kenende, wat het niet voor niets zo goed kan vinden met de Bushieten). Bush is de man, (à la Luns, die samen met Drees keer op keer in het parlement verkondigde: ‘We willen met Indonesië praten maar niet met Sukarno.’), die het verdomt om met Arafat te spreken en dit al bijna drie jaar als president niet heeft gedaan. En waarom wil hij niet met Arafat spreken? Omdat hij, met Cheney, Rumsfeld, Wolfowitz en anderen, als Khomeini, à priori op het standpunt staat gelijk te hebben. (Zo wemelt ook Den Haag nog altijd van fundamentalisten van christelijke of joodse huize, die een afschuwelijke rem op reële vooruitgang zetten).
Sharon heeft aan Bush gezegd: ‘Begin niet aan Arafat, ik heb er spijt van hem twintig jaar geleden niet voor zijn raap te hebben geschoten.’ De Israëlische premier was bovendien als de dood, dat hij een herhaling te zien zou krijgen van Carter, die onderhandelde met Anwar Sadat en Menachem Begin, of van Clinton, die dagenlang met premier Barak en Arafat op Camp David op les was, om iets te begrijpen van wat er speelde. Bush, als onbehouwen Texasproleet en superfundamentalist (zogenaamd tot overmaat van ramp ook nog in Christus herboren via de hand van Billy Graham), weet niet wat intellectual curiosity is. Eigenlijk stelt hij alleen belang in olie- of baseballcenten. Deze Bush is in wezen een fundamentalist, als Khomeini, Sharon, Blair, Aznar, Berlusconi en Balkenende, die weten hoe het moet aan de hand van een set onwrikbare uitgangspunten, waar de rest óf de Sint Vitus op danst óf op wordt afgeschoten. (Balkenende en Scheffer kozen voor de Vitus).