heb ik toen verteld - te bevorderen dat de eenzijdige hulprelatie tussen Nederland en India zou worden verbreed.’
‘Er is niet aan gedacht de heer Oltmans voor dat gesprek uit te nodigen. Over de heer Oltmans is in dat verband voor zover ik weet niet gediscussieerd. Het gesprek is niet bijgewoond door andere leden van de Nederlandse delegatie.’ Het onbehoorlijke van deze stelling van Claus was, ingegeven door zijn advocaat, dat het daar helemaal niet om ging. Ik heb niet gevraagd als reporter voor de gpd een gesprek met Indiase hoofdredacteuren bij te wonen. Ik werd gewoon als onpersoon behandeld, kreeg geen programma en werd bewust buitengesloten. Ik weet dat secretaris Froger mijn situatie met zkh in het Taj Mahal hotel heeft besproken, dus loog Claus bewust onder ede door te stellen dat voor zover hij wist het probleem Oltmans niet ter sprake was gekomen.
Claus vervolgde: ‘De bedoeling was dat aan het eind van het bezoek een persconferentie zou worden gehouden voor de Indiase pers. Daarvan is helaas weinig terechtgekomen. Er heeft niets anders plaats gevonden dan een ondertekening van verschillende protocollen. Bij die plechtigheid waren meen ik persvertegenwoordigers aanwezig, ik meen ook dat enkele vragen zijn gesteld. Ik had mij voorgenomen dat wij bijvoorbeeld in een ander vertrek een persconferentie zouden houden maar dat is niet gebeurd.’
‘Brandpunt, de kro-rubriek, heeft recentelijk een voorlichtingsfilm vervaardigd over internationale samenwerking. In die film heb ik een rol gespeeld. Opnamen voor die film zijn gemaakt in Boven-Volta, India, Washington en Den Haag.’ Voor de opnamen in India was anderhalve dag uitgetrokken. Maar voor de gpd en mij had men echter geen uurtje over. Ik kreeg in India zelfs, als meereizende journalist, geen hand van de man. Terwijl hij en BuZa wisten dat ik op suggestie van de Indiase ambassadrice was meegereisd ook vanwege mijn uitstekende contacten in Delhi. Zelfs tegenover haar werd de Haagse botte bijl gehanteerd door mij hermetisch uit te sluiten, opdat ik vooral mijn werk niet zou kunnen doen. Dat was 1981.
Vervolgens gaf hij wederom aan gelogen te hebben dat voor zover hij wist niet over mij was gediscussieerd. Prins Claus zei namelijk tegen rechter-commissaris Wijnholt onder ede: ‘Ik weet dat professor van Dam tijdens het bezoek van de missie inlichtingen heeft verstrekt aan de heer Oltmans. Professor van Dam heeft daarover tevoren (in New Delhi) met mij gesproken. Zijn voornemen om de heer Oltmans te informeren had mijn instemming.’
Ik was zelf in devstoen Claus in Den Haag onder ede werd getuigd. Raadsman H.M. Voetelink schijnt Claus het beduimelde programma dat ik via professor van Dam onder mijn deur geschoven kreeg, getoond te hebben. Hij zal ongetwijfeld gevraagd hebben waarom ik pas kennis mocht nemen van de activiteiten van de prins in India na diens vertrek naar Holland.