In het land der blinden
(2001)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
3 FidelMijn eerste schreden in dit vak werden in 1953 begeleid door dr. Anton Constandse. Zijn opdracht dertig jaar later was: toon aan wat er in Madurodam werkelijk gebeurt. In 1956 werd Sukarno mijn tweede leermeester. Hij nam me bij de hand en liet me zien hoe de wereld functioneerde, gezien door de ogen van een der belangrijkste figuren uit de postkoloniale tijd van na 1945. Hij werd vroegtijdig door verraders vermoord. Wanneer mij in 1970 niet zou zijn verhinderd aan zijn doodsbed te staan, weet ik dat hij gezegd zou hebben: ‘Doe je werk. Toon aan wat er in de wereld gebeurt. Suharto is als meneer Lon Nol die, met de cia, prins Norodom Sihanouk heeft verraden.’ Eveneens dertig jaar later neem ik met dit boek afscheid van een eeuw waar ik 75 jaar in heb mogen rondkijken en doe naar waarheid verslag van wat ik heb gezien en beleefd. Op 10 maart 1952 pleegde Fulgencio Batista een coup, op welk moment de revolutie van Fidel Castro (toen 26) werd geboren. Vanuit de Sierra Maestra begon hij zijn guerrilla om het land te zuiveren van gangsters en het yankee-imperialisme. De Amerikaanse ambassadeur, William Pawley, en de cia-chef in Havana, James Noel, probeerden Batista nog te vervangen door een militaire junta, maar Fidel trok op 2 januari 1959 Santiago binnen en op 6 januari vertrok de gehate dictator met een belangrijk deel van de staatskas naar Florida. Eindelijk had de revolution of rising expectations uit Azië en Afrika ook Latijns-Amerika bereikt. Voor Washington een reden om alle zeilen bij te zetten om de verspreiding van the rise of human dignity voor iedereen op Cuba met man en macht te bestrijden. Op 21 januari 1960 arriveerde ik met een Viscount-toestel van Cubana Airlines vanuit Miami in de Cubaanse hoofdstad Havana. Fidel was een jaar aan de macht. Er waren 550 aanhangers van Batista de cia en Washington geëxecuteerd en de vs hadden reeds de rode stormbal gehesen. Vice-premier Anastas Mikoyan van de Sovjet-Unie was vervolgens namens het Kremlin een kijkje komen nemen, gevolgd door Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir. Het Witte Huis van Eisenhower-Nixon vreesde een overslaan van de linkse revolutionaire brand naar het zuidelijk halfrond, dat traditioneel werd gezien als de Amerikaanse achtertuin. Fidel was dus de luis in de pels, die aangepakt diende te worden. Vanaf het moment in 1945 dat Washington met twee atoombommen op Japan de onbetwiste status van supermacht bereikte is het voor Amerikanen de gewoonste zaak van de wereld geworden dat dit hen het recht verleent de dienst in de wereld uit te maken. Ook de Verenigde Naties werden in Noord-Amerika gevestigd. Opeenvolgende zichtbare en onzichtbare machthebbers zouden leiders en staten die zich gedroegen als het ondeugenste | |
[pagina 22]
| |
jongetje uit de klas binnen de kortste keren met een economisch embargo en een militaire blokkade bestraffen. Het Fidelismo was dus vrijwel vanaf het begin van deze sociaal-economische omwenteling doelwit van de vs. Cuba moest als afschrikwekkend voorbeeld ten zuiden van de Rio Grande gaan dienen. Wie het in zijn hoofd haalde een proletarische omwenteling te organiseren, zou worden geconfronteerd met de totale druk van het Amerikaanse machtsapparaat. Latijns-Amerika was gewaarschuwd. In 1960 constateerde ik, ter plekke in Havana, dat Cuba op weg was om in aanmerking te komen voor aansluiting bij de groep van niet-gebonden landen die in 1955 door president Sukarno in Bandung werd opgericht. Het was geen toeval dat hij, volgend op de ondergang van het Franse kolonialisme in Zuidoost-Azië, een uniek initiatief ontplooide om een derde macht in de wereld te organiseren, die ingezet zou moeten worden om beide superatoomkemphanen uit elkaar te houden. Na wat in Korea was gebeurd, verwachte Bungkarno dat Washington zich opnieuw zou laten verleiden tot militair ingrijpen, ditmaal niet onder de rook van Japan maar van Indonesië - met alle gevolgen voor de regio van dien. Sukarno was mordicus tegen het inzetten van 600.000 Amerikaanse soldaten op het Indochinese schiereiland. Het laatste jaar dat ik in Jakarta en Bogor langdurige gesprekken met hem zou hebben (1966), vroeg de president, na het ontbijt op het achterterras van het paleis, om mee te lopen naar een bijgebouw waar de tandarts op hem wachtte. We wandelenden samen door de tuin en spraken over Vietnam. Bung Karno hield stil en zei: ‘Geef me je vuist. Dit is Vietnam, waar de Amerikanen nu zitten. Hier is China,’ en hij nam mijn linkerhand, ‘en hier is Indonesië’ (zijn rechterhand). Hij omsloot met beide handen mijn vuist en zei, zoals hij dat kon doen, knarsetandend: ‘Gezamenlijk zullen wij de Amerikanen verpletteren.’Ga naar voetnoot1 Op 19 april 1960 ontmoette ik president Sukarno in het Ambassador Hotel in Wenen. We spraken onder vier ogen in de zitkamer naast het slaapvertrek. Als steeds rapporteerde ik waar ik mee bezig was geweest en waar ik naartoe was gereisd.Ga naar voetnoot2 Ik vertelde over mijn bezoek aan Havana en dat Cuba me een ideale kandidaat leek om onder de paraplu van het blok van nietgebonden landen bescherming te zoeken tegen de agressieve politiek van de vs. Later zou Bung Karno het eerste buitenlandse staatshoofd zijn dat, tot ergernis van Washington, rechtstreeks na een bezoek aan het Witte Huis naar Havana zou vliegen, om de basis te leggen voor de toetreding van Cuba tot de groep van Bandung-landen.Ga naar voetnoot3 | |
[pagina 23]
| |
Velen stelden zich die dagen de vraag of Fidel wellicht een communist was. Eind september 1960 werd ter gelegenheid van de vijftiende Algemene Vergadering van de vn een top van wereldleiders georganiseerd. Op 5 oktober 1960 gaf Silvio Bruçan, ambassadeur van Roemenië bij de volkerenorganisatie, een receptie voor de leider van de Roemeense delegatie, Georghe Gheorghiu-Dej. Ook premier Nikita Khrushchev en diens vrouw Nina woonden de ontvangst bij. Khrushchev sprak informeel met enkele journalisten - waar ik bij was. Harrison Salisbury van de New York Times stelde hem recht voor zijn raap de vraag of hij Fidel Castro als communist beschouwde. Zonder blikken of blozen antwoordde de sovjetpremier, dat indien Moskou meer bondgenoten zou hebben als Fidel, het er somber voor de Sovjet-Unie zou uitzien. Op 20 januari 1961 nam J.F.K. het roer van Eisenhower over. Twee dagen later wandelde Allen Dulles, directeur van de cia, het Oval Office binnen met uitgewerkte plannen om Fidel te verjagen. Er zouden 1400 huurlingen op het strand bij de Varkensbaai op Cuba worden gedropt en de hele bevolking zou tegen Castro in opstand komen. De daaropvolgende tachtig dagen werd op het hoogste niveau op het Witte Huis over dit krankzinnige plan geredekaveld. Niemand van de bright minds kwam op de lumineuze gedachte dat de cia gevaarlijke onzin zat te verkopen. Er kon immers geen heimelijke laat staanopenlijke militaire invasie van Cuba worden gepland omdat het Handvest van de vn dit niet toestond. Het is alle lidstaten van de Verenigde Naties immers verboden agressie te plegen jegens medelidstaten zonder voorafgaande behandeling in de Veiligheidsraad en toestemming van de volkerenorganisatie. Op 18 april 1961 was ik in het Beverly Hills Hilton Hotel in Los Angeles voor een ontmoeting met president Sukarno, die op weg was naar een ontmoeting met J.F.K. op het Witte Huis. Voor het eerst verschenen die dag koppen in de kranten dat Cubaanse ballingen in Cuba waren geland. In werkelijkheid ging het om een operatie gedirigeerd vanuit de cia en het Oval Office van de president. De Amerikaanse regering, onze bondgenoot en beschermheer, loog tegen de wereld alsof het gedrukt stond. De Veiligheidsraad kwam in spoedzitting bijeen. De wereldwijd gerespecteerde ambassadeur Adlai Stevenson heb ik die dagen doodgemoedereerd herhaaldelijk horen liegen dat de vs niets met het huurlingenlegertje te maken hadden. Voor wie zijn geschiedenis kent riep het uck-huurlingenlegertje in 1999 levendige herinneringen op aan waartoe Amerikanen in staat zijn. Zeker wanneer het gaat om het belazeren van zowel het Amerikaanse publiek als de kiezers in de landen van zijn bondgenoten. Fidel zond 20.000 gemotiveerde vechtjassen om de cia'ers te lijf te gaan. In het nauw gedreven smeekten de cia'ers Washington om luchtsteun, net | |
[pagina 24]
| |
als later de Dutchbatters deden in Srebrenica. Ook zij kregen nul op het rekest. In Guatemala stonden cia-bommenwerpers gereed. Kennedy werd om toestemming gevraagd Cuba te bombarderen om de huursoldaten soelaas te bieden. Pas toen scheen men zich op het Witte Huis te realiseren dat de vs het zich (als permanent lid van de Veiligheidsraad en als ondertekenaars van het vn-handvest) niet zouden kunnen permitteren om een volledige oorlogsoperatie jegens een souverein buurland te ontketenen. De cia-bommenwerpers stonden in Guatemala warm te draaien toen de mededeling uit Washington arriveerde dat de luchtactie boven Cuba was afgeblazen. Het invasielegertje werd aan zijn lot overgelaten en in de pan gehakt. De 1113 overlevenden werden later door de regering Kennedy voor 29,7 miljoen dollar vrijgekocht en geruild voor voedingsmiddelen en medicijnen. Amerikanen worden liever niet herinnerd aan wat er meer dan veertig jaar geleden gebeurde. Het was daarom een Britse historicus, Mark J. White van de University of Londen, die recentelijk in Amerikaanse archieven dook en een gedeelte van de Amerikaanse misdaden jegens Cuba boven water kreeg.Ga naar voetnoot4 Vrijwel het hele boek van White bestaat uit authentieke documenten daterend uit de periode 1961-1963. Opvallend waren de serieuze waarschuwingen aan J.F.K. om geen militaire avonturen tegen Cuba te beginnen van zowel Nikita Khrushchev als van ambassadeur Chester Bowles, onder-minister van Buitenlandse Zaken. Khrushchev riep ambassadeur Llewellyn Thompson naar het Kremlin en herhaalde dat hij Fidel ook in 1961 allerminst als een communist beschouwde en dat de vs er verstandig aan zouden doen hun problemen met Havana via onderhandelingen op te lossen. De sovjetpremier gaf als voorbeeld aan dat de ussr ook haar verschillen van inzicht had met maarschalk Tito in Joegoslavië, maar dat dit het onderhouden van uitstekende betrekkingen tussen Moskou en Belgrado allerminst verhinderde. J.F.K.'s eigen onderminister voor Buitenlandse zaken, Chester Bowles, voerde een ander argument aan om vooral geen cia-legertje naar de Varkensbaai te zenden. Hij schreef op 31 maart 1961: ‘No state or group of states has the right to intervene, directly or indirectly, for any reason whatsoever, in the internal or external affairs of any other state. The foregoing principle prohibits not only armed force but also any other form of interference or attempted threat against the personality of the state or against its political economic or cultural elements.’ Bowles citeerde rechtstreeks uit het Verdrag van Bogota, dat door alle Latijns-Amerikaanse landen, alsmede door Washington, werd ondertekend. Alle knappe koppen van de kersverse Ken- | |
[pagina 25]
| |
nedy-regering - Dean Rusk, Robert McNamara, Arthur Schlesinger Jr., Theodore Sorensen en Walt Rostow - schenen bereid zich niets aan te trekken van bestaande internationale verplichtingen. De Amerikaanse politiek inzake Cuba werd een samenzwering van zowel de visible als de invisible Amerikaanse regering.Ga naar voetnoot5 Het macho-element heeft Amerikaanse leiders al sinds de dageraad van de republiek in 1776 parten gespeeld. Het Amerikaanse volk bestaande uit een onvoorstelbare ratjetoe van gekidnapte Afrikaanse slaven, een restant van systematisch uitgeroeide autochtonen (indianen) en miljoenen geïmporteerde allochtonen, heeft zowel intern als extern de meest gewelddadige samenleving voortgebracht. Het zou tevens de meest geavanceerde staat ter wereld worden. Nog erger zelfs: Amerika is op dit moment de enige supermacht. De late deelneming aan de wereldgemeenschap verleende de Yankees een sterke geldingsdrang om er vooral bij te horen. Niet alleen verrezen in New York, Chicago en San Francisco de hoogste wolkenkrabbers ter wereld, Amerikanen wilden tweehonderd jaar na de entree op het wereldtoneel het beste jongetje van de klas - zijn en dat is aardig gelukt. In dit traject paste geen Fidel Castro die, een paar honderd kilometer buiten de kust van Florida, verkoos een eigen weg te gaan, het verdomde om naar de pijpen van Washington te dansen, en, op de koop toe, een lange neus maakte naar Uncle Sam. Fidel diende te worden getemd of opgeruimd. Vooral John en Robert Kennedy, telgen uit een nouveau-riche-familie van Ierse zwartehandelaren, voelden zich in hun mannelijkheid door Fidel aangetast en vernederd. Zij reageerden zelfs, zoals alle gangsters in de wereld reageren, met ‘Castro moet dood.’ De litanie van eindeloze door het Witte Huis geïnitieerde moordaanslagen op Fidel zou met gemak een pil van vijfhonderd pagina's vullen. Om te beginnen tekende J.F.K. op 30 november 1961 een supergeheim decreet waarmee ‘Operation Mongoose’ tegen Cuba van start ging.Ga naar voetnoot6 Hierin werd bepaald dat de vs alle middelen zouden gebruiken om het regime-Castro omver te werpen. De leiding van dit project werd gegeven aan generaal Edward Landsdale, een notoire Amerikaanse houwdegen in de klasse van Zeljko Raznjatovic, alias Arkan, de klusjesman van Slobodan Milosevic. Landsdale had als beruchte oorlogsmisdadiger zijn sporen reeds verdiend: op de Filipijnen bij het bestrijden van de Huk-rebellen en vervolgens in Vietnam. Hij werd door Allen Dulles uitgeleend aan de Fransen, die daar | |
[pagina 26]
| |
toen nog oorlog voerden.Ga naar voetnoot7 Nu zette J.F.K. hem in tegen Fidel, de tinpot dictator, die ongrijpbaar leek. President Kennedy omschreef op 30 november 1961 de taak van Landsdale onder meer aldus: ‘Exploiting the potential of the underworld in the Cuban cities, to harass the regime's economic program, and encourage a wave of non-cooperation in all segments of the population. (...) This effort may, on a very sensitive basis, enlist the assistance of American links to the Cuban underworld. While this would be a cia project, close cooperation with the fbi is imperative.’ Wanneer David Wise en Thomas Ross in 1964 over deze documenten hadden beschikt hadden zij nog duidelijker over The Invisible Government in Washington kunnen zijn. Op 2 mei 1962 stond ik zelf op het strand van de Varkensbaai in Cuba en woonde de viering bij van de overwinning op de cia een jaar eerder. Ik maakte in mijn eentje een lange wandeling langs de zee en probeerde me voor te stellen welk een walgelijk Amerikaans spektakel zich hier had afgespeeld.Ga naar voetnoot8 Maar wat ik me niet realiseerde - omdat het nog altijd niet in mijn hoofd opkwam dat onze bondgenoten in Washington hiertoe in staat zouden zijn - welke gigantische oorlogsmisdaad de vs hier jegens Cuba hadden begaan. Ik wist in 1962 ook niet dat Robert Kennedy voorzitter was van het National Security Council Committee 5412 van het Witte Huis. Dit comité was belast met het uitwerken van strikt geheime plannen om personen of regeringen waar ook ter wereld uit de weg te ruimen wanneer zij Amerikaanse plannen voor totale hegemonie in de wereld in de weg stonden. Al te gemakkelijk wordt vergeten dat Fidels eerste buitenlandse reis hem naar Washington bracht. Hij arriveerde op 15 april 1959, voor een bezoek van vijf dagen. President Eisenhower bleef onzichtbaar en bevond zich elders in het land vijf dagen op een golfclub. De ontvangst werd aan vice-president Richard Nixon overgelaten. Castro wilde zijn bezoek gebruiken om kringen van het Congres duidelijk te maken wat Latijns- Amerikaans nationalisme betekende. Tad Szulc van de New York Times schreef later: ‘On the issues of Communism in Cuba, endlessly raised with him, he repeated time after time that “we are not Communists”.’Ga naar voetnoot9 De voorzitter van de commissie voor Latijns-Amerika in het Congres, senator Wayne Morse, Democraat uit Oregon, beschuldigde intussen Fidel ervan een massamoordenaar te zijn vanwege de 550 executies die, volgend op de bevrijding van het gehate Batista-regime, in Havana hadden plaatsgehad.Ga naar voetnoot10 Fidels missie naar | |
[pagina 27]
| |
de vs om althans de zichtbare regering tot andere gedachten te brengen mislukte. Toch toonde professor White via documenten aan dat de regering Castro alles in het werk bleef stellen om de betrekkingen met de vs te normaliseren. In augustus 1961, vier maanden na de confrontatie bij de Varkensbaai, vond in Punta del Este een Latijns Amerikaanse conferentie plaats, welke namens Cuba werd bijgewoond door commandant Che Guevara. Voor Washington was een naaste adviseur van J.F.K. aanwezig, Richard Goodwin. Op 22 augustus schreef Goodwin aan J.F.K. dat hij de 17e om twee uur 's nachts uitvoerig met Che had gesproken. Het gesprek was stroef en ongemakkelijk van de grond gekomen, maar daarna sprak Guevara vrijuit. ‘Although he left no doubt of his personal and intense devotion to Communism, his conversation was free of propaganda and bombast. He spoke calmly in a straightforward manner, and with the appearance of detachment and objectivity. He left no doubt at any time, that he felt completely free to speak for his government and rarely distinguished between his personal observations and the official position of the Cuban government. I had the definite impression that he had thought out his remarks very carefully - they were extremely well organized.’Ga naar voetnoot11 De afgelopen veertig jaar is Che meestal in westerse kringen als een hopeloze idealist en zonderling afgeschilderd. Maar Witte-Huisadviseur Goodwin zette in deze geheime notitie aan J.F.K. een geheel andere Guevara neer. Mij bekruipt een gevoel van schaamte bij de gedachte dat deze waardevolle Latijns Amerikaanse revolutionair in 1967 door een monsterverbond van Latinoverraders en Amerikaanse oorlogsmisdadigers als een wild zwijn in Bolivia werd opgejaagd en neergeknald. Bovendien kunnen we nu, in het jaar 2000 in het boek van professor White lezen hoe de Cuban Task Force op het Witte Huis bijeenkwam en de Che Guevara-proefballon uit Punta del Este als niet-serieus beschouwde en deze niet in behandeling nam. Het Witte Huis wilde bloed zien. Fidel moest er sowieso aan. Urenlang werd er gesproken over hoe de oorlogvoering tegen Havana in vredestijd via geheime operaties kon worden opgevoerd. |
|