toenmalige Nederlandse bevelhebber, kolonel Henk Elstak, dat deze er goed aan zou doen ‘de zaak over te nemen.’ Deze antwoordde echter: ‘Een ieder kan dit doen, behalve Elstak.’ Een Nederlands kolonelsregime lag niet in de kaarten.
Geleidelijk aan liet Bouterse zich overtuigen en ging akkoord op de voorwaarde dat het een serieuze zaak zou worden. ‘Er diende consciëntieus te werk te worden gegaan,’ zei hij mij. ‘Er moesten wapens worden verzameld, bunkers worden opengebroken, kortom het vereiste een organisatie. Het is dus in de nacht van 24 op 25 februari 1980 uitstekend gelukt. Maar sinds 1980 kregen we met niet minder dan zes contra-revolutionaire bewegingen te maken. We hadden sterke aanwijzingen dat functionarissen van de Amerikaanse ambassade, van de cia en van de vakbond afl-cio bij een aantal van deze acties betrokken waren. We hebben toen ook twee Amerikaanse diplomaten, Richard la Roche en Edwin Donavan moeten uitwijzen. Zij organiseerden bepaalde ondermijnende activiteiten samen met de Surinaamse Moederbond. Ook moet ik tot mijn spijt zeggen dat bepaalde functionarissen van de Nederlandse regering zich aan dit soort activiteiten schuldig hebben gemaakt. We hebben ook een Nederlandse kolonel en een militaire attaché moeten laten terugroepen.’
Ik had de tweede dag na mijn aankomst al een uitvoerig gesprek met Oswaldo Cardenas Junguera, de Cubaanse ambassadeur in Paramaribo, gehad. Hij vond Desi: ‘Basically a gentleman with real political insight. His former partner in the revolution, Roy Horb, had mental problems.’ Ook van oud-minister Naarendorp had ik dergelijke geluiden opgevangen. In Desi's werkkamer stond echter nog altijd een portret van Horb. Hij sprak ook nog steeds met een duidelijk kameraadschappelijke affectie over de man die hem tot de revolutie had overgehaald. In dit vroege stadium begreep ik dat Horb een belangrijk stuk van de puzzel van wat er op 8 december 1982 gebeurd was.
Oud-president Chin A Sen was de huisarts van de familie Horb geweest. Ambassadeur Herrenberg had me daarover al ingelicht. ‘Horb gebruikte zijn militaire rang om naar hartelust soldaten te naaien,’ vertelde hij. Cardenas begon over Horbs biseksualiteit, waar ik niet op reageerde, omdat ik wist hoe primitief de Cubaanse regering over dit aspect van het leven dacht. Ik wist ook dat Horb bij een bezoek aan New York vijf militairen als lijfwachten had meegenomen. Zij vlogen elkaar letterlijk in de haren over wie de nacht bij de tweede man van de revolutie mocht doorbrengen.
Naarendorp vertelde dat Horb naar Washington was gegaan, terwijl de toenmalige premier van Grenada, Maurice Bishop, in Paramaribo een officieel bezoek aflegde. Horb belde Desi uit de vs op om hem te informeren, dat de cia hem tijdens dit bezoek had benaderd. ‘Ga je gang,’ had de Bevelhebber gezegd, ‘zoek uit wat ze willen.’ Oud-president Chin A Sen woonde