Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
51 Think Tanks (3)Op 18 november 1984 riep Carel Enkelaar, inmiddels gepensioneerd programmadirecteur van de nos, mij naar zijn huis in Hilversum. Frans Lurvink, een voormalige lampenverkoper van Philips, miljonair en eigenaar van kasteel Den Alerdinck bij Zwolle, had zich bij hem gemeld met de mededeling dat hij 5 tot 10 miljoen gulden wilde bijdragen aan de ontspanning tussen Oost en West. Hoe kon hij dit zo efficiënt mogelijk aanpakken? Althans, dit was het zichtbare gedeelte van de intenties van Frans vis à vis de ussr. Later zouden Carel en ik, naïevelingen als we waren, ontdekken waarom we door Lurvink waren benaderd en hoe deze sluwe financiële manipulator uit dit nieuwe Sovjetavontuur een slaatje hoopte te slaan. Tot mijn mening door Carel werd gevraagd was het plan opgevat om van het Overijsselse kasteeltje, dat eens de Van Dedems toebehoorde, een centrum te vestigen ter bestudering van de Oost-West betrekkingen. Ik stelde voor om de fondsen te gebruiken om een denktank op te richten voor journalisten uit de twee helften van Europa. Ik zat toen al jaren op de Charles de Gaulle-lijn. De toekomst van Europa ligt in het oosten, en niet aan de andere zijde van de Atlantische oceaan. Mijn voorstel werd door Lurvink en Enkelaar aanvaard. Al op 23 november 1984 was ik in Moskou om Vladimir Lomeiko te polsen en voor ons plan te winnen. Hij was de woordvoerder van minister van Buitenlandse Zaken Andrei Gromyko, en alle vele jaren een persoonlijke vriend. We spraken af dat een Sovjetdelegatie bestaande uit twee vooraanstaande journalisten van 9 tot 11 december op de eerste bijeenkomst van de Alerdinck Foundation aanwezig zou zijn. Op 29 november 1984 was ik in Washington en ontmoette daar Leslie Gelb van The New York Times, Marvin Kalb van nbc en Strobe TalbottGa naar voetnoot19 van Time. Deze gesprekken zorgden ervoor dat er ook twee Amerikaanse journalisten van naam en faam naar Zwolle zouden komen. Omdat deze als een wervelwind afgelegde reizen naar Moskou en Washington het gewenste resultaat hadden opgeleverd, voerde ik een eerste telefoongesprek met Carels nieuwe amice Frans Lurvink. Hij was in de wolken en zei me zeer dankbaar te zijn. Enkelaar vertelde later dat de miljonair bij het lezen van mijn rapport over de deelname van vier de journalisten uit de superpowers tranen in zijn ogen had gekregen. Pas op 9 december 1984 ontmoette ik in Hotel Wientjes in Zwolle voor het eerst de kasteelheer van Laag Zuthem. Hij liet ons drie kwartier wachten en werd voorgereden in een Bentley. Een camel jas losjes om de schouders. Het was een klassieke parvenu waar alles verkeerd aan was. De lichtjes in mijn | |
[pagina 78]
| |
hoofd sprongen op rood. Carel had gezegd met ingehouden adem naar deze ontmoeting te hebben uitgezien. Ik begreep meteen waarom. Vanaf die avond in Zwolle, hield ik mijn hart vast. Ik had met iets meer dan een oog naar deze scharrelkoning gekeken en voor mij stond reeds vast wat voor vlees ik in de kuip had. De eerste Alerdinck Think Tank Conferentie, voorgezeten door André Spoor, hoofdredacteur van Elsevier, en door mij uitgekozen, werd een eclatant succes. Naast een aantal Nederlandse genodigden waren aanwezig: Vladimir Dunajev van de Russische staatstelevisie, Michael Ozerov van het blad Sovjetskaja Rossia uit Moskou, en de Amerikanen Joe Angotti van nbc TV in New York, en William Rademaekers van Time in Londen. Het voornaamste besluit van de bijeenkomst die dag was dat er gezamenlijke Oost-West televisieprogramma's zouden worden gemaakt. Op 19 december 1984 vertrouwde Lurvink me toe bezoek te hebben gekregen van ambtenaren van de bvd, die wilden weten of hij en Enkelaar gek waren geworden om een dergelijk krankzinnig initiatief te nemen en nota bene ook nog Sovjetcommunisten naar Laag Zuthem te halen. ‘Ja, jij bent ook ter sprake gekomen maar je kwam er niet slecht af. Alleen is je zeer kwalijk genomen dat je je met de zaak Claus en diens vermeende homoseksualiteit hebt bemoeid.’ Het leek me overbodig om die mijnheer uit te leggen dat mijn bemoeienis met de plannen van Der Spiegel en De Telegraaf om de man van Beatrix voor de wereld als homo neer te zetten, juist door mijn actie permanent de nek om was gedraaid. Wat overigens van lieverlede duidelijk werd, was dat deze vrolijke Frans met plannen rondliep om van het kasteeltje bij Zwolle een ontmoetingsplaats voor prominenten te maken, waaronder Ruud Lubbers, Dries van Agt, en Freddie Heineken. Ook vip's uit Japan en China moesten naar Zwolle worden gehaald. Ik besloot een onberispelijke bron in de Philips-top Jhr. A.A.A. Twiss Quarles van Ufford, een man die ik uit mijn jeugd kende, te raadplegen over de achtergrond van deze voormalige Philips-medewerker. Het advies luidde: ‘Voorzichtigheid is zeker geboden.’ Ik schrok me kapot. Ik was op Enkelaars oordeel afgegaan, met wie ik sinds 1966 had samengewerkt in televisieverband. Wat ik me echter had moeten bedenken was dat ook deze oude rot in het vak mogelijk maar met een half oog naar de onverwachts in onze levens terechtgekomen ‘filantroop’ had gekeken. Ik ontmoette in Genève Vladimir Lomeiko weer. We kwamen overeen dat hij en Anatoly Gromyko, de zoon van de minister van Buitenlandse Zaken, directeur van het Afrika Instituut van de ussr Academy of Sciences, naar de tweede Alerdinck Conferentie zouden komen. Ook zou hij, via de ambassadeur in Den Haag, een Engelstalige kopie van het boek dat hij samen met Anatoly Gromyko had geschreven New Thinking in the Nuclear Age laten be- | |
[pagina 79]
| |
zorgen. Ik stelde voor dat we de titel van hun boek als thema voor de komende vergadering van onze Oost-West denktank zouden gebruiken. Ik rapporteerde Lurvink hoe Alerdinck II er uit zou gaan zien. ‘Ik ben steeds meer onder de indruk van wat jij allemaal voor ons doet,’ was zijn antwoord. Zo'n uitspraak neem je voor kennisgeving aan, ondanks het feit dat je al op je qui vive bent. Maar een jaar later, nadat hij via mij in Moskou was binnengekomen, zou ik een gigantische trap nakrijgen. Ook die ervaring zou andermaal aantonen hoe noodzakelijk het is om in dergelijke situaties beiden ogen wijd open te houden. Eenoog redt het niet bij gladjanussen van formaat. Ik stelde voor om de volgende bijeenkomst op 15-18 maart 1985 te gaan organiseren. Lurvink ging onmiddellijk akkoord. Mijn honorarium voor het in elkaar zetten van Alerdinck I, inclusief de reizen naar Moskou en Washington, had 5.000 gulden bedragen. Het werd de hoogste tijd om passende en spijkerharde afspraken te maken. Op 20 januari 1985 bracht Lurvink een visite aan Paul Bremer III, de ambassadeur van devsin Den Haag. In 2003 is hij de naar Bagdad gezonden Amerikaanse Jan Pieterszoon Coen. Zo vriendelijk als Lurvink was ontvangen door Victor Beletzki, de Sovjetambassadeur, zo onbeschoft stond Bremer hem te woord. Bremer: ‘I have the left peace movement in the Netherlands by the balls. Now, I hope you are not giving me a peace movement from the right. All I am interested in is that cruise-missiles will be stationed in Holland.’ Tijdens een lunch bij Keijzer op 24 januari 1985 zette ik Lurvink de prang op de neus. Ik zei niet verder te gaan voor we een ordentelijke overeenkomst sloten. Hij had eigenlijk al een aantal maanden voor een dubbeltje op de eerste rij gezeten. ‘Ik wil een contract voor drie jaar, wat me het eerste jaar 50.000 gulden oplevert, het tweede jaar 75.000 en het derde 100.000,’ preciseerde ik. Zonder blikken op blozen lanceerde hij een tegenvoorstel: ‘30.000, 60.000 en 90.000 en verder wil ik niet gaan,’ zei hij. We kwamen overeen dat ik voor drie jaar werk voor Den Alerdinck Foundation een honorarium van 180.000 gulden zou krijgen. Een handdruk bevestigde de afspraak. Intussen zouden Spoor en ik naar Washington gaan, om Amerikaanse tegenspelers voor Alerdinck II, die enigermate overeenkwamen met het gewicht van de sovjetdelegatie te rekruteren. Vlak voor ons vertrek naar devsstelde Lurvink voor, twee dagen na de plechtige handdruk bij Keijzer, om de overeenkomst van drie jaar tot twee jaar te beperken. Ik zei dat dit betekende dat hij onze overeenkomst schond. Verbazing alom. Hij herinnerde zich onze afspraak niet. Hij zei wel bereid te zijn, ook als dit 25.000 dollar zou kosten, om de aanwezigheid van Henry Kissinger in Laag Zuthem te willen financieren. Terwijl Spoor en ik in New York en Washington bezig waren om kandida- | |
[pagina 80]
| |
ten te vinden voor Alerdinck II, die van een gelijkwaardig niveau als zouden zijn als Gromyko en Lomeiko, had de pers thuis de nodige brokken gemaakt. Spoor stond op het punt hoofdredacteur van Elsevier te worden. De krant die hij ging verlaten, NRC Handelsblad had Peter Schumacher de gelegenheid gegeven een absurde reportage over ons Alerdinck-initiatief te publiceren, waarin zelfs de naam van Lurvink werd verbasterd tot ‘Leerink’. Schumacher meldde in de NRC dat hij een journalist gesproken, wiens naam hij liever niet noemde, maar die gezegd had dat de Alerdinck-club te veel naar cia en kgb stonk. In Elsevier, het blad waar Spoor op het punt stond de scepter te gaan zwaaien, vroegen twee andere idioten, Frank Lafort en Peter Nuijsenberg zich ook af hoe groot de invloed van de kgb op ons was. Lurvink was razend. Ik had een keurig overzichtje van mijn besprekingen met hem aan zijn advocatenkantoor Dutilh, van der Hoeven & Slager in Rotterdam gestuurd en een beroep op hen gedaan hun cliënt te adviseren de gemaakte afspraken stipt na te komen. Een type als Lurvink had moeite in te zien dat hij alles wat gebeurde over zichzelf had afgeroepen. Nu riep hij dat ik hem te schande had gemaakt voor zijn eigen advocatenkantoor en dat Slager al twintig jaar zijn raadsman was. Ik antwoordde: ‘Dan zal hij de eerste zijn om te begrijpen, dat ik gelijk heb.’ Alerdinck II verliep ook perfect. Er waren collega's, vooral Enkelaar en Willem Brugsma, welke laatste tot op dat moment een totale buitenstaander was, die het naar buiten toe en op televisie voorstelden alsof Gromyko en Lomeiko hun gasten waren, en alsof zij de tweede conferentie in Laag Zuthem hadden georganiseerd. Pronken met andermans veren is een bekend verschijnsel in ons vak. Mij kon het weinig schelen. Ik was toch persona non grata bij regering, en dus de pers. Mij ging het werkelijk om het verbeteren van de contacten tussen Oost en West door elkaar beter te leren kennen. Van Amerikaanse zijde hadden we professor Stephen Cohen van Princeton, en McHenry, oud-ambassadeur van Jimmy Carter bij de vn, de journalisten Joe Angotti van nbc tv en John Vinocur van Newsweek uitgenodigd. Ook waren er voor het eerst een West-Duitse, een Poolse en een Hongaarse journalist aanwezig. Ook mijn vriend en collega uit de Sovjet-Unie Volodja Molchanov was aanwezig.Ga naar voetnoot20 Opmerkelijk was een waarschuwing van de broer van Lurvink, de burgemeester van een plaats achter Nijmegen, tijdens een van de maaltijden dat weekeinde. Hij adviseerde aangaande afspraken met zijn broer: ‘Leg alles vast op papier. Ik waarschuw jullie, Frans laat mensen als een baksteen vallen, wanneer hij denkt dat hij ze niet meer nodig heeft.’ Later zou blijken dat broer Lurvink een profetische uitspraak had gedaan. | |
[pagina 81]
| |
Op 9 mei 1985 voerden Lurvink, Spoor en ik besprekingen in het Hyatt Hotel in New York. Frans was net terug van St. Patricks Cathedral waar hij zei gebeden te hebben voor het slagen van Den Alerdinck. Ik keek hem aan, maar ik was het stadium voorbij dat ik door de op gevoelige toon gepresenteerde mededeling, een traan zou wegpinken en zei hem recht in zijn gezicht: ‘Als je de godvruchtige mens was, die je voorgeeft te zijn, dan had je mijn kosten als afgesproken zes weken geleden voldaan. Je gedraagt je zeer onbehoorlijk.’ Op weg naar een lunch op 29 mei 1985 bij sovjetambassadeur Anatoly Blatov merkte Frans terloops op: ‘Ik moet van Enkelaar af. Ik wil een oud-diplomaat of iemand van standing tot directeur van Den Alerdinck benoemen. Dit moet ik Carel langzamerhand duidelijk maken, want ik heb hem een worst voorgehouden, die er niet is.’ ‘Dat wordt een portefeuille-kwestie met een hoop gelazer,’ antwoordde ik. Op 4 juni 1985 was ik terug in Moskou met als doel een derde Alerdinck Conferentie in Moskou te organiseren. Sinds 1971 was ik via de Club van Rome in Moskou bezig geweest, en had er een uitstekende naam opgebouwd. Ik ontving alle mogelijke medewerking omdat ik werd vertrouwd. Lurvink belde me vanuit zijn vakantieadres in Zuid-Frankrijk bij mijn terugkeer in Amsterdam op. Ik kon hem meedelen dat Alerdinck III voor 28 november 1985 was gepland in Moskou. Het zou hem alleen de tickets van de deelnemers kosten. We zouden de gasten zijn van de Sovjet-Unie, zoals zij de gasten van ons waren geweest. |
|