d.A.) partijgenoot In 't Veld in de haren over de Nieuw-Guineakwestie, terwijl de conservatieve prof. dr. L.W.G. Scholten tot ieders verbazing een beroep deed op het parlement meer begrip te tonen voor de situatie en minder de emoties te laten spreken. Het ‘Antara’ Bulletin maakte vandaag in New York bekend, dat ik lezingen zou gaan geven in de V.S. over de onderwerpen ‘The race for Asian-African friendship’, ‘The slow death of | |
[pagina 115]
| |
colonialism’ en als paraplu-onderwerp, waar dus alles onder zou kunnen vallen: ‘The world scene thru a reporter's eye’. De folder van W. Colston Leigh was gereed en zag er keurig en informatief uit. Albert Besnard zag kans het nieuwe voortreffelijke boekje van prof. Röling in het Handelsblad van 8 februari de grond in te schrijven, zodat ik Besnard een pittig briefje schreef, dat aanving met de woorden: ‘Wat zou u er van zeggen, de pen verder terzijde te leggen en politieke en andere beschouwingen over Indonesië of Nieuw-Guinea voortaan aan anderen over te laten?’ Ik bepleitte, als Constandse, dat Indonesië bij de Redactie Buitenland diende te worden getrokken en dat de tijd om dit onderwerp door ‘ingekankerde oud-kolonialen’ te laten behandelen voorbij diende te zijn. Ik eindigde met: ‘Ik geloof, dat het eerlijk is, wanneer dit eens tegen u zelf wordt gezegd en niet achter uw rug om wordt verkondigd.’ In opdracht van minister Luns was ambassadeur Van Roijen in Washington andermaal naar minister Dulles geweest, bleek mij bij thuiskomst, waarbij Van Roijen opnieuw met verve de politiek van de botte bijl vanuit Den Haag jegens Indonesië had bepleit. | |
14 februari 1958Mijn ouders schreven uit Port Elisabeth een lange brief, waar Frieda tranen bij in de ogen kreeg, wat me overdreven leek. Mijn Moeder beklaagde zich er over weinig of niets van Hendrik en Theo te horen vanuit Kaapstad, ‘wat niet zo leuk is omdat we hier zo totaal geïsoleerd van alles en iedereen zitten. Daarnaast steek jij wel zéér gunstig af, wat dat betreft, dat moet worden gezegd.’ Die ene zin beroerde me. In de U.N.O. sprak ik met de correspondent van de Christian Science Monitor, Mary Hornaday. Zij bleek absoluut niets van Indonesië of over de Nieuw-Guineazaak te weten of te begrijpen. H.G. Franks publiceerde een reportage uit Den Haag over dit onderwerp in de Monitor, die door Sjef van de Bogaart geschreven zou kunnen zijn. Juist omdat journalisten van veel onderwerpen niets af weten, kletsen ze elkaar na en stapelen zich de misverstanden en controversen steeds verder op. | |
[pagina 116]
| |
Sovjet-Unie in Budapest is opgetreden, wat juist is. Maar Time schrijft het volgende: ‘Among the retreating colonial powers, the French have clung longest to the savage techniques of imperialism's unhappy past. (Of waren het de Amerikanen, bijvoorbeeld in Vietnam?) In 1945, when Algerians killed some 100 French in a local uprising in the Constantine area, the French retaliated by bombing and straving towns, killing some 20.000 Algerians before calling a halt.’ Sir Evelyn Baring, Lord Cromer, een diep religieus mens en een efficiente administrateur, regeerde als consul-generaal in Egypte van 1883 tot 1907. Hij beschouwde Egyptenaren als ‘playthings’Ga naar voetnoot39., dus als kinderen, die tegen eigen misvattingen en fouten dienden te worden beschermd en vooral niet met verantwoordelijkheid voor eigen lotsbepaling mochten worden belast. Vele gesprekken, die ik sedert mijn intrede op het gevechtsterrein tussen Nederland-Indonesië in Den Haag had beluisterd waren doorspekt geweest van neerbuigende, kwasi minzame toonaarden ten aanzien van dat volk aan de andere zijde van de evenaar wat men toch oh zo lief had, maar in werkelijkheid werd met een ongekend superioriteitsgevoel tegenover Sukarno en Javanen in het algemeen gesproken. Men gebruikte misschien het woord ‘playthings’ niet meer, maar intussen had een deftige Wassenaarse scheepsbouwer, een voormalige kapitein van het expeditieleger der politionele acties het nog altijd over hoe het was tijdens die oorlog op Java ‘precies als met de konijnenjacht hier in de duinen, alléén schoten we daar op ploppers...’ (dagboek) Mejuffrouw Buringh Boekhoudt schreef uit Baarn: ‘Het deed mijn hart goed, dat je Beatrix zo aardig vond bij haar intocht op Curaçao. Ik zag juist dezer dagen in de bioscoop een aantal flitsen van haar bezoek. Ik was ook erg verrukt. Ze heeft iets erg natuurlijks, dat dunkt mij iedereen voor haar moet innemen. En moet je nu haar bezoek voor een Amerikaanse of Hollandse krant verslaan? Ik zou me toch maar niet teveel met de politiek inlaten, dat lijkt me gevaarlijk terrein. Waarover moet je lectures gaan houden? Je zult er wel een beetje aan moeten wennen, dat je nu een wat minder bewogen leven hebt dan in de laatste jaren. Maar het was ook wel wat abnormaal en op den duur beslist onhoudbaar, zoals je de | |
[pagina 117]
| |
wereld rond gehold hebt. Je moet nu maar eens een beetje wortel schieten. Heb je ook nog iets teruggevonden van je vrienden in Yale?Ga naar voetnoot40. Hier staan crocussen en sneeuwklokjes volop te bloeien. Een erg opwekkend gezicht, want de winter duurt me altijd te lang. Hartelijke groeten, Aunty.’ | |
18 februari 1958Verenigde-Naties Tunesië bracht de Franse bombardementen voor de Veiligheidsraad. Ik heb de debatten op de voet gevolgd en bewonderde ambassadeur Mongi Slim, die in perfect Frans zijn land voortreffelijk vertegenwoordigde. Er circuleerde een Frans memorandum, waarin er op werd gewezen, dat van Tunesisch grondgebied de meest walgelijke misdaden tegen de Fransen in Algerije werden georganiseerd. Het Algerijns F.L.N. had in Tunesië een netwerk van bases en een militaire infrastructuur opgezet om de Franse kolonialisten te bestrijden. Vandaar dus, dat de Franse regering de bombardementen volledig verantwoord achtte ter verdediging van de legitieme belangen van de Franse Republiek in Noord-Afrika. De Fransen in Algerije, de Hollanders op Nieuw-Guinea weigerden te aanvaarden of zich te realiseren, dat wanneer politieke en sociale structuren veranderden de wetten mee dienden te veranderen. Lord Acton schreef eens in 1881, dat de wet der vrijheid de neiging heeft ‘to abolish the reign of race over race, of faith over faith, of class over class. Law is not the realisation of a political ideal but the discharge of a moral obligation.’ Mas Diarto, van het Indonesische ministerie van Voorlichting schrijft dat Ruslan Abdulgani gebruik maakte van mijn artikel in de Wall Street Journal bij een gesprek voor televisie met de B.B.C. Hij vervolgde: ‘Je zou kunnen zeggen, dat de problemen die voor ons opdoemen met de dag veranderen, alsof ze door de tegenpartij zo zouden zijn gepland. Soms schud ik mijn hoofd en denk dan maar dat onze jonge republiek al zoveel moeilijkheden heeft overwonnen waar andere landen aan ten onder gingen. We vergeten wel eens, dat we reeds heel wat bittere examens hebben afgelegd. Waarom zouden we nu, vanwege de Sumatraanse rebellie opgeven? Geen denken aan! Wat Sumitro in Europa uitkraamt, is onzin. Samual doet hetzelfde in Japan. Ze zijn uit op burgeroorlog in Indonesië en om | |
[pagina 118]
| |
de val van Sukarno te bewerkstelligen. En het hameren op het thema dat Indonesia rood zou worden, doet me denken aan het systeem van Goebbels. Amerika moet vrienden in de wereld zoeken en geen vijanden maken. We kunnen onze binnenlandse problemen zelf wel af, no interference please! Veel groeten, Diarto.’ Ik ben voor het eerst door een Nederlandse jongen, die hier voor Jacobson en van den Berg werkt ‘rood’ genoemd. Hij begreep van de Indonesische kwestie geen moer. Herinner me niet hoe hij heette. Keyes Beech schreef gisteren in de Washington Post vanuit Tokio, waar hij met Samual had gesproken, dat de V.S. de Sumatraanse opstandelingen blijkbaar in het geheim steunden. De zogenaamde versprekingen van John Foster Dulles op zijn recente persconferentie waren helemaal geen ‘slips of the tongue’ maar weloverwogen aanmoedigingen voor het klandestiene Padang-regime. Er stonden Amerika drie wegen open: 1) niets doen, wat fataal zou zijn voor de Amerikaanse belangen in zuidoost-Azië, 2) de rebellen voluit steunen en 3) Sukarno steunen en wapens aan de centrale regering leveren, wat het standpunt van de afgetreden ambassadeur Allison was geweest. Bernard Person zei me vandaag dat hij uit betrouwbare bron had vernomen, dat Washington thans de buik vol had van Sukarno. Koren op de molen van Person, die er in zijn onwetendheid precies zo over dacht. Later woonde ik een persconferentie bij van de Franse ambassadeur bij de U.N.O., Georges Picot. Ik zat naast El Abed Bouhafa, die ik uit Rome kende, en die voorlopig de F.L.N. bij de Verenigde Naties vertegenwoordigde. Ik vroeg Picot of Time juiste cijfers had gepubliceerd, namelijk 10.000 doden in Haiphong, 20.000 doden in Algerije en 40.000 doden in Madagascar. Picot was hierdoor verschrikkelijk in verlegenheid gebracht en mompelde, dat hij de juiste cijfers van die acties niet kende. Bouhafa gaf me later een reprimande. ‘Ik vond je vraag unfair, beneden de gordel.’ Misschien had hij gelijk. Time meldde, dat Bungkarno tijdens zijn verblijf in Tokio de hort op ging in gezelschap van een geisha, genaamd Keiko Isozaki. | |
[pagina 119]
| |
nogal hinderde was dat tijdens ons gesprek een secretaresse rustig bleef doorwerken aan een bureau in een hoek. ‘Zéér onlangs,’ aldus mevrouw Roosevelt, ‘ontving ik nog een brief van koningin Juliana omtrent het brandende vraagstuk in uw land van de duizenden evacué's, die thans uit Indonesië terugkeren. Men moet hun een nieuwe plaats geven in uw samenleving. Vanmorgen zag ik opnieuw een bericht in de ochtendbladen hierover. Ik begreep dat uw koningin zich hier ernstige zorgen over maakt. U weet echter zelf hoe moeilijk onze emigratiedienst is met het binnenlaten van nieuwe burgers. Wij doen echter wat we kunnen voornamelijk via de World Church Service. Niet lang geleden heb ik nog een alleraardigst gezin uit Indonesië kunnen helpen. Zij wonen thans in Buffalo, New York. Man en vrouw met vijf of zes kinderen. Zij waren bovendien “colored”.’ ‘Bedoelt u,’ vroeg ik, ‘Nederlanders van Indonesische afkomst?’ ‘Dat denk ik wel,’ antwoordde mevrouw Roosevelt, ‘en in Buffalo zal niemand hen hinderen omdat zij een andere huidskleur hebben.’ Haar gezicht nam vervolgens een diep ernstige uitdrukking aan: ‘Deze koloniale problemen zullen geleidelijk aan moeten gaan verdwijnen. Wanneer men de “mores” van een volk diepgaand wijzigt, kan met alléén met veel geduld en veel tijd de overgang en verandering der fundamentele denkwijze bewerkstelligen. Dit geldt evenzéér voor de V.S., waar wij, zoals u weet, onze moeilijkheden hebben tussen het blanke deel van de bevolking en de zwarten. In onze tijd zal het toch mogelijk moeten zijn, dat alle volkeren in de wereld elkaar werkelijk ontmoeten. Ons aller inspanning zal zich in die richting moeten bewegen.’ Mevrouw Roosevelt sprak over een logeerpartij, enkele zomers terug op paleis Soestdijk. De vriendschap tussen haar en Juliana dateerde uit de oorlogsjaren toen de toenmalige prinses Juliana de Roosevelts op het Witte Huis wel eens bezocht. Zij vertelde, dat tijdens dit verblijf in het witte paleis een mevrouw Greet Hofmans aan de ontbijttafel verscheen, die gebeden zei en rituelen uitvoerde, die haar dermate verontrustten, dat zij haar vertrek uit Soestdijk met opzet had vervroegd.Ga naar voetnoot41. Het gesprek met mevrouw Roosevelt verscheen op 8 maart 1958 in Vrij Nederland uiteraard met weglating van de details over de koninklijke familie, aangezien vermelding ervan die dagen door Smedts zou zijn voorkomen. John van Haagen, trotse vader van een derde zoon schreef, ‘Het is een lief kereltje, heel mooi zwart haar en donkere ogen. Ik | |
[pagina 120]
| |
vind het alléén een ellendig gezicht, zoals hij Greet leeg zuigt. En je moet Rob en Rien zien, die twee rakkers. We moeten oppassen met onze woorden, want ze zeggen alles nà. John Paul heeft meer van Bungkarno dan van Drees, gelukkig aan één kant. Jij zult het een sukses vinden.’ Het schijnt dat de ‘Gajah Mada’ met kolonel John Lie naar Padang is gezonden. Vliegtuigen van de centrale regering hebben Padang reeds gebombardeerd. Heb de formulieren ingevuld om lid te worden van de ‘United Nations Correspondents Association,’ en Bernard Person en Mohammed Bouhafa hebben mij gesponsored. | |
22 februari 1958Minister Ciro Kroon telefoneerde vanuit Willemstad. Vrij Nederland was verschenen met mijn interview. Premier Willem Drees had onmiddellijk per urgentietelegram gereageerd en de bewindslieden uitgenodigd de problemen op de kortst mogelijke termijn in Den Haag te komen bespreken. Reeds over enkele dagen zouden premier Jonckheer en hij naar Den Haag vertrekken. De Indonesische luchtmacht heeft nu ook Menado gebombardeerd. In Washington heeft John Foster Dulles de eed afgenomen van de nieuwe Amerikaanse ambassadeur in Djakarta, Howard P. Jones.Ga naar voetnoot42.. Het is natuurlijk geen toeval dat zes vooraanstaande Amerikanen journalisten in Padang aanwezig waren, namelijk Tillman Durdin voor de New York Times, twee journalisten voor Time & Life, en een correspondent voor de Associated Press en één voor de United Press. Paul Sanders (Het Parool) is bij ‘Antara’ geweest om te vragen of ik thans helemaal voor de Indonesische pers werkte en door Indonesia werd betaald. Hij kreeg ten antwoord: ‘Vrij Nederland publiceerde deze week nog één pagina van hem vanuit de Antillen.’ | |
23 februari 1958Op de persconferentie van Dag Hammerskjöld stelde een journalist uit Saigon weer een vraag, die tien minuten duurde. Person vertelde me, dat deze man laatst bij Hammerskjold had geïnformeerd of hij in het huwelijk zou treden. ‘Dit was nogal pijnlijk,’ aldus Person, ‘want veel mensen vragen zich af of Hammerskjold in vrouwen is geïnteresseerd. Na afloop zei toen een journalist uit India tegen de man uit Saigon: ‘Weet je | |
[pagina 121]
| |
dan niet dat Hammerskjöld gaat trouwen?’ ‘Met wie dan?’ vroeg de Saigonees. ‘Met een jongen uit Latijns-Amerika...’ Person beklaagde zich er verder over dat redacteur Henk Leffelaar hem had geschreven: ‘Ik apprecieer uw artikelen zéér, maar ik moet er nog al eens wat angliscismen uit halen.’ Person had zich groen geërgerd over ‘deze blaag’, die hem zou zeggen hoe te schrijven. De heer Welter publiceerde een artikel in De Telegraaf, fulminerend tegen Indonesië en de Indonesische actie om de Nederlanders eruit te gooien. Ik schreef Welter een protestbrief. ‘Komende generaties van ons volk zitten met de brokken die u en de uwen hebben gemaakt in Indonesië. Daarbij weigert u maar steeds van het toneel te verdwijnen. De grootste dienst, die u, professor Gerbrandy, professor Gerretson en de andere zwetsers over de Japanse tijd van Sukarno en de zogenaamde misdadige gedragingen van Indonesiërs, ons land kunnen bewijzen is naar huis gaan en nimmer meer de mond open doen. W.L.O.’ Mijn vriend, luitenant Basuki, van het Garuda I bataljon uit El Shandure schreef een brief van acht kantjes met groeten van Wahono, kapitein Suwarno, majoor Harsono en anderen. Kolonel Suadi is voor één jaar studie naar Pakistan vertrokken. Bungkarno was bij thuiskomst uit Japan op grootse wijze ingehaald. Het stond zwart van de mensen van Kemajoran tot het Istana Merdeka. ‘Ik wou, dat je erbij had kunnen zijn. Het was overweldigend. Het was alsof iedereen naar zijn thuiskomst snakte en een zucht van verademing slaakte, toen hij goed en wel weer in ons midden was, vooral gezien de laatste gebeurtenissen op Sumatra en Sulawesi. Hoe hebben de buitenlandse kranten daarover geschreven?’ Mijn vriend Basuki vervolgde: ‘Onze kleine boy groeit als kool. Hij is een echte rakker. Hij is enige weken geleden ziek geweest: bronchitis. Wat hebben wij ons ongerust gemaakt. Hij hoestte vooral erg tegen één of twee uur 's nachts, als de zwoele avondlucht over gaat in de koele ochtendlucht. Je weet wel hoe dat is in de tropen. Zijn hele lijfje schokte van het hoesten, zo erg was het.’ Newsweek schatte, dat de bevolking van China, nu nog 650 miljoen, tegen 1980 op één miljard zou komen.Ga naar voetnoot43. | |
[pagina 122]
| |
25 februari 1958Generaal Haris Abdul Nasution heeft verklaard, dat de rebellen van Padang en op Sulawesi vernietigd zullen worden. Nà deze verklaring drukte de New York Times dit nieuws, als gepresenteerd door Bernard Kalb voor het eerst weer op de vóórpagina af. De afgelopen weken kreeg juist Padang voorrang boven nieuws uit Djakarta. Het begon misschien toch in Washington te dagen, dat Bungkarno rustig bleef zitten. Generaal Gatot Subroto ging Ventje Samual in Mendado vervangen. Ik ken hem goed vanuit Djakarta. La Valse la plus que lente, Debussy. | |
26 februari 1958Lunch met James B. Canel, manager of IAPA (Inter American Press Association) in het ‘Valois’ restaurant. We bespraken in detail de zaak van journalist De Wit op de Antillen. Ontmoette een neger atleet, Ed, een voormalige sprintkampioen. Woonde in Brooklyn. Een visgraad jasje met een rood wollen open shirt, een zwarte broek en zwarte Italiaanse schoenen. Een boek over psychiatrie onder de arm. Over bi-seksualiteit zei hij: ‘How can one limit oneself to women? Man do feel attracted towards other men. One should let himself go, in a natural way, like friendship between men contains tremendously much beauty. I think, being bi-sexual is quite normal, but one has to channel one's feelings for other boys: What I mean is: being with another boy, the playing of the feminine role should be cut out. Just act all the way like men do.’ Ik vond hem aardig. Zulke ontmoetingen schenen nooit op te houden. Bij Newsweek sprak ik met Phil Clarke, die Arnaud de Borchgrave tijdelijk verving en overhandigde hem mijn stuk over Indonesië. Hij zei, dat Robert S. Elegant in Padang was om over de opstand te rapporteren. | |
27 februari 1958Minister Ciro Kroon zond mij het volgende telegram: ‘Vertrekken rechtstreeks naar Den Haag a.s. zaterdag terugreis over New-York stop zal je avant datum aankomst seinen Ciro.’ Lang gesprek met Rochmuljati. ‘Wim, je moet je niet laten meeslepen door enthousiasme voor Bungkarno. Voor mij heeft hij afgedaan sinds hij aanpapte met Hartini onder de zogenaamde dekmantel van de Islamitische godsdienst. De sfeer, die hij eerst uitstraalde, is nu verknoeid. Ik zou niet eens | |
[pagina 123]
| |
meer in zijn buurt willen verkeren.Ga naar voetnoot44. Wij, vrouwen van Indonesië, zijn van mening, dat hij nu steeds verder bergafwaarts zal gaan. Wanneer hij alléén maar een affaire met Hartini zou hebben gehad, zouden we hem dit hebben kunnen vergeven. Ik ben “kepala negara”Ga naar voetnoot45., zegt hij. Hij wil, dat alles gebeurt zoals hij het wil hebben. Mohammed Hatta is een tè groot mens, om Sukarno af te vallen. Maar ik kan je aan de hand van “inside information” nu al zeggen, dat er over enkele dagen een nieuwe regering zal worden gevormd, met Hatta als premier. Bungkarno heeft er in toegestemd Hatta de vrije hand te geven. Djuanda zal verdwijnen. Wat dit betekent is, dat de opstand van Padang haar vruchten heeft afgeworpen. Ze hadden geen andere mogelijkheid om te zorgen dat Sukarno zou luisteren.’ Daarentegen was ze het eens, dat de kolonels Samual en Warrouw, en anderen, miljonair waren geworden door klandestiene handel en daardoor ook geen goede partners waren. Ik belde Person. Hij vond de informatie belangrijk genoeg om er een bericht voor het Handelsblad uit samen te stellen. Ambassadeur E. Star Busmann is overgeplaatst van Wenen naar Cairo. Frankrijk kondigde aan, dat sinds het begin van deze maand 3.371 ‘rebellen’ in Algerije waren omgekomen. Wat voor de Fransen ‘rebellen’ zijn, zijn voor de meeste mensen in deze wereld helden, die voor hun vrijheid strijden en dus slachtoffers van een wrede westerse onderdrukkingsoorlog. Emy de Vries Foltinsky schreef, dat Emile van Konijnenburg weer naar Djakarta was vertrokken. Ik besefte andermaal, dat geen Nederlander, maar danook niemand, gebruik makende van zijn voortreffelijke verstandhouding met president Sukarno, zich in zulk een mate uitsloofde te redden wat er te redden was als juist deze man. | |
1 maart 1958Bezocht met Frieda de Jilderda's, vroeger in de directie van Stanvac Petroleum Compagny in Djakarta, nu in hetzelfde Esso-kantoor in White Plains als Frieda's vader. Hartelijke ontvangst. Hij begon met te benadrukken, dat mijn naam in Esso-circles bijzonder slecht was, maar hij gaf toe, dat dit veel te maken had met de activiteiten van mijn schoonvader. Er | |
[pagina 124]
| |
werd nog over het ‘Willem Ruys’-artikel gesproken uit De Nieuwsgier van december 1956. Emerson heeft het al gezegd: ‘We are afraid of truth, afraid of fortune, afraid of death and afraid of each other.’ ‘Ik ken ze allemaal, de politici in de Antillen, waar je over spreekt,’ aldus Jilderda, ‘vergeleken bij hen zijn de Indonesiërs gentlemen! Het Nederlandse standpunt inzake Nieuw-Guinea was volmaakt belachelijk, maar tezelfdertijd was het volkomen verkeerd zoals de Indonesiërs erop reageerden.’ In Lakeland, Georgia, een plaats met 2.500 inwoners, is het volgende gebeurd: Mevrouw Armstrong Baskin (64) verloor na 21 jaar haar betrekking als onderwijzeres aan de lagere school met een salaris van $ 3.300 per jaar. Vier maanden geleden liet ze haar klas te laat naar huis gaan, zodat de schoolbus, die drie jongens mee naar huis had moeten nemen, al was vertrokken. Zij bood aan de kinderen zelf naar huis te brengen, maar tot haar ontsteltenis, bleek haar auto een lekke band te hebben. Op dat moment naderde een schoolbus, die zwarte kinderen naar huis reed. Pat Taylor, negen jaar oud, vroeg de onderwijzeres toestemming, met die bus te mogen meerijden, wat mevrouw Baskin toestond. Toen de Vader van Pat hoorde wat er was gebeurd, beklaagde hij zich bij de County Superintendent of Schools. Er werd een zaak van gemaakt. Na de kerstvakantie was de heer Taylor voldoende bekoeld om zijn klacht in te trekken, maar de bureaucratie had haar vernietigende werk reeds gedaan. Mevrouw Baskin werd op straat gezet omdat zij een negenjarige blanke jongen in een bus met negerkinderen had laten meerijden. Heb in het Station W.Q.X.R. van de New York Times naar een pianotrio van Beethoven en vervolgens naar het forellenquintet van Schubert geluisterd, wat we dikwijls op ‘De Horst’ speelden. Ik huilde van de emoties en de herinneringen. Shapiro speelde prachtig de cello, tenslotte mijn instrument. | |
2 maart 1958President Eisenhower heeft de Shah van Iran gevraagd naar Washington te komen. De toestand in dat land schijnt zéér verslechterd te zijn. John Foster Dulles debiteerde op 26 februari de enormiteit, dat Sukarno's geleide democratie doctrine een naam was, die misschien aardig klonk, ‘for what I fear would end up to be communist depotism’. De ellende met dit soort uitspraken was en is, dat zij prompt te boek werden gesteld in publikaties van de meest verschillende aard, en daarmee tot doctrine werden van | |
[pagina 125]
| |
beschouwingen over de ontwikkelingen in Indonesië, of wat de politiek van Sukarno zou zijn. Dulles kraamde klinkklare nonsens uit, maar wie controleerde wat er werkelijk van waar was. Ik constateerde, dat bijvoorbeeld de uitgave van de Council of Foreign Relations in New York, in het jaarboek ‘The United States in World Affairs in 1958’ doodgemoedereerd de onzin van Dulles overnam als realiteit.Ga naar voetnoot46. Ben begonnen met een boek over mijn eigen Indonesische ervaringen te schrijven. Zou het lukken dat in de V.S. uitgegeven te krijgen? Werkte er vandaag 16 uur aan. | |
3 maart 1958Sukarno en Hartini hebben een zoon gekregen. Rochmuljati zal wel weer in de gordijnen klimmen. Bungkarno en Hatta spraken opnieuw anderhalf uur samen. Daar komen natuurlijk de geruchten vandaan, dat Hatta premier zal worden. Van Konijnenburg zal ook wel ergens een rol spelen in Djakarta. Hatta verklaarde na afloop: ‘We must solve the present situation by ourselves and among ourselves. No foreign power must be allowed to gain from our troubles.’ Volgens Hatta zouden de communisten niet in de nieuwe regering moeten komen, maar als oppositie zouden zij nuttig werk kunnen doen om de corruptie te helpen bestrijden. Ik ging in Radio City Music Hall naar de film ‘The brothers Karamazow’. De priester in de film herinnerde me aan Martin. Er was een bioscoopbediende met een zaklantaarn en witte handschoenen, een jongen van Italiaanse afkomst, die me achteraan een hoek-plaatsje gaf. Hij kwam toen de film al lang was begonnen, steeds weer naar me toe. Eerst fluisterde hij: ‘I would like to kiss you over your body. I never acted like this before, I mean it. I am all excited.’ Hij kwam steeds weer terug. Eén keer kwam hij naast me zitten en haalde zijn penis te voorschijn om zijn erectie te laten zien. ‘Do you believe me now,’ vroeg hij met haast smekende donkere ogen. Vlak vóór het einde van de film kwam hij nog éénmaal en gaf me een papiertje: ‘Please don't disappoint me, will you telephone me?’ Naam: Tom Feola uit Brooklyn. Mijn ouders schreven uit Port Elisabeth mijn lecture-folder ‘denderend’ te vinden. Mijn moeder: ‘Echt een document om mee te geuren, maar omdat we geleerd hebben dat je dat nooit moet doen, zullen we er slechts op bescheiden schaal toe over gaan, bijvoorbeeld door hem morgen mee te nemen naar | |
[pagina 126]
| |
“Waterhof” in Kaapstad.’ Mijn Vader schreef: ‘Krijgen je toehoorders ook gelegenheid tot vragen stellen? Dan kan er nog heel wat debat ontstaan. Maar je moet je beslist niet laten meeslepen door je gevoelens en uiterlijk kalm en beheerst blijven. Het is ook beter zo min mogelijk of helemaal geen namen te noemen. Spreek maar over “het westen” dan noem je tenminste geen bepaald persoon als zondebok, zoals John Foster Dulles of een ander. Want ook voor die persoon geldt immers “Man glaubt zu schieben, wird aber geschoben!” En wat in de politiek enkele jaren geleden als hoogste waarheid werd beschouwd wordt dikwijls nu al als een blunder uitgekreten, en zo kan het dus ook met jouw tips gaan.’ (Nà de dood van mijn ouders vond ik een brief van deze datum van mijn grootmoeder Poslavsky aan mijn ouders: ‘Van Wim heb ik ook een folder gekregen. Hij staat er erg goed op. Die lezingen zal hij beslist héél goed doen. Daar ben ik van overtuigd. Ik vind het alléén erg jammer, dat hij zó pro-Sukarno is. Als hij pro-Hatta was geweest, had ik er vrede mee gehad. Maar ja, dat doet aan zijn journalistieke waarde niets af. Dan ben je aan je naam verplicht het ook te zijn. En wie weet, hoe 'n vriendelijk mens Sukarno eigenlijk is.’) Aardige brief van minister Ciro Kroon uit de Antillen. Hij sloot 42 dollars in voor de telefoongesprekken, die ik vanuit New York op zijn verzoek met hem had gevoerd. ‘Wij zijn je erg erkentelijk voor het open oog, dat je hebt, voor onze moeilijkheden op de Antillen. Ciro.’ Premier Jonckheer was voorafgaande aan de reis naar Willem Drees eerst nog overleg gaan plegen met premier mr. S.D. Emanuels van Suriname. | |
5 maart 1958Droomde dat ik bij de Schimmelpennincks logeerde en mevrouw een zoen gaf. Ook hielp ik bij het ophangen van schilderijen. Morgen is het negen jaar geleden, dat Wonk Schimmelpenninck in Djokja sneuvelde. Generaal Raoul Salan maakte in Algiers bekend, dat het Franse leger gedurende de eerste twee maanden van 1958 8.000 ‘rebellen’ vermoordde. In 1957 waren er 32.000 gedood. Franse verliezen bedroegen 2.500. Het herinnerde me aan de oorlogscommuniqué's van Hitler, toen hij bezig was de oorlog in de Sovjet-Unie te verliezen. | |
[pagina 127]
| |
Ik heb het artikel van Norman Mailer ‘The White Negro’ eindelijk gevonden. Henk wilde dat ik het las. Ik kom er niet door heen. Het is ingewikkelde lectuur en maar hier en daar interessant. Martin schreef, dat hij had gedroomd, dat ik met een vriendin van hem ging scharrelen. ‘Ik betrapte jou toen en werd vurig van woede en jaloezie, dat ik je potverdomme afranselde. Ik dreigde je, dat je moest oprotten. Je vertrok met bloedende neus. Je gezicht was door mij danig toegetakeld, maar je vroeg toch nog of je op mijn fiets mocht vertrekken. Waarop ik “neen” heb gezegd. Even later zag ik je in de trein zitten. Het gekste en waar ik juist zo bang voor was, was dat je in het zwart was gekleed en een donkere marinepet op had. Ik denk dat die droom heeft te maken met een Italiaanse film, die ik die avond had gezien.’ Ook schreef hij, ‘Jouw smoel heb ik nog altijd met PimmieGa naar voetnoot47. in mijn étui bij me dus wees gerustgesteld.’ Kreeg tranen in mijn ogen. | |
6 maart 1958Er zal niemand zijn, die vandaag bloemen plaatst op het graf van Wonk Schimmelpenninck bij Bandung. John van Haagen, nu in de korporaalsopleiding bij de Koninklijke Marine adviseerde: ‘Jullie moeten nu maar een “anak” hebben. Dat zal een hoop doen aan jullie relatie. Dan word je anders. Het gevoel een kleine te hebben, waarvoor je werkt, is soms een stimulans.’ | |
7 maart 1958Ambassadeur Howard Jones heeft Sukarno een persoonlijke brief van president EisenhowerGa naar voetnoot48. overhandigd. Ik lunchte opnieuw met Arnold Brackman bij de New York Times. Ook hij verwachtte de benoeming van Hatta als premier. Ruslan Abdulgani zou bij terugkeer van Sukarno uit Tokio op het zomerpaleis in Bogor duidelijk hebben gemaakt, dat alléén Hatta het prestige en de kalmte bezat om het land uit de moeilijkheden te leiden. Ik herinnerde me het antwoord, dat Hatta mijzelf had gegeven op de vraag hoe de moeilijkheden met de buitengewesten zouden kunnen worden opgelost. ‘Heel eenvoudig,’ zei hij toen, ‘door mijn terugkeer in de regering.’ Brackman vond, dat Nederland juist had gehandeld Nieuw- | |
[pagina 128]
| |
Guinea vast te houden. ‘Stel je voor dat ze het gebied aan een corrupte regering Sastroamidjojo hadden overgedragen? Wanneer inderdaad een regering-Hatta tot stand zou komen, dan doet Den Haag er goed aan meteen een regeling voor de Papoea's te treffen. Dan keert het Nederlandse bedrijfsleven ook binnen de kortste keren terug.’ Brackman noemde de blunders van John Foster Dulles op de persconferentie van enkele weken geleden onverklaarbaar, ‘en nu moet Howard Jones er excuses voor gaan aanbieden in Djakarta.’ Brackman vond het een onvergeeflijke stupiditeit van Luns om juist nu samen met Australië een verklaring te gaan uitgeven, dat men op Nieuw-Guinea nauw zou gaan samenwerken. Hij moedigde me aan mijn boek te schrijven en wilde helpen mij bij Alfred Knopf uitgevers te introduceren. Vandaag publiceerde de gezaghebbende Washington Post mijn brief over de Amerikaanse blunders in Indonesië. Ik tekende als United-Nations correspondent voor Vrij Nederland. Je kon er donder op zeggen, dat daar gelazer van zou komen. Maar de tegenstanders moesten zich maar verder bloot geven. Uiteindelijk zou ik gelijk krijgen: | |
Blunders in Indonesia | |
[pagina 129]
| |
by either United Nations or United States good offices (the latter the Indonesians had hoped for) has resulted in an exodus of Dutchmen from Indonesia and a low point in Western prestige in Indonesia. United States neutrality was observed in Djakarta as unfriendly and pro-colonialist. | |
8 maart 1958Schreef een brief aan President Sukarno. Via via werd er getelefoneerd, dat Oma Westerman was overleden. Frieda huilde. De ouders zouden naar Holland vliegen voor de begrafenis. Ik kon niet verdrietig zijn na alles wat we van deze dame hadden ondervonden. Ik dacht er vooral aan hoe absoluut beneden peil zij Martin had behandeld en over hem had gesproken. Het Vrije Volk meldde dat er een ernstig geschil tussen de | |
[pagina 130]
| |
regeringen van de Antillen en Nederland was gerezen over de status van gouverneur Speekenbrink, welke volgens de Antillianen in stijd was met de autonomie. Het ging ook nog steeds over de uitzetting van de journalist A. de Wit. Speekenbrink weigerde de uitzetting te bekrachtigen en baseerde zijn houding op het zogenaamde reglement voor de gouverneur. Indien deze een regeringsbesluit in strijd achtte met de wettelijke voorschriften of met de belangen van het koninkrijk kon hij weigeren te tekenen. Hij behoorde daarvan terstond kennis te geven aan de Koningin, als staatshoofd. Daarmee was de uitzetting van De Wit dan een affaire voor het gehele koninkrijk geworden en zodoende kwam de positie van de gouverneur in het geding. Wetten doen aan spinnewebben denken. Ze vangen de zwakste partij. Zij die niet voldoende uitgekookt zijn om reddende tournures te vinden gaan er aan, terwijl de sterken en kapitaalkrachtigen zich gemakkelijk uit de opgezette valstrik bevrijden. Intussen vergiftigt de herrie over mijnheer De Wit de sfeer tussen beide koninkrijksdelen steeds meer. Ik kan niet vergeten, dat ik op het spoor van deze spanningen kwam, omdat een code-telegram uit Den Haag een hinderlaag voor mij trachtte op te zetten. | |
10 maart 1958Het Indonesische leger is op Sumatra geland en begonnen met de Caltex-olievelden te bezetten. Kolonel Hoessein koos het hazepad en vluchtte de bergen in om zogenaamd een guerillaoorlog te beginnen. John Foster Dulles getuigde gisteren voor de Commissie voor Buitenlandse Zaken van het Huis van Afgevaardigden nota bene, dat Sukarno's uitvinding van geleide democratie niet veel anders was dan een ‘nice sounding name for what I fear would end up to be comminist despotism’. Slechts een gecensureerde tekst van zijn verklaring werd vrij gegeven, zodat niet bekend werd wat voor verdere onzin de man daar had uitgekraamd. Misschien vertelde hij wel over de rol, die hij en zijn broer Allen Dulles van de C.I.A. in het Sumatraanse drama hadden gespeeld. Opnieuw bewees de hoogste autoriteit op het gebied van de Amerikaanse buitenlandse politiek, dat hij òf niet wist waar hij over praatte òf dat hij bewust opnieuw de Indonesische brand probeerde aan te wakkeren. Overste John Lie beschoot de stad Padang met de kanonnen van de ‘Gajah Mada’. President Sukarno ontbood onmiddellijk na de praat van Dulles ambassadeur Howard Jones. Zoals Bernard Kalb in de | |
[pagina 131]
| |
Times meldde heeft hij hem gezegd: ‘Some countries make it a hobby of calling a country, or a people Communist if their political and economic views do not coincide with their's in the West.’ Een hoofdartikel in de New York Times getiteld ‘Why Moscow dislikes S.E.A.T.O. (Southeast Asian Treaty Organisation) bevestigde Sukarno's these. De pers in de V.S. danste zonder blikken of blozen met Dulles & Co mee. | |
11 maart 1958John Foster Dulles kondigde in Manilla op de Filippijnen met veel kabaal aan, dat het heel wel mogelijk was, dat het internationale communisme agressieve plannen had in zuidoost-Azië. De S.E.A.T.O.-landen kwamen aldaar bijeen om de rode dreiging te bespreken. Time publiceerde een coverstory over Sukarno en Indonesië. Het portret op de omslag was steengoed. Het was eigenlijk een reportage, die je als je verder absoluut niets van Indonesië of Sukarno afwist, voor wáár aannam. Lyndon B. Johnson heeft in zijn Senaatsbureau een spreuk van Edmund Burke opgehangen: ‘Those who cary on great public schemes must be proof against the worst fatiguing delays, the most mortifying disappointments, the most shocking insults, and, worst of al, the, presumtuous judgement of the ignorant upon their designs.’ | |
12 maart 1958Zoals was te verwachten, was Van Roijen woedend geworden over mijn brief in de Washington Post. Hij had direct Luns gealarmeerd. Mathieu Smedts zond me tenminste een telegram: ‘You have no right to sign letters for American papers about Indonesia as correspondent for Vrij Nederland stop letter folows, Smedts.’ Mijn grootvader van de kinine, ir. H. van der Woude, zei altijd: ‘Be prepared for the worst.’ Albert Hilverdink schreef naar een Bal Masqué in Frankfurt te zijn geweest, ‘als parelhoen met veel veren’. Hij won de eerste prijs. Foto werd ingesloten. Een neger fashionmodel, Vance Robert (20), nam me mee naar zijn kamer. Hij liep weg van huis, in Pennsylvania, toen hij 15 was en opnieuw toen hij 16 was en sedertdien was hij niet meer thuis geweest. Hij had een leuke kop en een prachtig lijf met een derrière als twee halve manen. Hij gaf me twee naaktfoto's ten bewijze. Hij zocht een vaste vriend en zekerheid. Begreep, dat ik was getrouwd en bovendien hem financieel niets zou kunnen toestoppen maar zei: ‘We kunnen seks hebben en je | |
[pagina 132]
| |
kunt mij dan je vrienden in Europa misschien aanbevelen. Dan vind ik daar wel een vriend. Ik ben nu eenmaal een geboren hoer.’ Hij vond trouwens, dat ik snel seks met Frieda moest hebben, want dat ik haar een uitermate belangrijk ingrediënt in het leven onthield. ‘Dat weet ik heel goed,’ zei ik, ‘maar ik zal dit nooit kunnen zo lang ik voel en weet, dat ze op dit punt aan me twijfelt. Ik geloof niet, dat een seksueel experiment met een vrouw, van wie je niet meer echt houdt, de relatie zou verbeteren. Integendeel, het zou onherstelbare katers gaan opleveren en de afkeer op den duur slechts doen toenemen. Bovendien, ik stel me nog altijd voor eens tegen de vrouw, van wie ik werkelijk zal houden, te kunnen zeggen: ‘Jij bent mijn eerste.’ Vance: ‘Ben ik jouw eerste?’ ‘Nee,’ antwoordde ik, ‘maar je wilt toch niet wat jongens samen doen vergelijken met copuleren met een vrouw, die je zou zien als de mens, waar je de rest van je leven mee gaat doorbrengen?’ Dat begreep hij niet. Voor hem was alle seks van hetzelfde laken een pak. ‘Jouw romantische voorstellingen van dat het met je vrouw anders zou zijn slaan nergens op,’ zei hij. Schreef mr. D.A. Delprat een gelukwens, dat hij lid was geworden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Vrij Nederland publiceerde een hoofdredactioneel commentaar, dat Luns en Van Roijen elkaar voortdurend tegenspraken. Luns had in de Kamer gezegd, dat Nieuw-Guinea niets had te maken met het conflict tussen Nederland en Indonesië. ‘Dit is een geliefde, hoewel wat onzinnige theorie in sommige kringen,’ aldus V.N., ‘maar intussen zei ambassadeur Van Roijen op de Amerikaanse televisie - en dit werd in Nederland uitgezonden - dat omdat Indonesië op Nieuw-Guinea haar zin niet had gekregen, Sukarno alle Nederlanders er uit had gegooid.’ | |
15 maart 1958De Telegraaf publiceerde de te verwachten aanval in verband met mijn brief in de Washington Post. Een hoofdartikel heette ‘Geschrijf’. Ik werd genoemd ‘het door Sukarno gesubsidieerde woelratje, Willem Oltmans’. Mijn brief in de ‘Post’ zou weinig uithalen: ‘De invloed van dergelijk de facto landverraderlijk geschrijf behoeft zeker niet hoog te worden aangeslagen, maar niettemin verdient het vermelding, dat O. aan zijn naam kan toevoegen - en als zodanig ook toegang krijgt tot de Amerikaanse pers - dat hij correspondent bij de Verenigde Naties is van het Amsterdamse weekblad Vrij Nederland’. Dáár ging het Luns, Buitenlandse Zaken, De Telegraaf en de | |
[pagina 133]
| |
hemel mag weten wie nog meer om, mij die laatste binding met Nederland af te nemen. Terwijl John Foster Dulles in Manilla voor de galerij zich verzette tegen wat hij noemde ‘inmenging van S.E.A.T.O. in de binnenlandse aangelegenheden van Indonesië’, waar ook de Australische minister van B.Z., Richard G. Casey, onder druk van Luns op had aangedrongen, deelde de Indonesische pemier Djuanda mee dat ‘onbekenden’ in de omgeving van Pakanbaru wapens hadden afgeworpen bestemd voor de Sumatraanse opstandelingen. Djuanda wilde niet zeggen of de wapens rechtstreeks van de Amerikaanse regering en de C.I.A. afkomstig waren, ‘ze zouden ook door particulieren in de V.S. bijeen gebracht kunnen zijn.’Ga naar voetnoot49. De premier van de Sumatraanse tegenregering Amir Sjarifuddin, heeft in Bukittinggi verklaard, dat indien Sukarno zich op Sumatra zou vertonen hij als ‘oorlogs-misdadiger’ zou worden opgehangen. De Telegraaf drukt doodgemoedereerd af, dat Sukarno zich voor zijn aanval op Padang zou hebben bediend van Sovjetpiloten, die in MIG's van de Sovjet Luchtmacht vlogen.Ga naar voetnoot50. ‘Geen Javaanse piloot,’ schreef het meest gelezen ochtendblad, ‘zou in staat zijn geweest een precisiebombardement uit te voeren op een tussen andere huizen geklemd radio-station’. De heer Makatita, vertegenwoordiger van Sjarifuddin in London vervolgde: ‘Er bestaat een merkwaardig verschil tussen dit meesterlijk uitgevoerde bombardement en de aanval van de dag tevoren op een brug bij Pandjang: de brug door haar geelwitte schildering duidelijk van het omliggende landschap te onderscheiden werd niet geraakt. Maar het uit de lucht moeilijk te onderkennen radiostation werd haarfijn getroffen. Er is slechts één conclusie mogelijk: de aanval op de brug werd uitgevoerd door Javaanse, die op het radio-station door Russische of Chinese piloten.’ Dr. Ralph Bunche, tweede man van Dag Hammerskjöld, vertelde een curieus verhaal: ‘It's not easy to keep goats or twelve-year old sheppardboys behind demarcation lines on the Israel-Egypt frontier. Incidents occur. When they sometimes cross, | |
[pagina 134]
| |
some people get commercial ideas about them. So, at one point when 67 goats grazed three days on Israeli territory, the Israelis presented the Arab boys with a bill of 257 pounds. When you consider, that at the U.N.O. we have only 27 pounds per capita annually available for Arab refugees, we felt this was somewhat expensive grazing by the Arab goats. But, fortunately, Israel dit not press for the bill to be paid.’ W.Q.X.R.: piano kwartet van Brahms. | |
16 maart 1958Rob Douwes Dekker belde vanuit Pawling, New-York: ‘I am perfectly happy here with Netty and our kennel of dogs.’ In Medan braken straatgevechten uit. De centrale regering zond 2.000 militairen om de orde te herstellen. Bungkarno hield een rede in Bandung en zei: ‘Er zijn sommige westerse landen, en ik denk aan tenminste één (de Verenigde Staten), die zeggen dat zij tegen kolonialisme zijn, maar die het imperialisme in plaats daarvan heimelijk steunen.’ Maarschalk Tito mengde zich in het debat over Indonesië en vergeleek de gebeurtenissen aldaar met de Spaanse burgeroorlog, ‘een conflict dat mogelijk tot een wereld-oorlog zou kunnen leiden’. | |
17 maart 1958Ik wilde opnieuw een poging ondernemen naar Indonesië terug te gaan. Ik bezocht Luke P. Carroll bij de ‘New York Herald Tribune’ en vroeg voor dit doel 1.500 dollar. ‘Voor een dergelijk bedrag kunnen we ook iemand van onze staf sturen,’ zei hij. ‘Ja, maar die heeft niet de contacten, die ik heb in Indonesië,’ antwoordde ik. Hij wilde wel mijn artikelen hebben, wanneer ik op eigen kosten naar Djakarta zou reizen. Daarop stelde ik voor, dat hij met William Fitzpatrick van de Wall Street Journal zou bellen, opdat ik voor hen gezamenlijk zou gaan. Carroll telefoneerde in mijn bijzijn. Fitzpatrick was geïnteresseerd, mits ik met Igor Oganesoff in Djakarta zou samenwerken. Keyes Beech berichtte in de Journal American dat de Amerikaanse vloot verdacht opereerde nabij Singapore in een bedekte beweging om de rebellen in Sumatra psychologische steun te verlenen. Dennis Bloodworth meldde in de Herald Tribune, dat professor Sumitro zich in een kostbaar appartement in Singapore installeerde. De ronselaars voor de Indonesische opstandelingen boden instructeurs, die huurlingen willen opleiden, 25 dollars per uur aan. Het voltallige Nederlandse kabinet is in de Trèveszaal bijeen | |
[pagina 135]
| |
geweest met de delegatie uit de Antillen onder leiding van premier E. Jonckheer. ‘De onweerswolken die zich hadden samengepakt boven de vergadering van de Rijksministerraad zijn door een vrij onverwachte verandering van wind voorbij gedreven, zonder dat het tot een ontlading is gekomen,’ schreef het dagblad De Tijd. Ook de heer Jonckheer had zich over de zaak A. de Wit voor het eerst weer gematigd optimistisch getoond. In Algiers maakte het Franse hoofdkwartier de exponentiële groei van Algerijns ‘rebellen’-slachtoffers bekend: 845 in vier dagen. Achttien Franse hoogleraren hadden een stuk opgesteld, waarin de regering werd gevraagd een onmiddellijk einde te maken aan de nu 41 maanden durende moordpartij in Algerije. Een variant op ons Adres aan de Staten-Generaal vanuit Djakarta in 1957. Mr. J.C.S. Warendorf schreef d.d. 13 maart 1958, dus één jaar nadat ik een klacht had laten indienen bij de Officier van Justitie te Amsterdam vanwege de beschuldiging van landverraad en andere leugens in De Telegraaf: ‘De Officier van Justitie heeft mij zéér positief meegedeeld, dat hij gezien de ontwikkelingen van de laatste maanden (dus één jaar nà het misdrijf) en de stand van zaken tussen Nederland en Indonesië het niet opportuun achtte om tot vervolging van De Telegraaf over te gaan. Hij beschouwde het klimaat in Nederland zodanig, dat de door u gewraakte passages in De Telegraaf wel eens eerder de instemming dan de afkeuring van de Rechtbank zouden kunnen hebben, gezien de grote verbittering hier te lande, die tegen Indonesië in het algemeen heerst. Zoals u misschien weet, kent de Nederlandse wet het opportuniteits-beginsel, dat aan de Officier een zekere mate van vrijheid toekent waar het de beslissing betreft al dan niet tot vervolging over te gaan. Om redenen van maatschappelijk belang, of zoals nu typisch in het onderhavige geval, van politieke aard, kan de Officier het raadzaam achten, een vervolging achterwege te laten. De Officier lichtte zijn standpunt in het kort toe, hetgeen neerkwam op de stelling, dat de gebeurtenissen tussen Nederland en Indonesië, uw pogingen, ernstig bedoeld en idealistisch van inslag als zij waren, eigenlijk hebben achterhaald.’ Mijn advocaat herinnerde er voorts aan dat de grote vertraging was ontstaan, omdat de Officier ‘uw klacht van zodanig gewicht en politieke konsekwenties vond’, dat hij de Procureur-generaal persoonlijk wenste te raadplegen. Dit betekent, dat indien u in beroep zou gaan u geen andere beslissing van de P.G. tegemoet kunt zien.’ Warendorf voegde er aan toe, dat de argumenten | |
[pagina 136]
| |
van de Officier thans een kern van waarheid bevatten, want ‘dagelijks arriveren nu duizenden repatrianten uit Indonesië met wier lot als verstotenen een ieder is begaan.’ Een brief als deze gaf me een gevoel van totale machteloosheid. Mijn eigen advocaat legde zich zonder meer neer bij wankele en draaierige argumenten van de hooggeleerde deskundigen in de jurisprudentie. J. Edgar Hoover, directeur van de F.B.I. waarschuwde in 1952 al: ‘When any person is intentionally deprived of his constitutional rights those responsible have not committed an ordinary offense. A crime of this nature, if subtly encouraged by failure to condemn and punish (hier dus “De Telegraaf”), this leads eventualy down the road to totalitarianism.’ | |
20 maart 1958Op het consulaat-generaal van Indonesië sprak ik met de heer Kwee Djee Hoo, die me tot mijn verbazing meedeelde, dat mij in opdracht van de Immigratie Dienst in Djakarta geen visum kon worden gegeven. Ik stond voor een raadsel. In De Telegraaf stond, dat ik door Sukarno werd gesubsidieerd, en ik kon niet eens naar Indonesië toe. Lunchte met Malcolm Willison, die politieke sociologie aan de Cornell Universiteit doceert. Hij wilde over Indonesië spreken. Vóór ik naar huis ging, zag ik de film ‘Battleground’. Ik zat op de achterste rij in het theater. Twee stoelen van mij vandaan zat een zwarte matroos in uniform een blanke man af te trekken zonder de minste gêne over mijn aanwezigheid. Vandaag viel De Telegraaf voor de verandering de heer D. de Loor aan, lid van de Eerste Kamer voor de P.v.d.A. en burgemeester van Delft. De Loor had op een conferentie van Morele Herbewapening een Indonesische afgevaardigde zijn verontschuldigingen aangeboden voor ‘het Nederlandse aandeel in de huidige Indonesische crisis’. De man had natuurlijk volkomen gelijk. De Telegraaf verbond er het advies aan, dat De Loor als volksvertegenwoordiger diende te verdwijnen. Ik schreef de burgemeester een brief om hem mijn sympathie te betuigen. | |
[pagina 137]
| |
en uitgever van de Tribune, hield echter een buitengewoon ongelukkige, hetzerige rede. Hij bedierf er veel mee. Hij schold bijvoorbeeld uitgebreid op de Sovjets in Hongarije en ging volmaakt voorbij aan de oorlog in Algerije. Mas Diarto schreef uit Djakarta: ‘Toen Pakanbaru viel, haastten de buitenlandse correspondenten zich naar Sumatra om te snuffelen naar Russische oorlogsmaterieel of Russische MIG-piloten, die door Djakarta zouden zijn gebruikt om de opstand te onderdrukken. Het enige wat zij vonden waren Indonesische piloten in oude Amerikaanse Mustangs. Ze zochten Sovjet-materiaal om ons van communisme te kunnen beschuldigen. Toen zij echter de onlangs afgeworpen Amerikaanse wapens en oorlogstuig onder ogen kregen bleven ze angstvallig stil. De T.N.I. bezette de olievelden vóór de door de Amerikanen gesteunde Sumatranen de installaties met vers afgeworpen explosieven konden opblazen. Bovendien waren alle Amerikanen op Sumatra veilig. Eerst dreigden de Amerikanen oorlogsschepen te zenden om hun burgers te beveiligen, maar voor die veiligheid kunnen wij heus wel zelf zorgen. Ook roddelde de pers over een roodharige Russin, die in het paleis bij Bungkarno zou zijn gekomen als waarzegster. Iets anders is, dat in Indonesia de grootste bloem ter wereld zou zijn ontdekt, de Raflesia Arnoldi, die in Benkoelen groeit. Overplanting naar Bogor is niet gelukt!’ Ik had Diarto geschreven, dat de contacten met dr. Sastroamidjojo en de Indonesiërs in New York moeilijk verliepen. (Ik wist toen nog niet dat een visum zou worden geweigerd). ‘We weten welke je gevoelens zijn. We kennen je,’ antwoorde Diarto. ‘Ik heb je brief met Mas Marmo besproken, die met Ruslan zal spreken. Wees niet mismoedig. Heb een beetje geduld. En troost je eerst met: ondank is des werelds loon.’ Mathieu Smedts publiceerde een brief in De Telegraaf onder de kop ‘Oltmans’. ‘Dat zijn correspondentschap zijn visitekaartje is bij Amerikaanse bladen, zoals u suggereert, is niet helemaal juist. Dit blijkt o.a. uit een brief van zijn hand in de Christian Science Monitor, een stuk waartegen ik evenveel bezwaren heb, als tegen de brief in de Washington Post, waar tegen u protesteert.’ Het was een laf briefje en bovendien was Smedts het inhoudelijk wel degelijk met beide brieven eens. Maar arme Smedts stond onder enorme druk. Hij kon dus niet anders. | |
[pagina 138]
| |
25 maart 1958Koningin Elisabeth II en prins Philip waren in Den Haag voor een officieel bezoek aan Juliana en Bernhard. Er werd opnieuw in een Britse krant, de Daily Herald, geschreven, dat Koningin Juliana binnen twee of drie jaren zou aftreden ten gunste van Beatrix. De Koningin was ‘woedend’. Prins Bernhard was plotseling ziek geworden en kon het staatsbezoek slechts gedeeltelijk bijwonen. Intussen was Peter Townsend, de 43-jarige voormalige verloofde van prinses Margaret in London teruggekeerd na op een wereldreis van zeventien maanden te zijn gezonden. Gevraagd naar zijn indrukken zei hij: ‘I found three categories of persons in the world: one-third is mad, one third is becoming mad and one-third could be wise, although most of whom are primitives.’ Hij was in zijn groene Rover naar Clarence-House gereden om zijn voormalige 23-jarige vriendin een bezoek te brengen. Zij dronken samen gedurende drie uur thee, waarna de Britse kranten hevig speculeerden, dat de romance weer op gang was gekomen. Koningin Elisabeth kwam onmiddellijk vanuit Den Haag in het geweer. En de Margaret-Townsend-affaire ging opnieuw als een nachtkaars uit. Eindelijk ontmoette ik mijn Yale-vriend Jim Carmichael, die voor de International Ore & Fertilizer Corporation werkte. Hij gaf openlijk toe: ‘You were at Yale my first love.’ Dat was dus een affectie, waar ik in 1949-1950 geen oog voor had en welke totaal aan me voorbij was gegaan. Hij haalde zijn ‘wallet’ te voorschijn en onder foto's van zijn beide zusjes kwam mijn portret tevoorschijn, een door Martin genomen foto. Van zoiets liefs raakte ik volkomen onthutst. Dr. W. van Wijk, hoofdredacteur van Het Vaderland, schreef me of ik een artikel kon schrijven ‘over het muziek-leven in New-York’. | |
28 maart 1958Lunchte met Jim in het U.N.O.-restaurant voor de afgevaardigden en diplomaten. Hij bracht me de langspeelplaat van mijn lievelingspiano-kwartet van Fauré; hij herinnerde zich dat ik het in het Yale Conservatorium op de cello had meegespeeld. Hij leende me 250 dollars om naar Holland te kunnen gaan. Om 16:00 zou ik aan de Columbia-Universiteit in Earl-Hall spreken over het onderwerp ‘International problems facing Indonesia’. De lezing werd gesponsored door de Columbia University Foreign Students Association. Ook het ‘Antara’- | |
[pagina 139]
| |
bulletin maakte er melding van. Tot mijn verwondering zag ik Sjef van den Bogaert, de Nederlands pers-attaché onder mijn gehoor. Ook Kapto, de pers-chef van het Indonesische consulaat-generaal was aanwezig. Er waren zeventig studenten en belangstellenden, dat was nog altijd het driedubbele van de lezing van ambassadeur Schurmann die ik had bijgewoond. Ook een dame van het W. Colston Leigh Bureau was gekomen. Zij zou me later enkele suggesties doen. Ik sprak 40 minuten en beantwoordde 40 minuten vragen. Pudjas Santoso, een Indonesische vriend, zei achteraf: ‘Je bent veel te open en recht door zee. Amerikanen zullen je op die manier nooit geloven. Ze zullen denken, dat je door ons wordt betaald om propaganda te maken. Je maakt soms de indruk Indonesischer te zijn dan wij. Je bent teveel op onze hand.’ De woorden van Pudjas troffen me zéér. Ik had precies gezegd wat ik dacht, niet meer, niet minder. Ik wist dat Pudjas in zijn hart niet anti, maar zeer kritisch jegens Sukarno was, dus ik vroeg me af in hoeverre hij gelijk had. Maar zijn kritiek gaf me zeker te denken. | |
29 maart 1958Na een ontmoeting met Frieda's broer, William Westerman, een paar dagen geleden, kwam vandaag haar jongste broer bij ons eten. Jan herinnerde me aan zijn vader. We lunchten ergens en het was vooral voor Frieda een prettige ontwikkeling, dat de relatie met haar broers begon te normaliseren. Dat was een begin. |
|