Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
55 AppleJarenlang ben ik er her en der van beschuldigd dat ik eigenlijk geen journalist ben. Hier schuilt een kern van waarheid in. Nadat ik sinds 1955 onder contract was bij de United Press in Amsterdam, heb ik van 1960 tot midden 1980 alleen een vaste afspraak gehad, zonder contract, met Dagblad Zaanstreek Typhoon, onder leiding van Cees Meijer. Den Haag heeft er sinds 1956, zowel hier als in het buitenland inclusief de vs, alles aan gedaan om er voor te zorgen dat ik nooit meer ergens mijn mond open zou kunnen doen, laat staan schrijven wat ik wilde. Met mijn opvattingen over Indonesië, Sukarno en Nieuw-Guinea was ik in dit land, dat vrijheid van meningsuiting hoog in haar vaandel voert, dermate in de fout gegaan dat - zoals Playboy eens op de omslag zette -‘de grootste bek van Nederland’ voor het leven de mond gesnoerd diende te worden. Ik pompte echter onverstoord verder en ideeën die ik niet in artikelen kon samenvatten en publiceren, voerde ik gewoon buiten de publiciteit om uit. Op 27 september 1985 had ik een ontmoeting met de fameuze Frans Lurvink in het Hyatt in Boedapest. De volgende dag nam ik hem mee naar Varna, Bulgarije, waar het ‘Varna Forum II’ werd georganiseerd voor managers en industriëlen. Lurvink was er op uit Donald Kendall, de voormalige chairman van Pepsi, te ontmoeten en te interesseren in het werk van de Alerdinck Foundation. Aurelio Peccei (Club van Rome), Jermen Gvishiani en Kendall waren jarenlang vrienden. Ik had dat Lurvink verteld, en had me voorgenomen hem bij de Pepsi-baas binnen te brengen. Het was onnodig. Frans had zich al opgedrongen, voorzien van een album over zijn kasteeltje in Laag-Zuthem. Hij vertelde me tot overmaat van ramp de naam van mijn vriend dr. Gvishiani op basis van horen zeggen te hebben gebruikt. Ik walgde langzamerhand van dergelijke streken van Lurvink en besloot de volgende dag te vertrekken. In de regeringsauto die me naar het vliegveld bracht, reed ik samen met John Sculley, President en Executive Officer van Apple Computers in Cupertino, Californië. Het was zijn eerste handelsconferentie achter ‘het ijzeren gordijn’ geweest. Op weg naar Wenen hebben we bij het overstappen in Sofia drie uur in de vip-room zitten praten. Ik vertelde hem over de Club van Rome, Den Alerdinck en mijn werk in Moskou. Omdat ik al jaren bewondering koesterde voor Stephen Jobs, de oorspronkelijke oprichter van Apple Computers, vroeg ik hem uit te leggen, waarom ze keet hadden gekregen. Hij gaf toe dat het zeer onplezierig was geweest maar ontweek details. Jobs was opnieuw voor zichzelf begonnen en had belangrijke medewerkers meegenomen, wat me nogal wiedes leek. Terwijl we spraken kreeg ik een visioen: Why not Apple computers to Moskou? | |
[pagina 98]
| |
Als de ussr ergens dringend behoefte aan had waren het wel computers voor scholen. Hij vertelde in Peking een contract te hebben gesloten voor de levering van 30.000 computers voor scholen. Apple wachtte nog steeds op toestemming van het ministerie van Handel in Washington om in Moskou hetzelfde te kunnen doen. Hij stak meteen een propagandapraatje af. Zijn omzet was twee miljard; er werkten 44.000 werknemers met een gemiddelde leeftijd van 29 jaar. Hij plaatste onlangs een personeelsadvertentie in The Wall Street Journal waarin hij 450 nieuwe plaatsen aanbood en kreeg 14.000 sollicitaties binnen. Momenteel worden 50.000 computers per dag opgeleverd. Tegen 1990 zal de omzet 10 miljard zijn. Ik vertelde hem bevriend te zijn met termen Gvishiani en Georggi Arbatov en dat ik hem spoedig een voorstel zou doen. Die vlucht bezorgde me met creatief denken een nieuwe pijl op de boog. In Moskou legde ik de nodige contacten, onder anderen met Yevgeny Velikhov, vice-president van de ussr Academy of Sciences, belast met computerzaken. Op 4 november 1985 vloog ik naar New York voor een ontmoeting met Sculley en diens vice-president financiële zaken, Albert Eisenstat. Zij hadden in het Helmsey Palace Hotel kamers boven elkaar: 4408 en 4508. Sculley was bezig een interview te geven aan The New York Times. Tijdens het gesprek met ons drieën las John een brief voor die hij aan Mikhail Gorbachev wilde sturen. Deze begon met de woorden: ‘Our mutual friend, Willem Oltmans...’ Ik interrumpeerde meteen en zei de gedachte zeer op prijs te stellen, maar ‘John laat mij er uit. Als je mij die brief meegeeft om via Arbatov op het Kremlin te krijgen is dat voldoende.’ Dit was okay. Hij zei tegen Al en mij: ‘Maken jullie de brief maar samen af.’ Eisenstat zei dat hij eerst nog opnieuw met ambassadeur Arthur Hartman in Moskou wilde telefoneren. Uiteindelijk werd het een brief van Sculley aan Arbatov, me per boodschapper gebracht met een handgeschreven briefje van Eisenstat erbij, gedateerd op 12 november 1985: ‘Do not make any definite commitments without first speaking to me.’ Newsweek (18 november 1985) publiceerde een portret ‘Computer Salesman’ over Academician Velikhov (50). Kennelijk heeft ambassadeur Hartman de correspondent in Moskou Joyce Barnathan, getipt dat Apple zich in de ussr begon te roeren. Velikhov is een jeugdvriend van Gorbachev sinds de dagen dat zij beiden Komsomolleden waren en was toen zijn wetenschapsminister. Ik vloog op 15 november 1985 naar Genève om Academician Arbatov persoonlijk de brief te overhandigen. Tot mijn verrassing logeerde ook Velikhov in hetzelfde hotel. Arbatov stelde me aan hem voor en zei er bij: ‘Keep Willem involved, that he can claim travelling expenses with Apple.’ Velikhov en ik spraken af om volgende week, als ik weer in Genève zou zijn, | |
[pagina 99]
| |
ditmaal in Den Alerdinck verband, samen te ontbijten. Arbatov en Velikhov waren in Zwitserland om de top van Gorbachev en Reagan voor te bereiden. Op 17 november 1985 keerde ik terug in Hotel du Rhône in Genève. Ik liep in de eetzaal tegen Velikhov aan. We aten samen. Aan het einde van een open gesprek, o.a. over het intelligentie programma in Venezuela, vroeg ik hem of hij bereid was John Sculley een briefje te schrijven in reactie op de brief aan Arbatov, dat trouwens op de dinertafel lag. ‘You write it,’ zei hij tot mijn verbazing, ‘and I will sign.’ Ik haastte me naar de receptie, en kreeg de beschikking over een typemachine. Na in twee regels bedankt te hebben schreef ik: ‘I fully briefed Mr. Oltmans as to the possibilities for future cooperation between your company and us. I understand he is taking this information this Tuesday, November 19th to California, since he is coming November 24 for a conference to Moscow.’ Al schrijvende besloot ik de volgende ochtend, onmiddellijk na het ontbijt met de woordvoerder van minister Gromyko, Vladimir Lomeiko, meteen naar Californië te zullen vliegen. Lomeiko deelde me trouwens mee dat zowel mijn vriend Carel Enkelaar als de heer Lurvink op mij hadden afgegeven, waarop Lomeiko had gezegd dat het hem niet om persoonlijkheden ging, maar om het doel van Den Alerdinck. Bovendien onderstreepte hij dat ik al tien jaar een vriend van hem was. Op 20 november 1985 ontmoette ik Al Eisenstat in zijn kantoor in Californië en overhandigde het briefje van Velikhov. Hij dicteerde meteen een antwoord dat ik mee terug kon nemen. Hij vroeg zich af, of zijn toon niet te agressief was. Ik antwoordde dat termen Gvishiani mij meer dan eens had gezegd dat de Duitsers de meeste zaken deden in de ussr omdat zij de agressiefste zakenlieden waren. Ik las hem gedeelten voor van mijn aantekeningen van het gesprek tijdens het avondeten met Velikhov in Genève. Eisenstat: ‘If Moscow places an order of 200.00 or 250.000 computers, say for 100 million dollars, than I am willing to discuss a joint-venture with the ussr and build a factory in the Soviet-Union. I want from Velikhov a substantial order prior to considering close cooperation. Then we will sell them Apple 2 C's, perhaps even the 2 E. To us a 2 or 5 million dollars deal is not interesting.’ Op 26 november 1985 arriveerde de Nederlandse delegatie in Moskou voor de derde Alerdinck Conferentie. De hele club verdween naar een balletvoorstelling. Ik gaf er de voorkeur aan samen met oud-ambassadeur Alexander Romanov te dineren. Altijd weer slipten er in het voorbijgaan ‘nieuwtjes’ in onze gesprekken, die ik niet wilde vergeten. Zo merkte hij op dat hij had gehoord dat zijn favoriete Haagse politicus, Ruud Lubbers, door Washington onder krachtige druk was gezet inzake de kruisraketten; ‘Because as I know, he is as much against those rockets as Queen Beatrix is.’ | |
[pagina 100]
| |
Omdat Romanov op vertrouwelijke voet met Beatrix en Claus heeft gestaan was dit weer een waardevolle opmerking. Op de verwikkelingen rond Den Alerdinck kom ik later terug.
12 Februari 1986: Ik wachtte al twee dagen op de aankomst van Eisenstat in Moskou, die nog steeds werd opgehouden op de ambassade van de Sovjet Unie in Parijs, waar zijn visum in de maak was. Om 21.00 uur dacht ik een spookverschijning in de hal van het National Hotel te zien: Al, op sneekers en in een sweater. Na samen gegeten te hebben gingen we naar zijn kamer, waar hij een dikke sigaar opstak. Hij dacht dat Richard Perle een beetje gek was geworden. ‘He has gone crazy on technology. We have to do battle in Washington. I cannot even invite Velikhov to California without Washington's consent.’ Hij zou om 09.00 uur ambassadeur Hartman opbellen om zijn aankomst mee te delen. Hij had onlangs met Donald Kendall van Pepsi en de oliemagnaat Armand Hammer gedineerd. Hij had van de cia een document gekregen, met een Who is Who in the ussr, voorzien van pasfoto's. Mijn vriend Gvishiani had een boeventronie, althans volgens de cia.
13 Februari 1985: De hele ochtend met Yevgeny Velikhov vergaderd in het gebouw van de ussr Academy of Sciences. De hoofden van verscheiden computerafdelingen in de ussr waren eveneens aanwezig. Opvallend veel jonge computerwetenschappers kwamen opdagen. Alleen al voor scholen zijn vrijwel meteen drie miljoen leercomputers nodig. De voornaamste problemen zijn de massaproductie en de snelheid van productie. Er werd gefilosofeerd over de mogelijkheid in Singapore een fabriek voor computers bestemd voor de ussr op te zetten om de obstructie van Washington te omzeilen. Al zei tegen de Russen: ‘We like to be the leader in computers, like Hammer is in oil. But we also have to work out a way in which Apple can make money out of all of this. We could set up here a production line for 200.000 computers a year and gradually turn it over to you.’ Een vraag bleef echter onbeantwoord: waarom de regering Reagan er niet toe kon worden gebracht soepeler te zijn ten aanzien van de leveranties van computers. Ik was buiten alle gesprekken gebleven, maar op dat moment stelde ik voor dienaangaande Georggi Arbatov te raadplegen. ‘Waarom lunchen we niet met hem?’ was mijn suggestie. Velikhov pakte het rood geverfde toestel met directe verbindingen naar cpsu-leden. De afspraak was snel gemaakt. Om 14.00 uur in een private diningroom in het Praha restaurant. We tafelden tot 15.40 uur. Ik maakte op verzoek van Eisenstat aantekeningen en hield me vrijwel geheel buiten alles. Maar deze conversatie van twee Sovjet vip's met de Apple money man was onvergetelijk. ‘Ik heb je notities nodig,’ zei Al, ‘wanneer ik straks door de cia wordt ondervraagd over de- | |
[pagina 101]
| |
ze reis.’ Vrijwel meteen werd besproken hoe ambassadeur Hartman kon worden bewerkt. Arbatov zei weinig van hem te verwachten: ‘He is rather more roman catholic than the pope. I don't think he will ever be an ally to help our plans through.’ Al concludeerde dat, nu Arbatov dit zei, dit waarschijnlijk de mening was in de hoogste kringen van het Kremlin. ‘Who would be an excellent us ambassador to Moscow?’ was de volgende vraag van Eisenstat. Zonder aarzelen antwoordde Arbatov: ‘John Matlock, who was serving already in 1961 at the us embassy here. At present he works in the White House for president Reagan on Soviet affairs. I think Matlock would be better than Hartman.’ Arbatov: ‘Richard Perle is, of course, the last guy to go and see in this matter. He just hates us. It is personal to him. He will harm us where he can, even if it would go at the cost of us interests. I think his grandfather once had some trouble here. Perle is a professional anti Soviet man. He is tremendously emotional, even in matters that have nothing to do at all with us national security, which after all is supposed to be his job. Even if something is advantageous for the us he will say no when it concerns the Soviet-Union.’ Eisenstat noemde de naam van Caspar Weinberger, de minister van Defensie. ‘About him,’ antwoordde Arbatov, ‘I am not sure. We could present our plans to develop computers also in relation to the next summit. It is imperative; however, that Weinberger will be made aware of these proposals, because it will show his true colors.’ Eisenstat: ‘All we want to do is to break the ice. We are taking our products, we use our computer designs, and we are mapping here really a pioneering project. It is absolutely a very unusual deal, but it has to be understood. It can also be of great use to America.’ Zou Ted Kennedy iets kunnen doen? Arbatov vertelde Ted onlangs te hebben begeleid naar een gesprek met Mikhail Gorbachev. Velikhov voegde eraan toe Ted thuis een etentje te hebben aangeboden. ‘He has a rather loud voice when he sings.’ ‘And Pat Buchanan?’ vroeg ik om te provoceren. ‘Buchanan is a skunk,’ meende Arbatov. Richard Nixon was helemaal onbruikbaar. Later praatte ik met Eisenstat na in zijn hotelkamer. De lunch was een hoogtepunt geweest. ‘I am going to consult with you every step of the way.’ Hij herhaalde dat de cia naar zijn kantoor zou komen om over de reis met hem na te praten. Ik vroeg hem met klem, mij overal buiten te laten, want ik zag al weer donkere wolken opdoemen vol bemoeizieke en wraakzuchtige inlichtingendiensten die me zeker geen consultancy voor Apple in Moskou zouden gunnen. Bingo. Bij de volgende reis naar Moskou ontdekte ik reeds dat Apple een Zweed had aangetrokken, opdat ik geleidelijk aan op een zijspoor kon worden gezet. Ik heb de Apple-ontwikkelingen in de ussr | |
[pagina 102]
| |
verder niet meer gevolgd. In 1987 heb ik me zelfs permanent teruggetrokken uit Sovjetavonturen. Ik ben nooit meer naar Moskou teruggekeerd. Opmerkelijk was dat Hartman als ambassadeur in Moskou in 1987 door John Matlock werd opgevolgd. Matlock schreef na zijn pensionering Autopsy of an EmpireGa naar voetnoot21 over wat hij tussen 1987 en 1991 in Moskou zag en beleefde. |
|