Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
49 BreinZoals, na mijn 40ste, de ontluikende vriendschap met Peter me op het spoor van de psychische motor zette en de drang ontstond dit nader te onderzoeken, zo dreef de Club van Rome mij rond mijn 50ste jaar in de richting van de neurofysiologie van het brein. ‘Op het moment van geboorte,’ vertelde professor José M.R. Delgado in Madrid, ‘is pas 10 procent van de hippocampale neuronen van een baby gevormd. Negentig procent ontwikkelt zich nadien. De baby is tijdens dit enorme groeiproces niet in staat tot abstract denken. Het pasgeboren kind kan niet spreken, kan niet het eigen milieu kiezen, kan geen zintuiglijke indrukken selecteren, kan zich noch lichamelijk noch geestelijk voeden. Waarmee ik wijs op de consequenties van het hebben van een onvolgroeid brein.’ Delgado gaf me, nadat ik een halve eeuw had geleefd, de eerste deskundige informatie over het belang van kwaliteit en kwantiteit van de input die een kind tussen nul en zes jaar ontvangt. Wat is de invloed van deze programmering - of van het achterwege blijven ervan - op de anatomie en de chemie van de hersenen? ‘De groei van neuronen (information processors) wordt bepaald door de zintuiglijke indrukken die een baby ontvangt,’ aldus Delgado. ‘Het jonge kind kan dus nog niet bewust deelnemen aan het kiezen van levenspatronen. Dezen worden door de buitenwereld aangedragen, dus vanuit de directe omgeving ouders, onderwijzers en laatstelijk ook via het televisiescherm. Zoals de baby zuurstof nodig heeft om te leven, heeft het kind informatie nodig om zich te ontwikkelen. Zonder het ontvangen van deze prikkels zullen hersenen niet gestructureerd worden.’ Eindelijk vond ik in Delgado de specialist die wetenschappelijk verantwoorde uitleg gaf over de werking van de vicieuze cirkel waarin iedere nieuwe generatie ‘gelovigen’ gevangen zit. Of het nu om Oranjeklanten gaat, of om Tibetaanse monniken, ze worden niet als liefhebbers van het Oranjehuis of van de Daila Lama geboren. Het is de naaste omgeving die zeer jonge kinderen lang voor de jaren des onderscheids aanbreken, programmeert. Mythen en symbolen worden klakkeloos overgenomen, terwijl de geldigheid ervan uit andere eeuwen dateert. Eenmaal in neuronen gecodeerde ‘informatie’ blijkt in de volwassenheid dikwijls niet meer uit te wissen, ook niet wanneer nieuwe realiteiten glashelder aantonen dat de oude gebruiken of geloofswaarden ruimschoots zijn achterhaald. Delgado: ‘Hersenen functioneren aan de hand van chemische en fysische processen. Maar er zijn ook andere elementen betrokken, zoals instincten, waarnemingen en gevoelens. Eigenlijk weten we nog maar weinig over hoe het brein opereert, zoals er vrijwel niets bekend is over hoe we waarnemen of voelen. Codes brengen boodschappen over door via de ene materie- | |
[pagina 68]
| |
le drager naar de volgende te gaan, en naar de daaropvolgende. Een optische boodschap, bijvoorbeeld het kijken naar een tafel, loopt over vele schakels binnen het oog en het optisch systeem, brengt vele gecodeerde chemische en elektrische effecten met zich mee, reist via membranen en synapsen, stapt over op andere dragers, maar behoudt zijn betekenis. Deze codes hebben een materiële ondersteuning, maar de vormgeving is transmaterieel, omdat dezelfde boodschap wordt overgebracht via verschillende organen en middelen. De volgende stap zou zijn een verklaring te vinden voor hoe deze transmateriële entiteiten als gewaarwordingen worden ondergaan. Hoe onderga ik een gevoel van geluk? Of hoe onderga ik de kleur blauw?’ Ik vroeg me af of computers eens mensen behulpzaam zouden zijn om realiteit van achterhaalde, verziekte sprookjes te onderscheiden. Delgado: ‘Inderdaad, computers en chips zien niet zoals wij zien. Zij kennen geen aan een persoonlijkheid gebonden waarneming of gevoel. Het doorgronden van een innerlijke gevoelsgewaarwording is een hindernis welke computeringenieurs nog niet hebben overwonnen. Evenmin dat ze nog geen idee hebben over het begin van de tijd of de oorsprong van de materie. Sommige mensen vullen de leemte aan door te stellen, dat dit Gods werk is. Maar wie dat gelooft heeft het mysterie niet verklaard. Natuurlijk staat het iedereen vrij het mysterie aan God te laten, nergens voor te kiezen of een agnosticus te zijn.’ ‘Elk neuron,’ vervolgde Delgado, ‘beschikt over de ongelooflijke rijkdom van een computer. Een synaptische verbinding met een complex neuro-chemisch en elektrisch karakter, die niet met de digitale eenvoud van een computer kan worden vergeleken.’ ‘Toch denken computers,’ zei ik. ‘Een computer kan creatief zijn, maar het bezit niet de schat van mogelijkheden die in het brein ligt,’ antwoordde Delgado. Ik vroeg: ‘Een computer heeft in ieder geval een accurater werkend geheugen dan de mens.’ ‘Inderdaad is de computer in specifieke verrichtingen, als het geheugen oproepen of berekeningen maken, effectiever en nauwkeuriger. Maar in de totaliteit bezien is het brein oneindig veel begaafder dan een computer.’ Na een halve eeuw te hebben meegedraaid, raakte ik dankzij deze neuro-fysioloog en vriend enigermate thuis in de raadsels van mijn eigen ‘universum’. Jarenlang heb ik in sportauto's gereden. Ik heb echter nooit geweten hoe je een band omwisselt en wachtte bij pech op de Wegenwacht. Laat staan dat ik begreep wat er zich onder de motorkap afspeelde. Psychoanalytici zijn de wegenwachters van het brein. Een anwb-reparateur kan een bougie ontvetten of vervangen, maar het kunstwerk van de psychiater berust er op de patiënt zodanig te inspireren dat je de losgeraakte moeren onder je eigen kap | |
[pagina 69]
| |
zelf weer leert aandraaien. Het is absoluut essentieel dat iedereen over enige basiskennis beschikt ten aanzien van de uitrusting van het eigen hoofd en hoe het functioneert. De buitenwacht kan alleen aanwijzingen geven, maar het eigenlijke handwerk blijft een kwestie van huisvlijt. In 2001 ontdekte ik in de boekwinkel van Stanford University in California het boek SynapsesGa naar voetnoot14, samengesteld door vier specialisten. Dergelijke hedendaagse publicaties zijn, behalve in Amerika, nergens in de wereld te vinden. Twintig jaar, nadat ik de ontdekkingsreis van mijn eigen kop begon, bestudeerde ik op mijn 76ste jaar, deze pil van 776 pagina's, verrijkt met talrijke illustraties en kleurenfoto's, en leerde voor het eerst over de modus operandi van synapsen. Het zijn ‘poortjes’ die de verbindingen onderhouden tussen miljarden neuronen in ons hoofd. ‘A synapse is a junction between two neurons. It is not an anatomical connection but a functional one. They contain transmitter substances, of which there are remarkable varieties. Synapses are small (close to the resolution of the light microscope), and so their visualization in the living state is a challenge. The confocal scanning microscope offers great advantages for imaging single synapses in that the resolution is excellent and the depth of field is very small, so that closely packed structures can be resolved. The microscope separately illuminates each point in the specimen under study and then collects the light from that point only where it should appear in the image.’ Ik vroeg Delgado eens: ‘Waarom zenden we satellieten naar Mars en Jupiter en vergeten we ons eigen hoofd?’ ‘Omdat het gemakkelijker is’, antwoordde hij. Ik vertelde hem dat in de jaren 30 in het leslokaal van mejuffrouw Seatrang, de lerares Natuurlijke Historie op het Baarns Lyceum, een geraamte aan een haak hing. Van het bestaan van het drieëneenhalve pond protoplasma in onze hoofden wist deze dame niets, dus wij ook niet. Met een stok wees zij aan waar het sleutelbeen zat. Achteraf zou ik het op prijs hebben gesteld om in de vierde of vijfde klas hbs de noodzakelijke basiskennis te hebben gekregen over de machinerie van ons brein. Ik weet niet of in 2003 de leraressen Biologie jongeren wel iets te vertellen hebben over de neurofysiologie van het menselijke hoofd. In Sint-Petersburg, toen nog Leningrad, interviewde ik eens Natalia Bechtereva, neurofysiologe. Ze verrichtte hersenoperaties op het daar gevestigde Pavlov Instituut. Ik vroeg haar, met mijn dagboek in gedachten, of zij er vanuit gaat dat alles wat in een leven gebeurt in het brein gecodeerd en opgeslagen ligt. ‘Sommige specialisten menen, dat alleen wat belangrijk is wordt opgeslagen. Ik ga er inderdaad vanuit dat alles vast ligt, maar dat het alleen zeer moeilijk is om sommige herinneringen terug te halen, vooral die | |
[pagina 70]
| |
gebeurtenissen, die niet door motivaties of emoties werden ondersteund.’ Zij was het niet eens met de uitspraak van Robert Yastrov, directeur van het Goddard Space Institute van nasa, die mij er op wees dat een brein bedradingfouten zou hebben en dat computers slimmer zouden worden dan mensen en uiteindelijk mensen zouden overleven. Volgens professor Bechtereva zouden microprocessoren en computers hulpmiddelen blijven, die het brein hoogstens tot steun zouden zijn. Deze Robert Yastrov schreef opmerkelijke boeken. Ik heb hem tweemaal geïnterviewd. ‘Alle circuits in de hersenen worden systematisch door de wetenschap onderzocht en door neuro-anatomen een voor een nauwkeurig opgespoord,’ zo verzekerde hij me. ‘Ze hebben een lange weg te gaan, maar ze hebben reeds vastgesteld dat sommige circuits verbonden zijn met verschillende delen van de hersenen en dat vaardigheden eveneens in verschillende gedeelten van de hersenen zijn gesitueerd. Het brein lijkt veel op een geheugenbank in een computer, maar hersens werken op een manier die we nog niet begrijpen.’ Gesprekken met deze en andere specialisten vatte ik samen in mijn boek Over Intelligentie.Ga naar voetnoot15 Ik heb me bij het maken van dit boek laten inspireren door de tientallen multidisciplinaire interviews met leden van de Club van Rome in de jaren 70. Met vele toen geïnterviewde wetenschappers werd ik bevriend, zoals met dr. Philip Handler of met de antropologe Margaret Mead. Zij was het die, in 1971, tegen me zei: ‘Willem, this is the decade of the brain.’ Later merkte ze tegen Bibeb van Vrij Nederland op: ‘Oltmans was de eerste journalist die na zijn interview in contact met me bleef.’ We waren tot aan haar dood bevriend. Het eerder genoemde Maps of the Mind, van Charles Hampden-Turner dat 60 gesprekken en essays bundelde rondom de vraag ‘What is mind?’ was hetzelfde concept dat mij voor ogen stond bij gesprekken over intelligentie die ik hield in aan sluiting op het project om aan het iq van Venezolanen te sleutelen. W.H. Auden schreef eens: ‘We must love each other or die.’ Hampden-Turner vond ‘elkaar liefhebben’ wellicht te hoog gegrepen. De clou van deze uitspraken was dat men een begin moest maken met te begrijpen hoe mensen functioneren. Daarom behoorde men over fundamentele kennis te beschikken over wat er onder de motorkap van ons hoofd gebeurt. Als gezegd: het verschil met de Wegenwacht is dat reparaties of bijslijperij van het brein uiteindelijk door ieder mens zelf zullen moeten worden uitgevoerd. Voor mij was het een openbaring dat eigenlijk pas tegen het einde van de vorige eeuw onomstotelijk kwam vast te staan ‘that thought and behavior have a physiological and anatomical basis as well as a psychological one,’ zoals Hampden-Turner het formuleerde. Psychologie, biologie, neuro-ana- | |
[pagina 71]
| |
tomie, neuro-fysiologie werden terreinen van onderzoek die elkaar overlapten. Eigenlijk was het de leraren in Baarn, op Nijenrode of op Yale niet kwalijk te nemen dat mijn generatie in de sector brein op het niveau van koppensnellers in het leven stond. Hampden-Turner: ‘The human mind is struggling to emancipate itself from servitude to gods, or the laws of Newtonian mechanism. Attempts are being made to comprehend the mind in its deepest recesses and privacy where conscious-ness shades into pre-consciousness and unconsciousness.’ Een vitale doorbraak in mijn breinverkenningen zou het boek The Universe Within van Morton Hunt zijn.Ga naar voetnoot16 Eindelijk een studie die uitsluitsel gaf op de lange reeks nog onbeantwoorde vragen ten aanzien van het inwendige universum. Ik herinner me hoe het me duizelde toen ik las dat men raamde dat een brein honderd triljoen bits of information zou kunnen opslaan. De mathematicus John von Neumann berekende dat een brein 280 quintiljoen (280.000.000.000.000.000.000) bits of information zou kunnen registreren. Ook Von Neumann ging er, net als Natalia Bechtereva, vanuit dat wat eenmaal wordt gecodeerd vastligt. Alleen een fractie van deze informatie kan door het actieve geheugen in het bewustzijn worden teruggeleid. Hunt preciseerde: ‘This still means, that our active memories hold several billion times more information than a large contemporary research computer.’ Als empirische studie omvat de cognitieve wetenschap een amalgaam van psychologie, computerwetenschappen, psycholinguïstiek en aanverwante takken van onderzoek. Het geheugen wordt in deze benadering tot de meest essentiële functies van de hersens gerekend. Wanneer men zich niets zou kunnen herinneren, zou men geen eigen-Ik hebben. Zonder ervaringen op te bergen en weer te voorschijn te kunnen halen zouden we geen eigen geschiedenis hebben. Een denkwereld bestaat bij de gratie van het geheugen. Tezelfdertijd is bekend hoe onbetrouwbaar en vervalsend dit orgaan van het centrale zenuwstelsel functioneert in de praktijk. In 1982, na de publicatie van Hunt, en na nu een halve eeuw betrouwbaar dagboeken te hebben geschreven realiseerde ik me meer dan ooit tevoren het mogelijke belang van wat ik gedaan had. |
|