Is éénoog koning
(2003)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
47 Surinaamse moordenWat ik in 1983 in Paramaribo al snel ontdekte, was dat de moorden in Fort Zeelandia op 8 december 1982 gezien moesten worden in de context van een heel spectrum aan gebeurtenissen in Latijns-Amerika, waarbij Washington als ‘Globo-Cop’, achter de schermen een misdadige rol speelde, in flagrante strijd met de internationale rechtsregels en het Handvest van de vn.Ga naar voetnoot11 Desi Bouterse had dit enigszins in de gaten. Harvey Naarendorp, chef van Desi's kabinet, en Henk Herrenberg, toen nog de ambassadeur in Den Haag, wisten exact waar de Amerikaanse klepel hing. De rest van Suriname tastte in het duister en was blind, vooral ten aanzien van de draagwijdte van waar Amerikanen als obsessieve anticommunisten toe in staat waren. Ze zagen jarenlang communisten opdoemen onder ieder bed in eigen land, dus kan je nagaan waar ze het rode gevaar zagen in Latijns-Amerika, vooral na de machtsovername in Cuba in 1959. Wrede oorlogen, moordpartijen en staatsgrepen waren het gevolg in Nicaragua, El Salvador, Guatemala, Haïti, Equador, Uruguay, de Dominicaanse Republiek, Chili, Bolivia, Jamaica, Honduras, en waar eigenlijk niet. Overal intervenieerden de vs, wijzigden regimes of voerden grotendeels geheime oorlogen, zoals nu weer in Colombia tegen het zogenaamde narco-terrorisme. Of tegen de democratisch gekozen regering van president Hugo Chavez in Venezuela die nu aan een zijden draad hangt. Hij is bevriend met Castro en bracht een bezoek aan Saddam Hoessein. In de ogen van Washington zijn dit doodzonden. President Jacques Chirac wees in gesprek met de Financial Times (26 mei 2003) op het altijd weer dreigen met strafmaatregelen wanneer regeringsleiders of landen handelen in strijd met de Amerikaanse verwachtingen. Hij noemde dit ‘a classroom view’ van de wereld, waar de Amerikaanse onderwijzer gerechtigd is straffen uit te delen aan de stoutste jongen van de klas. De aanloop tot de moorden van 1982 voltrok zich op 8 februari 1982. Als logisch gevolg van de sergeantencoup van 1980 nam toen een militaire junta het bestuur van het land over. Luitenant-kolonel Desi Bouterse werd bevelhebber, Majoor Roy Horb werd hoofd van de generale staf en kapitein Iwan Graanoogst onderbevelhebber van het leger. Meteen al op 11 maart 1982 vond er een, voornamelijk Hindoestaanse, staatsgreep plaats onder leiding van tweede luitenant Surendre Rambocus en sergeant-majoor Wilfred Hawker. De opstandelingen bezetten de Memre Boekoe-kazerne en maakten op radio en televisie bekend dat Bouterse dood was en de andere militaire leiders zouden worden gevangen genomen. De Cubaanse ambassadeur Osvaldo Cardenas vertelde mij in 1983 hoe men de avond van de 10de maart | |
[pagina 57]
| |
al enkele malen had geprobeerd Desi te vermoorden. Bouterse nam tegenmaatregelen, hield op zijn beurt een televisietoespraak en zegde toe de situatie te zullen normaliseren. De samenzweerders stuurden een buitgemaakte pantserwagen naar Fort Zeelandia om Desi alsnog een kopje kleiner te maken. Bij aankomst sloten de rijders van het pantservoertuig zich bij Bouterse aan, die op zijn beurt naar de Memre Boekoe-kazerne reed, alwaar sergeant-majoor Wilfred Hawker standrechtelijk werd geëxecuteerd. Op 27 maart 1982 werd een nieuwe regering gevormd onder leiding van de econoom Henry Neyhorst. Harvey Naarendorp ging naar Buitenlandse Zaken. De nieuwe regering bleef echter ondergeschikt aan een nieuw gevormd beleidscentrum met daarin Bouterse, Horb, premier Neyhorst en minister Naarendorp. Het buitenlandse beleid van Suriname onder Harvey Naarendorp bewoog zich in de richting van de niet-gebonden landen. In mei 1982 reisde Desi Bouterse naar Grenada om de banden met premier Maurice Bishop te verstevigen. Hij woonde in St. George ook een vergadering van de Socialistische Internationale bij. Van Grenada werd doorgevlogen naar Cuba, wat in de optiek van Ronald Reagan en George Bush in Washington D.C. mogelijk een nog grotere doodzonde was, dan de reis naar Maurice Bishop en dat moest bestraft worden. Osvaldo Cardenas, toen directeur van de Amerika-afdeling van Centraal Comité van de Cubaanse Communistische Partij was in Santiago de Cuba aanwezig om de Surinaamse gasten bij een tussenlanding te verwelkomen. Later bij de aankomst in Havana kwam Fidel Castro naar het vliegveld om Bouterse af te halen. Het moet meteen tussen hen hebben geklikt, zo verzekerden Desi, Harvey en Osvaldo mij later. Ze zijn zelfs samen gaan vissen en gaan duiken. Tijdens officiële besprekingen overviel Fidel zijn Surinaamse bezoeker met de opmerking dat het tijd werd dat Cuba een ambassadeur naar Paramaribo zou sturen. Bouterse was het hier mee eens. Die avond benoemde Castro, die had gezien hoe uitstekend Osvaldo en Desi het met elkaar konden vinden, Cardenas onverwachts tot ambassadeur in Suriname. Hij moest meteen maar meevliegen naar Paramaribo om zich op zijn nieuwe post voor te bereiden. In Washington werd de rode stormbal gehesen. In het perspectief van Ronald Reagan en Bush senior was de Surinaamse sergeant bezig om communist te worden. De cia kwam in het geweer. Cardenas vertelde dat toen ze uit Cuba terugkeerden er door een misverstand niemand was om hen af te halen. Of was het sabotage? Bouterse en zijn gasten moesten taxi's naar de stad nemen. Al spoedig liet de Amerikaanse ambassadeur in Suriname navraag doen, of er, zoals de geruchten wilden, dozen en kisten met wapens uit Cuba door Bouterse het land in waren gebracht. De dozen en kisten waren gevuld met geschenken, souvenirs, Cubaanse rum, sigaren en kaas, verzekerde Osvaldo mij. cia-verzinsels kennen | |
[pagina 58]
| |
geen grenzen. Geen bespottelijke leugen is teveel om een komende cia-interventie te rechtvaardigen. In dit opzicht is Washington zo gestoord geraakt, dat men heilig gaat geloven in eigen sprookjes, zoals tegenwoordig het geval is met de massavernietigingswapens in Irak. In 19 79, dus kort voor de coup in Suriname, had Maurice Bishop de macht over genomen op Grenada, een eiland met 110.000 inwoners met als voornaamste exportproduct nootmuskaat. Reagan en Bush zagen natuurlijk onmiddellijk spoken. Een tweede Cuba zou in het Caribische gebied in de maak zijn. Bishop was een vriend van Castro, die een transportschip had gezonden, de ss Heroic Vietnam met 1.100 Cubaanse vrijwillige bouwvakkers, plus de nodige bouwmaterialen om een behoorlijke internationale vliegveld aan te leggen. De regering van het eiland was van plan een volwaardige toeristenindustrie te ontwikkelen. Er moesten grote Amerikaanse verkeersvliegtuigen kunnen landen. Maar de idioten in Washington gingen weer eens over de rooie en zagen in de nieuwe luchthaven in St. George een machtige basis voor Cubaanse en sovjetgevechtsvliegtuigen. Groot alarm op het Witte Huis. Admiraal John Poindexter kreeg midden in de nacht een bericht van de cia door over de aankomst van het Cubaanse schip in Grenada. In de ochtend van 20 oktober 1983 om 06:00 uur, riep vice-president Bush een Special Situations Group bijeen, wat de hoogst mogelijke staat van alarm betekende bij de regering Reagan. Moest Amerika met een surgical strike het schip met Cubanen vernietigen? Urenlang werd over deze vraag gedelibereerd. Veiligheidsadviseur Robert McFarlane stelde voor om een flottielje van 21 schepen, gereed om naar Libanon te worden gezonden, naar Grenada te laten opstomen. Het vliegdekschip Independence zou meegaan. De lafaards vielen op 25 oktober 1983 het mini-eilandje Grenada binnen met 6.000 mariniers. Een dozijn oorlogsschepen lag voor de kust, terwijl tientallen vliegtuigen bommen afwierpen. Een kliniek voor geestelijk gestoorden werd getroffen en 20 patiënten werden gedood. De smoes, bedacht om de agressie te rechtvaardigen, was dat 700 op het eiland studerende Amerikaanse studenten in gevaar verkeerden door de aanwezigheid van 1.100 Cubanen, die op het Witte Huis niet als bouwvakkers werden gezien maar als Cubaanse mariniers. Reagan en Bush zetten er dus 6.000 mariniers tegenover. De alibi's vanuit Washington om oorlog te rechtvaardigen en landen - liefst landjes - met een overweldigende militaire macht op de knieën te dwingen zijn onuitputtelijk. Grenada als dreiging voor de vs rechtvaardigde agressie. De 700 Amerikaanse studenten werden naar de vs teruggevlogen en sommigen van hen kusten de aarde onder hun voeten om te demonstreren hoe dankbaar ze waren levend uit de Cubaanse hel te zijn gekomen. Nep | |
[pagina 59]
| |
eerste klas! Ik heb 25 jaar lezingen in de vs gegeven. Ik weet uit ervaring dat het grote Amerikaanse publiek de lichtgelovigste mensen in de westerse wereld zijn. Vooral de naïeve veronderstelling dat wat het Witte Huis zegt de waarheid en niets dan de waarheid is, viert bij de overgrote meerderheid van de Amerikanen hoogtij. Ook op Grenada - net als een jaar tevoren in Suriname - vonden mysterieuze politieke moorden plaats. De voormalige Amerikaanse minister van Justitie, Ramsey Clark, schreef hieroverGa naar voetnoot12 dat ‘psychological warfare units’ van het Pentagon de bron waren van de berichten dat het centrale comité van Maurice Bishops New Jewel Movement de opdracht zou hebben gegeven om de premier (vriend van Castro en Bouterse) en enkele van zijn voornaamste ministers te vermoorden. Gemakshalve verbood het Pentagon zowel de Amerikaanse als buitenlandse media de eerste week van de invasie aanwezig te zijn, want pottenkijkers zijn alleen maar lastig bij het organiseren en voltrekken van politieke moorden. Op Grenada kwamen 400 burgers en 84 Cubaanse bouwvakkers om het leven, 600 bouwvakkers werden gevangen genomen, 400 Cubanen bleven vermist. Bij het invasieleger werden 135 doden en gewonden geteld. Intussen werd dit eiland voor het levend getekend, terwijl de vs ongecorrigeerd en in strijd met het internationale recht en het Handvest van de vn handelden. Niemand in de wereld bekommerde zich om het leed dat door Amerikanen op dit eiland met maar 110.000 inwoners werd berokkend. Het was een voorloper van wat in Joegoslavië, Afghanistan en Irak stond te gebeuren. En wie volgt? Ik ontmoette ambassadeur Cardenas in 1983 in Paramaribo veelvuldig. Niets wees er op, dat een breuk tussen Cuba en Suriname op handen was. Maar Desi maakte op dezelfde dag dat Amerika het land van zijn vriend Bishop binnenviel bekend dat Cardenas gevraagd zou worden Suriname te verlaten. De ambassadeur was op dat moment in Havana. Fidel vroeg hem direct naar Paramaribo terug te gaan en een gesprek met Bouterse te hebben. De ontmoeting vond twee dagen later op het ministerie van Volks Mobilisatie vlak bij Hotel Torarica plaats. Osvaldo trof de legerleider in een mineur stemming aan. Desi vermeed om de Cubaan in de ogen te kijken. De reden van uitwijzing, Cuba zou zich teveel bemoeien met interne Surinaamse aangelegenheden, vond ambassadeur Cardenas beledigend omdat het niet waar was. De Cubaan verweet Bouterse dat, terwijl Cubanen voor hun levens knokten op Grenada, Suriname Cuba een dolkstoot in de rug gaf door hem uit te wijzen. ‘Bouterse was weerloos,’ schreef Cardenas in zijn boek over dit gesprek. Desi vroeg wel, ‘Waarom hebben jullie Bishop niet gered?’ | |
[pagina 60]
| |
Ik heb dit onderwerp meer dan eens met de Bevelhebber aangesneden. Het was duidelijk dat Bouterse op die 25ste oktober 1983 een overhaast en zeer emotioneel besluit had genomen. Vreesde hij een soortgelijke Amerikaanse invasie? Met zelfs een Amerikaanse liquidatie van hem zelf, als vriend van Castro en Bishop? Misschien heeft Desi de eerste berichtten uit Washington dat de premier van Grenada door de Cubanen was vermoord geloofd? Bouterse is expert in het ontwijken van het geven van directe antwoorden. Hij vertelde hoe hij samen met Fidel en Maurice naar de conferentie van nietgebonden landen in New Delhi was gevlogen. ‘Kennen doe ik Fidel nog niet, maar ik heb hem toch een vrij groot aantal uren gesproken. Hij heeft een onvoorstelbare dosis energie. In dit opzicht hebben we, geloof ik iets van elkaar.’ Ik bracht het gesprek toen weer op de uitwijzing van Cardenas. ‘Om te beginnen heeft zijn uitwijzing niets met de Amerikaanse invasie op Grenada te maken gehad.’ Dat was een slappe verdediging voor een al te grote toevalligheid, wat niemand geloofde, en zeker de Cubanen niet. ‘Wat we tegen Cuba hebben gezegd,’ aldus Bouterse, ‘was, dat we de betrekkingen tot overzichtelijke proporties wilden terugbrengen. We zullen een zaakgelastigde van Cuba hier handhaven.’ Uiteraard sloot Havana, na wat er was gebeurd, haar ambassade permanent. Cardenas vroeg de Bevelhebber om bewijzen van Cubaanse inmenging in Surinaamse aangelegenheden, maar kreeg geen antwoord. Ook mijn vragen hierover bleven door Bouterse onbeantwoord.Ga naar voetnoot13 Wanneer ik in 2003 de Surinaamse moorden van 8 december 1983 heranalyseer, ben ik overtuigd van cia-betrokkenheid via de activiteiten van oudpresident Chin A Sen, die indertijd in Pittsburgh woonde, en diens vriend Roy Horb, tweede man in het Surinaamse leger. Niet alleen de mysterieuze moorden op Bishop en zijn ministers op Grenada heb ik hierbij in gedachten, maar ook de mysterieuze moorden van 1965 in Jakarta, waarbij zes generaals en een luitenant in de nacht van 30 september op 1 oktober werden afgeslacht en niemand tot op de dag van vandaag heeft kunnen reconstrueren welke voetzoeker bij die staatsgreep het eerste is afgegaan. Wanneer de Amerikanen en de cia buitenlandse regeringen omverwerpen, of staatshoofden vermoorden of vervangen, dan slagen ze er buitengewoon vakkundig in om de sporen van wat werkelijk gebeurde uit te wissen. Er zijn 500 boeken verschenen over de moord in Dallas, plus de fameuze jfk-film van Oliver Stone, maar niemand weet tot op de dag van vandaag wie de werkelijke moordenaars waren. Desi Bouterse was in Paramaribo als opperbevelhebber hoogstens verantwoordelijk voor het gedrag van de militairen in Fort Zeelandia. Roy Horb, die vanaf het moment dat de executies begonnen, wel aanwezig was zou zich enkele dagen later in zijn cel ophangen. Naar eigen zeggen was hij door | |
[pagina 61]
| |
de cia benaderd. Hij werd in Washington gefotografeerd met Chin A Sen sprekend met een cia'er. Het is ook een kwestie van blind zijn voor Amerikaanse misdaden, of anders gezegd met een oog willen zien wie de echte koning in de wereld is. Mij zou het niet verbazen als op een dag de ochtendbladen zullen melden dat de moordenaar van Pim Fortuijn zichzelf heeft opgehangen; voor mij is dan het bewijs geleverd dat de Amerikanen achter de liquidatie van de lpf-leider zaten. Overigens had Pim nu nog geleefd en was hij geïnformeerd over het feit dat er 15 miljard bezuinigd moest worden, dan zou hij er zeker voor hebben gezorgd - in tegenstelling tot Mat Herben - dat het contract van 10 miljard euro groot ten behoeve van de Amerikaanse oorlogsindustrie om Joint Strike Fighters aan te schaffen zou zijn geschrapt. Fortuijn had zonder mankeren de zorgsector, de bestrijding van de armoede, de onderwijsvernieuwing, de veiligheid van de burgers, de geloofwaardigheid van het openbaar bestuur, voorrang verleend boven die krankzinnige vliegtuigen waar we in ieder geval niets mee kunnen. Dan zou het kabinet Balkenende II slechts 5 miljard hebben hoeven bezuinigen. |
|