Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 384]
| |
Aurelio PecceiAurelio Peccei is initiatiefnemer van de Club van Rome en de voorzitter ervan. Hij werd in 1908 te Turijn geboren. Hij promoveerde in de economie aan de universiteit in die zelfde stad. In 1930 kwam hij bij Fiat en bevond zich vóor de Tweede Wereldoorlog reeds vier jaren in China voor dit bedrijf. Tijdens de oorlog nam hij deel aan het Italiaanse verzet en werd door de nazi's gearresteerd en gemarteld. Na 1945 ging hij als hoofd van Fiat naar Latijns-Amerika en werd voorzitter van de raad van bestuur van Fiat Concord in Buenos Aires. In 1957 werd hij voorzitter van de voornaamste Italiaanse denkfabriek, Italconsult. Van 1964 tot 1967 werd Aurelio Peccei tijdelijk aangetrokken als president en uitvoerend directeur van Olivetti, waarna hij tot op heden vice-president van dit concern is gebleven. Tevens richtte hij Adela op, een internationale investeringsmaatschappij om particuliere investeringen te doen in Latijns-Amerika, in het kader van de ontwikkelingsplannen voor dit continent. De auteur interviewde de heer Peccei voor de n.r.c.-Handelsblad van 10 juni 1974 en stelde met Jan Pieter Visser van de n.c.r.v.-televisierubriek Ander nieuws een filmportret samen van de initiatiefnemer van de Club van Rome, dat bij het ter perse gaan van dit boek in oktober 1974 zal worden uitgezonden. De Club van Rome gaat nu het zesde jaar van haar bestaan in. Wat zijn volgens u de voornaamste prestaties waarop de Club kan bogen? De voornaamste prestaties werden misschien wel vóor het ontstaan van de Club zelf geleverd. Ik bedoel namelijk dat het besef postvatte dat een aantal aspecten van de moderne samenleving in hoog tempo zorgwekkende vormen begonnen aan te nemen. Dit besef leidde ertoe, dat wij tot de allereersten behoorden, die aangaven wat er mis dreigde te gaan en naar wegen zochten om te ontkomen aan het proces, zoals wij dit zich zagen ontwikkelen. Wanneer wij de vijf jaar van ons bestaan analyseren en tegen de geschiedenis van de mensheid afwegen, zien wij dat er in betrekkelijk korte tijd veel, zelfs zeer veel is gebeurd. Misschien zijn wij wel geen van allen in staat om het belang van al deze gebeurtenissen reeds nu ten volle te overzien. De situatie van de wereld is in de afgelopen jaren enorm verslechterd. Zo werd onze samenleving geconfronteerd met een uiterst verontrustende energiecrisis. Dit was een ontwikkeling die maar door weinigen was voorzien. Zij kwam als een donderslag bij heldere hemel. Bovendien is in de afgelopen jaren ook het spook van de hongersnood opnieuw opgedoemd en vormt in vele delen van de wereld een ernstiger bedreiging dan ooit tevoren. In de afgelopen paar jaar heeft de mensheid zich eindelijk rekenschap gegeven dat al deze tragische verschijnselen die in het verleden afzonderlijk werden benaderd, in feite verschillende aspecten van een zelfde gecompliceerde wereldomvattende realiteit zijn. Deze realiteit zal ons begrip te boven gaan wanneer wij geen planetair gezichtspunt zouden innemen. Wij hebben bijvoorbeeld kunnen zien hoe groot de invloed van de oliesituatie op het monetaire systeem van de wereld is. Wij zijn er getuige van geweest hoe de schommelingen in het monetaire stelsel het optreden en de integratie van Europa hebben beïvloed. | |
[pagina 385]
| |
Wij weten nu dat het ontbreken van een zekere mate van Europese inspiratie, in de wereld een diepe leegte ten gevolge heeft. Het is moeilijk om de gedachten en ideeën die sinds onheuglijke tijden uit Europa voortkomen op een of andere manier te vervangen.
En dan zijn er nog de verschillen tussen de 1,4 miljard mensen op het noordelijk en de 2,5 miljard op het zuidelijk halfrond, verschillen die elke beschrijving tarten. Inderdaad. In de Verenigde Staten zetten de National Academy of Sciences en de National Science Foundation echter een grootscheeps project op om meer inzicht te krijgen in de dynamiek en de invloed van het gigantische complex aan problemen op het gebied van bevolking, voedsel en energie. Philip Handler, voorzitter van de National Academy of Sciences en initiatiefnemer tot deze onderneming, lijkt nog pessimistischer over wat er met de wereld zal gebeuren wanneer er niet onmiddellijk wordt ingegrepen, dan de zogenaamde ‘onheilsprofeten’ van het Rapport van de Club van Rome. Al degenen die het m.i.t.-rapport bij het verschijnen ervan belachelijk probeerden te maken, laten de laatste tijd merkwaardig weinig van zich horen. Niemand beweert meer dat de resultaten van het Rapport alleen maar het ‘afval’ is van verkeerd geprogrammeerde computers of speculaties, ontstaan in de verwrongen geest van mensen die alleen maar de schaduwzijde van het leven kunnen zien. Volgens mij zijn er de afgelopen vijf jaar twee ontwikkelingen duidelijk aan het licht getreden: ten eerste, dat de situatie in de wereld inderdaad slechter is geworden, en niet zo weinig ook. Ten tweede: dat de mensen zich bewust zijn geworden van een aantal belangrijke problemen. Zelfs het grote publiek ziet langzamerhand in dat wij terug moeten vechten, en niet alleen ten bate van de rijke en bevoorrechte segmenten van de wereldbevolking of van een of andere klasse, maar dat de wereldomvattende problematiek van tegenwoordig iedereen aangaat en de mensheid als geheel dwingt om haar verantwoordelijkheid te aanvaarden en tot handelen over te gaan. Ik ben dan ook van mening dat de situatie objectief gezien weliswaar slechter is geworden, maar dat er toch in feite van een verbetering kan worden gesproken, omdat de mensen niet meer, zoals vijf jaar geleden, zich in slaap sussen met het geloof dat alles prima in orde is.
Toen de club van Rome in april 1968 werd opgericht, was het niet meer dan een groepje bezorgde wetenschapsmensen en intellectuelen uit het Westen. Het lijkt mij echter dat de Club in de loop der jaren een werkelijk universeel karakter heeft gekregen. Inderdaad. De Club bestaat nu uit leden van allerlei culturen en werelddelen. Bovendien zijn er thans vele verschillende levensstijlen, disciplines en ideologieën in verenigd. Maar wij zijn nog steeds maar een groepje van niet meer dan honderd man. Het is dan ook praktisch onmogelijk om in een dergelijk klein gezelschap alle nuances en overtuigingen op te nemen. Desondanks zijn de belangrijkste richtingen in het | |
[pagina 386]
| |
huidige denken over het menselijk bestaan in onze tijd en zijn mogelijke ontwikkeling in de toekomst in onze organisatie vertegenwoordigd.
Tijdens de verschillende bijeenkomsten van de Club viel mij op dat de Indiërs, de Latijns-Amerikanen en ook de Polen erop bleven aandringen om het standpunt aanvaard te krijgen dat de wereld in werkelijkheid uit een rijk noordelijk en een arm zuidelijk halfrond bestaat. Dat is waar. Het valt niet te ontkennen dat er tussen rijken en armen, machtigen en zwakken, hoog ontwikkelden en analfabeten tragische en ontoelaatbare kloven en barrières bestaan. Een kleine minderheid krijgt alle kansen, terwijl de overgrote meerderheid van de mensheid nauwelijks of geen hoop op een betere toekomst heeft. Maar ondanks dit vormt de wereld éen geheel. Alleen wanneer wij de wereld als een eenheid, als een geïntegreerd geheel beschouwen, kunnen wij hopen deze kloven te kunnen dichten. Naar aanleiding hiervan wil ik overigens opmerken dat de gebeurtenissen van de laatste tijd hebben aangetoond dat er geen twee of drie werelden bestaan, maar vier. De eerste wereld bestaat uit de geïndustrialiseerde landen met een grote hulpbronnenvoorraad, dat wil zeggen, de Verenigde Staten en vooral de Sowjet-Unie. De tweede wereld wordt gevormd door geïndustrialiseerde naties met betrekkelijk weinig hulpbronnen, zoals Japan en Europa. De derde wereld door niet of nog niet geïndustrialiseerde naties met een belangrijke hulpbronnenvoorraad. De vierde wereld bestaat dan uit de wanhopige groep landen die noch over een industrie, noch over een uitgebreide hulpbronnenvoorraad beschikken. Binnen deze categorieën kunnen overigens zoveel scheidslijnen worden aangebracht als er natuurlijke of politieke barrières zijn. In een van de projecten van de Club van Rome ging men ervan uit dat de wereld uit tien regionen of sub-systemen bestaat die zich van elkaar onderscheiden door hun graad van ontwikkeling, de dynamiek van hun evolutie en hun politieke of ideologische oriëntatie. Maar toch blijf ik volhouden dat de wereld, al deze duidelijke verschillen en heterogeniteiten ten spijt, in feite éen is. Alle leven op onze planeet is met elkaar verweven. Alle activiteiten, alle naties, regionen en regiems vormen door hun onderlinge afhankelijkheid een eenheid. Waar wij toe moeten komen - en ik geloof dat er in de afgelopen vijf jaar heel wat mensen inderdaad toe zijn gekomen - is het inzicht dat er in laatste instantie éen wereld is, en de mensheid een gemeenschappelijke lotsbestemming heeft.
Mij is uit eigen waarneming gebleken dat marxistische geleerden als Jermen M. Gvishiani uit de Sowjet-Unie of professor Adam Schaff uit Polen levendige belangstelling hebben voor de activiteiten van de Club van Rome. Maar zullen er vertegenwoordigers uit Oost-Europa tot de kerngroep van de Club kunnen toetreden? Wij beschouwen onszelf als een dwarsdoorsnede van een werkelijk geavanceerde mensheid, en wij zouden graag zien dat er ook marxistisch geschoolde collega's, vooral uit de socialistische landen, tot de | |
[pagina 387]
| |
Club zouden toetreden. Tot nu toe telt onze organisatie maar twee vertegenwoordigers uit deze landen onder haar leden. Maar goed beschouwd is het in feite niet belangrijk of iemand al of niet lid van onze Club is. Waar het om gaat is een juist inzicht in de wereldproblematiek, en ik heb de indruk dat de socialistische landen wat dat betreft steeds meer oog krijgen voor ons standpunt.Ga naar voetnoot1 In december 1973 woonde ik een conferentie in Praag bij, waar mij duidelijk werd dat ook leidende kringen in Oost-Europa voortdurend meer belangstelling krijgen voor en inzicht in de dynamiek van wereldproblemen. Dit heeft volgens mij een tweetal oorzaken. Ten eerste: tot voor kort beweerden de socialistische landen altijd dat de problemen van de wereld in het algemeen en die van het Westen in het bijzonder een direct uitvloeisel van het kapitalisme waren, op grond waarvan de socialistische landen er grotendeels immuun tegen zouden zijn. Nu zijn zij echter bereid om toe te geven, dat er ondanks alle verschillen in sociale systemen, problemen zijn die ieder land aangaan en bovendien, dat de globale problematiek zo omvangrijk is geworden dat zij alleen door de gecombineerde activiteiten van alle volkeren en naties kan worden opgelost. Ook in Oost-Europa is men nu tot de conclusie gekomen dat wij, alle ideologische meningsverschillen ten spijt, bereid moeten zijn om deze kwesties gezamenlijk aan te pakken. Een tweede belangrijke verandering is volgens mij het nieuwe inzicht in de socialistische landen dat de complexe aard van de huidige problematiek en de wijze waarop de verschillende kwesties met elkaar in verband staan, een voortdurende horizontale interactie tussen allerlei groepen disciplines noodzakelijk maken. De tradities van de wetenschappelijke opleiding in Oost-Europa willen dat onderzoejkingen verspreid worden over een groot aantal verschillende wetenschappelijke instellingen die elk een afzonderlijk segment of probleem behandelen en bijna geheel onafhankelijk van elkaar opereren. Deze toestand wordt nu gewijzigd of althans aangevuld door een interdisciplinaire aanpak. Ook in Oost-Europa wint het besef dat de wereld éen is en dat alle problemen met elkaar samenhangen, steeds meer terrein.
Professor Gvishiani vertelde mij in Moskou dat ook de Sowjet-Unie nu op basis van systeemanalytische methoden studies van de toekomst maakt à la de Club van Rome. Het staat wel vast dat er in de Sowjet-Unie voortreffelijke wiskundigen en systeemanalisten zijn, die in staat moeten worden geacht om onze complexe menselijke problematiek via steeds nieuwere methoden te begrijpen, te correleren en te benaderen. Maar wanneer exacte formules in gewone spreektaal worden omgezet, moeten wij oppassen. Systeemanalyse is een verzamelterm, ook in ons deel van de wereld. In het | |
[pagina 388]
| |
Russisch wordt alle kennis op dit gebied meestal onder de paraplu van de ‘cybernetica’ gerangschikt. Een van de doelstellingen en zeker niet de eenvoudigste - van het pas opgerichte International Institute for System Analysis in Wenen, dat door dr. Gvishiani geleid wordt, is de terminologie in de verschillende talen te harmoniseren en het woordgebruik te standaardiseren.
In het in 1973 verschenen eerste deel van deze interviews merkte u op, dat de Club van Rome op dat moment aan een tweede generatie van projecten bezig was. Zoals u weet is er onder onze auspiciën een heel nieuwe reeks projecten op touw gezet waarmee goede voortgang wordt gemaakt. Ik zal u enige van de belangrijkste studies noemen. Een van de voornaamste problemen waarmee de mensheid de komende decennia geconfronteerd zal worden, is de snelle groei van de wereldbevolking, die onder meer een zwaardere last op de beperkte hulpbronnenvoorraad van de aarde legt dan ooit tevoren. Afgezien van eventuele catastrofes op grote schaal, zal de wereldbevolking in de komende 30 à 35 jaar zeker verdubbelen. Ons project ‘Problemen van de bevolkingsverdubbeling’ probeert een antwoord te geven op de vraag of het mogelijk zal blijken, om ieder mens op aarde van een redelijk bestaan te verzekeren. Dit project heeft een tweetal doeleinden. Ten eerste willen wij nagaan welke ontwikkelingen zich in de verschillende delen van de wereld kunnen voordoen vóordat de wereldbevolking ook in feite is verdubbeld, vooral met het oog op de vier fundamentele sectoren van de materiële conditie van het menselijk bestaan: voeding, behuizing, onderwijs en gezondheidszorg. Het tweede doel en tevens de tweede fase van het project zal dan zijn om te bepalen, via welke beleidsmaatregelen deze normen bereikt zouden kunnen worden. Daarnaast zullen ook een aantal bijkomende doelstellingen worden onderzocht, zoals een ruime werkgelegenheid of een verkleining van de inkomensverschillen. Een van onze meest ambitieuze wereldmodelstudies is misschien wel het project dat wij voorlopig ‘Vermindering van de keuzemogelijkheden voor de mensheid’ hebben genoemd. Dit is gebaseerd op geregionaliseerde modellen van flexibele aard, die ons in staat stellen om diverse scenario's toe te passen, in overeenstemming met de toekomstvisies van verschillende culturen en waardensystemen. Dit model wordt ontwikkeld tot een instrument voor planning van kwesties op langere termijn en moet nagaan hoe conflicten kunnen worden voorkomen. Vooral dit aspect zal steeds belangrijker worden nu de keuzemogelijkheden beperkt worden door de restricties, die door het wereldsysteem en de wisselwerking tussen de voornaamste mogendheden en regionale groeperingen worden gesteld. Vooral in situaties die spanningen of gevaar met zich meebrengen, is de subjectieve, intuïtieve en vaak emotionele evaluatie van keuzemogelijkheden van deze tijd volstrekt ontoereikend en daardoor uiterst riskant. Het wereldsysteem wordt in dit project voorgesteld door een collage | |
[pagina 389]
| |
van tien submodellen, die overeenkomen met de volgende regionale sectoren: Noord-Amerika, West-Europa, Oost-Europa, Japan, de andere landen van de geïndustrialiseerde wereld, Zuid- en zuidoost-Azië, China, Latijns-Amerika, het Midden-Oosten en Afrika. Al deze modellen bestaan uit hiërarchische structuren opgebouwd uit geofysische, ecologische, technische, economische, institutionele, sociaal-politieke, normatief-culturele en menselijk-biologische niveau's. Simulatiemodellen voor demografie, energieverbruik, energieproduktie, voedselproduktie en landexploitatie zijn reeds ontwikkeld. Het centrale punt van het project is een economisch systeemmodel, bestaande uit twee niveau's, waarvan het microniveau sectoren bevat voor landbouw, nijverheid, voedselverwerking, energie, mijnbouw, diensten, bankwezen, handel en woningbouw. Bovendien is reeds een matrix ontworpen waar het internationale handelsverkeer in is vertegenwoordigd. Dit project bevat daarnaast nog een aspect waarop ik speciaal zou willen wijzen: het houdt namelijk rekening met de doelgerichte elementen in de menselijke leefgemeenschap en het aanpassingsvermogen van de mens. Het model zal daarom bestaan uit een zogenaamd ‘causaal’ deel, waarin de dynamische processen zijn opgenomen die volgens historische ontwikkelingspatronen verlopen, en daarnaast uit een zogenaamd ‘intentioneel’ deel, dat doelgerichte veranderingen onder nieuwe omstandigheden vertegenwoordigt. Het intentionele deel bevat op zijn beurt weer een besluitvormings- of actieniveau, en een dimensie waarin de waarden en normen zijn opgenomen die de doelgerichte reacties conditioneren en in bepaalde banen dwingen. Deze aanpak biedt iemand die verschillende beleidslijnen analyseert, de mogelijkheid om alternatieve keuzemogelijkheden op verschillende niveaus in het besluitvormingsproces te evalueren. Dit ‘spel’ tussen mens en computer kan, naar wij hopen, op deze wijze tot vruchtbare resultaten leiden die op de werkelijkheid kunnen worden toegepast. Uiteraard kan ik u in dit korte bestek slechts een glimp tonen van de tientallen systeemanalytische methoden die overal ter wereld in talloze wetenschappelijke instellingen en centra worden toegepast, om ons inzicht in de nijpende toestand waarin de mensheid verkeert verder te verdiepen.
Wat is de voornaamste richting waarin al deze studies en onderzoekingen van de huidige problematiek zullen leiden? Ik denk dat het tot de ontwikkeling van een tweetal hoofdideeën zal leiden. Het eerste idee, dat aan het eind van de door de Club van Rome georganiseerde conferentie van Salzburg werd geformuleerd,Ga naar voetnoot1 luidt dat de hele mensheid, ongeacht alle verschillen in ras, geografische en maatschappelijke positie of ideologie, solidariteit op wereldomvattende schaal als allesoverheersende prioriteit ziet. Er zijn nog steeds zeer velen van ons die zich gebonden voelen aan nationale grenzen, aan een | |
[pagina 390]
| |
bepaalde vlag of een bepaalde cultuur. Wij hebben nu echter een situatie bereikt waarin iedereen, tot welk volk of natie hij ook mag behoren, een diepe verbondenheid met de mensheid als geheel zou moeten voelen, omdat geen enkele groepering zich meer kan veroorloven om naar een bestemming, een toekomst te streven die zich van de rest van de wereld onderscheidt.
Hetzelfde idee werd tijdens de milieuconferentie in Stockholm in 1972 door mevrouw Gandhi geformuleerd. Zij riep de mensheid als geheel namelijk op om alle mensen en levende dingen ‘met de ogen van een vriend’ te beschouwen. Inderdaad. Maar dat neemt niet weg dat er nog steeds velen van ons zijn die het ene zeggen maar het andere doen. Solidariteit met alle mensen en alle levensvormen moet de allerhoogste prioriteit krijgen. Deze gedachte kon men ook gedeeltelijk terugvinden op de in april 1974 te New York gehouden Verenigde Naties-conferentie, gewijd aan het probleem van de natuurlijke hulpbronnen. Tijdens deze conferentie werden vele leuzen, ideeën, voorstellen, verwachtingen en doelstellingen naar voren gebracht, maar wat daarin vooral tot uiting kwam was het tweede punt dat ik hier naar voren wilde brengen, namelijk dat de meeste mensen het er nu over eens zijn dat de wereld wanhopig behoefte heeft aan een nieuwe economische orde. Eindelijk is men tot het inzicht gekomen dat de huidige constellatie absoluut passé is, en niet meer is afgestemd op de toestand waarin de mensheid zich op het ogenblik bevindt. Er moet verandering in komen, en hoe eerder hoe beter.
Hoe kunnen wij een nieuwe economische orde scheppen die door 147 staten zal worden aanvaard? Dat was het punt waarop president Houari Boumedienne tijdens zijn openingstoespraak in New York de nadruk legde, toen hij de kwestie van ‘het schandaal van de huidige economische orde’, zoals hij het noemde, naar voren bracht. Wat dat betreft zijn wij het volledig eens. Maar wat in New York niet expliciet tot uiting kwam was dat wij tevens de idee van de nationale soevereine staat moeten herzien. Een nieuwe economische orde, gebaseerd op de broze structuur van de huidige opvattingen over nationale soevereiniteit, is namelijk op drijfzand gebouwd. Ik heb volledig begrip voor al degenen die het idee van een nationale staat willen verdedigen omdat zij bang zijn om door een van de supermogendheden te worden opgeslokt. Maar zolang wij er niet in slagen om ons zo snel mogelijk te bevrijden uit de huidige situatie, waarin onze planeet verdeeld blijft in 147 staten van totaal verschillende grootte en invloed, is het niet alleen moeilijk, maar zelfs uitgesloten dat wij tot een nieuwe wereldomvattende economische orde komen. De Club van Rome is daarom ook van mening dat het voorstel van president Boumedienne van Algerije en president Echeverria van Mexico, om een nieuw Handvest van rechten en plichten voor alle naties opte stellen, zeer zorgvuldig bestudeerd en zo snel mogelijk geaccepteerd zou moeten worden. | |
[pagina 391]
| |
De idee van een wereldomvattende solidariteit moet absoluut voorrang krijgen. Op een zinkend schip moeten alle opvarenden solidair zijn, omdat er anders ruzie uitbreekt en iedereen verdrinkt. De solidariteit van onze voorouders strekte zich niet verder uit dan de nationale grenzen. Wij moeten echter verder kijken. Ons vaderland is de wereld als geheel.
In 1950 telde de wereld 75 steden van meer dan éen miljoen inwoners. In het jaar 2000 zullen er 275 van zulke steden zijn. Neem bijvoorbeeld een stad als Bandung, welke in 25 jaar van 1,2 naar 4,2 miljoen zal stijgen. Wist u dat Calcutta tegen het jaar 2000 misschien wel 30 miljoen inwoners zal tellen? En Mexico City 20 miljoen als er geen beperkende maatregelen worden getroffen? De tweede hoofdidee die ik meen te signaleren is in feite een aanvulling op de eerste, en komt bijna in al de studies die georganiseerd worden tot uiting. Wanneer mensen, waar ook ter wereld, samenkomen om over belangrijke problemen te spreken, zoals de overbevolking, de honger, het energietekort, de milieuvervuiling enzovoort, komen zij altijd en overal opnieuw tot de conclusie, dat een wereldomvattende organisatie in een of andere vorm dwingende noodzaak is. Steeds meer mensen raken ervan overtuigd dat het ondanks alle bestaande verschillen, essentieel is dat wij ons bestaan zo snel mogelijk op gemeenschappelijke basis structureren. Zij zien in dat naast-elkaar-bestaan synoniem is geworden met voortbestaan. Het creatieve revolutionaire potentieel van deze ontwikkeling is vooralsnog moeilijk te schatten. Wij zouden echter kunnen concluderen dat de mensheid een periode doormaakt die in een wereldgemeenschap kan uitmonden. De duizenden bijeenkomsten en conferenties over wereldomvattende kwesties zijn waarschijnlijk niets minder dan de voorlopers van wat eens een wereldparlement zal worden. De mensheid wordt door zijn technologische en wetenschappelijke kennis en vooral ook door zijn problemen en moeilijkheden naar een nieuw soort wereldomvattende samenleving gedreven. Het is daarom ook de taak van onze generatie om de instellingen, de hulpmiddelen, de besluitvormingsprocessen en de leefregels te ontwerpen, waarop de maatschappij van de toekomst zal zijn gebaseerd. Deze ontwikkeling naar een grotere en leefbaarder eenheid kan vergeleken worden met de gebeurtenissen in Duitsland, zo'n honderdvijftig jaar geleden, toen een ‘Zollverein’, een douaneunie, de weg naar de politieke eenwording bleek te effenen. Een ander voorbeeld van een dergelijk proces is het Italië van voor 1870. Dit schiereiland telde een groot aantal verschillende staatjes, koninkrijken, groothertogdommen en gebieden onder vreemde heerschappij, waaronder de pauselijke staat. Desondanks slaagde men na veel inspanning en tranen erin om deze lappendeken tot een eenheid te smeden. In vele andere staten valt een soortgelijk proces waar te nemen; hetzelfde geldt nu ook voor uitgebreide delen van de wereld en in de niet al te verre toekomst on- | |
[pagina 392]
| |
getwijfeld ook voor de wereld als geheel. Naar mijn mening maakt de mensheid de geboorteweeën door van iets dat de nationale staat in vele opzichten zal vervangen. Ik bepleit zeker nog geen wereldregering. Maar wij hebben wel behoefte aan een heel gamma van nieuwe instellingen, die voor het merendeel op breder leest geschoeid moeten zijn dan de meeste naties van tegenwoordig. Het is volledig illusoir om te menen, dat wij om deze nieuwe organisaties te creëren de bestaande slecht functionerende nationale organisaties alleen maar op grotere schaal zouden hoeven te projecteren. Wij hebben dan ook dringend behoefte aan pragmatische inzichten en theoretische constructies, die het ons mogelijk maken om nieuwe sociaal-politieke instellingen te ontwerpen die in staat zijn om de samenleving op elk noodzakelijk niveau - ook op wereldomvattend niveau - op bevredigende wijze te laten functioneren, in het belang van alle bestaande groeperingen.
Waar ik mijzelf veel mee bezighoud is de vraag, hoe wij - of de Club van Rome met haar essentiële adviezen - deze pragmatische gegevens en suggesties in praktische actie zouden kunnen vertalen. Het gaat daarbij om drie stappen. De eerste stap is het inzicht in de situatie dat aan elk handelen voorafgaat. Niemand kan een zinnige daad verrichten wanneer hij niet min of meer op de hoogte is van de aard en de mogelijke ontwikkeling van de problematiek waarmee hij wordt geconfronteerd. De tweede stap is om op basis van deze kennis te bepalen wat er gedaan kan worden, wat de geschikte alternatieven zijn en waartoe zij kunnen leiden. Deze fase zal over het algemeen geen vastomlijnd geheel vormen, omdat hij elk beleid voortdurend kleine correcties en koerswijzigingen worden aangebracht. De derde stap is om van het bepalen van een gedragslijn naar de uitvoering ervan over te gaan. Uiteraard zullen deze drie fasen elkaar voortdurend overlappen. Zo is het bijvoorbeeld praktisch gezien onmogelijk om een beleid of een strategie uit te stippelen, zonder daarbij rekening te houden met de kwaliteiten en gebreken van de mensen die het moeten uitvoeren, hun neigingen, eigenaardigheden, wensen of motieven. In wezen komen deze drie stappen op het volgende neer: éen: inzicht; twee: besluit wat er gedaan moet worden; drie: de uitvoering ervan. De Club van Rome concentreert zich voortdurend op deze drie stappen. Wij diepen onze analyse van de wereldproblematiek verder uit en bestuderen steeds weer andere aspecten van de kritieke toestand waarin de mensheid zich bevindt. Onlangs zijn wij begonnen om na te gaan met welke middelen de huidige problemen, ongemakken of disfuncties bestreden zouden kunnen worden. Uiteraard hebben wij geen enkele beslissingsbevoegdheid. Wij zijn alléen maar een groep particulieren. Daarom streven wij naar een dialoog met politici op een zo hoog mogelijk niveau en in zoveel mogelijk verschillende landen. Wij houden bijeenkomsten met regeringsleiders, internationale organisaties, grote ondernemingen en industriële associaties, vakbonden en invloedrijke personen uit alle lagen van | |
[pagina 393]
| |
de wereldgemeenschap, maar zij moeten uiteraard zelf bepalen of zij al of niet tot actie willen overgaan. Het staat wel vast dat de opvattingen en reacties van het grote publiek van doorslaggevend belang zullen zijn. Ik ben ervan overtuigd dat steeds meer mensen bereid zijn om diepgaande veranderingen in de oriëntatie en organisatie van de wereld te aanvaarden, wanneer zij tenminste begrijpen waarom deze veranderingen noodzakelijk zijn. Daarom moeten niet alleen de politici, maar ook hun kiezers worden overtuigd. Regeringsleiders en politieke voormannen moeten inzien dat hun carrière op het spel staat, omdat het geen twijfel lijdt dat hun achterban van mening zal veranderen. Politici moeten beseffen dat zij alléen aan de macht kunnen blijven wanneer zij zich bij de noodzakelijke vernieuwingen aansluiten. Want wanneer zij bij de publieke opinie achter zouden raken, zullen zij bij de eerstvolgende verkiezingen hun zetel en functie verliezen. In sommige landen is het inmiddels reeds zover gekomen, omdat de kiezers fundamentele veranderingen in de bestuur van de samenleving wensten en de politieke leiders wat dat betreft nog niet zo ver waren. |
|