In het land der blinden
(2001)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |
2 Bloem zonder waterTijdens de reizen en gesprekken met president Sukarno in 1957 bleek dat het ook tot hem geleidelijk aan doordrong dat niet alleen Den Haag zich vijandig jegens hem bleef opstellen, maar ook dat vanuit de vs krachten aan het werk waren die hem persoonlijk naar het leven stonden en die de wettige regering van Indonesië omver wilden werpen. Hij was zelf open en recht door zee en had een gruwelijke hekel aan verborgen agenda's, laat staan een landgenoten die omkoopbaar bleken te zijn voor de cia. De eerste geregistreerde directe bemoeienis van de cia met Indonesië dateert van 20 december 1950, toen de Nederlander Werner Verrips een overval pleegde op de Javase Bank in Soerabaya en er met vier miljoen roepias vandoor ging, in die dagen een aanzienlijk bedrag. Verrips werd gearresteerd en zou zes jaar op Java gevangenzitten.Ga naar voetnoot1 Begin jaren zestig zou Verrips me bevestigen in 1950 in Indonesië voor de cia bezig te zijn geweest. In 1957 ontmoette ik majoor Sutikno Lukitodisastro van de militaire politie in Egypte en Gaza als lid van het Garuda I- bataljon, dat deel uitmaakte van een vn-interventiemacht. Hij bevestigde de officier te zijn geweest die Verrips in 1951 op Java had gearresteerd. Wij hernieuwden onze vriendschap toen hij begin jaren zestig in Washington als luitenant-kolonel opdook en tot assistent van de militairattaché op de Indonesische ambassade was benoemd. Uit die dagen ressorteren zijn beroepscontacten met de cia. In 1966 vond ik kolonel Sutikno in Jakarta terug als rechterhand van cia-coupgeneraal Suharto. Hij zou zijn carrière beëindigen als generaal en ambassadeur in Australië. Als er iemand aan de tand had moeten worden gevoeld is het deze hoge officier van het Indonesische leger geweest. Wat niet is gebeurd. Op 15 februari 1958, enkele maanden nadat ik Indonesië had verlaten, werd Bung Karno geconfronteerd met de oprichting van een revolutionaire regering te Bukittingi op Sumatra. Sukarno zond generaal Yani en het leger. De cia-verraders vluchtten het oerwoud in. Hetzelfde gebeurde trouwens met de Permesta-beweging op de Molukken. Ook die subversieve, door de cia aangestoken onrust werd snel de kop in gedrukt. Toch bombardeerden cia-toestellen Balikpapan en Makassar. President Sukarno sommeerde Washington op 2 mei 1958 om niet met vuur te spelen. Op 18 mei 1958 werd een B-2-bommenwerper boven Ambon neergehaald. De piloot, Allen Pope, een veteraan uit de Korea-oorlog, wist zich met een schietstoel te redden en werd, net als Verrips, opgesloten. In de wereld van het jaar 2000 zou hij linea recta naar het gerechtshof voor oorlogsmisdadigers in Den Haag zijn gezonden. | |
[pagina 15]
| |
Later vermeldde Bung Karno in zijn memoires dat hij niet bestand was tegen huilende vrouwen. De moeder en de zuster van Pope waren op het Merdeka-paleis komen zeuren of hij gratie kon krijgen. ‘When it comes to women,’ aldus de president, ‘I am weak,’ Hij liet Pope vrij en deze mocht naar Florida terugkeren. Ik vermoed dat verschillende heren uit de Balkan of de Kaukassus die soortgelijke misdaden tegen de mensheid hebben gepleegd maar dan in deze tijd, er minder gemakkelijk in Den Haag af zullen komen dan deze cia-piloot wiens zonden door Sukarno werden vergeven. Amerikaanse betrokkenheid bij onrust in Indonesië was dus aangetoond. De Amerikaanse ambassadeur John Allison nam zelfs ontslag omdat zijn minister, John Foster Dulles, en diens broer, cia-directeur Allen Dulles, hem noch geraadpleegd, noch geïnformeerd hadden over het voornemen van de regering- Eisenhower de president van Indonesië af te zetten. Bung Karno speelde in 1958 voor het eerst de sovjetkaart. Op 6 mei 1958 landden sovjet-mig's bestemd voor de luchtmacht, de auri, op Halim nabij Jakarta. Nauwelijks waren deze toestellen gearriveerd of dezelfde John Foster Dulles tapte reeds op 20 mei 1958 uit een ander vaatje. Hij verklaarde opeens dat Indonesië ‘zonder inmenging van buitenaf’ eigen problemen diende op te lossen. Tegelijkertijd arriveerde ‘een schenking’ van 37.000 ton rijst uit de vs in Tandjung Priok. Ook waren de vs plotseling bereid twintig Indonesische bataljons (160.000 man) volledig modern te bewapenen. Bovendien werd Howard P. Jones als nieuwe ambassadeur naar Jakarta gezonden met de opdracht ‘de vriendschap’ met Sukarno te herstellen.Ga naar voetnoot2 Hoe bedrieglijk Eisenhower en Dulles jegens Bung Karno bezig waren zou geleidelijk aan duidelijk worden. Jones werd, net als diens voorganger Allison, in het ongewisse gelaten van wat het Witte Huis werkelijk in zijn schild voerde. Washington gedroeg zich slechts alsof men het roer had omgegooid, maar in werkelijkheid zetten de Amerikanen hun kaarten op generaal Abdul Haris Nasution als geschiktste opvolger van Bung Karno. De oorlog in Vietnam begon van de grond te komen, nadat de Fransen met de nederlaag bij Dien Bien Phu de plaat hadden gepoetst. De vs konden geen vijandelijk Indonesië in de rug gebruiken, waar een staatshoofd de scepter zwaaide dat openlijk met Ho Chi Minh sympathiseerde, niet omdat hij communist was, maar omdat hij als Aziatische nationalist van mening was dat de vs in zijn regio niets te schaften hadden. In september 1960 woonde Sukarno een top van wereldleiders op het hoofdkwartier van de vn bij. Hij gaf de Amerikaanse gastheren een subliem lesje in correct democratisch denken en handelen. In zijn gezelschap bevonden zich zowel generaal Nasution als de secretaris-generaal van de Partai | |
[pagina 16]
| |
Kommunis Indonesia (pki), D.N. Aidit. De Indonesische president nam ook Aidit mee voor een kennismakingsvisite bij Dwight Eisenhower op het Witte Huis. In politieke kringen was men hierover in rep en roer. Hoe haalde de Indonesische gast zulk gedrag in het hoofd? Vijf jaar later organiseerde de cia een massaslachting onder communisten in Indonesië, waarbij ook Aidit werd vermoord. In januari 1961 besteeg John F. Kennedy de Amerikaanse troon. De vraag was of aan de schijnvertoning van de Republikein Eisenhower, die wederzijds respect tussen soevereine staten slechts fingeerde, door de Democraat J.F.K. een einde zou worden gemaakt, omdat deze laatste mogelijk meer oog had voor de aspiraties van de Afro-Aziatische landen die pas onlangs leerden op eigen benen te staan. De Indonesische diplomatie in Washington draaide in 1961 op volle toeren. President Sukarno had zijn ambassadeur in Bonn, dr. Zairin Zain - die in Leiden had gestudeerd - naar de vs overgeplaatst. ‘Het is voor ons van belang,’ onderstreepte hij meer dan eens, ‘dat we onze diplomatieke doelstellingen voor westerse oren verstaanbaar maken.’ Zain slaagde hier in de vs voortreffelijk in. Maar parallel aan de pogingen van de regering-Kennedy via officiële kanalen de betrekkingen met Indonesië inderdaad te verbeteren, hielden de geheime diensten onveranderlijk vast aan hun ondermijnende koudeoorlogactiviteiten. Het is overigens een typisch Amerikaanse situatie, welke in 2000 onverminderd voortduurt en zolang bij een overgrote meerderheid van het publiek eenoog koning is nog wel zal voortduren. Niet op Nijenrode, noch op Yale College, niet tijdens mijn opleiding bij Anton Constandse en ook niet bij de United Press kwam ooit ter sprake hoe de cloak and dagger boys van de vrijwel ongecontroleerde geheime diensten het verkeer tussen mensen en staten permanent blijven verzieken of hoe hierdoor het lot van de mensheid meer dan eens aan een zijden draad heeft gehangen. Na Rome, na Bung Karno, na Jakarta werd voor mij stap voor stap duidelijk welke levensgevaarlijke activiteiten voornamelijk vanuit de Central Intelligence Agency in Washington wereldwijd werden ontplooid. ‘There are two governments in the United States’, schreven de journalisten David Wise (The New York Herald Tribune) en Thomas Ross (The Chicago Tribune) in hun boek The Invisible Government.Ga naar voetnoot3 ‘One is visible. The other is invisible. The first is the government that citizens read about in their newspapers and children study about in their civic books. The second is interlocking, the hidden machinery that carries out policies of the United States in the Cold War. This second invisible government gathers intelligence, conducts espionage, and plans and executes secret operations all over the globe.’ | |
[pagina 17]
| |
Wise en Ross benadrukten dat er geen vinger zou zijn te leggen op bijvoorbeeld een lijst van personen die deel uitmaakten van deze supergeheime kliek van ‘onzichtbaren’. Er zouden bovendien personen toe behoren die niet direct bij inlichtingendiensten betrokken zijn. De onzichtbare Amerikaanse regering bestond volgens de schrijvers naast de Central Intelligence Agency uit de volgende machtsapparaten: ‘The National Security Agency, the Defense Intelligence Agency, the Army Intelligence, Navy Intelligence, Air Force Intelligence, the State Department Bureau of Intelligence and Research, the Atomic Energy Commission, and the Federal Bureau of Investigation (fbi).’ Zoals Allen Dulles het samenvatte: ‘The National Security Act of 1947 has given intelligence a more influential position in our government than intelligence enjoys in any other government in the world.’ Ongeveer tezelfdertijd met Bung Karnos offensief om Kennedy aan zijn zijde te krijgen, verscheen in Nederland en New York een van de Indonesische ‘onzichtbaren’: de verrader Ujeng Suwargana, als speciale afgezant van generaal Nasution, de door de cia gebrandmerkte opvolger van een af te zetten of te vermoorden Sukarno. Zowel dr. M. van Blankenstein als Henk Hofland had me geschreven dat deze meneer tot in de hoogste kringen in de residentie was doorgedrongen en de Haagse politiek was zeer onder de indruk geweest. Harm van Riel (vvd) was volgens Hofland dermate slijmerig met de subversieve afgezant van Nasution omgesprongen dat deze zich erdoor gegeneerd had gevoeld.Ga naar voetnoot4 Op 14 juni 1961 stond Ujeng, afgezant van met de cia conspirerende Indonesische generaals, uiteindelijk ook bij mij op de stoep in New York. Een van de meegebrachte nieuwtjes was dat er in Jakarta een Dewan Djenderal (Raad van Generaals) was gevormd, dat Bung Karno zou worden afgezet en dat Ujeng's baas Nasution de macht zou overnemen. Uit de brieven over deze spion, afkomstig van Van Blankenstein en Hofland, begreep ik dat men er in Nederland met zevenmijlslaarzen ingetrapt was en de man als serieus te nemen had beschouwd, en men zich weer vrijelijk had overgegeven aan anti-Sukarno-emoties zonder in de verste verte te weten wie de grondlegger van de Republiek Indonesië was. In diens later verschenen bestseller, het boekje Tegels lichten, zette Hofland deze ordinaire cia stool pigeon neer als een respectabel persoon: ‘verstandiger dan Paul Rijkens’, de voormalige hoogste baas van Unilever, die zich jarenlang met het herstel van de betrekkingen tussen Indonesië en Nederland heeft beziggehouden. Ook de met de cia collaborerende Nasution werd door Hofland als een hoogst respectabele Indonesische opperofficier opgevoerd. Zelfs Van Blankenstein begon na gesprekken met Ujeng president Sukarno met Hitler te vergelijken. | |
[pagina 18]
| |
Ik informeerde het Indonesische staatshoofd via ons geheime kanaal, generaal Suhardjo Hardjowardojo, het hoofd van de militaire huishouding van de president, dat er in Den Haag en New York een landgenoot van hem rondwandelde die meldde dat er een Raad van Generaals was opgericht om in Jakarta een pro-Amerikaanse regering in het zadel te helpen. De president zond kolonel Magenda van de Indonesische inlichtingendienst naar de vs, die vaststelde dat mijn informatie klopte. In Indonesië volgde een aantal mutaties in de militaire top en generaal Yani werd de Wiranto van de jaren zestig. Bung Karno vroeg hem eens naar het bestaan van een samenzwering van generaals, waar de toenmalige opperbevelhebber op antwoordde: ‘Don't worry, ze zouden in strijd met mijn bevelen handelen en dat kan niet en gebeurt niet.’ Bij de coup van 1965 werd Yani dus als een der eersten vermoord om zijn in de weg staan permanent ongedaan te maken. Op 17 maart 1962, tijdens een hernieuwd bezoek van de heer en mevrouw Ujeng aan New York, nodigde ik hen voor het diner uit op de binnenplaats van het restaurant Finale in Greenwich Village. Tijdens die maaltijd maakte de afgezant van Nasution een opmerking om nooit te vergeten: ‘Sukarno heeft eens gezegd: Ik ben als een bloem. Ik word liever geplukt dan dat ik zou verwelken.’ Waarmee hij volgens Ujeng bedoelde liever bij een contrarevolutie te worden vermoord, dan dat hij zou moeten aftreden en in eenzaamheid en vergetelheid sterven. ‘We zullen Bung Karno als een bloem zonder water laten doodgaan’, aldus Ujeng Suwargana. Suharto en diens cia-putschisten zouden na 1965 exact doen wat Ujeng in 1962 voorspelde. De verraders waren te laf om hem te vermoorden, te arresteren of naar een verafgelegen eiland te verbannen. Dan zou het gehele land alsnog in opstand zijn gekomen. Officieel mocht de grondlegger van de republiek geen haar worden gekrenkt. Hij moest geleidelijk aan doodgetreiterd worden, waar Suharto en de zijnen zich meesters in hebben betoond. Sukarno overleed drie jaar na zijn aftreden in afzondering, als de gevangene van verraderlijke cia-coupgeneraals. Wat essentieel is, waarschuwde Antoine de Saint-Exupéry, blijft dikwijls voor het blote oog verborgen. Een klassiek neveneffect van de boot missen is - het lijkt wel een aangeboren afweermechanisme - de vaderlandse opvatting dat wellicht elders wantoestanden heersen en undercoveragenten de vrije hand krijgen complotten te smeden, maar dat het natuurlijk uitgesloten is dat zoiets bei uns im Holland zou gebeuren. Zo is het helaas niet. Op 6 juli 1961, in het zevende jaar dat ik journalist was, werd ik, in de bungalow van mijn ouders in Huis ter Heide opgebeld door de befaamde strafrecht- en volkenrechtdeskundige en buitengewoon adviseur van koningin Juliana, professor J.A. van Hamel. Na de oorlog was hij president van het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam geweest.Ga naar voetnoot5 In 1956 had hij in het hofconflict | |
[pagina 19]
| |
rond gebedsgenezeres Greet Hofmans de zijde van de vorstin gekozen. Hij wilde weten of ik in het bezit was van recente correspondentie van president Sukarno met Paul Rijkens. Ik besloot hem de volgende dag in Baarn op te zoeken. Uiteraard kwam ter sprake wat me sinds de ontmoeting met Sukarno in Rome de afgelopen vijf jaar was overkomen. Zoals hoe ik in Jakarta in 1957 op straat was komen te staan vanwege het verkondigen van een Den Haag onwelgevallig standpunt in het mislukte dekolonisatieproces in het voormalige Nederlands-Indië. Hoe ik het gevoel kreeg dat er een Berufsverbot gekoppeld aan character assassination over me was uitgeroepen, wat me herinnerde aan de bezettingstijd, en hoe me in 1958 werd verhinderd een reportage over het bezoek van prinses Beatrix aan Willemstad te maken.Ga naar voetnoot6 Ik vertelde hem ook hoe ambassadeur dr. J.H. van Roijen in 1958 bij mijn lezingenbureau W. Colston Leigh in New York een poging ondernam om mijn contract ongedaan te maken, wat toch als een clearcut case van overheidsbroodnijd aangemerkt moet worden. Nadat ik - vrij uitvoerig dus - blijk had gegeven van mijn verontwaardiging over wat me was overkomen sinds ik Bung Karno ontmoette maakte professor Van Hamel een voor mij nogal alarmerende opmerking, die ik nooit meer zou vergeten: ‘Hij die erin slaagt de rode knop in Den Haag te ontmaskeren, bewijst het vaderland een belangrijke dienst.’ Jaren later zag ik in dat mijn gesprekspartner die heerlijke zomerochtend in Baarn doelde op de Nederlandse versie van ‘de onzichtbare regering’ aan het Binnenhof. Op het moment dat hij zijn uitspraak deed ging die portee ervan volkomen aan mij voorbij. Pas drie jaar later zou me door Wise en Ross het besef worden bijgebracht dat er in Washington tot in de hoogste regionen het nodige niet pluis was. Veertig jaar geleden behoorden complottheorieën tot een ver-van-mijn-bedshow. De gedachte, volgend op het lezen van The Invisible Government, dat er ook in Den Haag hoge ambtenaren, tot en met ministers, wetten zouden overtreden of al bedriegende hun ambt zouden bekleden, leek uitgesloten en moest naar het rijk der fabelen worden verwezen. Toch zou er in 1997 bij een tussenvonnis door de Haagse rechtbank worden vastgesteld dat het ministerie van Buitenlandse Zaken jegens mij bedrog had gepleegd. Noch in 1961 op bezoek bij professor Van Hamel, noch bij de tenslotte toevallige ontmoeting met president Sukarno in 1956 in Rome, wist ik van het bestaan van de Inlichtingendienst Buitenland (idb), welke op 16 februari 1946 met de handtekening van koningin Wilhelmina was opgericht. Deze Nederlandse vertakking van de cia kreeg in Wassenaar, aan de Rijksstraat- | |
[pagina 20]
| |
weg 675, Villa Maarheeze als hoofdkwartier toegewezen. Nog minder was ik me er in de jaren vijftig en zestig van bewust dat ik, door aan de idb verbonden oud-Indische gasten jarenlang - eigenlijk tot de dag van vandaag - op de hielen werd gezeten, afgeluisterd en bespioneerd. En dat allemaal voortkomend uit mijn vriendschap met Bung Karno. In 1998 (nota-bene) publiceerden Bob de Graaf en Cees Wiebes een studie van 535 pagina's over de handel en wandel van onze internationale detectives.Ga naar voetnoot7 Er werd ook een hoofdstukje gewijd aan mijn eerste journalistieke jaren en de kwestie Nieuw-Guinea. Zij vermeldden dat de toenmalige directeur Jonkheer A.T. de Muralt een plannetje had gemaakt om mij er op 28 oktober 1957 bij vertrek naar New York op Schiphol in te luizen. Mijn bagage zou worden doorzocht om mijn ‘onvaderlandslievendheid’ te bewijzen aan de hand van ‘een mogelijke deviezenovertreding’. Op 10 juni 1958 was ik, weggejaagd door de ‘onzichtbaren’ in Den Haag, naar de vs geëmigreerd. Eind 1961 zat ik achter mijn schrijftafel in New York te piekeren over hoe de wereld waarin ik ruim zeven jaar als journalist werkzaam was, in hemelsnaam in elkaar kon zitten. Zeker was dat vanuit Washington met omgekochte Indonesische militairen werd gewerkt aan het af zetten en vermoorden van president Sukarno. Zelf lag ik onder vuur van wat professor Van Hamel ‘de Haagse rode knop’ had genoemd. Sukarno zou volgens het Ujeng Suwergana-recept, overgenomen door coupgeneraal Suharto, op 20 juni 1970 overlijden. De man die zich sedert 1925 (het jaar dat ik geboren ben) had gewijd aan het strijden voor de vrijheid van alle mensen in de Indonesische archipel, werd in enkele jaren in vrijwel totale isolatie door het leger doodgetreiterd. Hij verdween in een onheilspellende stilte uit de Indonesische geschiedenis, want hij kreeg geen druppel levenswater meer. |
|