Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
68 Pimpernel (2)In In het land der blinden schreef ik over de Hilversumse zakenman Dirk Keijer die jarenlang goede sier maakte in Moskou. Nadat Gorbachev het roer overnam en de ussr binnen de kortste keren de nek omdraaide, verdween Dirk van de aardbodem. Hij is een raadsel in mijn leven gebleven, maar hij had wel alle karakteristieken van een dubbelagent. Uiteindelijk, als de rol van een dubbelspion is uitgespeeld, zoals in de voormalige ussr, ‘verdwijnen’ ze met een nieuwe identiteit in Florida, het eldorado voor figuren met het nodige op hun kerfstok. Florida is een eldorado voor ex-Hitlertjes die in dienst hebben gestaan van Washington en de cia, om de Amerikaanse imperialistische belangen in Latijns-Amerika op Wall Street-koers te houden. Een dictator als Fulgencio Batista werd, toen hij eenmaal door Castro was verjaagd, liefdevol in Florida opgenomen in dank voor bewezen diensten. Een omgekeerd geval echter was Manuel Noriega (Panama), die aanvankelijk met de vs samenwerkte totdat vader Bush besloot hem door 36.000 soldaten te laten ophalen en in een ondergrondse gevangenis in Florida op te sluiten. Amerika blijft tenslotte het paradijs der onbegrensde mogelijkheden. Nauwelijks was ik terug uit Suriname of Keijer belde op vanuit Klosters in Zwitserland. Of ik meteen wilde komen. Hij zou een ticket op Swiss Air regelen. Ik nam vanuit Zürich een trein naar het bergoord, en trof hem daar in zijn nieuwe huis aan; een huis dat hij deelde met Claire, zijn Amerikaanse, tweede echtgenote. Keijer had ontdekt dat Suriname een stuwmeer wilde aanleggen. Dirk was met zijn nieuwe partner, Theo Cranendonk, een voormalige rode baret - die eveneens een huis in Klosters had - bereid om de financiering van dit megaproject op zich te nemen bij een deelname van Duitsland, Brazilië en de ussr. ‘Jouw consultancy fee zal een miljoen Zwitserse franken zijn,’ spiegelden zij voor, ‘maar dan moet je wel regelen dat we voor de verkiezingen van 25 november een letter of intent van Bouterse kunnen krijgen.’ Er moest zo snel mogelijk een ontmoeting komen. ‘Dan vliegen we samen op mijn kosten naar Paramaribo,’ zei Dirk. Vervolgens verscheen Cranendonk. Hij had contacten in Oostenrijk gelegd, en Desi zou alle militaire leveranties kunnen krijgen, die hij nodig had om een einde te kunnen maken aan de revolte op Stoelmanseiland. Er kwamen tal van folders op tafel. Ik lichtte Henk Herrenberg in dat ik wellicht 20 tot 25 miljoen Zwitserse franken voor Suriname kon los peuteren tegen uitermate voordelige percentages. Daarnaast vertelde ik dat er belangstelling bij zakenlieden was om te investeren in het damproject. Op 3 november was ik terug in Paramaribo en raadpleegde eerst mijn bes- | |
[pagina 167]
| |
te vriend Frits Pengel. We maakten onze gebruikelijke autorit. Ik wilde eerst zijn mening horen over de aanbiedingen die ik kon doen, en of hij ze in het belang van Suriname achtte. Het was volgens hem ‘een prima zaak.’ Om half een was ik in de Memre Boekoe-kazerne. ‘Ome Willem,’ zei Desi, ‘even nog een paar zaken afhandelen en dan kom ik.’ Later gingen we in een kleine zijkamer zitten, want Graanoogst was met een delegatie van vijf man in de werkkamer van Bouterse bezig. Ik overhandigde het Keijer-dossier. ‘Als ik hier via een brief op in ga voor de 25ste november kan ik er politieke problemen mee krijgen bij de verkiezingen.’ Hij zou alle brochures en mijn memorandum bestuderen en ‘Burgzorg’ zou me er in Amsterdam over opbellen. Ik keerde naar Klosters terug, en bracht verslag uit. Dirk Keijer en ik vlogen vervolgens samen naar Paramaribo. Op 17 november 1987 werden we om 11.15 uur ontvangen. Herrenberg was in kostuum. Ik maakte notities. Desi luisterde zeer ontspannen en geduldig naar de lange uiteenzetting over de verschillende plannen van aanpak, inbegrepen de bouw van de stuwdam in West-Suriname. Hij zei bereid te zijn Keijer en zijn partners inzage te geven in alle reeds gemaakte feasability studies van het damproject. Herrenberg zei hier later over: ‘De Bevelhebber is hier verder mee gegaan, dan ik verwachtte.’ We zaten met zijn vieren in de grote zitkamer achter het balkon aan de voorzijde van het paleis. Desi vroeg Henk om de ventilatiepropellers aan het plafond aan te zetten. Herrenberg bleef koel en afstandelijk. Hij heeft letterlijk geen woord gezegd tijdens het gesprek tussen Bouterse en Keijer. Later heb ik gedacht: ‘Zou Herrenberg die ochtend al hebben aangevoeld dat Keijer geen zuivere koffie was?’ Met andere woorden: keek Henk Herrenberg die dag met twee ogen, terwijl Desi en ik in de mooie praatjes van de dubbelagent tuinden? De Bevelhebber was vooral geïnteresseerd in de aanbiedingen van Daimler Puch, de Weense wapenindustrie. Hij zei dat er bij de politie belangstelling bestond om bepaalde wapens aan te schaffen. Dirk vroeg hem hoe lang het zou duren voor er na de verkiezing van 25 november een nieuwe regering zou zijn. Desi schatte dat de onderhandelingen drie maanden zouden duren. Keijer dacht dat dit voldoende tijd was om onze afspraken in kannen en kruiken te hebben. Dirk waarschuwde dat indien minister van Defensie Maynard naar Daimler zou schrijven, en dit zou uitlekken, het vervelende consequenties voor Desi zou kunnen hebben. Er werd nog gesproken over de bouw van een papierfabriek in Suriname. Keijer was na afloop zeer ingenomen over zijn gesprek met Bouterse.
De verkiezing van 25 november 1987 zouden echter op een verpletterende | |
[pagina 168]
| |
nederlaag voor Bouterse uitlopen. Niet minder dan 39 van de 41 zetels in het parlement namen de traditionele Surinaamse partijen in. De NDP was weggevaagd. Peter en ik vlogen op 12 december naar Zuid-Afrika. Ik wilde mijn werk daar weer op pakken. Ik wilde ook mijn boekje, Het Dagboek als Camera Obscura afmaken.Ga naar voetnoot30 Op 19 januari 1988 arriveerde de delegatie van Keijer-Cranendonk met hun dames in Paramaribo. Ook Manfred Korlath, vertegenwoordiger van Daimler-Puch uit Wenen was mee. Om 22.00 uur werden we verwacht bij de Franchi's, waar een uur later Desi Bouterse arriveerde. Hij vroeg meteen waar minister Subhas Mungra (van Financiën & Planning) was. Het scheen hem grenzeloos te irriteren dat die verstek had laten gaan. Subhars' broer slm-directeur Atta Mungra was er wel. Atta zou zijn broer wel optrommelen en liep naar een telefoon. Ik herinnerde me Subhas nog van een lunch met hem, samen met mijn broer Theo; ik was toen al tot de conclusie gekomen dat ik beter nooit iets met hem te maken kon hebben. Hetzelfde gold trouwens voor Atta. Beiden waren zogenaamd steunpilaren van Desi. Atta kwam terug en zei dat zijn broer geen zin had en wilde gaan slapen. Soms dacht ik: dit landje is niet te redden, wat inmiddels is gebleken. De ontmoeting verliep onder ongunstige omstandigheden. Met opgetrokken wenkbrauwen keek men naar de door mij binnengebrachte zakelijke delegatie, die eerder de indruk vestigde op een gezellige vakantiereis te zijn met hun dames. Het hele gezelschap was gast van de Surinaamse regering en ze nuttigden hun drankjes in hotel Toranica dan ook uitbundig op rekening van Suriname. Hollanders uit op kosten van anderen kun je beter nooit tegenkomen. Dirk beklaagde zich bovendien over het vervoer in twee taxi's naar de Franchi's op een zodanige manier dat ik dacht wat is die man toch een proleet. Ik had Bouterse nog nooit zo onzeker van zichzelf gezien als die avond. Al zijn plannen met Suriname waren bezig in duigen te vallen. Hij moest dan ook voortdurend met minder begaafde medewerkers werken, lui die hem niet konden volgen. De heer Sumita van de Javaanse partij verscheen ook ten tonele. Ik zag de heren van de delegatie denken: ‘dat betekent weer een commissie er bij.’ Bouterse wees Atta Mungra aan als zijn tussenpersoon tegenover de delegatie. Dit leidde prompt tot gesmoes tussen Atta en Dirk buiten de anderen om. Ze spraken af de volgende dag een partij golf te spelen. Maar later liet Atta formeel aan Keijer weten dat hij niets kon beslissen. Desi had toch in alles het laatste woord. Ik verdacht de Mungra's ervan onder een hoedje te opereren. Bouterse werd open en bloot door beiden genaaid. Frits Pengel heeft mij | |
[pagina 169]
| |
eens gezegd dat toen hij na lange jaren in Suriname terugkeerde, na opleidingen in Europa en de vs te hebben gevolgd, hij absoluut nooit meer had kunnen wennen aan de nare en typisch Surinaamse attitude, van hoog tot laag, om poeslief in eikaars gezicht te zijn en intussen altijd bereid een dolksteek in de rug toe te dienen. Manfred Korlath merkte wrang op: ‘Ik heb bij de Franchi's een glas champagne gedronken op de gezondheid van hun vriend Koning Hoessein van Jordanië denkende dat een contract met Suriname in the cards was en nu hangt alles nog in de lucht.’ Dirk begon al op te merken dat iedereen maar wat water in de wijn moest doen, omdat bleek dat zaken doen in Paramaribo over zoveel schijven liep en zoveel mensen moesten meedelen dat de vraag was of de plannen nog wel zin hadden. Desi zelf liet zich ontvallen: ‘Waarom zijn jullie ook zo laat gekomen. Enkele maanden geleden had ik alle besluiten die nodig zijn meteen kunnen nemen.’ Hij beschreef zijn eigen positie na de verkiezing, met een legerterm, als ‘op de plaats rust’. Ik wist dat zijn voorlichter sergeant Doedel aan de vooravond van de verkiezingsuitslag tegen Sovjetambassadeur Bubnov had gezegd dat de npd van Bouterse op 22 zetels rekende. Het werden er dus twee. De volgende ochtend ontbeet ik met Theo en Toos Cranendonk. Zij vertelden de indruk te hebben dat Keijer al niet meer in Suriname geïnteresseerd was, omdat Bouterse eigenlijk al niets meer had te vertellen. ‘Maar los van Desi zijn deze projecten en investeringen toch van belang voor Suriname en Surinamers?’ riep ik uit. Dat was waar, maar de Cranendonks waarschuwden me dat Keijer mij wilde uitschakelen. Hij, Theo was mijn vriend, en hij zou daar een stokje voor steken. Ik probeerde van het gezicht van Toos te lezen, of haar gelaatsuitdrukking misschien aangaf, of haar man ook een flessentrekker was. Dames willen de gemene streken van de heren nog wel eens afremmen. Maar deze mevrouw was afgeoefend om het spel van haar man niet bloot te geven. Ik dacht, gezellig om met deze zo succesvolle zakenlieden op reis te zijn.’ De 21ste januari vond op de Memre Boekoe-kazerne een filmvertoning plaats over het mogelijk door Steyer Daimler Puch te leveren materieel. Het varieerde van lichte tanks, tractoren en oogstmachines, tot en met kanonnen en alle soorten lichte wapens. Ik ben weggelopen en ging naar mijn kamer. Ik las een boek van Saul Bellow en stuitte op de volgende passage: ‘Een schrijver heeft de taak om op eigen manier aan zijn medeschepselen te vertellen hoe hun wereld in elkaar zit. Wat zouden we geweten hebben over Londen in de 19de eeuw zonder de boeken van Charles Dickens?’ Ik dacht, de situatie waar ik nu inzit, is niet na te vertellen. Toen klopte Dirk Keijer op de deur. Hij kwam me vertellen: ‘Willem, niemand belazert je. Het gaat er | |
[pagina 170]
| |
nu om dat jij door deze zaken een zodanige commissie krijgt dat jij je centjes hebt voor je oude dag. Jij gaat voor ons een paar maal per jaar naar Bouterse om de zaken warm te houden. En van tijd tot tijd bel je Theo of mij om te zeggen hoe het er mee staat. Je krijgt inzage in al onze afrekeningen. Je zit in alle contracten die we hier afsluiten. Ik geef je hierop mijn woord,’ en hij stak warempel twee vingers omhoog en bezegelde zijn eed met een stevige handdruk. Even later klopte een districtscommissaris in uniform met epauletten bij mijn kamerdeur, een bosneger. Ik dacht, wat een verademing, eindelijk zie ik weer eens een echt mens. Hij wilde spreken over de vluchtelingen uit het Surinaamse bos die acht kilometer buiten Paramaribo 242 volkswoningen hadden gekraakt, omdat de overheid ze had gesommeerd het bos waarin zij woonden te ontruimen. Er schijnen contracten met Indonesiërs te zijn gesloten, die nu hier het land komen ontbossen, zoals zij dat op Sumatra deden. Ik schreef alles op wat hij me vertelde, ook om hem het gevoel te geven dat hij niet zijn tijd zat te verdoen. Maar hoe kon ik nu weer deze mensen helpen? Moest ik deze geschiedenis ook weer op het bord van Bouterse deponeren? Inmiddels was Keijer al afgereisd en was de verhouding tussen de Cranendonks, Korlath en mij weer enigszins normaal. Ze keken nu ook weer anders uit hun ogen. Desi moest de films van Steyer Daimler Puch nog zien. Manfred dacht dat het Oostenrijkse ministerie van Ontwikkelingshulp wellicht een soft loan aan Suriname zou willen verstrekken van 30 miljoen Zwitserse franken. ‘Ik zou dat voorlopig maar niet naar buiten brengen, Manfred,’ zei ik, ‘want Hans van den Broek zendt iemand als Vegelin van Claerbergen om in Wenen voor Suriname roet in het eten te gooien.’ Bovendien hield zoiets in dat Oostenrijkse ontwikkelingsgelden zouden worden aangewend om de Weense oorlogsindustrie op de been te houden. En ondertussen zou men de wapens in verre landen aanwenden om onderling hun Hoekse en Kabeljauwse twisten uit te vechten. De kranten publiceerden foto's van Bouterse in gesprek met de nieuwe president Shankar. Hun overleg verliep kennelijk prima en was zelfs enkele uren uitgelopen. Welke harde noten werden er, begeleid door de spreekwoordelijke Surinaamse smiles, waar maar weinig van werd gemeend, nu weer gekraakt? Soms dacht ik dat Bouterse op de lijn van Frits Pengel zat wat betreft de spelletjes die in Paramaribo onderling werden gespeeld. Bouterse was ook jaren in Europa geweest. Pengel hield zich in dat opzicht steeds overal buiten. Ik dacht op een dag trekt Bouterse zich ook terug en geeft hij er de brui aan, want hij is geen man die uit is op overdreven luxe of een villa in Klosters. | |
[pagina 171]
| |
Ook het nieuwe bewind wilde onmiddellijk de dialoog met Brunswijk aangaan, zo werd meegedeeld. Of dat overleg nu wel of niet zou slaan, hing niet van Suriname af, maar van de vraag of Den Haag, Parijs en Washington wel met de regering Shankar tot zaken zouden willen komen, in tegenstelling tot de regering Bouterse. Die mocht immers niet slagen. Ook de Cranendoncks waren nu vertrokken en lieten hun hotelrekening onbetaald achter, want deze kwam bij Henk Heidweiler terecht. Bij het afscheid nemen heb ik nog tegen Theo gezegd: ‘Dag vriend.’ ‘Wat ben ik blij, dat je dat zegt,’ antwoordde hij. Hoe kon ik zulke mensen nou mijn vrienden noemen? Ze barstten van de poen en kwamen klaplopen in een van de armlastigste staatjes van Zuid-Amerika. Ik voelde me schuldig ze ooit te hebben binnengebracht. Theo vertelde nog dat Iwan Graanoogst 2.000 automatische wapens bij Daimler Puch had besteld, plus tien rupsvoertuigen. ‘Daar had Jerry Rawlings in Ghana er 100 van genomen,’ aldus Cranendonk. Mijn Surinaamse vriend, de Javaan Iwan Kliwon, haalde me om 06.00 uur uit Toranica op om naar het vliegveld te brengen. We waren laat. Hij reed als een scheermes over de smalle weg naar Zanderij. Ik me vraag af hoe het met Kliwon verder kan zijn verlopen. Trouwens, ik zou Desi ook wel terug willen zien. Ik haat onuitgesproken misverstanden, zeker tussen vrienden en ik heb Bouterse, de jaren dat ik in Suriname ben bezig geweest, als een vriend beschouwd. Van 23 februari tot 11 maart 1988 ben ik voor de laatste keer in Suriname geweest. Ik woonde op het paleis de afscheidsreceptie van Desi en Ingrid Bouterse bij, evenals de installatie van president Shankar. Dat was 15 jaar geleden. Ik had, na wat ik had voorgeschoten voor de reis van de fameuze zakenliedendelegatie naar Paramaribo 100.000 gulden van Suriname tegoed. Ik had veel geld beleend op mijn huis in Amsterdam-Noord - dat ik van mijn moeder had gekregen - om de diverse escapades mogelijk te maken. In 1990 was ik gedwongen, eigenlijk als direct gevolg van het niet nakomen van Bouterse's toezeggingen. Mijn drive-in woning aan de bank overdragen. Ik stond met mijn rug tegen de muur en probeerde via een advocaat bij het gerenommeerde kantoor Maaldrink in Den Haag, Suriname te verplichten me het afgesproken geld alsnog uit te betalen. Ik verloor die slag, omdat later bleek dat de betrokken advocaat achter mijn rug om in contact stond met Buitenlandse Zaken, waar men mij liever vandaag dan morgen onder zag gaan. De te publiceren Memoires zullen gedetailleerd het verloop van het einde van mijn Surinaamse avontuur weergeven. Misschien is het nog nuttig om te vermelden dat minister Hans van den Broek al in maart, vier weken later, op de stoep van het paleis in Paramaribo stond om zijn nieuwste stommiteiten en leugens te debiteren. Hij zei onder | |
[pagina 172]
| |
meer: ‘Nederland is bereid de ontwikkelingshulp te hervatten mede als wapen in de strijd tegen mogelijk nieuwe acties van legerleider Bouterse. In een welvarend land heeft een dictator geen kans.’ Als altijd wist ook deze bewindsman op Buitenlandse Zaken niet wat er in Suriname speelde. Of wie Bouterse eigenlijk was. Hij stond in Paramaribo in 1988 te bazelen. Vroeger brulde Luns dat dictator Sukarno eerst weg moest voor Nederland Indonesië kon helpen. In Bung Karno's plaats kwam de fascistische cia-generaal Suharto die Indonesië in nauwe samenwerking met de door Nederland voorgezeten iggi ClubGa naar voetnoot31 heeft leeg gestolen. Bovendien was Suharto een door de cia gesponsorde superoorlogsmisdadiger, verantwoordelijk voor de dood van honderdduizenden Indonesiërs. Slobodan Milosevic is vergeleken met de door de koninginnen Juliana en Beatrix met staatsbezoeken vereerde Suharto, een armzalige amateur. Nu was in de optiek der apenrots in Den Haag Desi Bouterse de vermaledijde dictator die eerst weg moest voor Nederland over de brug zou komen. We zijn 15 jaar verder, en Suriname heeft nog altijd de haar toekomende gelden niet ontvangen. Al jaren vraag ik me af, waarom er nog iemand naar Van den Broek luistert in dit land. Men sluit maar al te graag de ogen voor diens walgelijk parcours als minister van Buitenlandse Zaken. Misschien zal de geschiedenis ooit oordelen dat het regime Bouterse voor Suriname nog de meest hoopvolle episode sinds haar onafhankelijkheid is geweest. In ieder geval hebben Bouterse's opvolgers er nog minder van gebakken. |
|