Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 374]
| |
Addeke H. BoermaAddeke Hendrick Boerma werd op 3 april 1912 in Anloo, Drente geboren. Hij studeerde agrarische economie in Wageningen. In 1938 trad hij in overheidsdienst en werd al spoedig verbonden aan het ministerie van Landbouw. Na de oorlog was hij directeur-generaal ad interim van de voedsel-bevoorrading. Al spoedig vertegenwoordigde hij Nederland en later Europa (van 1948 tot 1951) bij de f.a.o. (voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties). Van 1951 tot 1958 was hij directeur van de economische afdeling van de f.o.a. In 1960 werd hij benoemd tot onderdirecteur-generaal en in 1967 tot directeur-generaal van de f.a.o. in Rome. Dit gesprek vond in zijn werkkamer op het hoofdkwartier van de f.a.o. plaats. U hebt de laatste jaren niet anders gedaan dan waarschuwen waar men maar wilde luisteren, voor de Raad van Europa, de e.e.g. in Brussel, de Verenigde Naties in New York, dat de toestand met de wereldvoedselsituatie steeds ernstiger werd. Men heeft nauwelijks geluisterd. Hoe ervaart u deze lauwloene-reactie van de mensen? Dergelijke reacties op uitspraken betreffende de voedselsituatie in de wereld zijn nu eenmaal altijd traag. Om te beginnen heeft men er in de rijke landen geen notie van wat het wil zeggen, dit lijden door massaal gebrek aan voedsel. Dit komt in deze landen bijna niet meer voor, al zijn er in de meest arme gebieden van rijke landen nog wel mensen die evenmin genoeg te eten krijgen. Hun inkomen is te laag om ervoor te kunnen betalen. De publieke opinie in de wereld is veel te weinig op de hoogte van de schrijnende voedseltoestanden in vele landen. Er wordt dus ook niet over nagedacht. Men neemt als vanzelfsprekend aan dat er altijd genoeg voedsel zal zijn. Zodra er ergens een tekort is gaat men onmiddellijk hamsteren, en dan worden de prijzen nog wat verder omhoog gedreven. In de ontwikkelde landen is men nog wel in staat dit op te brengen. Maar de voedselsituatie in de wereld spreekt absoluut niet tot de mensen in de mate waarin het hen zou moeten aanspreken. Er komt pas iets in beweging zodra men er via radio of televisie kennis van neemt of ziet dat er gebieden zijn waar mensen van honger sterven.
Dit doet mij denken aan de n.o.s.-film van Almar Tjepkema en Henk Teeuw, waarin het publiek werd getoond hoe aasgieren aan mensenresten vraten. Dit was een film ten behoeve van een geldinzameling voor Bangla Desh. Het resultaat was verbluffend: 28 miljoen gulden! Iets dergelijks zien wij nu gebeuren met de hongerlijdende Sahelgebieden in Afrika. Zodra de televisie daarvan beelden brengt die aantonen, dat de mensen werkelijk honger lijden, dan begint het indruk te maken. Wanneer bepaalde grote aantallen mensen sterven begint men zich zorgen te maken. Zo is de situatie nu eenmaal. Dus wanneer men vanuit een algemeen standpunt spreekt en waarschuwt dat het nog erger kan worden, dan wacht men rustig af totdat het zover is. Zolang er geen werkelijk crisis is maken zelfs de ernstigste waarschuwingen geen indruk. | |
[pagina 375]
| |
U hebt zojuist een uitermate nuttig facet van de televisie, indien juist gebruikt, aangeroerd. Inderdaad. Ik geloof, dat het C.P. Snow is geweest, die eens heeft gezegd, dat men zich pas werkelijk van de nood bewust zal zijn, wanneer men mensen via de beeldbuis in werkelijkheid ziet sterven.
Ik herinner mij uit de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog hoe Amerikaanse en Britse bommenwerpers wittebroden, aangevoerd door het Zweedse Rode Kruis, vanuit de lucht boven de hongerende gebieden van Nederland neerlieten. In de Sahel-gebieden van Afrika is thans een noodsituatie. Is het nu niet mogelijk, dat landen die duizenden oorlogsvliegtuigen in de motteballen hebben staan, deze luchtvloten gaan gebruiken om voedsel naar de ‘oorlogsgebieden’ van Afrika te brengen? Ik ben bang, dat men zoiets niet voor elkaar zou krijgen. Althans niet op het ogenblik. Niet bij de mentaliteit die er op het ogenblik heerst. Het is de f.a.o slechts gelukt om op zeer beperkte schaal vliegtuigen ter beschikking te krijgen voor het lenigen van de hongersnood in Afrika. En deze toestellen zijn inderdaad tot dusverre van groot nut geweest. Maar de kosten van het zenden van vliegtuigen wordt door alle ministeries van Defensie van de betrokken landen op een bepaalde rekening geboekt. Men zegt eenvoudig dat er niet meer geld beschikbaar is. Nu kan men zeggen, dat is toch wel zeer merkwaardig, wanneer men ziet hoeveel geld en vliegtuigen er voor Vietnam beschikbaar waren, of wat er naar Israël wordt gezonden...
Dit is althans waar ook U Thant, oud-secretaris-generaal van de Verenigde Naties mij uitdrukkelijk op heeft gewezen. Precies. Wanneer men hier dus aan denkt, wordt men wel eens bitter. Dan constateert men slechts dat de morele waarden van de mensen waarschijnlijk toch wel op een of andere manier scheef zijn komen te liggen. Wij hadden vorig jaar inderdaad in bepaalde gebieden van de wereld, zoals in de Sahel-landen in Afrika, bijzonder nuttig veel grotere aantallen vliegtuigen kunnen gebruiken, die dan het voedsel dat dringend nodig was op die plaatsen hadden kunnen afwerpen. Maar integendeel, wij hebben met vreselijk veel moeite slechts het minimum dat nodig was voor de f.a.o. kunnen inzetten. Er is bij lange na niet gedaan, wat er gedaan had moeten worden. Dit jaar is de situatie in bepaalde landen zelfs nog erger dan in 1973. In Nigeria bijvoorbeeld, is de situatie momenteel bijzonder moeilijk.
Vandaar dus onlangs de 32ste militaire staatsgreep in Afrika in dat land. Misschien. Het is altijd moeilijk om nauwkeurig vast te stellen wat de redenen zijn voor een staatsgreep, maar zeker is, dat wanneer in een land langdurig problemen als hongersnood optreden, de kiem voor radicale oplossingen reeds is gelegd. Nigeria is momenteel het moeilijkste der Sahel-landen; daarna komen de voornaamste problemen in Mali en Tsjaad. | |
[pagina 376]
| |
Hebt u wel eens de boude stap gewaagd an gezegd: Nu is het genoeg; de toestand is te ernstig; ik stap naar meneer Nixon toe, die als opperbevelhebber de beschikking heeft over meer vliegtuigen dan 100 lidstaten van de Verenigde Naties samen, zodat er wat zou gebeuren tenminste? In de praktijk is het moeilijk om zulke resultaten via een dergelijk gesprek te bewerkstelligen. Men moet eigenlijk de normale wegen bewandelen.
Ja, maar u bent directeur-generaal van de f.a.o. en het gaat hier om honderdduizenden mensenlevens. Er is een oorlogssituatie! Men moet voorzichtig zijn bij dit soort drastische stappen. Men moet zich toch wel terdege voorbereiden, vooral wat de logistiek betreft bij het treffen van dergelijke maatregelen. Hier lag namelijk de moeilijkheid. De verbindingen. Men zou voedsel natuurlijk gemakkelijk van Amerika naar de Sahel kunnen overvliegen, alhoewel de hoeveelheden die benodigd zijn misschien zelfs te groot zijn voor een luchtbrug. Gedeeltelijk valt men dus terug op scheepsruimte. Dan zijn er grote aantallen vrachtwagens nodig om de voorraden van de havens naar de voedsel-centra te brengen. Dit alles neemt veel tijd in beslag, en men verliest bovendien gemakkelijk uit het oog, welke kosten met dit transport zijn gemoeid. Dus laat ik zeggen, wij hebben bij vele regeringen krachtig aangedrongen op het beschikbaar stellen van vliegtuigen, maar inderdaad, wij hebben niet de aantallen gekregen die wij graag hadden willen hebben.
Eigenlijk is het een ramp dat een organisatie als de f.a.o. nog altijd geen uitvoerende macht heeft. We zijn nog geen supranationale organisatie en het is evenmin in de kaart. Men is op het ogenblik nog niet bereid om macht te geven aan een internationale organisatie als zodanig. De f.a.o. ontleent haar macht aan de leden gemeenschappelijk, die op een gegeven moment bepaalde beslissingen nemen. Maar wij kunnen niet als supranationale organisatie fungeren. Dat is zelfs de e.e.g. nog niet gelukt.
U heeft indertijd, zoals Newsweek het noemde als een bijbelse Jozef, de oprichting van een wereldvoedselbank, een Emergency Food Supply Scheme, e.f.s. voorgesteld... Dat heeft de Nederlandse regering gedaan tijdens het Wereldvoedselcongres in Den Haag van 1970.
Door minister Lardinois. Dat was degene die dit heeft voorgesteld. Men beoogde dus een wereldvoedselreserve, die internationaal zou worden gefinancierd, waaraan alle landen dus zouden bijdragen, in geld of in goederen, en die dus voor de hele planeet dienst zou moeten doen. Eigenlijk werd in 1946 reeds een dergelijk voorstel bij de f.a.o. ingediend. Lardinois reactiveerde het. Het is er nooit van gekomen, omdat men het nimmer over de gemeenschappelijke financiering, welk bedrag ieder land zou | |
[pagina 377]
| |
bijdragen, eens is kunnen worden. Dit plan voor een gemeenschappelijke wereldreserve is dus theorie gebleven. Het verschil met wat ik heb voorgesteld is, dat ieder land verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen voedselreserve, dat dus ook ieder land afzonderlijk betaalt voor zijn eigen voedselreserve die door ditzelfde land wordt gesticht. Zodoende zou men dus een samenspel van nationale voedselreserves scheppen, die internationaal gecoördineerd zouden kunnen worden.
En op computers gezet, zodat men weet wat er is. Inderdaad. De bedoeling zou dan zijn dat, laten we zeggen, de rijkere landen niet alleen een reserve scheppen voor wat ze zelf nodig hebben in eigen land of wat er voor hen als exporteurs van voedsel nodig is voor de exportbehoeften, maar dat ze daarnaast wat opzij zetten, dat beschikbaar zou zijn voor hulp aan door voedselnood getroffen gebieden. In dit verband zouden de arme landen proberen zelf uit eigen produktie een voorraad op te bouwen. Hierbij zouden deze landen naar alle waarschijnlijkheid moeten worden geholpen. Alhoewel, India heeft het klaargespeeld om twee jaar geleden een eigen voedselreserve van 9 miljoen ton te stichten.
Hoe ziet u die hulp aan arme landen? Men zou voor de arme landen bij het vormen van reserves een eerste voorraad kunnen samenstellen uit giften van de rijke landen. Of men zou de arme landen kunnen helpen bij het financieren ten behoeve van voedselvoorraadvorming. Deze financiële hulp zou bijvoorbeeld via de Wereldbank of het i.m.f. kunnen lopen. Het gaat erom al deze activiteiten bij het aanleggen van reserves te coördineren en gezamenlijk te zeggen: hoeveel hebben wij nu bij elkaar? en hoeveel is er eigenlijk nodig om ervoor te zorgen dat er weer niet opnieuw een grote schaarste kan komen? Tekorten zijn niet te voorkomen. Een bepaald land kan nu eenmaal een slechte oogst hebben, zodat wanneer er een kleine voedselreserve in zo'n land zelf is, deze vrijwel meteen zal zijn uitgeput. Dit land moet dan van buitenaf geholpen worden. De bedoeling is dus door middel van een samenspel van maatregelen een werkelijke wereldreserve te krijgen, die niet internationaal wordt gefinancierd, maar waarvan de financiering wordt gedeeld door de landen zelf, waarbij het vanzelf zou spreken, dat de rijke landen meer zouden bijdragen dan de arme landen. Het principe zou dus moeten zijn, dat ieder land zijn eigen voorraad financiert en zodoende een bijdrage levert aan de voedselveiligheid in de wereld.
Er zijn cijfers gepubliceerd, waaruit zou blijken dat de mensheid momenteel slechts een voedselreserve van 27 dagen heeft - ik spreek dus - van het voorjaar 1974. Inderdaad kan men zeggen, dat men bij het einde van de afgelopen oogsten een reserve van drie weken had. Dat betekent dus, dat de voorraden in de Verenigde Staten van Amerika zeer belangrijk zijn teruggelopen, zelfs tot een minimum. Men zou ook niet lager kunnen gaan dan | |
[pagina 378]
| |
men op het ogenblik is. Er is ook geen overschot in de wereld dat men zou kunnen mobiliseren wanneer er iets zou gebeuren. Nu komen er natuurlijk weer nieuwe oogsten. Wij hebben bij de f.a.o. een dienst die de oogstverwachtingen van alle landen registreert. Het lijkt erop, dat de verwachtingen, zoals het er thans begin zomer 1974 voor staat, heel gunstig zijn. Behalve misschien in de Sowjet-Unie, waarvan wij niet rechtstreeks inlichtingen ontvangen. Onlangs werd echter in Moskou gepubliceerd dat de voorjaarsuitzaai van granen beneden de verwachtingen is gebleven, zodat daardoor waarschijnlijk ook de oogst beneden de verwachtingen zal zijn. Aangezien men in de Sowjet-Unie in het voorjaar ongeveer 70 percent van de oogst produceert, is dit dus een belangrijke mededeling. Wat het precies betekent weten wij echter ook bij de f.a.o. nog niet. Nauwkeurige gegevens over de Sowjet-Unie zijn nog niet bekend. Wij moeten vooralsnog op berichten nit de Izvestia afgaan. De vooruitzichten in de Verenigde Staten en Canada zijn voor 1974 vooralsnog gunstig, wat niet wil zeggen, dat het nog niet ergens in de wereld mis kan gaan. Wanneer men een slechte moesson heeft in Azië, betekent dit, dat er vermoedelijk veel minder rijst zal worden verbouwd. Aangezien de rijstproduktie in Azië nauwelijks gelijke tred houdt met de consumptie en men ook in dat werelddeel met zeer lage voorraden zit, zullen tekorten in rijst dus met tarwe moeten worden gesubstitueerd. Deze tarwe kan eigenlijk alleen maar uit de Verenigde Staten of Canada komen. Of misschien ook uit Australië, of de e.e.g.-landen, waar men nog enige reserves heeft.
Wat moet er in godsnaam gebeuren als er ooit eens in de Verenigde Staten een misoogst zal zijn? Dat zou in principe hetzelfde gevolg hebben, als wanneer ergens anders een misoogst plaatsvindt. Met dit verschil echter, dat de Verenigde Staten ons de enige werkelijke reserves opleveren, die er op het ogenblik nog in de wereld bestaan. Wanneer er dus in Amerika een dergelijke ramp zou voorkomen, dan gaat het absoluut mis. Vooral wanneer er tegelijkertijd met de Verenigde Staten ergens anders in de wereld een soortgelijke misoogst zou plaatshebben. Dat is tenslotte zeer goed mogelijk. Zoals het er op het ogenblik voor staat zal er in Amerika in 1974 een overschot van een 10 miljoen ton graan zijn.
Professor Jean Mayer van Harvard heeft becijferd, dat 210 miljoen Amerikanen op het moment bij een gemiddeld dieet evenveel voedsel gebruiken als anderhalf miljard Chinezen. In de westerse luxe maatschappij wordt naar verhouding veel meer vlees gegeten dan granen. Aangezien vlees zeer duur is met betrekking tot energie, dus in relatie tot de basis, de granen, wordt er veel graan door de vleesproduktie opgebruikt. Het resultaat is dan ook, dat in een land als de Verenigde Staten waar uitermate veel vlees wordt gegeten, er naar verhouding bijzonder veel graan wordt gebruikt voor het voeden van het vee, wat op zijn beurt weer in de vleesproduktie tot uiting | |
[pagina 379]
| |
komt. Hetzelfde graan zou, wanneer het regelrecht naar de consument zou gaan, natuurlijk veel meer mensen kunnen voeden.
Volgens de cijfers maken de Amerikanen per persoon 2200 pond graan per jaar op, waarvan I40 pond voor brood en voedingsartikelen is bestemd. De Chinezen hebben 400 pond per persoon beschikbaar, waarvan 360 pond voor primaire voedselprodukten wordt gebruikt. In de rijke landen worden veel te veel eiwitten gegeten naar verhouding met andere gebieden. Daar staat tegenover, dat men in de geïndustrialiseerde landen veel te weinig koolhydraten gebruikt. In China berust de voeding juist allereerst op koolhydraten en daar worden eiwitten aan toegevoegd. Zodoende kan men spreken van een gezond dieet. Bij ons, in de rijke landen, is het gemiddelde dieet overrijk aan eiwitten en dat betekent dus: verkwisting. Men produceert dit teveel aan eiwitten met granen en onttrekt daardoor deze broodnodige granen aan de wereldvoedselpositie.
Heeft u enigerlei hoop, dat wij ooit een einde zullen weten te maken aan wat ik zou willen noemen ‘deze waanzin’, waarbij in bepaalde delen van de planeet verkwistend en onredelijk met kostbaar en schaars voedsel wordt omgesprongen, terwijl men in andere gebieden eenvoudig blijft creperen van de honger. Ik moet u eerlijk zeggen, ik weet het niet. Ik weet niet tot welk punt men de publieke opinie in onze rijke landen zou kunnen opvoeden.
Spreken christenen niet van heb uw naaste lief? Waar blijft dan die solidariteit? Ik zeg het opnieuw, die noodzakelijke solidariteit dringt misschien pas door, wanneer men met eigen ogen de medemens via het televisiescherm ziet sterven. Misschien realiseert men zich dan pas wat men eigenlijk aan het doen is. Op het ogenblik zijn de hongersnoden nog te ver van de onmiddellijke realiteit verwijderd. Een ongeluk op de hoek van de straat waarin men woont, daar is men nog altijd op de eerste plaats van onder de indruk. Wanneer men het in de krant leest is het al minder, en wanneer men hoort dat er in Azië een ramp is geschied, kan het nauwelijks iets schelen. Dat is nu eenmaal de menselijke aard. Dit is waar men tegen moet vechten. Het is ook goed dat deze zaken tegenwoordig uitgebreid worden gepubliceerd, maar op korte termijn verwacht ik ook van de publiciteit geen grote veranderingen. Politiek zou het absoluut niet te realiseren zijn om op dit moment, zonder dat er nog ernstiger dingen in de wereld gebeuren, een soort distribute van voedselprodukten tot stand te brengen. Indien men tot een dergelijk besluit zou kunnen komen, zou men allereerst het gebruik van granen als veevoeder moeten beperken. Hier zou een enorme besparing in gaan zitten. Daardoor zou men dan vanzelf besparen op het gebruik van vlees en gevogelte. | |
[pagina 380]
| |
Dat brengt mij tot een vraag over China. U bent er vorig jaar geweest. Werd daar iets groots verricht? Inderdaad. Ik ben zeer onder de indruk gekomen van het feit, dat men tenslotte 700 tot 750 miljoen mensen - zoveel zijn het er wel ongeveerGa naar voetnoot1 - weet te voeden zonder dat er aanwijzingen zijn dat er hongersnood optreedt. Bovendien is men er nationaal in geslaagd een voedselvoorraad aan te leggen. Dit gebeurt in de Chinese Volksrepubliek in nauwe samenwerking tussen de overheid en de burgerbevolking. Er valt dus niet te constateren, dat er mensen zijn die hier ontevreden over zouden zijn. Integendeel men werkt er allemaal aan mee. Nu is China natuurlijk een land, waar gans andere politieke normen worden aangelegd dan in bijna alle andere landen van de wereld. Men zou zich dus kunnen afvragen: zou men in andere landen hetzelfde kunnen doen wat men in China doet? Dit lijkt mij zeer de vraag, want ik geloof niet dat men mensen er in andere landen spoedig toe zou kunnen krijgen om, net als in China, hun armoede onder elkaar te verdelen, waarmee men dus in China althans heeft bereikt, dat niemand meer helemaal verpauperd is. Niemand is in China meer uitgesloten van de mogelijkheid om voedsel le kopen. Er sterft geen mens meer van de honger. Dit is echter uitsluitend bereikt doordat men de armoede en de welvaart eerlijk onder elkaar heeft verdeeld.
De methode, waarop men in China de bevolking dit unieke maar zo nodige gevoel van solidariteit heeft bijgebracht, is ons in de rijke landen wellicht niet sympathiek. Maar gaat het niet om het uiteindelijke resultaat voor iedereen? Ja, men zal natuurlijk wel moeten afwachten hoe lang deze ontwikkeling in China zal voortduren, en of men deze mentaliteit zal weten te bewaren. Maar ik ben zeker onder de indruk gekomen van wat in China werd gepresteerd.
Mevrouw Indira Gandhi benadrukte in het gesprek dat ik met haar had, dat zij, als verantwoordelijk regeringsleider, bijvoorbeeld in de sector geboortebeperking geen dwang zou willen en mogen opleggen, maar wel de bevolking verzoeken minder baby's te krijgen. China heeft dan misschien andere methoden gebruikt, maar men kan toch stellen dat er in de Volksrepubliek meer orde en welvaart heerst dan in India. Ik heb niet de indruk, dat de resultaten in China, althans uiterlijk, met te veel dwang zijn bereikt. Er is weinig te bespeuren van ontevredenheid of verzet. Althans op het ogenblik is dit zo, en men krijgt de indruk dat de binnenlandse veiligheid van China groter is dan ooit tevoren. Het individu in China heeft een betere en veiliger positie in de samenleving gekregen en deze is niet te vergelijken met vroeger. Het | |
[pagina 381]
| |
schijnt mij toe, dat het in India, de mentaliteit van de bevolking in acht genomen, uitermate moeilijk zou zijn iets analoogs tot stand te brengen. Ik kan mij vergissen, maar ik geloof dat in dit opzicht ook te veel westerse invloeden in de Indiase cultuur zijn doorgedrongen.
Professor Sladkovsky zei mij in Moskou bijvoorbeeld, dat in India misschien slechts 30 percent van het bouwland effectief geïrrigeerd was. In China is dit 77 percent. Hoe kunnen deze ontwikkelingslanden meer grond in de landbouw betrekken, zonder dat er gelden voor dit soort zware investeringen beschikbaar zijn? In China heeft men effectief gebruik gemaakt van de massa's mensen, die men daar beschikbaar heeft. Men heeft hen bij de irrigatiewerken ingeschakeld.
We zijn terug bij het solidariteitsgevoel. Inderdaad speelt dit gevoel van samenwerken hierbij een voorname rol. In China zal ook zeker een bepaalde drang zijn uitgeoefend. Men accepteert die dwang omdat men inziet dat wat moet worden gedaan in het belang van de gemeenschap in haar geheel is. In China heeft men buitengewoon nuttig mensen weten in te schakelen, die anders misschien werkeloos zouden zijn geweest. Wat opviel tijdens mijn bezoek aan de Volksrepubliek China is dat niemand, althans op het eerste gezicht, zonder werk was.
In India schat men het aantal werkelozen in sommige kringen op 60 miljoen. India heeft enorme massa's werkelozen. Dat is juist een der grote problemen. Hoe zou men deze mensen nuttig kunnen inschakelen bij het produktieproces? Men heeft geprobeerd hen bij bepaalde landbouw-ontwikkelingsprojecten in te schakelen en deze krachten te betalen in de vorm van voedsel. Maar er is gewoon niet voldoende voedsel in India beschikbaar om dit op grote schaal te kunnen doen. Dit is niet alleen een moeilijk vraagstuk voor India, Indonesië of andere landen, die met grote bevolkingsoverschotten zitten. Dit is naar mijn mening de kernvraag in Azië en de meeste ontwikkelingslanden.
In de rijke landen geven gezinnen gemiddeld 20 percent van hun inkomen aan voedsel uit. In Indonesië ligt dit cijfer op 60 percent. Er zijn nog veel landen waar de mensen 80 percent van hun inkomen aan voedsel moeten uitgeven. Inderdaad is de hoeveelheid voedsel, die men van het salaris consumeert of van het inkomen opsoupeert, een graadmeter voor de armoede.
Wat is nu werkelijk het effect van de Groene Revolutie geweest? Brengt zij redding? De Groene Revolutie heeft technisch gesproken nog steeds grote mogelijkheden. Momenteel ondervindt men wel bijzondere moeilijkheden in deze sector, omdat met de verbetering van de graangewas- | |
[pagina 382]
| |
sen noodzakelijkerwijs ook voldoende kunstmest, bestrijdingsmiddelen en water beschikbaar moeten zijn, en deze factoren hangen dan sedert 1973 weer samen met de ontstane energiecrisis. Zoals u weet is er op het ogenblik reeds een groot tekort aan kunstmest in de wereld. Dit is niet alleen een gevolg van de olieschaarste. Wij hebben namelijk een periode achter de rug, dat er een teveel aan kunstmest was en men de produktie heeft moeten inkrimpen, vooral in de ontwikkelde landen. Men gaat er dus niet onmiddellijk toe over die produktie weer op te voeren. Intussen zijn de prijzen van kunstmest danig opgelopen, zodat het vooral voor de arme boeren steeds moeilijker is geworden om kunstmest te kopen. In de meeste ontwikkelingslanden kan men momenteel zelfs geen kunstmest krijgen. In India heeft men 1 miljoen ton tekort.
Met alle gevolgen vandien op de produktie van voedsel in India. President Boumedienne wees er tijdens de grondstoffenconferentie van april 1974 in New York op, dat 9/10 van de kunstmestproduktie in de wereld in handen van de rijke landen is. Dit moet veranderd worden. Ik verwacht niet veel van een uitbreiding van de kunstmestproduktie in de rijke landen. In de ontwikkelingslanden zelf moet de kunstmestproduktie snel worden uitgebreid, en hierbij denk ik in de eerste plaats aan die ontwikkelingslanden, die de feed-stock, dus de ruwe grondstoffen om kunstmest te vervaardigen, zelf beschikbaar hebben.
Bijvoorbeeld de staten aan de Arabische Golf? Wanneer slechts een kwart van het natuurlijke gas dat thans boven de olievelden van Saoedi-Arabië verloren gaat zou worden benut, zouden de Saoedi's alleen al de hele wereld van de benodigde kunstmest kunnen voorzien. Inderdaad zou men in deze landen, waar thans kostbare grondstoffen in de lucht vervliegen, deze in kunstmestindustrieën moeten investeren. Op die wijze zouden de Arabische landen op den duur de markten in de ontwikkelingslanden van de hoognodige kunstmest kunnen voorzien.
Time heeft u eens als een zorgvuldig analytisch ingesteld mens omschreven en in ieder geval niet als een alarmist. Maar terugkomend op de eerste fase van ons gesprek. De wereld bevindt zich wat de voedsel-situatie betreft in een oorlogstoestand. Wordt het misschien tijd dat u van zorgvuldig analist dan toch maar niet overschakelt op alarm, om meer succes te oogsten dan bij de waarschuwingen, die u tot dusverre liet horen? Ik geloof, dat ik voldoende heb uitgesproken en aangegeven wat ik van de voedselsituatie in de wereld denk. Men moet hierbij tegelijkertijd voorzichtig zijn en ervoor waken, niet de indruk te wekken dat er geen hoop zou zijn. Ik geloof namelijk dat men op het gebied van de wereldvoedselvoorziening nog enorm veel van de technologie mag verwachten. Men is eigenlijk nog niet eens begonnen aan het in praktijk brengen van de modernste technologie in de ontwikkelingslanden. Ik bedoel | |
[pagina 383]
| |
hier, naast de zogenaamde Groene Revolutie die zich voornamelijk bezighoudt met het introduceren van betere zaden. Er wordt ook in de ontwikkelingslanden nog veel verkwist, bijvoorbeeld aan water. Dit is het gevolg van slecht management, dat nog aanzienlijk zou kunnen worden verbeterd. Dit alles zal tijd en investeringsgelden kosten, maar in dit opzicht zou men ook op het gebied van landbouwresearch nog zeer veel meer kunnen ondernemen en presteren dan men op het ogenblik doet. Er moet op dit gebied zowel regionaal als globaal veel meer samenwerking komen. In de f.a.o. zijn wij samen met de Wereldbank en het ontwikkelings-programma van de Verenigde Naties reeds bezig via bilaterale programma's de research op wereldschaal te bevorderen, waarbij het accent uiteraard valt op de ontwikkelingsgebieden. Wij hebben met elkaar reeds éen honderd miljoen gulden voor dit doel bijeengebracht. Met dit geld worden bepaalde researchstations gefinancierd, zoals bijvoorbeeld in Mexico voor maïsonderzoekingen, of in de Filippijnen voor rijst. Andere gelden zijn beschikbaar voor tarweonderzoek.
Indonesië? Nee, daar gaan momenteel geen gelden in dit verband naar toe. Wij zoeken de researchinstituten met grote zorg nit en projecten worden geplaatst waar men meent, dat zij momenteel het noodzakelijkst zijn. Wij hebben bijvoorbeeld in Hyderabad een nieuw instituut opgericht voor het bestuderen van de zogenaamde droogtezones. Er komt een instituut ergens in het Nabije Oosten voor het ecologische gebied dat eigenlijk de hele Midellandse Zee zal beslaan. Men is in een instituut in Peru bezig met aardappelonderzoek. Ik zou er bovendien op willen wijzen dat voedselschaarste niet alleen een technisch probleem is, maar ook een sociaal en economisch probleem. Deze vraagstukken zijn uitermate gecompliceerd en hangen onderling met elkaar samen. Anderzijds zal veel meer geld in de hierboven wereldwijd georganiseerde research moeten worden geïnvesteerd, omdat men op die wijze zal kunnen ontdekken wat de werkelijke mogelijkheden zijn om van de technologie gebruik te maken, om althans technisch gesproken de heersende voedselschaarste beter te kunnen bestrijden. |
|