Liegen tegen Beatrix
(1996)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermdIIIn 1946 liet ik me op Nijenrode inschrijven voor een opleiding tot diplomaat. Oud-gezant Willem Ridder van Rappard, lid van de Raad van Toezicht, moedigde me hiertoe aan. Na eveneens twee jaar aan de Yale University colleges over internationale betrekkingen te hebben gevolgd, was ik tot de slotsom gekomen dat een functie als diplomaat voor mij geen optie was. In Washington en op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties had ik een aantal diplomaten van verschillende landen leren kennen en aan het werk gezien. Ik wist in 1950 al dat een leven lang ambtenaartje spelen op diplomatieke vestigingen in den vreemde, niets voor mij was. Bovendien zouden door de moderne communicatiemiddelen ambassades worden gereduceerd tot veredelde postkantoren. Ik wilde in mijn leven creatief bezig zijn, eigen initiatieven kunnen ontwikkelen, zonder op toestemming vanuit Den Haag te moeten wachten, waar men doorgaans toch niets weet over actuele situaties in verre continenten. Ik wilde in mijn leven zo vrij mogelijk zijn. Mijn kamergenoot op Nijenrode, Henk Hofland, zou me in 1953 naar de redactie-buitenland van het Algemeen Handelsblad in Amsterdam halen. Zo werd ik, godzijdank, geen diplomaat maar journalist. Drie jaar later kwam ik in Rome, waar ik werkte voor De Telegraaf, in aanvaring met de Staat der Nederlanden, en ben dit tot 1996 gebleven. Van 10 tot 17 juni 1956 ben | |
[pagina 8]
| |
ik namelijk met president Sukarno van Indonesië in Italië op reis gegaan. Het was een eerlijke en normale zaak nu de man binnen handbereik was ook te luisteren naar wat hij te zeggen had. De Telegraaf had mij dit verboden, en minister Luns en de heren van de Haagse ‘apenrots’Ga naar eind4 dachten er net zo over. Met Sukarno praten stond in 1956 gelijk aan landverraad. Eerst werd ervoor gezorgd dat ik door De Telegraaf werd ontslagen, en toen ik voor de Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Handelsblad en Het Vaderland naar Indonesië was gereisd (1956 - 1957), werd de Binnenlandse Veiligheidsdienst misbruikt om me bij mijn hoofdredacties als ‘staatsgevaarlijk’ af te schilderen, omdat ik waarschuwde dat we Nieuw-Guinea aan Sukarno zouden moeten afstaan. Opnieuw werd ik door drie vooraanstaande kranten ontslagen. Ik dacht ‘barst’, en emigreerde op 10 juni 1958 naar de vs. Ik nam aan, daar buiten bereik van Haagse tentakels te zijn. Mis! De loopjongens van Luns in Amerika zonden detectives achter me aan en seinden de cia tegen mij in. Toen ik nog één accreditatie over had, voor Vrij Nederland, werd Luns door zijn ambassadeur bij de uno gevraagd of hij niet kon zorgen dat ik ook door dit blad zou worden ontslagen. De Haagse terreur werd in het diepste geheim gecontinueerd. Per codetelegrammen, want niemand mocht erachter komen hoe de Staat haar misdadige gedrag orkestreerde. Argeloos arriveerde ik op 27 januari 1958 op Curaçao om een reportage te maken over een bezoek van prinses Beatrix. Mr. S.J. baron van Tuyll van Serookskerken, in die dagen rechterhand van Luns, had de gouverneur een geheim telegram gezonden met de boodschap, dat ik van de prinses weggehouden moest worden. Ik keerde onverrichter zake naar New York terug. Ik leed voor de zoveelste maal schade door toedoen van de Staat. In 1961 was snel handelen geboden, wilde Nederland niet voor een derde maal met Indonesië in een oorlog verwikkeld raken. De eenvoudige journalistieke regel niet alleen op informatie van Den Haag af te gaan maar het oor ook in Jakarta te luisteren leggen, had het voor mij bedrieglijke spel van Luns & co in de kwestie Nieuw-Guinea aan het daglicht gebracht. Luns loog bovendien dat Washington Nederland steunde inzake vasthouden aan die ene kolonie in Azië. De Staat had de mediawereld via vuilspuiterij en pure character assasination hermetisch voor me afgesloten. Er zat daarom niets anders op dan de pet van journalist tijdelijk te vervangen door de hoge hoed van een diplomaat. Op 5 april 1961 bezocht ik de veiligheidsadviseur van president John F. Kennedy, en legde de kaarten van wat er tussen Jakarta en Den Haag speelde op tafel. Op 15 augustus 1962 werd Nieuw-Guinea via een vreedzame Amerikaanse bemiddeling aan Sukarno overgedragen. Luns & co stonden in hun hemd. Uit wraak werd ik voor het leven tot persona non grata verklaard.Ga naar eind5 In 1963 zou prinses Beatrix in Washington de eerste | |
[pagina 9]
| |
steen leggen voor een nieuw diplomatiek postkantoor. Het leek me aardig die plechtigheid bij te wonen. Ik werd geweerd. Pas in 1991 zou ik, dankzij de hulp van Beatrix, een dozijn geheime telegrammen tussen minister Luns en ambassadeur dr. J.H. van Roijen in Washington in handen krijgen, die handelden over onderhandse methoden mij ook daar van hkh weg te houden. Later las ik in de Haagse PostGa naar eind6 hoe een medewerker van Luns, Jhr. Johan de Ranitz, benadrukte hoe uitstekend zijn minister in delegeren was geweest. ‘Hij bemoeide zich niet of nauwelijks met details’, aldus directeur-generaal De Ranitz. Ik was voor Luns blijkbaar geen detail. In 1964 probeerde ik het opnieuw in Mexico, waar koningin Juliana, prins Bernhard en prinses Beatrix op staatsbezoek waren.Ga naar eind7 Tijdens een rondgang langs de ruïnes te Mitla voerde ik een gesprek met Beatrix. Zij vertelde mij dat Miss B.B. voor haar een tweede moeder was, en zeer veel voor haar betekende.Ga naar eind8 Ook na 1964 ben ik haar nog wel eens hier of daar tegengekomen, zoals bij een Club van Rome-vergadering in het toenmalige West-Berlijn. Wat me echter niet bekend was, was dat de instructies van de Staat waren, dat leden van het Koninklijk Huis geen contact met me mochten hebben. Wat me over de jaren duidelijk is geworden, is dat de Oranjes in sommige opzichten de gevangenen zijn van idioten in Den Haag. Koningin Wilhelmina beklaagde zich hierover in haar boek Eenzaam maar niet alleen. Al op jeugdige leeftijd moet zij druk in de weer zijn geweest om loopholes te vinden in het ministeriële cordon sanitaire rond het paleis. ‘Degenen, die de kooi-sfeer wensten te handhaven,’ schreef zij in haar memoires, ‘gaven ons alleen berichten door waarvan zij meenden dat wij ze kennen moesten. De andere, hoe belangrijk ook, werden ons onthouden.’Ga naar eind9 Dat was dus ook een vorm van oneerlijk zijn. Juliana besloot zo ver mogelijk af te gaan zitten van de kleinburgerlijke konkelaars in de residentie, en bewoonde paleis Soestdijk. Het va et vient in het lommerrijke Baarn zou minder in de gaten lopen. Zo richtte prins Bernhard een exclusieve eigen club op, met het doel kaartjes te verkopen voor een bezoek aan het koninklijk paar. De opbrengst zou bestemd zijn voor een nobel doel. Het was een dame in Houston, Texas, die mij hierover inlichtte toen ik aldaar een lezing kwam geven. Met enige trots vertelde zij, voor een bedrag met vier nullen in het bezit te zijn gekomen van een Soestdijk-kaartje. ‘I am to meet a real queen!’ riep zij uit. Benno zur Lippe-Biesterfeld heeft in zijn jonge jaren op kasteel Reckenwalde in Oost-Pruisen niet over een Miss B.B. beschikt, die tijdig bepaalde grondbeginselen van waarheid spreken of behoorlijk gedrag meeprogrammeer de. Ondanks vele onuitwisbare diensten het koninkrijk bewezen, zou een vitaal gemis aan integriteit de prins op kritieke momenten in zijn leven zonder mankeren in de penarie helpen. Nadat zijn dochter in 1995 schandelijk door | |
[pagina 10]
| |
Suharto was gekleineerd, reisde Bernhard in 1996, als bijzondere gast van deze ploert, naar Indonesië. In de pers verschenen foto's waarop te zien was hoe de prins de dictator, ten afscheid, hartelijk omhelsde en zoende. zkh heeft zich in diens leven wel meer met onacceptabel gezelschap ingelaten. Koningin Beatrix kreeg een gezonde scheut genen van haar grootmoeder mee. Net als Wilhelmina zit ook zij opgescheept met een waar ratjetoe van ambtelijk gespuis, solistische veiligheidsagenten, en andere vogels van dikwijls onherkenbaar pluimage.Ga naar eind10 Ook zij raakte zich er in een vroeg stadium van bewust dat oneerlijke en twijfelachtige figuren proberen een rookgordijn rond ‘de kooi’ op te trekken. Oranje-specialist Harry van Wijnen heeft gemeld, dat de huidige majesteit op werkpaleis Noordeinde een ‘schaduwregering’ voorzat. Wat minder pregnant uit de verf kwam was waarom dit absoluut noodzakelijk was. Beatrix kende de ervaringen van haar moeder en grootmoeder. Zij wist wat haar te wachten stond. Want de majesteit informatie onthouden is, net als liegen, een vorm van onbetrouwbaar gedrag. En dat is wat er steeds weer gebeurt. Luns loog dermate hardnekkig tegen koningin Juliana, het kabinet en het parlement over Indonesië, Sukarno en Nieuw-Guinea, dat het zelfs ambassadeur dr. J.H. van Roijen te gortig werd. Hij ging naar Soestdijk en biechtte op dat zijn minister een oplichter was. Beatrix zou Van Roijen later belonen met het peetoomschap van een harer kinderen. Eenmaal zelf in de ‘regeer-business’Ga naar eind11 terechtgekomen, verwachtte Beatrix dus niet anders dan dat ook zij met lieden te maken zou krijgen die haar halve waarheden en leugens zouden proberen te verkopen. Als voorzitster van de Raad van Bestuur van Holland Incorporated eiste zij terecht inzage in de boeken. Ook Wilhelmina probeerde bressen te slaan in de muur van leugens rond haar paleis. Juliana geloofde in ‘Verbeter de wereld en begin bij u zelve’. Zij stapte liever op haar fietsje als de tuinslang op Soestdijk verlengd moest worden, en probeerde dan op de prijs bij de kwekerij in Soest af te dingen. Voor haar was de politieke kermis in de residentie niet te overzien, laat staan te verbeteren. Haar dochter had echter geen zin om half werk af te leveren. Zij formeerde op Noordeinde een managementteam van strikt betrouwbaar en deskundig talent. Zij paste ervoor om discutabele lieden zelfs maar een kans te geven haar in het ootje te nemen. De wegen van Beatrix en mij bleven elkaar kruisen om de hemel mag weten welke redenen. In 1976 verscheen als donderslag bij heldere hemel een artikel in het Amerikaanse weekblad Time, getiteld ‘Pink House of Orange’. Hierin werd geschreven dat ik, in samenspel met de kgb, bezig zou zijn koningin Juliana van de troon te wurmen ten behoeve van Beatrix. Formeel was deze onzin geschreven door Robert Kroon van De Telegraaf, maar wie eni- | |
[pagina 11]
| |
germate thuis is in het metier van journalisten, weet dat een aantal hunner zich schaamteloos laat inzetten door regeringen en geheime diensten. Beatrix werd in het absurde verhaal neergezet als ‘links’, wat zij in de verste verte niet is, en Claus was ‘een rode sergeant’, die aldus door prins Bernhard zou zijn omschreven. Ik moest intussen gelden aanspreken die mijn ouders me nalieten als steuntje voor de oude dag, om acht jaar lang in het gerechtshof te Dallas, Texas, te kunnen procederen tegen Time. De Telegraaf zorgde ervoor ongrijpbaar te zijn. De krant verwees naar het feit dat dit verzonnen en voorgekookte verhaal, door hun eigen medewerker Robert Kroon in Time gepresenteerd, alleen maar uit het Ame rikaanse weekblad werd overgenomen. In 1981 was ik 25 jaar in oorlog met het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nederlandse Staat. De rode kaart van Luns had niets van zijn ondermijnende invloed op mijn leven verloren. Incidenten op ambassades overal ter wereld waar ik kwam stapelden zich verder op. Keer op keer, jaar in jaar uit, moest ik de vereniging voor journalisten, de nvj, vragen in te springen, en bewindslieden dwingen om tekst en uitleg voor het wangedrag van de Nederlandse diplomatie te geven. Onder dreiging van een kort geding door mr. H.M. Voetelink van het kantoor Nauta van Haersolte, besloot minister Chris van der Klauw in 1981 opnieuw een instructie de wereld rond te sturen dat ik behandeld diende te worden ‘als alle journalisten’. De inkt was nog niet droog of ik botste in New-Delhi voor de zoveelste maal op de kwaadaardige wraakzucht van het Haagse overheidsapparaat. Als adviseur van minister Jan de Koning van Ontwikkelingssamenwerking bracht prins Claus namelijk een bezoek aan India. Ik was aanwezig in opdracht van de Gemeenschappelijke Pers Dienst gpd. Voor mij was dit land enigermate bekend terrein. Mevrouw Indira Gandhi ontving mij zeer hartelijk en vertrouwde me toe, niet te weten of zij prins Claus diende te laten ontvangen als echtgenoot van het Nederlandse staatshoofd, of als hoge ambtenaar van Buitenlandse Zaken.Ga naar eind12 Als in 1958 op Curaçao, en in 1963 te Washington, toen ik van Beatrix werd weggehouden, verhinderden Van der Klauws dienstkloppers in de Indiase hoofdstad, dat ik rond prins Claus normaal mijn journalistieke werk zou kunnen doen. Ambassadeur H. Leopold, die me vier maanden eerder nog zakelijk had verwelkomd voor een gesprek van enkele uren in diens werkkamer op de ambassade, weigerde me uit te nodigen voor een receptie ter ere van prins Claus. Hij deed zelfs alsof hij me niet kende. Bij thuiskomst eiste ik van de Staat een schadevergoeding. Op 18 december 1981 getuigde prins Claus voor de Haagse rechtbank om zijn visie op het gebeurde te geven. Omdat ik in het gelijk werd gesteld ging de tegenpartij in hoger beroep. Na gekonkel achter de schermen won de | |
[pagina 12]
| |
landsadvocaat in tweede instantie. Vervolgens trok de nvj haar steun aan mijn proces in. Hierdoor werd het gevecht vroegtijdig afgebroken. Daarop presenteerden de keurige heren van het ministerie van Buitenlandse Zaken mij een fikse rekening die ik hen wegens het verliezen van de procedure diende te betalen. Ik ben zo vrij geweest, deze schandelijke nota niet te voldoen. Achterbaks als ze zijn hebben ze het niet in hun hoofd durven halen hierover een incassoprocedure te beginnen. Ik maakte de reis naar India voor niets en leed als freelance-journalist andermaal aanzienlijke persoonlijke schade. De gpd betaalde me slechts 180 gulden voor het zenden van telegrammen dat het werken me opnieuw werd verhinderd. In 1983, toen prins Claus al een aantal maanden in verscheidene psychiatrische ziekenhuizen in behandeling was, hing er een nieuw, onvoorstelbaar drama boven zijn hoofd. De Telegraaf en koningshuis-verslaggeefster Josje Hagers zaten zkh al ruim een jaar achter zijn broek in verband met diens vermeende homoseksualiteit. De geruchtenstroom zwelde aan. Gijs van der Wiel en diens opvolger Hans van der Voet van de rvd zaten met de handen in het haar. Er werd gevreesd voor herhaling van de truc uit 1956, waarbij het Greet Hofmans-schandaal rond Soestdijk eerst in het Duitse Der Spiegel werd gelanceerd, omdat vaderlandse media te kleinhartig waren hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Sterverslaggever van Der Spiegel Erich Wiedemann logeerde in het Amstel Hotel om de rel voor te bereiden. Het zou een omslagverhaal worden over prins Hendrik, prins Bernhard, en prins Claus. Wiedemann stond ook bij mij op de stoep, en debiteerde voldoende van de zijde van De Telegraaf gesouffleerde verzinsels over prins Claus om in het geweer te komen. Ik belegde op 24 augustus 1983 een persconferentie in Nieuwspoort, welke door een zestigtal journalisten uit binnen- en buitenland werd bijgewoond.Ga naar eind13 Iemand moest de verantwoordelijkheid nemen de tijdbom boven de hoofden van deze familie onschadelijk te maken. Ik voelde me na de afgelopen dertig jaar voldoende ter zake geïnfor meerd om met enig gezag van de toren te blazen. Soms regelde ik rechtstreeks met Beatrix bezoekjes van Miss B.B. aan Drakesteyn. Eén prinsje kreeg dan een brandweerauto; een ander moest eerst zijn fluitles afmaken voor hij beneden mocht komen. Soms wandelde mejuffrouw Boekhoudt alleen met prins Claus in de paleistuin. Flarden van zo'n gesprek sijpelden dan wel eens naar mij door. Op dat kritieke moment voelde en wist ik dat ik hen te hulp moest komen. Ik sprak, zonder aantekeningen, een uur tegen de pers. Er verscheen nergens één letter van wat ik zei, maar het ontstekingsmechanisme van een meedogenloze roddelbom bleek wel in ongerede te zijn geraakt. Der Spiegel heeft de snode plannen laten varen. |
|