In het land der blinden
(2001)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
11 Dewan DjendralGa naar voetnoot1In 1964, tijdens de aanloop naar de volgende cia-coup tegen president Sukarno, was ik mede door onze persoonlijke vriendschap getuige van een combinatie van zogenaamde toevalligheden met het ultieme Amerikaanse doel Bung Karno te wippen en permanent uit te schakelen. J.F.K. had, zoals ik aantoonde, een acceptabele verstandhouding met de president en erkende hem als een der prominentste leiders van de groep van niet-gebonden landen. Ook erkende hij dat vanuit Washington de nodige veile streken jegens hem waren uitgehaald. Zowel Kennedy als zijn broer Robert was volledig bereid met hem samen te werken. Opvolger Lyndon B. Johnson (president van 1963-1969) was afkomstig uit de omgeving van de ‘kampong’ Stonewall in Texas, volgde een opleiding tot onderwijzer en was analfabeet op het gebied van internationale betrekkingen. Voor inlichtingendiensten en hun netwerken was L.B.J. een makkie. Op 18 juni 1954 voerde de cia met succes een coup uit in Guatemala, waarbij president Jacobo Arbens Guzman - in de ogen van het st een communist - werd vervangen door een in de vs opgeleide kolonel Carlos Castillo-Armas. Deze meneer was het land met 150 man vanuit Honduras binnengemarcheerd. De Amerikaanse ambassadeur John Peurifoy had vanuit Guatamala Stad de ‘bananenopstand’ leidinggegeven. President Eisenhower was volledig akkoord gegaan. In 1957 werd Castillo-Armas overhoopgeschoten in een nooit opgeloste aanslag, om te worden opgevolgd door Miguel Ydigoras Fuentes, die het onder meer prima vond dat cia-bommenwerpers vanaf zijn grondgebied Cuba zouden bombarderen. Het was dan ook opmerkelijk dat president Bill Clinton zich veertig jaar later geroepen voelde namens de vs excuses te maken tegenover Guatemala voor wat de ongecontroleerde oorlogsmisdadigers vanuit Washington in dat land over een periode van vele jaren aan mensenrechtenschendingen teweeg hadden gebracht, vooral onder de miljoenen indianen. Maar journalisten van nu, die meestal hun geschiedenis niet kennen - en pagina's vol kladden met Big Brother-onzin - moffelen een dergelijk opzienbarende presidentiële confessie in het gunstigste geval naar een achterpagina. J.F.K. probeerde met man en macht de cia en het nog oncontroleerbaarder Secret Team onder curatele te plaatsen. ‘It remained necessary,’ schreef kolonel Prouty, ‘for the Kennedy's to find the master key to all this activity.’Ga naar voetnoot2 Er werd een onderzoek gestart naar wat fout was gegaan bij de Varkensbaai-operatie. ‘As witness after witness filed through,’ vervolgde Fletch, ‘Bobby Kennedy sat there saying absolutely nothing, just soaking up the | |
[pagina 79]
| |
hearings and searching for cracks in the story. At the same time Allen Dulles and general Maxwell Taylor paraded a handpicked group of disciples into the room for interviews and questioning.’ De inlichtingendiensten beschouwden de verhoren als een kans om Robert Kennedy te hersenspoelen en ervan te overtuigen dat geheime en militaire operaties een conditio sine qua non waren om de Koude Oorlog te kunnen winnen. De journalisten Wise en Ross formuleerden de fall-out van de Varkensbaai in Kennedy's brein aldus: ‘The President set out to gain control of the intelligence establishment and to make it genuinely submissive to his ideas and purposes.’ Reeds op 20 april 1961 zei hij op een conferentie van de American Society of Newspapers Editors: ‘We intend to intensify our efforts for a struggle in many ways more difficult than war.’Ga naar voetnoot3 Dit soort uitspraken was echter gemakkelijker om uit te spreken dan uit te voeren. Uit de talrijke verslagen, interviews en lijvige boeken van de ‘tegenpartij’, de cia, de fbi, het Secret Team, of de vele afvalligen onder de voormalige Amerikaanse spionnen, bleek dat het Cuba-debacle als een absoluut keerpunt in de geschiedenis van de geheime diensten werd beschouwd, omdat tot dusverre grotendeels geheim gebleven covert operations plotseling voorpaginanieuws waren geworden. Oud-cia-directeur William Colby herinnerde zich dat de New York Times in het bezit was gekomen van plannen om op Cuba te landen, en dat J.F.K. juist toen een ernstig beroep op de hoofdredactie had gedaan om de operatie strikt geheim te houden. De president geloofde er immers zelf nog heilig in. Maar na de mislukking wist de hele wereld wat er werkelijk was gebeurd en volgens Colby werden de letters cia voor het eerst in het bewustzijn van het brede publiek gekerfd. Wat de heer Colby bedoeld zal hebben was, dat het begrip ‘geheime operaties jegens andere landen en volkeren’ in de neuronen van de hersenen van mensen werd gecodeerd. In 1961 ontstond een golf van anti-cia-sentimenten, nog verder publiekelijk door J.F.K. aangewakkerd, want ‘in his anger’, schreef de voormalige cia-directeur, ‘he said he was tempted to scatter the cia to the winds.’Ga naar voetnoot4 Mijn interpretatie van de moord op J.F.K. in Dallas was en is dat de Kennedy's na de flater op Cuba niet alleen in het openbaar de kat de bel aanbonden, maar zij waren tevens vastbesloten de oorlogsmisdadigers en mensenrechtenschenders in eigen gelederen, buiten gevecht te stellen. Met andere woorden, er was een oorlog ontbrand tussen de zichtbare en onzichtbare machtscentra in Washington. Lyndon Johnson kwam voor het Secret Team en aanverwante schurken als geroepen. Hij wist van toeten noch blazen en was - vergelijkbaar met | |
[pagina 80]
| |
toen hier in 1994 Wim Kok premier werd - de uitgesproken binnenlandpoliticus, die zich zou bezig houden met The great Society terwijl zijn vrouw Ladybird zich concentreerde op the beautification of America, wat betekende: het verfraaien van parken en het aanleggen van bloemperken in woonwijken. Met andere woorden: de schietgrage gangsters van de geheime teams en spionnenbendes hadden hun vrije hand herwonnen om hun internationale maffiapraktijken naar hartelust te kunnen botvieren. Hoe L.B.J. een gewillig werktuig werd van de Koude-Oorlogkruisvaarders en hoe hij de oorlog in Zuidoost-Azië, die J.F.K. wilde afbouwen, naar ongekende hoogten opvoerde, komt aanstonds aan de orde. Ook hoe Johnson in 1968 plotseling aankondigde niet meer herkiesbaar voor het Witte Huis te zijn met de mededeling de moed te hebben opgegeven dat hij ‘the damned Murder Incorporated’ - waarmee hij de cia, de st en de rest bedoelde - ooit onder controle zou kunnen krijgen.Ga naar voetnoot5 Onmiddellijk werd in 1964 duidelijk dat de regering Johnson in zijn onwetendheid de geheime diensten opnieuw de vrije teugel liet om in te grijpen bij wat in Washington werd gezien als een gestage toename van communistische invloed in het rijk van Bung Karno. Omdat de oorlogshitsers L.B.J. om hun vinger wonden, en nieuwe Amerikaanse versterkingen in Saigon arriveerden, zou een met de Vietcong sympathiserend Indonesië een bedreiging vormen voor de gi's in de jungle langs de Mekong-rivier. De reeds eerdergenoemde afgezant van generaal Abdul Haris Nasution, de heer Ujeng Suwargana, bleef in Washington en Den Haag actief. Hofland beschreef hem in Tegels lichten als een ‘aardige man, die veel glimlachte, goed luisterde en uitstekend Nederlands sprak’.Ga naar voetnoot6 Insgelijks koesterde journalist Hofland kennelijk veel sympathie voor generaal Nasution. Hij bekritiseerde de houding van Den Haag terwijl hij ‘als gematigde kracht’ bekendstond en door Nederland met het excuus ‘geen tijd’ in zijn hemd werd gezet bij een bezoek aan Europa. Nasution werd in Parijs geïnterviewd, volgens Hofland door een Nederlandse journalist die zowel de vragen als de antwoorden voor Nasution had geschreven.Ga naar voetnoot7 Ik daarentegen beschouwde Nasution en zijn Europese missie - en nog meer die van de heer Ujeng - als verraad aan Indonesië en Sukarno. Samen met hoofdredacteur H.A. Lunshof van Elseviers, woonde ik op 27 juni 1961 in Bonn de persconferentie van Nasution bij, geflankeerd door de militaire attaché in West-Duitsland, kolonel Pandjaitan. Nadat Nasution allerlei praatjes had verkondigd, soms voor verschillende interpretaties vatbaar, besloot ik de in een hagelwit uniform optredende generaal de puntjes op de i te laten zetten. Tot massale ergernis van een buslading vol Nederlandse | |
[pagina 81]
| |
journalisten refereerde ik rechtstreeks - en noemde hem bij naam - aan Sukarno, die duidelijk had gesteld dat Nieuw-Guinea, als onderdeel van Nederlands-Indië, vanzelfsprekend behoorde tot Indonesië. ‘Dat is juist’, merkte Nasution op, die niet anders kon doen dan het standpunt van zijn opperbevelhebber te bevestigen. Hofland schreef later dat het optreden van Nasution in Bonn om verschillende redenen een mislukking werd en op de eerste plaats ‘door de aanwezigheid van Oltmans, die sommige journalisten razend maakte’.Ga naar voetnoot8 De Volkskrant schreef 28 juni 1961: ‘De Sukarno gezinde Nederlandse journalist Willem Oltmans kon tijdens de persconferentie niet nalaten propagandistische kreten te slaken voor de Indonesische zaak. Na een opmerking van Oltmans verklaarde Nasution over het standpunt van Sukarno, dat de president inderdaad niet tot in het oneindige wilde doorgaan met het slepend laten van het Nieuw-Guinea conflict.’Ga naar voetnoot9 Eigenlijk was het de collega's nauwelijks te verwijten dat zij onbekend waren met de Dewan Djendral, die in die dagen in oprichting was om - met de cia en het st en wie maar wilde meedoen, misschien zelfs de heren in Villa Maarheeze te Wassenaar, die al jaren zonnen op wraak op Sukarno - hun president voor eens en vooral te wippen. Het gigantische misverstand dat ook sedertdien in Jakarta rond dit gezelschap van subversieve elementen is ontstaan, werd het nauwkeurigst verwoord door kolonel Prouty, toen hij de werking van het Secret Team in Washington voor zijn lezers duidelijk probeerde te maken. Fletch benadrukte immers dat het st geen tweede supergenerale staf was maar veel meer een mixture van militaire en burgerlijke toppers in machtsposities. Een vergelijkbaar misverstand houdt al jaren de gemoederen in Jakarta bezig: heeft een Raad van Generaals inderdaad bestaan? Nee dus. De samenzweerders in Jakarta vormden een Indonesische variant op het Washingtonse Secret Team, een aantal vogels van diverse pluimage, geen geheim oppercommando. Zelf maakte ik in april 1964 het staatsbezoek van de koninklijke familie aan Mexico mee. In oktober 1964 vloog ik in Amerikaanse gevechtshelikopters boven het Mekongdelta-gebied naar Can Tho. De terugreis naar Saigon maakte ik samen met generaal William DuPuy in diens tweemotorig straaltoestel. Hij deelde me vertrouwelijk mee dat de oorlog in Vietnam niet kon worden gewonnen.Ga naar voetnoot10 Iets zeer opmerkelijks gebeurde bij terugkeer op mijn basis in New York. Ik werd namelijk opgebeld door mijn oude vriend kolonel Sutikno Lukito- | |
[pagina 82]
| |
disastro, militair attaché in Washington, die meedeelde dat een topgeneraal van de Indonesische inlichtingendiensten, Parman, mij wilde ontmoeten. Op 18 oktober 1964 wandelde ik suite 1040 van het New Yorkse Hilton Hotel op Sixth Avenue binnen en ontmoette deze hoge officier, die om voor mij onduidelijke redenen een ontmoeting wenste.Ga naar voetnoot11 Eén feit welke uit dit gesprek naar voren kwam, wil ik hier memoreren. In 1957 was dr. Subandrio minister van Buitenlandse Zaken geworden. Op 24 mei 1957, tijdens een gesprek met president Sukarno onder vier ogen op het Merdeka-paleis, wees ik hem erop dat deze minister weigerde een aanvraag voor deviezen te honoreren die mijn hoofdredacteur Tengku D. Hafas van De Nieuwsgier had aangevraagd om mij voor mijn werkzaamheden te kunnen honoreren. Bandrio was woedend geworden omdat kolonel Sughandi, de adjudant van Bung Karno, hem hierover had aangesproken. Het was uiteraard een pekara ketjilGa naar voetnoot12, maar het illustreerde enigermate de attitude van Subandrio en diens houding van dienstbaarheid jegens het staatshoofd. Dat de man een minister zou worden die eigen spelletjes zou gaan spelen, leek me in 1957 volledig duidelijk. Sukarno was verbaasd over mijn informatie, riep kolonel Sugandhi (waar ik bij was) naar de zitkamer, waar ik met de president het gesprek voerde. Hij zei tegen Sugandhi in onverbloemd Nederlands: ‘Laat Subandrio komen.’Ga naar voetnoot13 Het eerste uur spraken generaal Parman en ik over koetjes en kalfjes, onder meer over dr. Subandrio. ‘Ik zal u zeggen,’ aldus de generaal, ‘hoever deze Bandrio met zijn intriges gaat. Indertijd ontwikkelden zich spanningen tussen Kuala Lumpur en ons. De premier van Maleisië, Tunku Abdul Rahman, wist de koning te overreden om Bung Karno voor een officieel bezoek naar Maleisië uit te nodigen. Het conflict diende langs onze methode via musjawarah en mufakat te worden opgelost. De koning schreef president Sukarno met de hand een zeer persoonlijke uitnodiging. De brief arriveerde in Jakarta. De ambassadeur van Maleisië spoedde zich naar het paleis, en gaf de brief af bij de secretaris van de president. U kent hem, de heer Djamin. Maar dit was tevens de fout van de ambassadeur, die deze belangrijke missive natuurlijk persoonlijk aan Bung Karno had moeten overhandigen. Bandrio heeft overal zijn spionnen. Hij liet de brief van de koning weghalen voor deze aan de president kon worden doorgegeven.’ ‘U weet zelf,’ aldus de generaal, ‘hoe de president op vlagvertoon is gesteld. Zijn missie is steeds geweest Indonesië in de wereld bekendheid te geven. Wanneer dat staatsbezoek zou zijn doorgegaan, dan zouden we nu niet (in 1964) niet met onze Ganyang Malaysia-campagne te maken hebben gehad.’ President Sukarno zag immers Maleisië die dagen als een niet wer- | |
[pagina 83]
| |
kelijk onafhankelijke Zuidoost-Aziatisch land, maar als een staat, met één been in het Britse koloniale verleden, waar zelfs Britse troepen waren gelegerd. In retrospect behoort Bung Karno's Maleisië interventie uit die dagen tot de zwakste perioden uit diens buitenlandse beleid. Het werkte bovendien als koren op de molen van het Indonesische Secret Team om nog krachtiger aan zijn afzetting te sleutelen. Ik vroeg generaal Parman of de brief van de koning uiteindelijk president Sukarno had bereikt. ‘Ja, maar u moet weten hoe dat is gegaan. Mevrouw Supeni was die dagen Bung Karno's reizende ambassadrice. Zij hoorde ervan, omdat vanuit Kuala Lumpur, toen de koning maar geen antwoord van president Sukarno kreeg, zachte druk werd uitgeoefend om te weten wat er met de brief van Zijne Majesteit was gebeurd. Deze was dus door Subandrio gejat. Maar u weet, niemand durft bij de president te klikken. Maar toen mevrouw Supeni met Subandrio over iets anders in conflict raakte, heeft zij aan Bung Karno verteld dat de brief er was geweest. Maar toen was het dus al te laat.’ Uiteindelijk belandde de generaal bij het doel van zijn komst. Dat betrof cia-agent Werner Verrips, nota bene. ‘Hoe kunt u thans vriendschappelijk met hem omgaan, hij sprak erg lelijk over u indertijd.’ Ik legde uit dat hij onverwachts bij mijn ouders om de hoek was komen wonen en dat vreedzame coëxistentie geboden leek. Dit had geleid tot nadere kennismaking en vooral als vader en echtgenoot vond ik hem best een aardige kerel. Maar ik begreep intussen dat Verrips de waarheid had gesproken toen hij me vertelde uitstekende betrekkingen te onderhouden met officieren rond generaal Nasution, onder wie inmiddels generaal Pandjaitan in Bonn en nu dus generaal Parman uit Jakarta. Onlangs hadden beide heren elkaar in Londen zelfs nog gesproken in verband met de kwestie Maleisië, aldus Parman. Ik vroeg hem op de man af of hij echt bevriend was met Verrips. ‘Zeker. Ik ken hem al vele jaren, ook uit de tijd dat hij nog in Indonesië was. Hij kan ook wel wat! Hij heeft indertijd met een voorbereidingstijd van enkele dagen een aantal Nederlandse politici in het strikte geheim in verband met de kwestie Nieuw-Guinea naar België gebracht.’ Vervolgens vroeg ik de generaal of het hem bekend was dat Verrips nauwe banden onderhield met de top van de PvdA. ‘Zeker. Mensen als Suurhoff en Goedhart zijn erbij geweest.’ Ook vertelde generaal Parman dat Verrips een andere geheime politieke ontmoeting had geregeld in Ostia, Italië. De generaal bleef in ons gesprek bij Verrips hangen en zei hem uit het oog te zijn verloren en te willen weten waar hij hem kon bereiken. Ik antwoordde dat dit eenvoudig was, en draaide zijn nummer in Huis ter Heide vanuit de hotelkamer van Parman in New York. Anneke Verrips meldde dat haar man zich op dat moment bij Reindert Zwolsman in Wassenaar bevond. | |
[pagina 84]
| |
Spoedig waren de generaal en de cia-agent in een hartelijk telefonisch onderhoud verwikkeld. Zij spraken af elkaar opnieuw in Nederland of Engeland te ontmoeten. Omdat Verrips mij meer dan eens had gezegd dat de generaals Parman en Pandjaitan ook bij hem thuis in Huis ter Heide op bezoek waren geweest, verkeerde ik in de veronderstelling oude vrienden bij elkaar te hebben gebracht. Het zou heel anders aflopen. Enkele weken later ontving ik in New York telefoon van een paniekerige Verrips vanuit Huis ter Heide. Hij drong erop aan te vertellen waarom generaal Parman hem had gezocht en wat hij precies wilde. ‘Weet ik veel,’ heb ik geantwoord, ‘ik dacht dat jullie boezemvrienden waren.’ Verrips beweerde dat hij werd bedreigd en dat men hem wilde vermoorden. Ik zou hem nooit meer levend terugzien. Op 4 december 1964, zes weken na het telefoongesprek vanuit het Hilton in New York met generaal Parman kwam hij bij een auto-ongeluk om het leven, zoals in hoofdstuk 7 is beschreven. ‘Je hebt veel geluk gehad, mijnheertje’, voegde de Indonesische ambassadeur in Washington, mijn goede vriend dr. Zairin Zain, mij die dagen toe. ‘Niet alleen Verrips, maar ook jij stond op de nominatie om door het Indonesische leger geliquideerd te worden.’ De werkelijke missie van generaal Parman naar New York - en blijkbaar daarna naar Nederland - zou dus geweest zijn Verrips en mij op te ruimen. Ik nam de mededeling voor kennisgeving aan, om vervolgens een jaar later in opperste verbazing te moeten constateren dat zowel generaal Parman als generaal Pandjaitan, met enkele andere hoge officieren bij de coup in Jakarta op hun beurt werden geliquideerd. De gevaarlijkste momenten in de geschiedenis zijn wanneer Secret Teams onderling keet krijgen. Daarvoor is de wereld nog steeds te klein. |
|