Memoires 1957-1959
(1987)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
AmsterdamOp Schiphol was een boodschap van Henk Hofland, dat hij verhinderd was om me af te halen. Ik logeerde bij de Wibauts, op het Minervaplein. | |
[pagina 141]
| |
een periode van stagnatie van dertig jaar de klassieke stijl en choreografie van de Bolshoi doorbroken. De legendarische Galina Ulanova, nu 47 jaar, werd ook meer en meer vervangen door Maya Plisetskaya. ‘Spartacus wekte mijn nieuwsgierigheid op.’Ga naar voetnoot52. De komiek Bob Hope was vijf dagen in Moskou geweest en had gezegd, na een bezoek aan de graven van Lenin en Stalin aan het Rode Plein: ‘It wasn't a bad show, but what do they do for an encore?’ | |
1 april 1958 (dagboek)Ontmoette voor het eerst Paul van 't Veer. Een geschikte kerel. Hij wantrouwde Sukarno en geloofde absoluut niet dat met een overdracht van Nieuw-Guinea het pais en vree tussen onze landen zou zijn. Daarna sprak ik met Henk. Ik vertelde, dat ik aan een boek over Indonesië was begonnen, waar hij zéér sceptisch op reageerde, met de toon van ‘dat kan jij niet.’ Hij waarschuwde, dat wilde ik slagen, ik vooral de waarheid zou moeten schrijven, wat me de laatste waarschuwing leek, die ik van hèm nodig had. | |
[pagina 142]
| |
Hein Vos, heeft het danook niet veel verder gebracht dan eens zijn ministerschap.’ Bezocht mijn grootmoeder Sima Sastro Pawiro, in het rusthuis ‘Wilhelmina’, waar ze nu verblijft. Onlangs was ze naar het graf van mijn grootvader gebracht. Dichterbij komende was zij steeds sneller gaan lopen om zich uiteindelijk op de knieën te laten vallen. Zij huilde: ‘vadertje, vadertje’. Zonder mijn grootvader is deze langzamerhand bejaarde Javaanse vrouw hier in het kille Holland volmaakt ontredderd. Wanneer je dan ook nog kinderen en kleinkinderen hebt, die zich nauwelijks om je bekommeren, terwijl het hen allen goed gaat - een enkele geneert zich zelfs voor het Javaans-zijn van hun moeder - dan kan ik slechts de grootste zorg om haar hebben. Ik fietste na het bezoek onthutst en verdrietig naar het Minervaplein terug. Vanmiddag bezocht ik grootmama Poslavsky in Zeist. ‘She is as “helder” as ever and remains a remarkable lady.’ | |
3 april 1958De pers barst van de berichten over Indonesië, dat nu in het communistische kamp terecht zou komen. Hoe orchestreer je zoveel onwaarheid? En dan op die schaal? Men wil niet weten. Men wil het ergste geloven, vooral nu Bungkarno rustig blijft zitten. Hij wordt hier het diepst gehaat. Ook de Londense Times deed mee en wist te melden, dat Moskou nog dit jaar zou beginnen met de levering van 50 tot 100 MIGs en 30 Ilyushin-28 bommenwerpers. Indonesische piloten zouden in Egypte worden opgeleid. | |
7 april 1958Lincoln White heeft namens het State Departement en John Foster Dulles verklaard, dat de U.S.S.R. was begonnen wapens te leveren aan Indonesië om haar invloed te versterken. Subandrio ontbood ambassadeur Howard Jones. Zij spraken anderhalf uur onder vier ogen. ‘Ik kreeg de indruk,’ zei Bandrio later, ‘dat Jones zelf niet veel waarde hecht aan het bericht van zijn ministerie.’ | |
[pagina 143]
| |
8 april 1958De New York Herald Tribune noemde de wapenaankopen van Indonesië in de Sovjet-Unie ‘het gokspel van één man, Sukarno, die te zéér door ijdelheid is verblind om de gevolgen ervan te kunnen overzien.’ Ik dacht aan mijnheer Ogden Reid en de andere figuren, die ik bij de Tribune had ontmoet, en vroeg me af hoe het verder moest gaan. Op deze manier, terwijl alle ‘bronnen’ over Indonesië en Sukarno elkaar steeds verder napraten, zou er langzamerhand een beeld ontstaan, dat absoluut niets meer met de werkelijkheid had te maken. Daarbij kwam dan nog, dat een aantal Indonesiërs aan de verdere vervalsing van dit beeld met man en macht meewerkten. | |
9 april 1958De Telegraaf bleek van mening te zijn als weergegeven in een hoofdartikel vanmorgen, dat de V.S. eindelijk lik op stuk krijgen, na jaren lang met Sukarno te hebben meegeheuld, ‘met opoffering van Nederlandse belangen’. Nu was dan de aap uit de mouw gekomen en was Sukarno begonnen zich met de communisten te liëren. De Amerikaanse politiek van vriendelijk zijn jegens Sukarno was ‘falikant mislukt, want men heeft Sukarno alléén maar de indruk gegeven, dat hij ongestraft zijn gang kon gaan’. Ik sprak vanmorgen anderhalf uur met Emile van Konijnenburg in het K.L.M. hoofdkantoor. Hij keek naar mijn lecture-folder en zei: ‘Een duistere zaak,’ omdat de omslag zwart met rode letters was. Zou Konijn ook denken, dat ik de lezingen met de Indonesiërs in elkaar had gezet? ‘Naar mijn mening,’ begon hij het serieuze deel van ons gesprek, ‘zal Sukarno het nog hoogstens één jaar houden.’ Ik schrok van deze opmerking, vooral omdat ze van hem kwam, ook vanwege de konsekwenties die het heengaan van Bungkarno ongetwijfeld voor Indonesië zou hebben. Hij wijzigde z'n radicale uitspraak iets en zei later: ‘Tenzij hij een reuzenzwaai maakt naar de andere kant.’ Hij bedoelde de Amerikanen en Holland. Ik wist onmiddellijk, dat er van een omzwaai naar rechts of naar links nooit sprake kon zijn. Sukarno was de werkelijke belichaming van ongebondenheid. Dit betekende ook op binnenlands politiek terrein, dat de P.K.I., welke ook uit landskinderen bestond, gelijke rechten diende te hebben als alle andere politieke groeperingen. ‘Djuanda is een slechte verliezer,’ vervolgde Konijn, ‘en hij gaat de prullemand in om Sukarno te redden. De man heeft bovendien een slechte mentaliteit.’ Mijn indruk over Djuanda was totaal anders. Konijnenburg: | |
[pagina 144]
| |
‘Mohammed Hatta is natuurlijk een heel andere figuur dan Djuanda. Hatta moet weer mee gaan doen.’ Maar hij zei me daarvoor twee voorwaarden te stellen: ‘dat de opstandelingen in Sumatra en Sulawesi een vrijgeleide zouden krijgen en dat de P.K.I. buiten de regering zou worden gehouden.’ Ook hiervan wist ik dat bij Bungkarno's ‘frame of mind’ daar geen sprake van kon zijn. Hatta zou volgens mij nooit kunnen terugkeren aan de top. Zijn benadering was de antipode van die van Sukarno. ‘Ik bewonder trouwens de persoonlijke moed van Hatta,’ zei Konijn, ‘want je zal in Djakarta zitten en zeggen: “Hier doe ik niet aan mee.” Sukarno is tegen de Indonesische volksaard ingegaan door op Sumatra te gaan schieten.’ ‘Dat kan wel,’ antwoordde ik, ‘maar hij is danook niet met schieten en een rebellie begonnen.’ ‘De kwestie Irian-Barat is ongetwijfeld de lucifer bij het kruitvat van de rebellie geweest,’ aldus de vice-president van de K.L.M. ‘Vóór Lebaran moet die zaak zijn opgelost, waarbij men elkaar alles vergeeft. Je moet Hatta niet onderschatten. Ook al verdwijnt Sukarno men zal toch aan Hatta de regeling van de kwestie Nieuw-Guinea over laten. Hier respecteren ze Hatta nog wel, maar men luistert evenmin naar hem.’ Sprak vervolgens drie uren met Hans Beynon. Wat hij voornamelijk wilde weten was, of ik dacht dat Bungkarno zou aan blijven. Ik antwoordde, dat hij alle moeilijkheden zou overwinnen. Hij ging er van uit, dat het essentieel was, of Bungkarno en Hatta een verzoening zouden kunnen bewerkstelligen. Voor de Indonesië redacteur van De Volkskrant vond ik deze veronderstelling onbegrijpelijk. Een kind kon immers de was doen, wanneer hij Sukarno kende en kennis nam van de voorwaarden van Hatta. Er was geen compromis tussen deze standpunten mogelijk. Wat me nog meer verwonderde was, dat Hans wat bitter zei: ‘Al zou ik nu naar Djakarta gaan, dan zou me toch niet zijn toegestaan mijn indrukken, zoals die werkelijk waren, in de krant te zetten.’ In ieder geval hield hij zijn hart vast over de toestand in Indonesië en zei, als iedereen, dat hij zich afvroeg of Sukarno nog op tijd zou kunnen omzwaaien. Volgens mij behoefde Bungkarno niet om te zwaaien, want hij had de middenweg geen moment verlaten. En naar links of naar rechts zwenken zou hij, Sukarno, nooit of te nimmer doen. Hans Beynon vond Max Maramis, net als ik, ‘een schertsfiguur.’ De heer Sudjoko had van minister Subandrio een promotie gekregen: hij was eerste secretaris geworden. Intussen was ambassadeur Sutan M. Rasjid, die mij in Rome | |
[pagina 145]
| |
met Sukarno in contact had gebracht, naar de rebellen in Padang overgelopen met medeneming van een belangrijk deel van de fondsen van de ambassadekas. In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen woonde ik een concert bij van het Residentie Orkest met mijn oom Elie Poslavsky als dirigent. Janine Da Costa speelde het eerste pianoconcert van Peter I. Tschaichowsky. Verder een Mozartsymphonie en ‘Le baiser de la fée’ van Strawinsky. Mijn grootmoeder Poslavsky, en Elie's vrouw woonden het concert bij. Ik ben altijd weer verbaasd over grootmama's vitaliteit. Dat houdt verband met haar Indische jeugdjaren, denk ik. | |
10 april 1958Ik nam Sima Sastro Pawiro voor een paar dagen uit het rusthuis mee naar Martin in Alkmaar. Ze kon nauwelijks lopen. We moesten haar naar de auto dragen. Ze wilde naderhand niet meer weg uit Alkmaar en vroeg of ze geen kamer bij Martin kon huren. Zijn eerste reactie was om Maatje in huis te nemen, maar later realiseerde hij zich, dat ze teveel hulp nodig zou hebben. De moeder van Martin kwam om zich met Sima bezig te houden en haar te masseren. Martin zei te hebben gedroomd over de vraag of hij zou overstappen naar het Indonesische leger om dan tot luitenant te kunnen worden benoemd. Hij dacht, als Wim gaat, dan ga ik ook. Hij vroeg me of ik ooit in Indonesië zou willen gaan wonen. Ik antwoordde bevestigend. ‘Maar je zult er toch weer weg lopen,’ zei hij. Ik geloof dat hij gelijk had. ‘Ik denk, dat jij iemand bent,’ vervolgde hij, ‘die nooit echt hard zal kunnen worden.’ Ook daar had hij gelijk in. | |
15 april 1958Kolonel Warrouw, die ik vanuit de reis met Sukarno uit Italië kende, was in Padang. Kolonel Kawilarang, militair attaché in. Washington was in Sulawesi bij de rebellen dáár. De problemen in Indonesië waren allerminst opgelost door sommige van de militaire suksessen van Djakarta. Er verscheen trouwens een lucide hoofdartikel in de Times of London. Onder meer: ‘When the Indonesian Eind their orders in the United States are being shelved we should not be surprised at them for sending a military purchasing mission to Yugoslavia or Czechoslovakia... the fact that the Indonesians go to the Communists for arms does not itself make the link political... the danger of Communism exists in Indonesia. But it does not become the greater because the Russians sell to the Indonesians | |
[pagina 146]
| |
some small cargo vessels or Indonesian pilots are trained to fly Migs in Egypt.’ The ‘Times’ adviseerde: ‘The conclusions that have been drawn over arms supplies to Indonesia - real or alledged - show need for a little cleaner thinking.’Ga naar voetnoot53. Advocaat Warendorf adviseerde me om van Mathieu Smedts een brief te vragen: dat hij door de terreuraanvallen van De Telegraaf op mijn werk en mijn persoon langzamerhand onder te grote druk was komen te staan om nog artikelen van me op te kunnen nemen. Hiermee zou ik een civiele procedure tegen De Telegraaf kunnen beginnen, die enkele jaren zou duren en waarvoor ik 3.000 gulden vooraf als voorschot diende neer te leggen. Ik begreep, dat ik me niet kon verweren en machteloos was. ‘The only justice is to follow the sincere intuition of the soul, angry or gentle. Anger is just, and pity is just, but judgement is never just,’ schreef D.H. Lawrence reeds in 1915. Schreef een brief van zeven kantjes aan Frieda. | |
16 april 1958Gesprek met Anton Constandse. Hij zei van mening te zijn, dat het volmaakt hopeloos was in de Nieuw-Guineaäffaire tegen de stroom op te roeien. ‘Toen het boekje van Röling over Nieuw-Guinea werd afgekraakt in het Haarlemmertje en de N.R.C., ging ik naar mijnheer Planten met een voorstel, dat wij er anders over zouden schrijven. “Ach, dat is al een achterhaalde zaak,” was zijn antwoord en daar bleef het bij. Ik schrijf nu driemaal in de week over Frankrijk en de oorlog in Algerije maar geen mens die het leest. Aan Lachman heb je niets, die denkt uitsluitend in N.A.V.O.-termen. Hoefnagels in Bonn denkt à la Konrad Adenauer, oerconservatief, precies als een oude heer.’ Hij adviseerde me te proberen mijn langzamerhand penibele positie als journalist bij Vrij Nederland in een stuk uiteen te zetten, in plaats van juridische wegen te bewandelen. De houding van de Procureur-generaal en Officier van Justitie in De Telegraaf-zaak verwonderde hem allerminst. ‘En dan heb je ook nog mijnheer Frans Goedhart, die nu een petitie in de Raad van Europa brengt, gericht tegen de neutralisering van Europa,’ zei Constandse. | |
[pagina 147]
| |
situatie ontstaan rondom de Nederlander Willem Oltmans, die zich onder de weinige landgenoten mag rekenen, die in de gunst staan van President Sukarno.’ Mij was dan wel zojuist een visum voor Indonesië geweigerd, maar dat deed nu niet ter zake. Het artikeltje was gebaseerd op het bericht, dat ik me zou uitgegeven hebben als correspondent voor de Wall Street Journal. Dit blad had nu haar correspondent in Singapore, Igor Oganesoff, opdracht gegeven in Djakarta te laten weten, dat ik niets met de Wall Street Journal had te maken. De enige wijze waarop dit valse gerucht in de wereld kon zijn gekomen was via het telefoongesprek met Fitzpatrick, dat ik, indien ik met Oganesoff samenwerkte, vanuit Djakarta een artikel mocht zenden. Ik belde met Paul van 't Veer en vroeg of hij bereid was mijn zijde van het Wall Street Journal gedoe te publiceren. Niet geïnteresseerd. Metzemaekers van Het Parool zei, dat hij het met Koets en mr. Warendorf zou overleggen. En tenslotte ontmoette ik Mathieu Smedts en Jan Eijkelboom in het bekende café dicht bij V.N. Smedts vertelde, dat Luns en Van Roijen inderdaad razend waren geweest over mijn brief in de Washington Post. ‘Het ministerie van Buitenlandse Zaken nodigde me onmiddellijk uit om over jou in Den Haag te komen praten. Ze boden zelfs aan om naar Amsterdam te komen. Ik moet zeggen, ik heb er een heerlijke lunch aan overgehouden,’ zei Smedts gekscherend. ‘Wat ze wilden was, dat ik je meteen zou telefoneren, dat ik alle banden met je voorgoed verbrak. Ze boden zelfs aan het telegram voor mij te verzenden. Ik heb toen geantwoord, dat ik mijn eigen tekst zou opstellen en een telegram vanuit V.N. zou zenden. Ook zei ik de heren, dat ik je niet onmiddellijk als onze correspondent zou ontslaan, want dat ik eerst eens jouw kant van het verhaal wilde horen. Daarop werd ik door de heer Stokvis van De Telegraaf gebeld, die me eveneens vroeg of ik je zou ontslaan als onze medewerker. Ik heb toen geantwoord, dat ik dit inderdaad van plan was. Hij vroeg toen of ik dit meteen wilde opnemen in het briefje, dat ik in reactie op hun hoofdartikel aan ze toezond. Hierop heb ik “neen” geantwoord, want ik accepteer niet ook nog druk van De Telegraaf. Anders zou het immers lijken of jouw ontslag in verband stond met hun hoofdartikel?’ Daarop vroeg ik hun of ze bereid waren een artikel van mij over mijn positie als journalist, belegerd door Buitenlandse Zaken en Van Roijen in Washington en hier ook nog beroddeld door De Telegraaf, te publiceren. ‘Wanneer Warendorf hier achter staat, wil ik het overwegen,’ antwoordde Smedts. | |
[pagina 148]
| |
Hij dacht dat het nieuwe Telegraaf-bericht over de Wall Street Journal van Hiltermann afkomstig was, die in Singapore was geweest, en ook niet in Indonesië was binnengelaten. De Telegraaf oefent terreur uit, meenden Smedts en Eykelboom, ‘zoals ze de affaire van majoor K. hebben behandeld.’ ‘Ik wilde,’ zei Smedts, ‘dat ik me daarin vast gebeten had.’ Eykelboom: ‘Zelfs wanneer je in Polen bent, worden dáár de artikelen van Jacques Gans en mijnheer Pasquino druk besproken.’ Later zag ik Henk Hofland, die het allemaal ‘een grof schandaal’ vond, maar het erg druk had en vrijwel meteen weer verdwenen was. Daarop sprak ik met Frits Gongrijp. Hij vertelde, dat hij wist hoe één der grootste Nederlandse bedrijven - en hij vertelde het als overwinning - een aanzienlijk bedrag aan geld voor de opstand in Padang had weten over te maken via bevriende kanalen in Singapore. Ontmoette het P.v.d.A.-kamerlid J. Scheps in de stad. Ik kende hem, sinds hij in Bosch en Duin tijdens de oorlog op de Baarnseweg had gewoond. ‘Ik las uw brief in de Christian Science Monitor,’ zei hij, ‘en ik was woest. Hoe kan een zoon van Nederland in het buitenland zijn vaderland afvallen?’ Ik vroeg hem of hij de uitspraak van Jean Christophe kende: ‘En attaquant les Français corrompus, c'est la France que je défends.’ Scheps: ‘Bij ons in Bosch en Duin wordt over uw geschrijf gesproken. En weet u dan wat er wordt gezegd? De familie Oltmans was in de oorlog al fout en dat zijn ze blijkbaar gebleven.’Ga naar voetnoot54. Ik antwoordde heel rustig: ‘Nou, ik heb anders prima samengewerkt met Gerard Hueting en baron Van Pallandt in het verzet.’ ‘Is dat wáár?’ vroeg het kamerlid. ‘Tout savoir, c'est tout pardonner, mijnheer Scheps en om mijn Vader “fout” te noemen, die als jurist en als mens een onbesproken en smetteloos leven heeft geleid en nog leidt, is een onzinnige mededeling. Hij was misschien bang voor de oorlog, zeker, maar hij deed dan ook alles wat nodig was om zijn gezin er heelhuids door te loodsen.’ ‘Maar u schijnt niet te beseffen, dat Sukarno en de zijnen landverraders zijn geweest, zoals Mussert en de zijnen. Hij collaboreerde met de Jappen. We hadden nooit met die man moeten praten. Hij zal Nieuw-Guinea nooit in zijn bezit krijgen. Ik heb mijn hele leven voor het volk gevochten, maar Sukarno is zijn hele leven tegen het volk geweest. Hij volgt een verschrikkelijke politiek van Javaans kolonialisme over de andere volkeren van Indonesië. | |
[pagina 149]
| |
U, mijnheer Oltmans, strijdt niet tegen De Telegraaf. U bent een handlanger van de Telegraaf en het grootkapitalisme.’ Hij sprak soms zo heftig, dat al liepen we gezellig naar het Koningsplein, de partikels in mijn gezicht vlogen. Ik moet zeggen, wanneer een dergelijke man in het parlement mee kakelde, waar hij kans zag in zo korte tijd zoveel aperte onzin te verkopen, dan zag het er voor het vaderland niet best uit. | |
21 april 1958Bracht een artikel over Nieuw-Guinea bij V.N. Eykelboom vond het uitstekend, ‘want het is sober geschreven’. Henk las het eveneens en vond het ‘goed’. Ik had een brief aan De Telegraaf geschreven over het Wall Street Journal-canard, maar Stokvis zei me vanmorgen, dat hij er niet over dacht mijn antwoord te publiceren. Ging naar Baarn om bloemen te brengen aan mevrouw Van Dijk (bij wie ik tijdens de Baarns Lyceum-periode in huis was geweest). Toen ik in een winkel de bloemen kocht, zei ik tegen de dame: ‘Ik heb vannacht nog over Sukarno gedroomd.’ ‘Nou mijnheer, mijn vriend is het niet.’ ‘Waarom niet?’ ‘Waarom moet hij Nieuw-Guinea ook nog hebben? Wat brengt die man er nou van terecht?’ Later bezocht ik mijnheer Van Dijk in de Nieuw Baarnse School. Hij liet me de verbouwing en uitbreiding van het gebouw zien. Vervolgens bracht ik vier uren bij mejuffrouw Buringh Boekhoudt door. ‘Ik kan niet hebben wanneer de mensen op je schelden. Ik ben er van overtuigd, dat je in je hart een eerlijke vent bent. Maar wanneer ik sommige van je artikelen lees, dan krijg ik altijd het gevoel dat je het op zo'n manier zegt, dat je meer vijanden dan vrienden maakt. Daardoor schiet je aan je doel voorbij. En dan vraag ik me af, ken je Sukarno werkelijk, zoals je denkt?’ We spraken ook over Frieda. Ik vertelde, dat ik in goede gemoede niet over mijn hart kon verkrijgen, bij de huidige verhouding van gevoelens voor Frieda om één stap verder te gaan en over een baby te denken. ‘Ik heb natuurlijk geen ervaring in dergelijke zaken,’ antwoordde zij, doelend op een huwelijkssituatie, ‘maar ik heb eens ergens gelezen dat een vader tegen zijn dochter zei: “Wanneer een man je begint te zoenen, vergeet dan nooit er op te letten of hij het met respect doet.” Wanneer ik in haar ogen kijk en naar haar gezicht, realiseer ik me opnieuw, dat juffrouw Boekhoudt één van de meest bijzondere mensen is die ik ken. | |
[pagina 150]
| |
23 april 1958Vertegenwoordigde in overleg met Eijkelboom Vrij Nederland op een lunch aan boord van de ‘Westerdam’ van de Holland-Amerikalijn ter gelegenheid van het éénjarig bestaan van het blad Occident-Western World. Aanwezig waren Prins Bernhard, Paul Rijkens, M. van Blankenstein, Jhr. H.A. van Karnebeek en andere bekenden. Het gezelschap was een uitgelezen ‘choix’ van de top van het bedrijfsleven en prominenten, in totaal 85 gasten. Ik werd voorgesteld aan Paul Rijkens, die zei: ‘Prettig met u kennis te maken.’ Rijkens sprak eerst, gevolgd door Bernhard. Ontmoette tal van personen en vrijwel unaniem keurde men het Nieuw-Guineabeleid van de overheid af. | |
25 april 1958Henk Hofland meldde, dat de heer Drost, de toekomstige directeur van het Algemeen Handelsblad hem had toegevoegd, nadat hij Henk en mij had zien zitten praten: ‘Gaat u met die man om?’ Henk vertelde ook, dat er een geheime delegatie uit Djakarta was aangekomen om te zien of er een regeling met Nederland voor de geschillen kon worden getroffen. Smedts was het oneens met mijn Nieuw-Guineaärtikel. ‘Ik wil een stuk hebben gebaseerd op feiten en feiten alléén en geen polemieken of beschouwingen.’ Ik zal het dus herschrijven. Ook had ‘iemand bij de K.L.M.’ hem verteld, dat ik op dit moment in Nederland was op kosten van het paleis in Djakarta. Ik antwoordde, dat ik het geld in New York van een vriend had geleend. ‘Ja maar,’ zei Smedts, ‘Max Maramis heeft jouw correspondentie met hem aan Het Parool gegeven, zodat ze daar nu kunnen bewijzen, dat jij op instructie van Subandrio rechtstreeks in contact met de minister stond vorig jaar.’ ‘Nee,’ antwoordde ik, ‘toen ik in de Amerikaanse ambassade met Subandrio in Parijs telefoneerde, vroeg ik zelf aan Bandrio of ons contact rechtstreeks kon verlopen, omdat ik de locale Indonesiërs als Maramis en Sudjoko niet vertrouwde. En dit was dus terecht, zoals het doorgeven van mijn brief aan Maramis aan Het Parool nu maar weer bewijst.’ In de kazerne in Weert, waar Martin lag, was een ‘Bangalore’-torpedo ontploft, die twee militairen had gedood en één ernstig verminkt. Martin beschreef de gruwelijke gevolgen van de explosie. Hij zelf lag achter een bosje met een zware mitrailleur toen het gebeurde. William Fitzpatrick van de Wall Street Journal reageerde op | |
[pagina 151]
| |
mijn brief, waarin ik had gevraagd hoe de berichten, die nergens op waren gebaseerd, in De Telegraaf waren gekomen. Hij antwoordde dat hij het ook niet wist, maar nu er eenmaal een rel was gekomen was de situatie de volgende. ‘To put it as kindly as possible,’ schreef hij, ‘the misunderstandings concerning your trip to Indonesia and the attendant publicity linking you to the Wall Street Journal are distasteful to us. Of course there is not now nor ever was a connection between this newspaper and yourself to sever. But it will now be unnecessary for you to trouble yourself to submit to us, for acceptance or rejection, articles you may write on your trip. In view of the misunderstandings and misrepresentations, anything you submitted would be quite valueless to us.’ Martin reageerde toen ik hem vertelde, hoe op één of andere manier met vereende krachten er op werd toegezien, dat ik nergens meer een poot aan de grond kreeg: ‘Niet je brood staat op het spel, maar je eer.’ Internationaal volgde ik het nieuws en er waren enkele ‘peak’ gebeurtenissen, die me interesseerden. Om te beginnen had een 23-jarige jongen uit Kilgore, Texas, Van Cliburn, het beroemde Tchaikovsky Internationale Piano Concours in Moskou gewonnen. Fidel Castro had in Cuba ‘total war’ tegen dictator Batista aangekondigd. Sam Harper van Time-magazine was op een ezel de Sierra Meastra ingetrokken en schreef: ‘Castro is a fighter. Sixteen months ago he invaded Cuba from a yacht. But he is also an articulate man interested in words, manifestos, books and the language of ideas. He treasures a volume of Montesquieu.’ Harper probeerde na te gaan in welke mate Fidel pro-Sovjet of pro-Communist was, zoals Batista had beweerd. ‘Almost to a man, the Cuban rebels are Roman Catholics, who wear religious medals on their caps or on strings around their necks. For the sake of getting on with the war, Castro says, he avoids fruitless political discussions with his one outrightly pro-Red captain.’ | |
[pagina 152]
| |
U.S.S.R. iets verbeterd. ‘The last letter from Mr. Khruschev is approximately one-third of the length of the last letter of Mr. Bulganin.’ En de fameuze ‘instant writer’, John Gunther, had in 17 maanden, nà een reis van 23.000 mijlen door de Sovjet-Unie een boek van 550 pagina's ‘Inside Russia’ geschreven. Toen Andrei Gromyko de schrijver op een receptie in Moskou tegenkwam, begroette hij hem met de woorden: ‘Ah Mr. Gunter, you must be Inside something!’ | |
26 april 1958 (dagboek)Bracht Smedts mijn herschreven artikel. Ik ging naar Henk Hofland en vroeg zijn mening. Hij vond mijn eerste stuk veel beter. Mijn ouders meldden, dat een publikatie van de Nederlandse ambassade in Pretoria het nodig oordeelde mij op ongunstige wijze in haar publiciteit op te nemen. Ik werd in deze publikatie ‘een journalist van slecht allooi’ genoemd. | |
29 april 1958Grondig gesprek met Emile van Konijnenburg. Ik vroeg hem, of ik in Vrij Nederland kon publiceren, dat mijn reis naar Teheran door de groep-Rijkens en niet door Sukarno was betaald. ‘Wanneer je dàt zou schrijven krijgt de K.L.M. een boete van 10.000 dollars van de I.A.T.A. Bovendien, wanneer je je kaarten op tafel zou leggen, zou iedereen zeggen, die zaak van Oltmans stinkt. Je moet je werkelijk realiseren, dat Vrij Nederland en mijnheer Smedst uitsluitend en alléén aan zichzelf denken. Ze laten jou rustig schieten, wanneer ze dat beter zint. Ze zijn hoogstens op een rel tegen De Telegraaf uit om politieke redenen, waar jij dan tussen komt te zitten. V.N. wil abonné's hebben en ze zullen zich beslist niet uitsloven om jou te dekken. Wat je moet hebben is geen lang stuk van jou, maar een eenvoudig kort hoofdartikel op de voorpagina, waarin jouw zaak wordt uitgelegd. Een kort, zakelijk, niet schelderig bericht van standing is de effectiefste verdediging, die je kan overkomen.’ Toen hij weg moest, zei hij tegen zijn secretaresse: ‘Geef me even mijn lintje’, en tegen mij. ‘Sommige mensen dragen hun decoratie op hun pyjama.’ | |
[pagina 153]
| |
30 april 1958Sprak opnieuw met Smedts en Eijkelboom. Ze vonden een hoofdartikel ook de beste oplossing en vroegen mij een ontwerptekst te schrijven. In Djakarta waren 700 Nederlanders in de tuin van de diplomatieke missie bijeen en zongen het Wilhelmus. De heer A.H. Hasselman is nu chef-de-mission daar. Mejuffrouw Boekhoudt schreef over ons gesprek te hebben nagedacht. ‘Ik geloof, dat jij moet proberen de zaken iets “zakelijker” voor te stellen, als je schrijft. Je wilt de “waarheid” meedelen en de mensen “de ogen openen”. Dat is best, maar je moet dat ook doen op een manier, die verstaanbaar is. En jij schreeuwt (figuurlijk gesproken) zo hard, dat het velen kregelig zal maken en ze niet meer kunnen of willen luisteren naar de inhoud en dus de waarheid niet horen. Ik geloof, dat een rustig betoog veel overtuigender is. Nu, dat moest me nog even van het hart. Je Aunty.’ | |
1 mei 1958Ambassadeur Howard P. Jones werkte 24 uur per dag aan het herstel van de betrekkingen tussen Washington en Djakarta, dit uiteraard tot grenzeloze irritatie van de heer Luns. Premier Djuanda gaf in zijn woning een diner voor Jones. Oom Sartono, voorzitter van het parlement, dankte de V.S. publiekelijk voor alle technische en economische steun, die uit Washington was ontvangen. Generaal Nasution zorgde ervoor, dat er een einde kwam aan anti-Amerikaanse betogingen. Zelfs minister John Foster Dulles, nà betreurd te hebben, dat Indonesia communistische wapens had gekocht, gaf nu openlijk toe, dat de V.S. een aanvraag om voor 700 miljoen dollars wapens in Amerika te kopen, die dateerde uit 1957, links hadden laten liggen en er niet op waren ingegaan. Een zekere ontspanning hing in de lucht. Intussen berichtte de Turkse journalist Asral Humbaraci, dat drie Amerikaanse schepen op 16 november 1957, op 23 januari 1958 en op 28 januari 1958 belangrijke wapenvoorraden naar Sumatra hadden gebracht. Bovendien had de regering van Formosa (namens de V.S.) vier bommenwerpers en twee Mustang jagers aan de Indonesische opstandelingen geleverd. Over dubbelspel gesproken. John Foster Dulles kon lastig staande houden, dat hij van de activiteiten van de C.I.A., geleid door zijn broer Allen, niet op de hoogte zou zijn. | |
[pagina 154]
| |
2 mei 1958De Britste Manchester Guardian gaat nu zo ver te vrezen, dat er in Indonesië een conflict tussen communisten en anti-communisten zal ontstaan zoals in Korea gebeurde. Officier van Justitie W. Tonckens schreef me in antwoord op mijn protest, dat hij De Telegraaf niet wilde vervolgen. ‘Ik acht geen termen aanwezig om een strafvervolging in te stellen naar aanleiding van artikelen verschenen in De Telegraaf van 1 februari en 2 februari 1957, welke artikelen aan de activiteiten van uw persoon waren gewijd.’ Ontmoette George Branford, een neger modemodel, die bij een andere Amerikaan, ook een neger, in de Viottastraat logeerde. Ik ging met hem mee en het was raak. We aten later in het Bakhuisje. Hij bad voor hij begon te eten. | |
3 mei 1958Ik had Van Konijnenburg gevraagd of de groep-Rijkens bij mijn huidige moeilijkheden, die van alle kanten op me afkwamen, me met duizend gulden wilde helpen. Ik bezocht hem vanmorgen in Den Haag opnieuw. Hij had het hele land afgebeld. Ik had geen steun te verwachten. Misschien zou ik zelf via de heer Bronsing iets gedaan kunnen krijgen. ‘Sukarno heeft natuurlijk de fout van zijn leven gemaakt om tègen Padang te vechten. Door te gaan schieten, is hij van systeem veranderd. Dat was,’ aldus Konijn, ‘precies wat de kolonialisten altijd hadden gedaan. Nederland had toch altijd de moeilijkheden in Indië weggeknald? De politionele acties hadden bewezen, dat het westen in Azië de einden niet meer aan elkaar kon schieten. En nu is Bungkarno op de klassieke koloniale manier zelf begonnen de buitengewesten weer bij de republiek te schieten, geheel op basis van het koloniale denkpatroon van een bepaald gebied ressorteert onder mij.’ Hij vervolgde: ‘Sukarno heeft eerst naar een houvast in het westen gezocht. Dat vond hij niet. Toen raakte zijn systeem op drift. Hij probeerde nog touwen uit te gooien, doch wij misten die kans. Nu hebben de Russen zijn touw gegrepen. Niet Sukarno alléén is verantwoordelijk voor deze situatie. De regering Djuanda en zijn huidige adviseurs dragen mede een grote verantwoordelijkheid. Vergeet niet dat tot dusverre Sukarno's beleid altijd op leidelijk verzet was gebaseerd. Wij zonden troepen. Op de Ronde Tafel Conferentie heeft toen het gezonde verstand gezegevierd, al werd de onherstelbare fout gemaakt, dat de souvereiniteitsoverdracht werd geclausuleerd. Zij werd gebonden aan voorwaarden, en hiermede | |
[pagina 155]
| |
maakte Nederland, dus het westen, een onvergeeflijke psychologische fout. Mijnheer Merle Cochran, de bemiddelaar uit de V.S., even goed. Vergelijk maar hoe Lord Mountbatten er vandaag aan de dag in India op staat en hoe onze Schermerhorn er in Indonesië op staat. Bij de Ronde Tafel Conferentie werd door het niet overdragen van het hele gebied van Nederlands-Indië aan Indonesië de eerste steen al meteen fout gelegd. Het gaat er verder niet om bepaalde personen als de schuldigen aan te wijzen, maar om de gemaakte fouten behoorlijk te analyseren.’ Geen financiële hulp dus. Ik bracht mijn Contaflex-camera naar de Bank van Lening. Daar was ik lang niet geweest. Opbrengst: honderd gulden. | |
7 mei 1958Indonesische rebellen hebben onder aanvoering van kolonel Samual de plaats Djailolo bezet, waar ik dus in 1957 met president Sukarno ben geweest. Het is de verjaardag van Inez Röell. Ik brandde een kaars in het Begijnenhof. Sprak met John van Haagen over zijn huwelijk. Het was momenteel kennelijk geen rozegeur en maneschijn ‘In het kamp vecht ik tegen de galons, thuis tegen mijn vrouw. In de dienst is het dus een uiterlijk gevecht, maar thuis wordt je er innerlijk door gekwetst. Intussen blijven beide gevechten een vorm van koude oorlog.’ Ze houden van elkaar, dat is zeker, maar echt gelukkig zijn ze nu niet. ‘Waarom denk je, Wim, dat op vrijdag lange rijen kerels bij de Sociale Officier staan? Ze moeten dan op rapport komen en krijgen de vraag te horen: ik heb een brief van je vrouw gekregen, waarom ben je het weekeinde niet thuis geweest?’ John heeft zelf ook soms genoeg van de dienst. Gisteren moest hij binnen blijven, omdat zijn haar niet kort genoeg was. | |
[pagina 156]
| |
Het Algemeen Handelsblad publiceerde op de vóórpagina vanavond: ‘Russische jagers in Indonesië gestationeerd?’ Twintig MIG's zouden zijn aangekomen, aldus werd van revolutionaire zijde in Singapore meegedeeld. | |
8 mei 1958John Foster Dulles veroorzaakte opnieuw sensatie door op de N.A.V.O.-conferentie in Kopenhagen te verklaren, dat een aanval van Indonesië op Nieuw-Guinea een gevaar inhield, niet alléén voor de ontwikkeling in zuidoost-Azië, maar voor de hele wereld. De Nederlandse delegatie was ‘zéér verbaasd’ geweest over deze laatste uitspraak namens de Amerikaanse regering. Minister Luns verklaarde meteen in een radio interview, dat de heer Dulles eindelijk één en ander uitstekend bleek te hebben begrepen. Koningin Juliana installeerde uitgerekend vandaag een nieuwe gouverneur voor Nieuw-Guinea. Albert Besnard haastte zich om nog vanavond met een commentaar te komen in het Handelsblad: ‘Beter laat dan nooit’, wat dan op mijnheer Dulles sloeg, die eindelijk zou hebben begrepen, dat de V.S. Nederland dienden te steunen. Gode zij dank redde Constandse met zijn dagelijkse commentaar: ‘De N.A.V.O. en zuidoost-Azië’, de eer van de krant enigermate, door de rebellen van Sumatra als politieke generaals en ‘warlords’ te omschrijven, welke indertijd zo berucht waren geworden in de Chinese burgeroorlog. Ik spoedde me naar Henk Hofland in de Boticellistraat. Hij had nog geen kennis genomen van het laatste chef d'oeuvre van Besnard. Hij las het, en nà eerst iets anders te hebben gelezen, over film, las hij het een tweede maal. Hij haalde zijn schouders op en verklaarde Besnard voor gek. Maar hij maakte zich er verder niet druk om en vermeed het onderwerp. Ik verliet zijn huis met het sombere gevoel, dat Henk steeds meer over de hele linie capituleerde en voor weinig zaken meer echt warm liep. Met die verandering in levenshouding voelde ik ook de temperatuur van onze relatie verder naar een nulpunt dalen. | |
[pagina 157]
| |
Landverraad?
De portier van het ‘American Hotel’ zei me het hoofdartikel in V.N. te hebben gelezen. ‘Ik moet toegeven, mijnheer, dat ik zelf door De Telegraaf ten aanzien van u was beïnvloed.’ Telefoneerde mevrouw Röell en vroeg hoe het met haar ging. Zij drong er onmiddellijk op aan, dat ik paleis Soestdijk ervan | |
[pagina 158]
| |
verwittigde, dat ik ‘die verhalen had verzonnen uit wraakneming jegens haar.Ga naar voetnoot55. Het was de conditie, om contact met elkaar te kunnen hebben. Dochter Inez zou thans alléén wonen. Het ging mij er dus om te weten te komen hoe mijn vriendin het maakte. Ze zei bovendien, dat ik gezegd zou hebben, dat Prins Berhard volgens haar een homoseksueel was, en het was in mijn eigen belang, indien ik Soestdijk zou melden, dat zij dit nooit had gezegd. ‘Ik ben je nooit afgevallen, ik heb je juist altijd verdedigd,’ zei ze glashard. | |
14 mei 1958Ambassadeur Van Roijen bracht opnieuw een bezoek aan John Foster Dulles. De Amerikaanse ambassadeur Jones had namelijk minister Subandrio officieel namens Dulles meegedeeld, dat een bericht in de pers, dat Dulles een Indonesische aanval op Nieuw-Guinea een gevaar voor de westerse wereld had genoemd, ‘kennelijk een verzinsel was geweest’. Dit had Dulles aan Jones geseind. Jones overhandigde Bandrio het telegram. Een en ander noopte Van Roijen zich naar het State Departement in Washington te spoeden, want de inhoud van Dulles' telegram aan Jones had de Nederlandse regering verontrust. De indruk zou namelijk zijn gewekt, dat de V.S. onverschillig stonden tegenover een Indonesische aanval op Nieuw-Guinea. Frankrijk heeft thans een eigen Ventje Samual. Generaal Jaques Massu heeft in Algerije een militaire junta gevormd en de radio- en regeringsgebouwen bezet. Ik moet zeggen, dat ik nu in 1987 met aanzienlijke verbazing constateer, dat ik de Heer Sesink, hoofd van de recherche van Soestdijk, op 14 mei 1958 een aangetekende briefGa naar voetnoot56. zond, zoals mevrouw Röell het graag wilde. Ook al kwam ik tegemoet aan haar dringende wens ‘belastende verklaringen’, zoals zij dat zag, enigermate te harer gunste af te zwakken, het bleef een feit, dat de verschillende rechercheurs van Soestdijk ook een aantal andere mensen, die getuige waren geweest van de door mij gemelde verklaringen van mevrouw Röell, reeds hadden gehoord. Bij één gesprek met mevrouw Röell op mijn kamer aan de Churchilllaan waren ook mijn vrienden Frank van Lennep en Wicher de Marees van Swinderen aanwezig geweest, een mededeling, die ik tot dusvere mede terwille van hen achterwege heb gelaten. Ik zag | |
[pagina 159]
| |
mevrouw Röell langzamerhand meer als een door allerlei gebeurtenissen in haar levenGa naar voetnoot57. diep gekwetste en beschadigde dame. Nu zij ouder werd meende ik aan haar wens iets tegemoet te moeten komen. Ik schreef aan de heer Sesink onder meer: (dagboek) ‘Het is mijn wens, dat de familie Röell door het conflict tussen genoemde mevrouw Röell-Wijgchel en mij zelf, op geen enkele wijze betrokken zal worden in deze onverkwikkelijke, thans achter ons liggende affaire. Zoals u bekend, heb ik nimmer Inez en Charles Röell, die hier volledig buiten stonden, in de zaak betrokken. De zaak is thans vergeten en vergeven, doch ik zou het betreuren, wanneer door de felheid waarmee mevrouw Röell en ik elkaar hebben bestreden, deze dame door mij uitspraken in de mond zouden zijn gelegd, welke zij nimmer heeft gedaan. Ik geloof ook niet dat dit is gebeurd. Ik herinner me trouwens geen der details van al deze vervelende geschiedenissen, doch wanneer dit wel is geschied, wens ik overdrevenheden of zelfs onjuistheden gaarne terug te nemen. Ik sta op geen enkele wijze meer in contact met deze dame of haar familie, doch wanneer ik in Nederland ben, informeer ik altijd naar de omstandigheden van H.Ed. en haar dochter en mijn allerbeste wensen vergezellen hen allen.’ | |
15 mei 1958Telefoneerde met mevrouw Röell, dat ik het gevraagde ei voor haar had gelegd. Ze zou mijn brief aan Inez toezenden. Ze vroeg hoe het met Frieda was en vond dat zij het boerse gezicht van haar Vader had. Ze vond mijn relatie met Martin veel te normaal, ‘Niet leuk, je begint toch niet kinds te worden?’ Over Indonesië: ‘De rivieren op Java staan rood van het bloed van vermoorde Chinezen. Je moet maar eens aan Sukarno zeggen, dat hij politieke gevangene Schmidt los laat.’ Ze voegde er aan toe: ‘Misschien loopt het allemaal nog wel eens anders af en dineren we over een paar jaar samen met Bungkarno.’ De man van Inez had ‘iets’ met zichzelf gedaan, waarvoor hij in een ziekenhuis had moeten worden behandeld. ‘Ach jongen, of jij een jongen of een meisje als partner heb, vind ik allemaal goed. Voor mijn part heb je een kikker, als die maar sex-appeal heeft.’ Ik liet Martin Portier de brief aan Sesink van Soestdijk lezen. Hij vroeg: ‘Heeft zij jou ook een brief gegeven, dat alles verge- | |
[pagina 160]
| |
ten en vergeven is?’ Daar had ik dus inderdaad niet over nagedacht en eigenlijk kon het me ook niets schelen. Harm van Riel (V.V.D.) verklaarde nu in de Eerste Kamer, dat Nederland bij de verdediging van Nieuw-Guinea de last niet alléén diende te dragen en hulp van anderen diende te krijgen en aanvaarden. Met anderen doelde hij dus op Amerika. De V.V.D. was er op uit het conflict met Indonesië te internationaliseren en formeel steun van Washington te krijgen. De V.V.D. bewoog zich onder de bezielende leiding van de oud-Indischman en super koloniaal denkende Van Riel in het straatje van Luns. Intussen zei de minister andermaal in een gesprek, dat alle ellende door de Indonesiërs werd veroorzaakt, die geweigerd zouden hebben ooit te praten over de Papoea's. Je moet het lef maar hebben. | |
17 mei 1958Woonde in het Koninklijk Instituut voor de Tropen een Plantersdag bij. Deze werd gesponsored door het Contactcentrum voor oud-planters in Indië. Er werden ongeveer drieduizend planters, uit Indonesië in het vaderland terug, verwacht, die als gevolg van de waanzin rond de Papoea's dat land hadden moeten verlaten. Hoe konden deze waardevolle krachten in het arbeidsproces hier worden opgenomen? Ook Hans Beynon was aanwezig. | |
18 mei 1958Oom A.F. Bronsing legde andermaal in een brief uit, waarom hij me niet meer wilde helpen. ‘De gang van zaken in Indonesië heeft wel bewezen, dat, welke goede bedoelingen je ook moogt hebben gehad met je door mij en vele anderen betreurde activiteit in Indonesië, je streven om door opoffering van verdere Nederlandse belangen in het Verre OostenGa naar voetnoot58. een blijvende vriendschappelijke verhouding tussen Indonesië en Nederland te verzekeren een utopie was. Ik geloof niet, dat er velen in Nederland zijn, die je steun zouden kunnen en willen geven om de reputatie, die je door eigen actie hebt verworven, te verbeteren.’ Schreef een aangetekende brief naar de Procureur-generaal met een bezwaarschrift naar De Telegraaf en vroeg opnieuw om vervolging vanwege het schaden van mijn naam door het volmaakt uit de lucht gegrepen bericht, dat ik onder ‘valse |
|