In het land der blinden
(2001)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
28 NixonRichard Milhaus Nixon werd in 1913 in Californië geboren. Hij studeerde in 1937 af in rechtswetenschappen aan de Duke University Law School, diende in de Tweede Wereldoorlog als bevoorradingsofficier in het gebied van de Stille Oceaan, en kwam later in de jaren veertig in de politiek terecht. In 1950 kwam hij als Republikeins politicus in de Senaat. In 1952 benoemde Eisenhower hem als running mate voor het vice-presidentschap. Nixon liep al meteen tegen de lamp voor het aannemen van een gift van 16.000 dollar. Hij wist het getij te keren met een televisietoespraak, bekend geworden als de Checkers speech, waarin hij refereert aan zijn hond met die naam. De kiezers trapten er op sentimentele gronden in en men vergaf Nixon dit incident. Later nam hij het op tegen J.F.K. in de race voor het Witte Huis, een wedloop die hij (op 68 miljoen uitgebrachte stemmen) met een verschil van slechts 113.000 stemmen van Kennedy verloor. Dit verlies greep hem zeer aan, en hij keerde naar Californië terug. Rond die tijd zou hij voor het eerst dr. Arnold Hutschnecker hebben geraadpleegd. Volgens de psychohistoricus Bruce Mazlish zou de psychiater er al in 1955 aan te pas zijn gekomen.Ga naar voetnoot1 In 1969 nam Nixon de Vietnam-ellende van L.B.J. over. Hij beloofde binnen de kortste keren een einde aan de oorlog te zullen maken. In plaats van zich aan zijn woord jegens de kiezers te houden breidde hij de strijd in 1970 naar Cambodja uit. Drie decennia lang wordt er bericht over de Rode Khmer, Pol Pot en de miljoenen Cambodjanen die in de jaren zeventig om het leven kwamen. Wat daarbij totaal naar de afdeling geheugenverlies werd gemanoeuvreerd was dat de Uhrhebers van het drama in het koninkrijk Cambodja Nixon en Kissinger zijn geweest. Ze maakten daarbij omstandig gebruik van en gesteund door de onzichtbare regering en de cia. Volgend op de uitbreiding van de oorlog in Zuidoost-Azië zond Nixon zijn veiligheidsadviseur Henry Kissinger in 1971 naar premier Chou En-lai, om in 1972 een zogenaamde doorbraak te forceren in het bamboegordijn door Mao Tse-tung in Peking een hand te gaan geven. Alleen een president met onberispelijke geloofsbrieven voor wat betreft het haten van het marxisme-leninisme kon een dergelijk theater opvoeren zonder al te veel politieke kleerscheuren op te lopen. Alhoewel, Watergate ontplofte nog in 1972. In werkelijkheid was Tricky Dick zoete broodjes gaan bakken bij Mao en Chou, in de hoop steun te kunnen krijgen bij het verder afbouwen en hopelijk stopzetten van de oorlog in Zuidoost-Azië zonder al te veel gezichtverlies. Uiteraard zou in 1975 het tegendeel gebeuren. Hetzelfde gold trouwens voor de verovering van Pnom Penh op 17 april 1975. Khmer Rouge-soldaten, in zwarte pyjama's en gewapend met ak-47's, trokken de stad binnen | |
[pagina 201]
| |
die de cia in 1970 in handen van de verraders van prins Norodom Sihanouk had gespeeld. Op 30 april 1975 viel Saigon. Wanneer mijn mening gevraagd wordt over de positie van de vs als enige supermacht, zoals nu bij het schrijven van dit boek door de Russische journalist Vladimir Molchanov, en de onvermijdelijke vraag rijst ‘Maar wie zal uiteindelijk Amerika als solistische supermacht tot staan brengen?’, dan luidt mijn antwoord: ‘China.’Ga naar voetnoot2 Arnold Hutschneckers stelling dat het onverantwoord was een spelletje Russische roulette te spelen bij het kiezen van politieke leiders, en dat men de kandidaat voor het Witte Huis even zorgvuldig zou moeten testen en op zijn kwaliteiten wegen als een nieuwe topbaas van General Motors, is sinds het midden van vorige eeuw steeds relevanter geworden. In het vierde jaar van zijn presidentschap schreef James Reston in de New York Times: ‘Nixon is a very complicated man, always on guard, always suspicious, one day defying the world, and the next adopting policies of the people he has denounced: one day acting for tomorrow's headline, and the next seeing himself clothed in robes of history, but always tightly strung up and self-observing, and sitting tense and smiling for his own historical photograph. This is why Washington has been so morbidly anxious in recent days.’Ga naar voetnoot3 Het historische plaatje van Nixon zou rampzaliger worden dan ook James Reston in 1972 kon vermoeden. Washington begon eindelijk na Watergate de president psychoanalytisch onder de loep te nemen, een job die Hutschnecker al in de jaren vijftig en zestig had ondernomen, waardoor hij exact wist wie deze meneer uit Californië was. Maar wat kon de psychiater anders doen dan op gezette tijden de alarmbel luiden door te zeggen dat men voorzichtiger diende om te springen met wie men naar het Witte Huis afvaardigde? (Of naar het Haagse Torentje.) Een ondernemende journalist van de Philadelphia Inquirer, Joe McGinniss, sloot zich gedurende de eerste dagen van Nixons presidentscampagne aan bij het perskorps dat de kandidaat bij zijn campagne volgde. Hij schreef er in 1969 een opzienbarend boekje over, The Selling of the President 1968,Ga naar voetnoot4 met op de omslag een pakje sigaretten met daarop het portret van de kandidaat voor het Witte Huis. Zijn ooggetuigeverslag van de Amerikaanse politiek als con game (verlakkerij) had niet duidelijker en vernietigender kunnen uitvallen voor de man die Nixon eigenlijk was. Malcolm Muggeridge merkte in de London Observer op dat het boek van McGinniss aantoonde dat presidenten voortaan performers dienden te zijn, nu presidentsverkiezingen voornamelijk via de elektronische media werden opgevoerd. Niet de inhoud van de boodschap, maar het talent om zonder een spier te vertrekken de | |
[pagina 202]
| |
meest aperte leugens te verkondigen in de richting van de beeldschermen, zou de beslissing brengen. Wie daartoe in staat was, zou onherroepelijk winnaar zijn. Niet alleen dr. Hutschnecker maakte zich ernstige zorgen over wat hij met het blote oog zag gebeuren. Ook psychoanalyticus dr. David Abrahamsen voelde zich geroepen Nixon versus Nixon: An Emotional TragedyGa naar voetnoot5 te schrijven, waarin hij Nixon en Henry Kissinger omschrijft als ‘secretive and power-hungry men’. Abrahamsen: ‘From psychoanalysis and, in particular, criminal psychopathology, we have learned that even if a person does not admit to having committed criminal (or non-criminal) acts, by using our insight into his instinctual and emotional make-up, we can determine whether it was within his realm of probability. Was Nixon's personality, his character, constructed in such a way as to instigate or mobilize criminal tendencies that manifested themselves in unlawful acts?’ Dr. Abrahamsen moest afgaan op documentatie als een brief die de tienjarige Richard aan zijn moeder schreef en die hij begon met ‘My dear master’ en ondertekende met ‘Your good dog, Richard’. Psychoanalyticus Abrahamsen vond een referentie van president Harry Truman aan Nixon als ‘a goddamn shifty-eyed son of a bitch, who did not know a lie from the truth’. De haberdasherGa naar voetnoot6 uit Missouri was al een dagje ouder en beschikte in een vroeg stadium over een telelens op zijn camera. Hij zag Nixon zoals deze was en die uiteindelijk via Watergate met de billen bloot zou komen te staan. Er was ook kritiek op de methoden van zowel Bruce Mazlish van het mit als dr. Abrahamsen, die geen van beiden ooit persoonlijke gesprekken met Nixon hadden gevoerd. De critici voerden aan dat dagboeken, brieven, krantenartikelen, en misschien zelfs televisieoptredens zeker waardevol materiaal konden opleveren bij het analyseren van individuen, maar wilde men werkelijk serieus onderzoek verrichten en niet in ‘stereotyped generalizations’ terechtkomen, dan was het onontbeerlijk ook met de persoon zelf te spreken.Ga naar voetnoot7 Om die reden heb ik steeds de meeste waarde gehecht aan het oordeel van dr. Hutschnecker. Hij was de enige mind doctor die Nixon jarenlang niet alleen persoonlijk heeft gesproken en geadviseerd, maar ook diens vertrouwen genoot. Richard Price, van huis uit journalist, bevond zich in het gezelschap van Nixon toen we in 1968 op verkiezingscampagne in de staat New Hampshire reisden. Ray is een vriend gebleven. Ik lunchte nog wel eens met hem in de Washington Press Club, lang nadat Nixon van het toneel was verdwenen. Hij bleef zijn opdrachtgever als adviseur en speechschrijver tot de laatste | |
[pagina 203]
| |
dag trouw. Hij schreef memoires, With Nixon, die ik uiteraard heb uitgespeld en met hem heb besproken. Een belangrijk historisch aspect van Rays verslag van samenwerken met Nixon was, dat er voor hem nooit enige twijfel over heeft bestaan dat de voornaamste initiatieven in de buitenlandse politiek door hem en niet door Kissinger werden genomen. ‘They flowed from the ideas Nixon had expounded’, schreef Price, ‘repeatedly and in great detail - before he met Kissinger.’Ga naar voetnoot8 Dit is belangrijk, omdat Henry in een later stadium een aantal successen (zoals de opening naar China) als zijn vondst naar zich toe heeft proberen te trekken. ‘The gambles were Nixon's, not Kissinger's... Henry was a master of bureaucratic manipulation and an exceptional negotiator, a prodigious worker. He was deferential towards the President, genial towards his peers, rude and tyrannical towards his aides’, meldde Price. Met andere woorden, Henry was voor een belangrijk deel een arrogante Duitser gebleven, zoals ook admiraal Zumwalt met een zekere afkeer constateerde. Uit de stelling van Ray Price volgde overigens dat ook de invasie van Cambodja in 1970, bedoeld als ‘strictly limited and surgically swift’, uitsluitend Nixons besluit zou zijn geweest. Ray beschreef de reacties van hen die tegen de uitbreiding van de oorlog in Vietnam waren (zoals W. Averell Harriman en Paul Warnke) als ‘a wave of hysteria’. Hij deed het vermoorden van vier protesterende studenten op Kent University in Ohio in vier regels af en schreef slechts dat ‘the hysteria was intensified’, omdat 448 Amerikaanse scholen dichtgingen uit protest tegen de oorlogsmisdaden in Azië. Volgens Price werden ze door Nixon bedreven, door Kissinger slechts uitgevoerd. Uiteraard ben ik het met Harriman, Warnke, en natuurlijk de studenten die ertegen waren, eens gebleven, ook al onderhield ik een aardig contact met Ray.Ga naar voetnoot9 Opmerkelijk waren de gesprekken die de Brit David Frost in 1977, twee jaar na de val van Nixon, met de voormalige president voerde en waar miljoenen Amerikanen via de televisie met enige verbazing kennis van namen. In de volksmond waren Dick en Henry het ideale team geweest, twee handen op één buik. Maar voor de camera van Frost werd Henry anders neergezet. ‘Gently, subtley, ever so carefully, Nixon was trying to put Henry down as a brilliant but rather moody, emotionally mercurial, sometimes unreliable fellow who was able to remain effective only because of Nixon's stabilizing influence’, schreef David Frost in retrospect.Ga naar voetnoot10 Na de inval in Cambodja, een beslissing die beiden heren in het Witte | |
[pagina 204]
| |
Huis (even) samen hadden genomen, kwam Kissinger op een dag het Oval Office binnenlopen en zei tegen de president: ‘You know, I am not sure that we should have gone into this Cambodian thing, and perhaps now has come the time when we should shorten our stay and get out a little sooner.’ Nixon antwoordde: ‘Henry, we have done it, remember Lot's wife, never look back.’ De president voegde eraan toe dat hij niet wist of Henry het Oude Testament had gelezen, maar hij zou begrepen hebben wat Nixon bedoelde. Aldus werd er binnen het Witte Huis over het koninkrijk Cambodja, bevolkt met spleetogen en gooks. beslist. Intussen sneuvelden Amerikaanse soldaten bij bosjes in Cambodja als gevolg van het besluit van deze twee idioten. Tien jaar later telde Cambodja drie miljoen inwoners minder. Daarom acht ik het aanhoudende gekwek uit Washington (en Londen) over de oorlogsmisdaden in Irak, Afghanistan, Libië, Ira, Syrië, Bosnië, Servië en noem maar op, volmaakt belachelijk, omdat de nummer-één-oorlogsmisdadigers van de tweede helft van de twintigste eeuw de Amerikanen zijn geweest. Anderzijds waren volgens Nixon alle ups and downs met Henry het normale gevolg van omgaan met een genie. Intussen zorgde Kissinger ervoor dat minister van Buitenlandse Zaken William P. Rogers buiten een aantal besluiten werd gehouden. ‘I will not inform Rogers,’ zei Kissinger dan tegen de president, ‘because he will leak.’ Henry wenste Rogers zelfs niet te kennen in de geheime contacten met China, maar Nixon hield in dit geval voet bij stuk. Ook had Kissinger de gewoonte bij hoogoplopende keet te dreigen met aftreden. Nixon vertrouwde Frost toe dat Henry dit dreigement alleen al bij hem een keer of zes had geuit, en bij anderen, zoals Alexander Haig en Bob Haldeman, deed hij het aan de lopende band. In andere delen van de wereld zou een dergelijke beschrijving door een voormalige president aan een gekkenhuis doen denken, en hoewel Frost liet doorschemeren dat ook zo te zien, probeerde hij het een en ander zo normaal mogelijk te presenteren. Anthony Lukas van de New York Times wond zich over de gang van zaken rond het televisie-interview van Frost onbedaarlijk op. Hij schreef in zijn krant hoe hij op 4 mei 1977 werd uitgenodigd door Westinghouse Broadcasting Studios in Philadelphia om samen met drie andere journalisten als eersten de Frost-opnamen van Nixon te bekijken. Zijn eerste reactie bestond uit ‘barely contained rage’.Ga naar voetnoot11 Twee jaar lang had Nixon de pers afgeweerd en tegen iedereen over alles gelogen, en pas nadat president Gerald Ford hem had gevrijwaard van iedere mogelijke vervolging, ging Nixon ertoe over zijn verhaal te verkopen aan David Frost. De prijs: 600.000 dollar, plus twintig procent van de winst. Over de tragische afloop van de Nixon-jaren zou een afzonderlijk manu- | |
[pagina 205]
| |
script zijn samen te stellen. The Final Days van Bob Woodward en Carl Bernstein, hier ook eerder genoemd, blijft een klassieker op dit gebied. De beide journalisten schreven hun reportage in zes maanden, met behulp van 394 interviews. Er blijft van vrijwel het gehele Witte Huis onder Nixon geen spaan heel, met hier en daar een uitzondering op de regel. Er heerste een manifest maffiasfeertje, waarbij de zichtbare en de onzichtbare regeringen door elkaar heen liepen. Ook Alexander Haig wordt zonder pardon als een crook neergezet, maar navo-landen zouden de man later gedwee accepteren als secretaris-generaal. Henry Kissinger werkte wat langer aan zijn memoires, die in 1979 verschenen als White House Years.Ga naar voetnoot12 Hij beschreef 1969-1972, de periode dat hij veiligheidsadviseur van Nixon was. De jaren als minister van Buitenlandse Zaken (van 1973 tot 1977) publiceerde hij later.Ga naar voetnoot13 Zoals was te verwachten presenteerde Henry zich als twintigste-eeuwse prins Von Metternich, die eens het Congres van Wenen had voorgezeten waarbij het machtsevenwicht in Europa werd hersteld. De naam Von Metternich wordt in de historie geassocieerd met stabiliteit. Henry zag zijn bijdrage aan de twintigste eeuw blijkbaar als het vestigen van stabiliteit in de wereld at large. Naar mijn mening heeft de mensheid de langdurige vrede van na 1945 te danken aan Hitler, Von Braun, Einstein, Teller en de H-bom-ingenieurs aan beide zijden van de Elbe. Zij zorgden voor een afschrikkingsmiddel dat geen sterveling tot dusverre durfde in te zetten. Angst voor duizend Hirosjima's houdt de wereld reeds een halve eeuw in toom. Bruce Mazlish van het mit vertelde me dat hij, vanwege zijn werk aan een psychohistorische beschouwing over Kissinger, de man bij een ontmoeting op een conferentie had gevraagd om enige tijd beschikbaar te maken. Kissinger antwoordde het te druk te hebben, en bovendien was hij zeer achterdochtig ten aanzien van psychiatrie. Vervolgens vroeg Henry op een bijna ontwapenende, kinderlijke toon aan professor Mazlish: ‘Will I be unhappy with your book?’ Alsof de reportage over Kissingers optreden en beleid van Mazlish zou afhangen, of van diens bereidheid het parcours van Henry voldoende af te zwakken of te vervalsen - laat staan in overeenstemming te brengen met zijn Witte-Huismemoires. Ik heb zowel Abrahamsen als Mazlish geïnterviewd over hun visies op Nixon en Kissinger. Ook voor mij bleef het een zwak punt dat zij noch Nixon noch Kissinger zelf hadden kunnen spreken. Na de dagen in maart 1968, waarin ik met Nixon in diens gecharterde toestel meevloog, had ik door zijn oorlogszuchtige uitspraken over Indonesië (zoals eerder vermeld) bepaald een ongunstige indruk van de man. Maar | |
[pagina 206]
| |
niets deed me die dagen vermoeden dat het over betrekkelijk korte tijd zo slecht met hem zou aflopen. De in Washington uitstekend ingevoerde journalist Theodore White, refereerde aan wat hij noemde een bijna-zenuwinzinking van Nixon in de tijd dat de studenten in Ohio werden doodgeschoten toen zij tegen de invasie van Cambodja demonstreerden. Op 8 en 9 mei 1970 waren duizenden studenten naar Washington gekomen en men verzamelde zich bij het Lincoln Memorial. De president had een televisietoespraak gehouden en kon niet slapen. Het logboek van het Witte Huis toont aan dat hij na 22.30 uur constant aan de telefoon hing. Hij belde een groot aantal mensen; sommigen van hen belde hij zelfs twee of drie keer in de nacht wakker. Om 04.22 uur riep hij zijn valet, Manolo Sanchez, zei niets tegen de geheime dienst, en verliet tien minuten later het Witte Huis. Hij begaf zich naar het Lincoln Memorial om met de studenten te praten. Na aldaar een pleidooi voor zijn beleid te hebben afgestoken reed hij met Sanchez naar het Capitool en gaf zijn valet een rondleiding. Inmiddels was de geheime dienst gealarmeerd. Vijf naaste medewerkers voegden zich bij de president en diens valet om in het Mayflower Hotel gezamenlijk te gaan ontbijten.
In het kantoor van Bob Haldeman werkte een jonge Amerikaan, Tom C. Huston (29). Hij was het die na de nieuwe studentendemonstaties over Cambodja een memorandum opstelde waarin de oprichting werd aangekondigd van een superpolitie en superspionagedienst zoals nooit eerder in de vs had bestaan. J. Edgar Hoover van de fbi was ertegen. Dus richtte de jongeman zijn plan rechtstreeks aan president Nixon, met de aanbeveling ‘At some point Hoover has to be told who is president.’ Het duurde niet lang of dezelfde Nixon die naar het Lincoln Memorial was gegaan, bekrachtigde de door Huston opgestelde plannen, waarop het in het geheim naar alle inlichtingendiensten van de verschillende departementen werd doorgezonden. ‘Colleges and students were special targets’, schreef White in Breach of Faith. Op 23 juli 1970 werd Tom zelfs belast met de leiding van de opgerichte superpolitie. Hoover ontdekte de stunt, spoedde zich naar minister van Justitie John Mitchell, en vijf dagen later liet Nixon iedereen weten dat het Hustonplan naar de prullenmand was verwezen. Alle betrokken partijen dienden de plannen te retourneren.Ga naar voetnoot14 Dit was het soort incident waar dr. Hutschnecker steeds voor had gevreesd. Het waren de eerste stuiptrekkingen in de aanloop naar 1972 en het Watergateschandaal dat de hele Nixon-Kissinger-club naar de verdommenis zou helpen. Tom Huston was weer zo'n typische Washingtonse scharrelaar, met één been in het zichtbare en het andere in het onzichtbare | |
[pagina 207]
| |
machtsapparaat, dus een van die levensgevaarlijke mannetjes die hun eigen spel spelen. Maar net zoals later Arthur Docters van Leeuwen in Den Haag, liep Huston vrij spoedig tegen de lamp. |
|