Liegen tegen Beatrix
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
IIIOmdat er maar geen einde kwam aan de pesterijen van de Staat, ging ik in 1986 in Zuid-Afrika werken. Ingrijpende veranderingen waren op til. Mijn toenmalige vriend, generaal Hein de Villefort du Toit, was met introducties behulpzaam. In 1990 was ik de enige journalist die, enkele dagen voor de vrijlating van Nelson Mandela, op ‘Tuynhuys’ in Kaapstad een gesprek onder vier ogen kon hebben met president F.W. de Klerk. Ook hij moedigde me aan als mediaadviseur in het nieuwe Zuid-Afrika te komen werken. Op 30 april 1990 verhuisde ik met mijn hele hebben en houden naar de overwegend zwarte wijk Hillbrow in Johannesburg. Maar volkomen onverwacht sloten alle deuren zich voor me. Zelfs generaal Du Toit werd onbereikbaar. Persoonlijke vrienden als de van Ketwich Verschuurs in Kaapstad schreven een onverklaarbaar briefje me niet meer te willen ontvangen. Het was een toestand die me aan de bezettingstijd uit de Tweede Wereldoorlog deed denken. Wat kon er zijn gebeurd? Uit welke duistere, voor mij onzichtbare hoek, kwam de sabotage ditmaal? Afspraken om als mediaconsulent te gaan werken werden niet gehonoreerd. Het financiële fundament viel op mijn 65ste jaar onder me weg. Mijn laatste privé-fondsen raakten op. Ten einde raad wendde ik mij tot de andere lieveling van Miss B.B. Ik vroeg haar, in haar hoedanigheid van voorzitster van de Raad van State, te helpen bevorderen, dat aan de hand van de Wet Openbaarheid van Bestuur, mijn dossiers aangaande de mijn leven ondermijnende overheidsdaden boven water zouden komen. Ik besloot dit verzoek met de woorden: ‘Indien u het niet voor mij wilt doen, wilt u het misschien voor de steun en toeverlaat uit onze jeugd doen.’ In een recordtempo kwam een aantal maanden later de zaakgelastigde te Pretoria, Hans SondaalGa naar eind14, in Hillbrow op bezoek. Hij bracht enkele honderden, tot dusverre geheime, stukken uit de archieven van Buitenlandse Zaken mee.Ga naar eind15 Het was meer dan schokkende lectuur.Ga naar eind16 Na alles wat me de voorgaande 35 jaar als journalist en burger van dit land was overkomen, overdonderde mij toch nog de vunzigheid waartoe de zogenaamde keurige mijnheren uit de burelen rond het Binnenhof in staat bleken te zijn geweest. Ik werd in staatsdocumenten, op gezag van ministers en ambassadeurs, afgeschilderd als zo ongeveer de onbetrouwbaarste raddraaier en homoseksueel die het koninkrijk deze eeuw had voortgebracht. Deze ‘informatie’ circuleerde bovendien in het geheim over de hele wereld, ook bij gezagsdragers van andere landen. De afgelopen maanden hebben de eerste bij deze onbehoorlijke zaken betrokken ministers en ambassadeurs zich in de Haagse rechtszaal moeten verantwoorden voor | |
[pagina 14]
| |
de onder hun verantwoordelijkheid toegebrachte schade aan mijn leven. Ze draafden op in maatkostuums, in de revers voorzien van grootkruisen voor het koninkrijk bewezen diensten. In werkelijkheid was het een armzalige parade van bij mij medelijden opwekkende figuren, die er geen probleem van maakten hun oplichterspraktijken onder ede voort te zetten. De Wet Openbaarheid van Bestuur is bedoeld om de burger bescherming te bieden tegen wandaden van de overheid. In de praktijk betekent deze wet, dat juristen in overheidsdienst bepalen wat de door de Staat gedupeerde burger wel of niet onder ogen krijgt. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken is mr. P.G.L. van Velzen het baasje dat minister Van Mierlo moet beschermen. Dat wil zeggen: Van Velzen schat in welke bewijsstukken mij niet kunnen worden gegeven, omdat ik anders binnen de kortste keren het juridische gevecht tegen de Staat zou winnen. Na ontvangst van de eerste bewijzen dat de Staat schuldig was hoopte ik alsnog op een wonder, dat het getij tegen mij in Zuid-Afrika ten gunste zou keren, en ik zou kunnen blijven waar ik was. Ik schreef minister Hans van den Broek dan ook, dat, in het bezit gekomen van genoemde bewijzen, het niet meer dan redelijk zou zijn dat ik voor 35 jaar gecoördineerde Haagse broodnijd gecompenseerd werd en vroeg of er geen gesprek mogelijk zou zijn om een voor beide partijen aanvaardbare regeling te vinden. Het gezegde luidt dat hij, die niet bereid is tot een compromis, een kwezel is; hij die niet tot een compromis in staat is, mesjogge moet zijn; en hij die geen compromis aandurft een onderkruiper is. Van den Broek piekerde niet over een regeling. Het antwoord was: procedeer maar, ‘want er is geenszins sprake van, dat de Staat sedert 1957 jegens u onrechtmatig zou hebben gehandeld’.Ga naar eind17 De bewindsman zette de leugen zelfs op papier. Hij wist op dat moment dat mij, na een verzoek daartoe tot de Koningin, ruimschoots geheim codemateriaal ter hand was gesteld dat glashard aantoonde met wat voor schoften ik al die jaren via zijn ministerie te maken had gehad. Natuurlijk wist hij wel degelijk dat de Staat vuile handen had, maar pour besoin de la cause schreef hij doodgemoedereerd dat zijn naam Haas was. Zijn adviseurs hadden hem erop gewezen dat mijn geld op was, dat ik op straat zou komen te staan, dus een procedure zou verder geen problemen opleveren. Hoeveel ander kwaad deze van den Broek op zijn kerfstok had was me in 1991 nog niet bekend.Ga naar eind18 Het corrupte denken en de arrogantie van rijksambtenaren kent na een halve eeuw van vrede en rust geen grenzen. De heren denken langzamerhand alles voor het zeggen te hebben, en menen zich jegens niemand meer behoeven te verantwoorden, inbegrepen Hare Majesteit. Om van het parlement maar niet te spreken. Kamerleden zitten vrijwel zonder uitzondering permanent voor aap. Zij worden bij het beantwoorden van hun vragen strijken-zet door maffiosi in de bureaucratie met een kluitje in | |
[pagina 15]
| |
het riet gestuurd. Vervolgens is het weer komkommertijd en gaat iedereen opgewekt met vakantie. Na het mislukte proces uit 1981, waarbij ook prins Claus was betrokken, zat er in 1991 niets anders op dan vanuit Zuid-Afrika een procedure tegen de Staat te beginnen, om nu tot het bittere einde voor eens en voor altijd aan het geklier vanuit Den Haag een rigoureus einde te maken. De tegenpartij, ook niet van gisteren, ondernam een voor mij ruïneuze tegenzet. Na zes jaar ongestoord in Zuid-Afrika te hebben verbleven werd mijn verblijfsvergunning, zonder opgaaf van redenen, van de ene op de andere dag door Pretoria opgezegd. Op mijn verzoek liet generaal S.J.J. Smit, hoofd van de misdaadbestrijding van de Zuidafrikaanse politie, door de kolonels Basson en Rudfin van de Crime Division in Hill brow een onderzoek instellen. Het antwoord van de generaal was dat Zuid-Afrika geen enkele reden had mij het land uit te zetten, ‘want u hebt zelfs geen verkeersovertreding begaan’.Ga naar eind19 De Nederlandse ambassadeur P.A. van Buren beantwoordde geen enkel verzoek om hulp en wenste mij ook niet te ontvangen. Hij liet alles aan André Roijackers over, die inmiddels door een noodlottig ongeval in Zuid-Afrika om het leven is gekomen. Op 2 augustus 1992 werd ik op bevel van Piet Colijn, directeur-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken te Pretoria, gearresteerd en op een vliegtuig gezet, met achterlating van mijn gehele bezit. Op mijn 67ste jaar stond ik in Amsterdam letterlijk op straat. Met kunst- en vliegwerk en de hulp van een van mijn beste vrienden, kon ik op 15 oktober 1992 een studio van zes bij zes meter in de Jordaan betrekken. Ik leef sedertdien van een minimum uitkering. Dat is de prijs die men in Den Haag betaalt voor streven naar eerlijke en integere journalistiek. Oscar Wilde schreef eens, dat journalisten zich al te dikwijls onder vier ogen verontschuldigen voor wat zij eerder publiekelijk hadden verkondigd. Voor de integere journalist bestaat geen discrepantie tussen wat binnenskamers wordt gefluisterd of bij Theo van Gogh voor de beeldbuis wordt gezegd. Publiceren of mond opendoen, dus informatie doorgeven of een mening presenteren, kan alleen integer zijn wanneer de interne en externe scripten kloppen. De Haagse bureaucratie en politiek opereren met een dijk conflicterende scenario's, rond het leidmotief ‘tegen iedere prijs de kool en de geit sparen om aan de bak te blijven’. Er wordt permanent met feiten en de waarheid gejongleerd alsof het zo hoort. Er wordt gelogen dat ze bar sten: onder elkaar, jegens derden, en last but not least tegen de majesteit, die de eigengereide Haagse bende moet voorzitten. Neem Van den Broek. Tegen mij loog hij zoals het in zijn brief gedrukt stond. Maar na uit Zuid-Afrika te zijn gesmeten kwam ik geheel andere schofterij op het spoor, begaan onder zijn verantwoordelijkheid. In de jaren tach- | |
[pagina 16]
| |
tig had het koninkrijk zich ook nog op het terrein van de terreur-business begeven. Het ministerie van Buitenlandse Zaken verschafte de terrorist Klaas de Jonge vier paspoorten, om in het geheim communistische wapens en kleefmijnen, bestemd voor het anc, de Republiek Zuid-Afrika binnen te rijden.Ga naar eind20 De Israëlische mossad en de Zuidafrikaanse inlichtingendienst wisten exact wat De Jonge deed. Nadat zijn gangen bekend geworden waren werd hij gearresteerd, maar hij vluchtte de ambassade te Pretoria in. Hier werd hij prompt weer uitgehaald. Den Haag schreeuwde moord en brand, dat Zuid-Afrika de status van het bijkantoor in Pretoria had geschonden. Je moet het lef maar hebben, na het als regering mogelijk gemaakt te hebben dat een franc tireur op officiële papieren explosieven binnen kon brengen om blanke boeren bij sportvelden op te blazen. Den Haag eiste dat De Jonge zou worden teruggebracht. Zou Pretoria de man namelijk voor de rechter hebben gebracht, dan zou Nederland de geschiedenis in zijn gegaan als een natie welke actieve en materiële steun verleende aan internationaal terrorisme, met gewapende hulp uit Oost-Europa en de Sovjet-Unie. De Jonge ontving trouwens zijn opleiding tot terrorist in de toenmalige communistische ddr. Bovendien ontdekten Haagse juristen, dat door in vreemde-overheidsdienst te treden, De Jonge geen Nederlander meer was. Er diende snel gehandeld te worden, opdat Pretoria niet zou ontdekken dat Zuid-Afrika helemaal niet verplicht was de man naar de ambassade terug te brengen. Het was letterlijk een kwestie van uren. De majesteit moest als de gesmeerde bliksem een decreet tekenen waarbij Klaas weer tot Nederlander werd gebombardeerd, anders was het hek van de dam en het internationale aanzien van het koninkrijk voor onbepaalde tijd ernstig geschaad. Normaliter zou Beatrix die handtekening in geen duizend jaar hebben mogen zetten. Haar signatuur sanctioneerde immers indirect een koninklijke goedkeuring voor wapensmokkel ten behoeve van terreur in een andere lidstaat van de Verenigde Naties. Premier Ruud Lubbers en minister Hans Van den Broek legden haar het decreet ter tekening voor, dus uiteindelijk namen zij de ministeriële verantwoordelijkheid. Voorlopig zal het wel het geheim van Huis ten Bosch blijven of de Koningin de waarheid wist en alle achtergronden kende, of in welke mate er mogelijk ook tegen haar werd gelogen. Boudewijn is eens 48 uur afgetreden als koning toen hij het verdomde een handtekening te zetten terwijl zijn ministers erom vroegen. Beatrix voelt blijkbaar niets voor dit genre juridische kunstgrepen. Zij tekende. Genoemde gegevens bereikten mij via informanten van de koninklijke marechaussee, het politionele apparaat dat het Koninklijk Huis beschermt. Wat men in deze kring als een uitzonderlijk kwalijke affaire beschouwde, | |
[pagina 17]
| |
was de rol die Hendrik baron Bentinck van Schoonheten, tweede man op de ambassade in Pretoria, had gespeeld in de perikelen rond De Jonge. Buitenlandse Zaken werd genoodzaakt een afgedankt gebouw, waar de terrorist zich in bevond, enkele jaren reilend en zeilend te houden,Ga naar eind21 omdat de man alsnog gearresteerd zou worden indien hij zijn neus op straat zou durven vertonen. De koninklijke marechaussee zond twee bewakers naar Pretoria om een rapport te schrijven over wat er zich rond De Jonge afspeelde. Van Zuidafrikaanse zijde was doorgegeven dat de Nederlander het lege ambassadegebouw gebruikte als een verkapt hoofdkwartier van het toen nog verboden anc. Aldus beschikte de zwarte verzetsbeweging over een diplomatieke commandopost, waar men met faciliteiten van de ambassade contacten met de buitenwereld kon hebben. De rol van de heer Bentinck in deze werd door de koninklijke marechaussee als buitengewoon laakbaar geïnterpreteerd. Het bewuste rapport, dat ook in 1996 nog steeds geheim is,Ga naar eind22 was behoorlijk bezwarend voor Buitenlandse Zaken, zodat Van den Broek zich genoodzaakt zag schoonmaak op de ambassade in Pretoria te houden. De heer Bentinck verhuisde naar Parijs, diens secretaresse verdween naar een winkel op Schiphol, en een andere Hollandse koerierster, logée van de secretaresse van de heer Bentinck, vertrok eveneens met onbekende bestemming. Waar men zich blijkbaar in kringen van de koninklijke marechaussee uitzonderlijk aan ergerde, was dat de heer Van den Broek bij het vertrek van privé-secretaris Quarles uitgerekend de heer Bentinck voordroeg deze post op paleis Noordeinde als rechterhand van de majesteit te gaan bekleden. Diens verdere diplomatieke carrière lag immers, na het debâcle in Pretoria, in handen van Buitenlandse Zaken. Voor de minister was het handig om een van hem afhankelijk bondgenoot een eindje verder op de gang te hebben zitten, op oorafstand van Beatrix. Op 15 december 1992 heb ik de affaire Klaas de Jonge, Bentinck van Schoonheten en Hans van den Broek op een rij gezet en in een omslagverhaal voor de Media KrantGa naar eind23 samengevat. Een week eerder zond ik de tekst ter kennis neming aan de Koningin. Eveneens op 15 december maakte premier Lubbers in het parlement bekend dat de heer Van den Broek een opengevallen post in Brussel zou gaan bekleden. Niemand in Den Haag begreep wat er gebeurd kon zijn. Skivakanties waren reeds geboekt. De kerstman kwam eraan. Wat misschien wel iets zegt is dat de heer Van den Broek die ochtend om 11.00 uur de kortst durende afscheidsvisite heeft afgestoken uit de regeerperiode van deze majesteit op Huis ten Bosch. Wat moet men nog meer weten? |
|