Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
57 Nahar vermoord?Henk Herrenberg was inmiddels minister van Buitenlandse Zaken van Suriname geworden en nodigde mijn broer en mij uit voor een bezoek. Theo regelde onder meer de herfinanciering van een slm jet via banken in Londen, maar door interne naijver en onbetrouwbaarheid van topfunctionarissenGa naar voetnoot22 werden zijn voorstellen effectief getorpedeerd. Alle energie en opbouwende intenties van Bouterse, Herrenberg, en van ons werd met vereende krachten van binnenuit getorpedeerd. Bovendien was er de openlijke en georganiseerde sabotage van buitenaf. Vanuit Washington, Parijs en Den Haag dirigeerde men via officiële kanalen en via inlichtingendiensten tal van activiteiten om er voor te zorgen dat de man verantwoordelijk voor 15 moorden - plus een uitstapje met Fidel naar India - in de soep zou worden gedraaid. Hoe de bovenkamers in Washington, Parijs en Den Haag in de jaren 80 en 90 draaiden werd geïllustreerd door Bill Clintons notoire uitspraak dat cia-generaal Suharto de Amerikaanse boy in Jakarta was. Inderdaad was Bouterse geen Amerikaanse boy in Paramaribo, daarom beschuldigden ze hem er maar van een Castro-boy te zijn want er moest Paramaribo iemand komen, die manipuleerbaar was en vanzelfsprekend naar de pijpen van Washington, Parijs en Den Haag zou dansen. Daarom werden de 15 doden van 1982 gebruikt als molensteen om Desi's nek. Suharto, na Pol Pot de grootste massamoordenaar in de geschiedenis van Zuidoost-Azië, werd in 1995 vereerd met een staatsbezoek van Beatrix, Claus en Willem-Alexander, die als bijzonder cadeautje een Hollandse koe hadden meegebracht voor de boerderij van de generaal. Zo werken zelfs de bovenkamers van de Oranjes die zich blijven lenen voor dergelijke charades in binnen- en buitenland. Ik zou niet graag de journalisten de kost willen geven, die bewust en openlijk de smerige spelletjes met westerse overheden en geheime diensten meespelen - natuurlijk onder de banier van vrijheid van pers en meningsuiting. Hier was het steeds op de eerste plaats De Telegraaf die het voortouw nam Bouterse permanent te belasteren, te vernederen en als ongeneselijke schurk op te voeren. Op 6 augustus 1986 verscheen weer eens over de hele voorpagina de kop: Bouterse stuurt halve leger op Brunswijk af, een verhaal dat bij elkaar gefantaseerd was door Arnold Burlage. Ron Brunswijk, een Robin Hood-achtige reizigertje en rovertje spelende gesjeesde ex-soldaat werd uiteraard opgevoerd als de Surinaamse Willem van Oranje, die het duizendmaal beter voor had met zijn land dan Bouterse. Niemand heeft ooit willen uitzoeken welke banden er waren tussen deze bosrover en buitenlandse inlichtingendiensten. Laat staan wie de officiële en geheime tussenpersonen waren. Parlementariërs zijn matador in het blauwblauw laten van vervelende en lastige hete hangijzers. | |
[pagina 108]
| |
Een andere journalistieke schuinsmarcheerder in het anti-Bouterse circuit was Frans van Klaveren, nota bene redacteur van NRC Handelsblad. Alles kan in dit land, als je het maar wil zien. Wanneer hij echt antipropaganda wilde spuien moest hij zich verlagen tot de Surinaamse Weekkrant, omdat blijkbaar de hoofdredactie van de NRC zijn geklets dan te gortig achtte. Op 9 augustus 1986 publiceerde Frans het artikel Desi Bouterse en het internationale circuit van huurlingen, drugshandelaren en avonturiers. Ook daar lustten de honden geen brood van, maar de De Weekkrant lezende Surinaamse gemeenschap werd voor de zoveelste maal met de fabeltjes van NRC-journalist van Klaveren bestookt. Op 8 augustus 1986 vloog ik Business Class naar Suriname. Er gebeurde iets ongewoons. Er was nog een stoel vrij, en wel naast mij. De deur van het toestel was al dicht om te vertrekken, maar ging weer open. Een man kwam binnen met een plastic handtas en ging naast mij zitten. Al gauw begon hij zijn hele hebben en houden uit de doeken te doen. Hij was Surinamer en heette Nahar. Hij woonde in Nederland. Hij was bovendien miljonair geworden door de exploitatie van winkels voor televisietoestellen. Ik vond hem maar een lastige flierefluiter en wilde lezen. De waarschuwingslichten in mijn hoofd sprongen in elk geval op rood. Later tijdens de vlucht verkondigde hij dat het tijd werd Bouterse dood te schieten. Hij was bereid een miljoen gulden aan een van diens lijfwachten betalen om dit feit te helpen bespoedigen. Toen hij naar het toilet ging, vroeg ik de slm steward of hij wist wie mijn buurman was. ‘Zeker, hij is miljonair. Hij heeft mij een keer een auto cadeau gedaan.’ Ik vroeg maar niet naar de reden voor de beloning, maar ik begon me toch zorgen te maken dat het geen loslopende gek was, en dat hij vanwege zijn bankrekening wel eens zeer gevaarlijk zou kunnen zijn. Dat is immers de reden dat devshet grootste gevaar in de wereld vormen. Bij aankomst op Zanderij stapte Nahar rechtstreeks in een auto, die geparkeerd stond bij de vliegtuigtrap. Daarin wachtte zijn zwager, en Desi's voormalige strijdmakker, commandant Bhagwandas. Ik nam een taxi van het vliegveld naar het huis van minister Herrenberg aan de Koffiemamalaan 2. Daar trof ik hem aan verdiept in een kaartspel met zijn vrouw Carmen, Ingrid Bouterse en een derde, mij onbekende dame. Ik vertelde hem dat ene Henri Nahar in het vliegtuig had aangekondigd Desi te zullen laten vermoorden. Voordat ik de naam had genoemd scheen mevrouw Bouterse al te weten over wie ik sprak. Zij liet haar kaarten op tafel liggen en liep onmiddellijk naar een telefoon om haar man te bellen. Desi was kennelijk al op de hoogte dat Nahar in het land was. Hij stelde haar gerust en zei dat de situatie onder controle was. Herrenberg had kennelijk geen notie over wie het ging en kende het bestaan van Nahar niet. Ingrid zei: ‘Die man bluft en is gek.’ | |
[pagina 109]
| |
Wanneer ik werkelijk ingelicht wilde worden over wat zich in Suriname afspeelde ging ik met Frits Pengel, de directeur van de Surinaamse televisie, praten. Hij haalde me dan op voor een ritje van anderhalf uur met zijn auto om bij te praten. In 1955, toen hij in Rome cinematografie studeerde, bij onder anderen Fellini, kende ik hem al. Het duurde nog tot 13 augustus voor ik Desi weer kon ontmoeten. Om 20.30 uur werd ik door Herrenberg in Torrarica opgebeld met de mededeling: ‘Zo, ga je mee?’ Hij wachtte in de hal, en vervolgens reden we naar zijn huis. Carmen ging vast slapen. Even later hoorden we stemmen buiten en Desi wandelde binnen. We omarmden elkaar vrij stevig in de zitkamer van de minister. Hij bevestigde, en maakte het gebaar van gekruiste vingers, zeer close met Henri Nahar te zijn geweest. Toen Bouterse in Steenwijk gelegerd was hadden zij menig kaartje, vaak ook samen met Ingrid, gelegd. Zij had hem overigens zondagavond verslag gedaan van hoe ik ongerust in de Koffiemamalaan was komen waarschuwen. ‘Vertel me Willem, wat er aan de hand is,’ zei Desi. Ik herhaalde exact de belevenis in het slm-toestel met deze fantast. ‘We weten precies wie er op de binnenkomende toestellen zitten. Nahar zou op een geheime missie komen en intussen gaat hij met jou praten en vertelt alles?’ Hij zei verder dat Nahar al weer weg was. Hij belde nogal koeltjes naar Ingrid om een telefoonnummer te krijgen om te kunnen natrekken of Nahar inderdaad het land uit was. ‘We noemen Ingrid thuis, net als Tatcher de Iron Lady,’ zei Bouterse, ‘want zij zou een heel ander en veel harder beleid voeren. Daarom laat ik haar ook overal buiten. Zij is heel erg tegen Nahar gekant.’ ‘Nou daar kan ik me iets bij voorstellen,’ zei ik. Tijdens ons gesprek belde hij naar een andere dame, die hij ‘schatje’ noemde en zei: ‘Ga jij maar vast naar bed.’ Bouterse is later van Ingrid gescheiden en met een andere dame getrouwd. Nahar was inderdaad steenrijk. Hij had eerst veel geld in de cocaïnehandel verdiend en had daarmee zijn televisiewinkels gekocht. Hij was slim, maar ook een sjacheraar en onbetrouwbaar. Nahar had gezegd, mij bij André Haakmat te hebben ontmoet. Onzin. Ik zag deze kloot voor het eerst in het vliegtuig. ‘Ik dacht nog, vanwege zijn permanentje in zijn haar, het zal wel een nicht zijn,’ zei ik. Bouterse en Herrenberg lachten zich kapot. In Steenwijk schijnt Nahar aan Desi de bijnaam Diana te hebben gegeven en Bhagwandas heette toen Pauline. ‘Nou dan is Henk voortaan Hermine en dan ben ik Wilhelmina,’ improviseerde ik. Toch kwam het gesprek die avond steeds terug op de banden tussen Nahar en Ron Brunswijk. ‘Ik moet dit toch serieus nemen,’ aldus de Bevelhebber. ‘Ik zal alles op alles zetten om een einde aan die samenwerking te maken.’ | |
[pagina 110]
| |
‘Hoe langer deze van buitenaf gesteunde guerrilla's zich in het bos kunnen handhaven, hoe gevaarlijker ze voor de destabilisatie van Suriname zullen zijn,’ antwoordde ik. Ambassadeur D.J. van Houten had me eerder een uur lang doorgezaagd over de problemen met de bosnegers en de vluchtelingen in Frans Guyana. Nu sneed ik dan ook mijn voorstel aan, dat ik eerder in een memo aan Van Houten had geformuleerd, dat het een positieve diplomatieke stap zou zijn om Washington te vragen enkele attack helikopters ter beschikking te stellen, opdat er eindelijk tegen de rotzooimakers in het oerwoud zou kunnen worden opgetreden. Kennelijk had hij dit memo nooit gezien. Hij keek namelijk nogal verbaasd. ‘Dan weet u meteen waar de Amerikanen staan in deze affaire,’ vervolgde ik. ‘Hoe zouden we de zaak van die helikopters moeten behandelen?’ vroeg Desi. Ik zag na enige over en weer praten een geheel andere de oplossing, ‘Via Brazilië,’ zei ik. Ik was al sedert mijn eerste reis naar Paramaribo drie jaar geleden bevriend met ambassadeur L.P. Lampreia, de latere minister van Buitenlandse Zaken van dit grootste Latijns-Amerikaanse land. Generaal Damilo Venturini en hij hadden Desi leren kennen en een uitstekende indruk van hem gekregen. ‘We spraken die eerste keer drie uur met hem. Hij maakte geen enkele silly remark tijdens dit lange gesprek,’ aldus de ambassadeur. In Brasilia werd Bouterse in 1986 gewoon serieus genomen. Brazilië zou de politiek handigste zet zijn. Bouterse scheen er voor te voelen en zou de ambassadeur bij zich roepen. Brazilië zou inderdaad verkenning helikopters leveren, waarvan er helaas een werd neergeschoten. ‘Weet Willem langzamerhand niet teveel van ons?’ grapte Bouterse nog tegen Herrenberg. Middernacht naderde en Henk zat ongegeneerd te gapen. Ik had al herhaalde malen tactisch geprobeerd de avond te beëindigen, maar er werd voortdurend Remy Martin bijgeschonken. Om 00.45 uur schonk Bouterse ook een glaasje voor mij in, omdat ik verstek had laten gaan en zei: ‘One for the road.’ Hij gaf me een krachtige afscheidshand toen hij vertrok en nam afscheid met: ‘Thanks Willem.’ Ik spring nu naar 1987. Op 17 november 1987 was ik na een bezoek aan het Krugerpark met Peter in Hotel Paragon in Nelspruit. Peter was baantjes aan het trekken in het water. Er was telefoon. Rudie Kagie van Vrij Nederland. Of ik wist dat Henri Nahar afgelopen vrijdag reeds in Amsterdam was begraven. Zijn lijk was drijvend in een rivier in Suriname gevonden. Omdat ik in een artikel voor de Haagse Post over een mysterieuze man had gesproken in het vliegtuig Paramaribo wilde Kagie weten of die man Nahar was geweest. Ik bevestigde dit. Nahars weduwe had gezegd dat commandant Iwan Graanoogst haar man had opgebeld. Daar was ik bij geweest en daar konden verder geen conclusies aan worden verbonden. Volgens haar had haar man slechts willen be- | |
[pagina 111]
| |
middelen tussen Bouterse en Brunswijk. Dat zag Bouterse kennelijk anders. Kagie zei ook dat ik verantwoordelijk werd gehouden voor de dood van Nahar, en dat als ik op de begrafenis aanwezig zou zijn geweest, ik door aanwezige Surinamers zou zijn gelyncht. Hij stelde allerlei vragen over mijn Zuid-Afrikaanse reis, maar omdat de waarschuwingslampen in mijn hoofd andermaal op rood knipperden vertelde ik deze meneer verder helemaal niets. Kagie publiceerde in vn het artikel: Waarom Henri Isac Nahars laatste reis eindigde in de Commewijnerivier. Ik werd als de kwade genius gezien, die meewerkte aan het opzetten van de val, die Nahar noodlottig moet zijn geworden, schreef Kagie zonder blikken of blozen. Een dergelijk ongecontroleerd geschrijf in Vrij Nederland heeft bij mij niet bijgedragen tot enig vertrouwen in het weekblad, waar ik zelf tussen 1956 en 1961 voor schreef. Sindsdien zouden ze steeds, als het mij betrof, voor Den Haag door de knieën gaan, uitgezonderd Bibeb. Mijn enige bemoeienis met Nahar is hiervoor aangegeven en eindigde met het gesprek met Bouterse bij Herrenberg thuis, die kennelijk Nahar niet als bemiddelaar zagen, maar eerder als de man die wijd en zijd rondbazuinde Bouterse te zullen laten vermoorden. Op een van mijn volgende reizen naar Suriname bracht mijn boezemmaat Frits Pengel, tijdens een van onze periodieke autotochten, enig licht in de kwestie van de dood van Nahar. Suriname zou nieuwe bankbiljetten invoeren. Aan de vooravond van de inwisseling van oud naar nieuw geld, zou Nahar een telefoontje hebben gekregen of hij er iets in zag 25 Hollandse guldens tegen een uiterst voordelige koers in te komen inwisselen. Nahar hapte. Hij nam 25 miljoen op en vloog naar Paramaribo. Het geld werd gedeponeerd op Fort Zeelandia en een paar dagen later vloog hij terug naar Amsterdam met een bedrag in Surinaamse biljetten, waarop hij een miljoen gulden kon verdienen op de zwarte markt in Amsterdam. Opgetogen vloog hij terug naar huis, om daar tot zijn schrik in de ochtendbladen te lezen dat de Surinaamse bankbiljetten zouden worden vervangen. Nahar keerde vrijwel onmiddellijk naar Suriname terug met zijn poet aan waardeloos papier. Na enige dagen wachten had hij een afspraak met Bouterse in Domburg in het huis waar ik ook ben geweest. Nahar zei tegen zijn broer: ‘Ik heb een afspraak met Desi. Ik neem een taxi, en ben over een uurtje terug. Dan gaan we nog even vissen.’ In de vroege avond schijnt het ideaal vis-weer te zijn in Suriname. Frits Pengel had gehoord dat Nahar tegen de taxichauffeur had gezegd: ‘Wacht op me, ik ben over een half uurtje terug.’ Na tien minuten kwam een militair de chauffeur betalen, want ‘die meneer wordt door een ander auto teruggebracht.’ Niemand hoorde na die avond ooit nog iets van Henri Nahar, tot hij een aantal weken later drijvend in de Commewijnerivier werd gevonden. |
|