In het land der blinden
(2001)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
18 Ziende blindDe lange jaren dat ik in de vs heb gestudeerd, gewoond en gewerkt, zijn stap voor stap de schellen van mijn ogen gevallen. Het begon al meteen in 1948, toen ik om dollars te verdienen uitgeleende boeken in de schappen terugplaatste. Er bevonden zich in de Yale-bibliotheek in New Haven miljoenen boeken. Eigenlijk weten we dus nooit iets, zei ik toen al tegen mezelf. Nu, een halve eeuw later, beschouw ik de kennis die ik sedertien vergaarde als een druppel op een gloeiende plaat. In 1958 emigreerde ik naar de vs en werd opnieuw onmiddellijk meegezogen in wat ik ‘het Amerikaanse tempo’ noemde. Ik herinner me hoe verbaasd ik in de jaren vijftig was in steden als Cleveland, Detroit of Chicago wanneer ik na een lezing te hebben gegeven en het eerste vliegtuig naar elders moest nemen, om dan rond zes uur in de ochtend - vierbaansverkeer in beide richtingen - op pad te zien. De vs zijn bepaald niet het rijkste land ter wereld geworden door op hun lauweren te rusten. Men weet wat werken is, waar het mijns inziens in Europa nogal eens aan schort. Wat ik over de jaren eveneens als een onontbeerlijke zegening van de Nieuwe Wereld ging ervaren, was het feit dat jaarlijks in de vs 15.000 nieuwe titels worden gepubliceerd. Ook al lees je er maar een handjevol van, kennis verdiept, inzicht verbreedt. Ondanks het feit dat ik van mijn 65ste tot mijn 75ste jaar de gevangene ben geweest van de Haagse visible government, als gevolg van 44 jaar leugens van de invisible government - zou het me ook tussen 1990 en 2000 steeds lukken om naar vestigingen van Barnes & Noble te gaan, zowel in Coral Gables, Florida als op Third Avenue in Manhattan. Toch realiseerde ik me altijd weer dat, ook al neem je jaarlijks de informatie van tien meter of meer boeken in je op, er altijd honderden andere belangwekkende titels onaangeroerd blijven. Op Nijenrode las ik eens de volgende uitspraak van Giovanni Boccaccio (1313-1375): ‘Waarom zou je met je buurman babbelen, wanneer je via een boek kunt converseren met de groten der aarde?’ De Italiaanse schrijver doelde uiteraard op de toen geldende definitie van ‘groot’. De vips waar ik in 2000 iedere zaterdagavond voor Veronica met de helikopter naartoe vlieg, zoals Bram en Nelie Peper, prinses Irene, Marco van Basten of Freddie Heineken, zou Boccaccio daar niet toe gerekend hebben. Intussen blijft de Amerikaanse boekdrukkunst voor mij een hoogtepunt van de yankee-bijdrage tot de global civilization in het derde millennium. En niet - zoals velen van mening zijn - de laboratoria waar verder aan het zogenaamde Strategie Defence Initiative gesleuteld wordt. Begin jaren zestig viel me voortdurend op hoe senator J. William Fulbright, voorzitter van de Senaatscommissie voor Buitenlandse Zaken, een ander en realistischer geluid liet horen dan bijvoorbeeld het Witte Huis ten | |
[pagina 130]
| |
aanzien van internationale betrekkingen. Enkele weken voor de mislukte invasie van Cuba bij de Varkensbaai nodigde president Kennedy de senator uit in Arkansas om met hem mee te vliegen naar zijn vakantiehuis in Palm Beach, een bekende badplaats in Florida voor de nouveaux riches. Fulbright overhandigde J.F.K. meteen een memorandum met de vraag of de president bereid was het volle gewicht van de strijdkrachten in te zetten wanneer de huurlingen van de cia in de problemen zouden komen. Ook wees de senator de president op Washingtons internationale verdragsverplichtingen, die met een aanval op Cuba zouden worden geschonden.Ga naar voetnoot1 J.F.K. was gewaarschuwd voor de nederlaag die zou volgen, maar hij was er blind voor. Ik toog die dagen naar de nu verdwenen ouderwetse boekwinkel Scribners op Fith Avenue, waar ik een rekening had, en vond Old Myths and New Realities van J. William Fulbright. De tekst sloot naadloos aan bij de analyse van Wise en Ross van hoe Washington eigenlijk in elkaar zat en functioneerde. De eerste pagina was me meteen al uit het hart gegrepen. ‘There is an inevitable divergence, attributable to the imperfections of the human mind, between the world as it is and the world as men perceive it.’ Hier ontspon zich een discussie tussen mijn uitgever Paul de Ridder en mezelf over het te dikwijls citeren van teksten in de Engelse taal. Ook schrijven is vooruitzien. Engels is in 2000 reeds de belangrijkste taal in de wereld. Tegen de tijd dat dit boek gaat verkopen - na 2050, dus Paul zal het nog beleven - is het Engels wellicht de belangrijkste taal binnen het Europese derdewegmodel. Dus ik waag het er maar op.Ga naar voetnoot2 Fulbright vervolgde: ‘As long as our perceptions are reasonably close to objective reality, it is possible for us to act upon our problems in a rational and appropriate manner. But when our perceptions fail to keep pace with events, when we refuse to believe something because it displeases or frightens us, or is simply startingly unfamiliar, then the gap between fact and perception becomes a chasm, and action becomes irrelevant and irrational.’ Hij waarschuwde voor het klakkeloos aannemen van ‘self evident truths’, zoals: Kennedy zit in het Witte Huis, de paus in Rome en de duivel in het Kremlin. ‘We are clinging to old myths in the face of new realities’ schreef Fulbright, kennelijk aan dovemansoren, onder wie J.F.K. zelf. ‘We are trying to escape the contradictions by narrowing the permissible bounds of public discussion, by relegating an increasing number of ideas and viewpoints to a growing category of unthinkable thoughts.’ De senator waarschuwde in 1963 voor een met hand en tand vasthouden aan halucinatoire projecties en ‘cock-and-bull stories’ terug te leiden tot de | |
[pagina 131]
| |
dagen dat de Egyptische koningen piramiden bouwden. De farao's beluisterden immers de stemmen van hun goden alvorens een besluit te nemen. Zoals tot voor kort de majesteit nog de troonrede besloot met: ‘Zo helpe mij God almachtig.’ Ik herinner me niet welk lucide Haags brein hier een einde aan maakte; was het Lubbers of was het Paars? Fulbright bepleitte in het midden van de vorige eeuw met vurige ijver en welbespraakt voor de volgende attitude: ‘To recognize the difficulty of change is to recognize its possibility as well.’ Hij citeerde uit The Merchant of Venice: ‘If to do were easy as to know what were good to do, chapels had been churches, and poor men's cottages princes’ palaces.’ Dit boek zette me verder aan het denken. Er verscheen die dagen nog een voor mij opzienbarende studie, welke een meer dan bijbels effect op mijn leven zou hebben. Het deed me vooral de Umwelt zien zoals deze is. De Duitse neuroloog en psychoanalyticus Alexander Mitscherlich publiceerde Society without Father, een analyse over de ‘dynamics of adaption’. Mitscherlich sloot naadloos aan bij Fulbright. ‘Old ideals of freedom’, schreef Mitscherlich, ‘will not protect us unless we retest them against reality.’ Voor het eerst maakte ik kennis met uitspraken als: ‘The paranoid distortion of reality afflicts politics.’ Dit was ook een thema bij Fulbright, die de doorsnee Amerikaan ‘handicapped’ noemde ten aanzien van vooral de beeldvorming over de Sovjet-Unie. De Koude-Oorlogretoriek had de helden van Stalingrad binnen de kortste keren getransformeerd in onverbeterlijke monsters en schenders van mensenrechten in goelags. Feitelijk was men in 1985 het spoor over de nieuwe werkelijkheid in de ussr totaal bijster - zoals omgekeerd men zich in de Sovjet-Unie nauwelijks een reële voorstelling kon maken over hoe men in westerse landen feitelijk leefde. Oost en West waren het slachtoffer van ongebreidelde, niet met de werkelijkheid overeenkomende propaganda om elkaar zo ongunstig mogelijk af te schilderen. Fulbright en Mitscherlich pleitten er in 1963 reeds voor een open oog te hebben voor de realiteit. Tevergeefs dus. Door de historie heen is het ‘realiteitsconcept’ voor verschillende interpretaties ontvankelijk geweest. Tot de eindproducten van het denken van sterrenkundige Galileo of de Britse wetenschapper Isaac Newton algemeen bekend werden, geloofden miljoenen mensen in allerhande abracadabratheorieën over de wereld, de mens en het universum. ‘Quantum physics emerged from the Stone Age’, schreef Nick Herbert. ‘One of the best-kept secrets of science is that physicists lost their grip on reality.’Ga naar voetnoot3 Immanuel Kant nam de denkfakkel van Newton over. Voor hem viel kennis in drie delen uiteen: zoals het leek dat het zou kunnen zijn; de werkelijkheid (das Ding an sich); en de theorieën over ‘appearance and reality’. Marx, Nietzsche en Freud drukten als ‘groten der aarde’ in de negentiende | |
[pagina 132]
| |
en twintigste eeuw hun stempel op een wereldwijde evolutie van geloven naar weten. Time kroonde op 1 januari 2000 Albert Einstein tot de allergrootste van de vorige eeuw, vanwege zijn relativiteitstheorie waaruit de bom op Hirosjima voortkwam, gevolgd door die op Nagasaki. Deze twee explosies leverden een zodanige schoktherapie op dat men er, na twee bloedige wereldoorlogen, van afzag om althans op wereldschaal elkaar opnieuw in de haren te vliegen. Het trauma van Japan, waar psychiater Robert Jay Lifton onderzoek naar deed en prachtig over heeft geschrevenGa naar voetnoot4 - werd een mondiale ‘miracle drug’ die als afschrikkingsmiddel zou werken, althans tot op de dag van vandaag. De imponderabilia zijn de wereld nog niet uit. In 1905 werkte Einstein, een Duitser, in Zwitserland als volmaakt onbekende klerk in een kantoor dat zich bezighield met het uitgeven van patentcertificaten. Als donderslag bij heldere hemel publiceerde hij achter elkaar drie artikelen in het tijdschrift Annalen der Physik. ‘That exploded onto the physics scene’, schreef Herbert. Max Planck zou het denkwerk van Einstein verder verfijnen, ook al had diens natuurkundeleraar hem geadviseerd concertpianist te worden. Toen ik in mijn studio in de Jordaan aan dit hoofdstuk werkte en Fulbrights denken over oude mythen en nieuwe realiteiten had doorgebladerd, ging de telefoon. rtl-4 nodigde me uit om op 7 april 2000 deel te nemen in de talkshow van Minouche Jorrissen en Beau van Erven Dorens. Op vrijdagmiddag presenteren zij een weekpanel dat op recente gebeurtenissen terugblikt. Madurodam stond op zijn kop, want Thom de Graaf (D66) had die dagen voorgesteld om Beatrix en het functioneren van de monarchie in de jaren 2000 tot 3000 onder de loep te nemen. Ik nam de uitnodiging aan en sloeg het eerdergenoemde boek van Mitscherlich open om verder te werken. Ik las hoe Kants Ding an sich steeds verder werd beschadigd en vervalst door wat Mitscherlich omschreef als ‘sanctified taboos’. Hoofden worden vanaf de wieg gecodeerd met de meest onzinnige ‘sacrosanct assumptions’ die zich levenslang kunnen manifesteren terwijl ze in werkelijkheid achterhaalde ballast vertegenwoordigen die generaties geleden overboord hadden moeten worden gezet. Ik nam me voor in het rtl-4-panel hier iets over te zeggen, in een poging, zoals Kant dit tweehonderd jaar gelden reeds had gedaan, de vrijdagmiddagkijkers die spiegel voor te houden. In het panel bleken twee andere tv-presentatoren te zitten: de charmante Tineke de Nooy en de atletische Erik Corton. Waarom ik anno 2000 blijf denken televisie te kunnen benutten om de verendemolisering van vaderlandse beeldschermen te bestrijden, kan ik slechts verklaren door hardleersheid mijnerzijds. De discussie bij Beau en Minouche ontaarde in veel geschreeuw en weinig wol. Men stapte dan ook haastig over op de vraag waarom Johan | |
[pagina 133]
| |
Cruyff keet met Ajax had gekregen. Een zoveelste gemiste kans voor glasnost ten aanzien van het Huis van Oranje. Toen de klantenkring van Struwe's tabakhandel in de Haarlemmerstraat de uitzending de volgende dag het predikaat ‘ratjetoe van geklets’ gaf, wist ik helemaal zeker dat ik had gefaald. Voor Michel Foucault - om dichter bij huis te blijven - vertegenwoordigde waanzin een vorm van delirium. Freud sprak in 1899 voor het eerst over ‘Traumdeutung’; Foucault beriep zich op Paul Zacchias en diens Questiones medico-legales uit 1660, dat dromen en waanzin onder één noemer plaatste. Freud verdiepte zich veel meer in dromen bij het ontwikkelen van psychoanalytische technieken en in het bijzonder zijn zelfanalyse. In 1772 noemde Francois de Sauvages iemand pas geschift wanneer hij niet meer redelijk kon nadenken en tegen de klippen op vasthield aan een waarneembare denkfout. Paul Zacchias vatte het aldus samen: ‘Madness means that the intellect does not distinguish true from false.’ Foucault sloot darop aan: ‘Dementia is a kind of madness which includes illusions, hallucinations, all perceptual disturbances.’ En hier naderen we de stelling van dit hoofdstuk: ‘Veritable madnesses, then, are all the derangements of our mind, all the illusions of self-love, and all our passions when they are carried out to the point of blindness: for blindness is the distictive characterization of madness.’Ga naar voetnoot5 Nietzsche schreef in Sils-Maria in juni 1885 Jenseits von Gut und Böse. Hij constateerde dat de mensen en de wereld een punt hadden bereikt waar ‘good and evil are no longer distinguishable to the naked eye. To distinguish them we must wear colored glasses of some specific moral philosophy or habit.’ Foucault herinnerde honderd jaar later aan de dag in de herfst van 1888 dat Nietzsche ‘de ontbinding van zijn denkwereld’ beleefde, want ook hij had geen brillenglazen kunnen vinden die ‘vision and blindness, image and judgement, hallucination and language, sleep and walking, day and night’ hadden kunnen helpen identificeren om de wereld tegemoet te treden zoals deze was - en is - zonder de draad totaal kwijt te raken. Nietzsche zag exact wat er an de hand was, alleen zijn zenuwgestel begaf het vroegtijdig om bestand te blijven tegen wat hij om zich heen had waargenomen. Nooit zal ik vergeten hoe de Zuid-Afrikaanse psychiater David Cooper zijn boek The Language of Madness aanving: ‘We do not want to be like Nietzsche, who went mad searching for just a few people to whom he could talk or who thought a bit like him.’Ga naar voetnoot6 Had Nietzsche door Freud gered kunnen worden? Ik betwijfel het. Prozac bestond die dagen nog niet. Om bestand te zijn tegen het waarnemen van de naakte waarheid is op de eerste plaats een uitstekende gezondheid een noodzakelijke voorwaarde. Misschien bezweek Nietzsche wel onder het gewicht van de werkelijkheid omdat hij | |
[pagina 134]
| |
een leven lang verkeerd of slecht had gegeten. Volgens Leonard Heston, professor in de psychiatrie van de University of Minnesota, had Heinrich Himmler al in 1938 gezegd dat Adolf Hitler leed aan ‘mental signs of neurosyphilis’.Ga naar voetnoot7 Graaf Galeazzo Ciano, de minister van Buitenlandse Zaken van Italië, noteerde op 7 mei 1938 in zijn dagboek dat koning Victor Emmanuel iii hem meedeelde dat Hitler stimulerende middelen kreeg toegediend. Van Nietzsche werd eveneens gemeld dat hij aan syfilis zou hebben geleden. ‘Hilter's most problematic disorder’, schreef dr. Heston, ‘was apparently caused by amphetamine toxicity.’ Dit verhinderde hem om rationele besluiten te nemen, omdat de perioden van pijn meer toenamen en langer duurden en hem voortdurend buiten gevecht stelden. In 1943 was Hitler bijvoorbeeld van februari tot april in een depressie geraakt, zodat dr. Theo Morell, zijn lijfarts, hem nog vaker dan anders via injecties in zijn aderen stimulerende middelen toediende. Hitler - die nog tot kort voor zijn zelfmoord van zijn kamerdienaar Heinz Linge oogdruppels met cocaïne kreeg toegediend - eindigde uiteindelijk als een wrak, met als klankbord alleen nog Joseph Goebels. De laatste psychische klap voor Hitler was dat veldmaarschalk Rommel, Hitlers held uit de oorlog in Noord-Afrika, zich uiteindelijk ook tegen hem keerde. Het tragische einde van ‘grote’ leiders schijnt bij de job te horen. Charles de Gaulle kwijnde uiteindelijk weg in Colomby des deux églises; Nikita Khrushchev ergens buiten Moskou op zijn datsja. Bung Karno's gezondheid en diens zenuwgestel waren niet meer bestand tegen de treiterijen van de generaals die hem hadden verraden. Zelfs Wilhelmina concludeerde op haar oude dag dat zij niet alleen was maar wel eenzaam. Onze Oranjevorstin was er toch nog in geslaagd de bril te vinden waar Nietzsche tevergeefs naar had gezocht. God werd haar gezelschapsheer, dus voor haar geen cocaïnedruppels in de ogen, maar het aloude en beproefde ‘opium van de geest’, dat altijd weer uitkomst brengt wanneer de nood van de mens het hoogst is. Onlangs hoorde ik zowel Harry Mulisch als Hugo Claus in een televisieshow van Barend en Van Dorp verklaren dat zij bewonderaars van Fidel Castro waren gebleven. Zij lichtten niet toe waarom zij die mening waren toegedaan. De interviewers vroegen er pok niet naar. Deze benadering van televisiepresentatie is onze tijd eigen. Ik deel de opinie van Mulisch en Claus, maar teken erbij aan dat Fidel kennelijk zijn fundamentele gezondheid (en die van zijn zenuwgestel) mee heeft. Hij is immers bestand gebleken tegen meer dan veertig jaar openlijke en clandestiene terreur vanuit Washington, van zowel de zichtbare als de onzichtbare regering, welke beter dan ooit tevoren voor de hele wereld waarneembaar is. Bijna veertig jaar na J.F.K.'s invasie aan de Varkensbaai wordt, ten overstaan van een mondiaal televisie- | |
[pagina 135]
| |
publiek, getoond hoe anti-Castro-Cubanen de zesjarige Elian Gonzales kidnapten. Opnieuw vlogen de zichtbare en onzichtbare machten in Washington elkaar in de haren over Cuba. Fidel Castro heeft lang genoeg met het cia-bijltje gehakt om te weten wat voor vlees hij in de kuip heeft. Hij heeft de bijzondere lenzen waar Nietzsche naar zocht niet nodig. Hij is allesbehalve blind. Hij zal niet eindigen in een Berlijnse bunker of als gevangene van eigen generaals. Fidel houdt stand tot het bittere einde, omdat hij vanaf het eerste uur op zijn qui-vive is geweest en de dingen zag zoals ze zijn. Bung Karno overleefde vijf aanslagen en ging ten onder. Castro overleefde tientallen moordaanslagen en complotten en is er nog steeds, wat buitengewoon knap is. Alleen al daarom bewonder ik hem, net als Mulisch en Claus. |
|