Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 359]
| |
Mohammed KassasMohammed Kassas werd op 6 juli 1921 in een vissersdorp, Borollos, aan de Nijldelta geboren. Hij studeerde aan de universiteit van Caïro en promoveerde in Cambridge in de biologie. Hij is professor in de botanie aan de universiteit van Caïro. Van 1964 tot 1968 doceerde hij aan de universiteit van Chartoem in Soedan. Hij heeft uitvoerige onderzoekingen verricht, zowel in de woestijnen van Egypte als van de Soedan. Hij is assistent-directeur-generaal van de a.l.e.s.c.o., Arab League Educational, Cultural and Scientific Organisation. Hij is bovendien vice-voorzitter van het s.c.o.p.e., Scientific Committee on Problems of the Environment. Hij is lid van de Egyptische academie van wetenschappen en actief lid van de Club van Rome. Kan men spreken over een permanente bevolkingsexplosie in Egypte? Wij zijn het schoolvoorbeeld van een overbevolkt land. De Egyptische bevolking neemt jaarlijks toe met bijna 2,8 procent, dat wil zeggen met bijna éen miljoen inwoners. In 1973 bedroeg dat getal bijvoorbeeld 900 000. In 1850, ruim een eeuw geleden, had Egypte een inwonertal van zo'n vijf miljoen. De oppervlakte van het in cultuur gebrachte land bedroeg twee miljoen hectare, met andere woorden 0,4 hectare per inwoner. Daarom spreken wij dan ook over de goede oude tijd. Momenteel telt Egypte vijfenveertig miljoen inwoners en 2,8 miljoen hectare bouwland, dat wil dus zeggen, minder dan een vijftiende hectare per hoofd van de bevolking. Zo liggen de zaken en dit stelt ons voor een tweetal taken. Ten eerste moeten wij zoveel mogelijk land op de woestijn winnen. Nog geen drie procent van de oppervlakte van Egypte wordt bebouwd en geïrrigeerd, bijna achtennegentig procent van ons land is woestijn. De situatie is die van een droog land met veel te weinig water en bovendien een rivier die vroeger twee derden van haar water in zee stortte. Het was dan ook niet meer dan logisch dat wij plannen ontwierpen om een deel van dit kostbare water te kunnen opvangen. Vanaf het begin van deze eeuw zijn wij voortdurend bezig geweest om dammen en reservoirs aan te leggen, en dit culmineerde tenslotte in de bouw van de Aswan-dam waarmee wij de Nijl afsluiten en al het water dat ons land binnenkomt kunnen benutten. Er bestaan nu talloze plannen om zoveel mogelijk water op te vangen en een maximum aan land in ons westelijk woestijngebied in cultuur te brengen, omdat dit de enige manier is waarop wij onze voedselproblemen kunnen oplossen. Wij moeten onze landbouwproduktie sterk opvoeren, onder andere door het introduceren van moderne wetenschappelijke methoden, waarmee de opbrengst per hectare tot een maximum kan worden opgevoerd. Dit is gezien onze geringe hoeveelheid bebouwbare grond essentieel. Volgens de laatste schattingen zou Egypte met de modernste technologische middelen van tegenwoordig ongeveer 3,2 miljoen hectare in cultuur kunnen brengen, dat wil dus zeggen dat wij 3,5 procent van ons totale landoppervlak voor het produceren van voedsel kunnen gebruiken. De rest blijft woestijn. | |
[pagina 360]
| |
Voor altijd? Inderdaad, voor altijd. Er is een zeer kleine kans dat dit niet het geval hoeft te zijn, namelijk wanneer de mensheid het gezonde verstand zou opbrengen om voldoende geld te besteden aan wetenschappelijk onderzoek naar een goedkope technologie om zeewater te ontzilten. Wanneer de wereld werkelijk aandacht besteedde aan het probleem hoe zeewater in zoet water moet worden omgezet, in plaats van miljarden dollars aan bewapening en ruimtevaartonderzoek uit te geven, zouden wij onze voedselproblemen ongetwijfeld kunnen oplossen. Stel bijvoorbeeld dat wij overal langs onze zeekust ontziltingsinstallaties konden aanleggen, om zoet water in de Egyptische woestijn te pompen. Dat zou de redding voor onze landbouw betekenen. Uiteraardt geldt dit niet alleen voor Egypte, maar voor de wereld als geheel. Misschien is het nuttig om eraan te herinneren dat éen derde van het wereldoppervlak uit woestijn bestaat en dat driekwart van de aardbol met zee is bedekt. Het valt gemakkelijk in te zien dat er, om de alarmerende voedselproblemen van de mens op te lossen, een methodiek nodig is om een deel van de enorme watervoorraad van de oceanen te gebruiken om nieuw land in cultuur te brengen. Wanneer een dergelijke oplossing niet gevonden wordt, zal dit voor een land als Egypte uiteindelijk tot een catastrofe leiden. De consequentie zou onder andere zijn, dat wij nog meer aandacht aan onze industriële ontwikkeling zouden moeten besteden om voedsel in het buitenland te kunnen kopen.
Industrialisatie zou Egypte voor nieuwe problemen stellen. Ja, inderdaad, maar zo liggen de zaken nu eenmaal. Landen als Egypte hebben weinig keus. Als de Amerikanen een nieuw olieveld ontdekken, kunnen zij meteen tot exploitatie overgaan of het voor later gebruik bestemmen. Ondertussen kunnen zij hun olie van elders betrekken. Maar wanneer een arm land als Egypte een olieveld ontdekt, heeft het geen keus, dan tot onmiddellijke exploitatie over te gaan; hetzelfde geldt voor het geval wanneer er een kolen- of fosfaatmijn ontdekt wordt. Arme volkeren beschikken in tegenstelling tot de rijke naties nauwelijks over alternatieven. Dat is een van de bedenkelijkste kanten van de huidige situatie in de wereld.
Steeds meer mensen, steeds minder voedsel... Hoe kan Egypte's bevolkingsprobleem in concreto worden opgelost? Het valt te betreuren dat de Egyptische regering zich nog steeds niet openlijk voor geboorteregeling heeft uitgesproken, met uitzondering van enkele verklaringen in 1968 en 1969 die min of meer in die richting wezen.
De godsdienst vormt een belangrijke hinderpaal. Ik herinner mij dat president Sukarno fel tegen geboortebeperking gekant was - misschien valt dat te betreuren - zowel uit godsdienstige ovenwegingen als op grond van zijn opvatting dat sommige grote eilanden van de Indone- | |
[pagina 361]
| |
sische archipel in feite onderbevolkt waren. Ik geloof niet dat de islam, wat dat betreft, een werkelijk beletsel vormt. Evenals de meeste godsdiensten spreekt ook de islam zich uit tegen het doden van levende zielen. De islam zou ongetwijfeld elke vorm van abortus absoluut afwijzen, maar ik geloof niet dat andere vormen van geboortebeperking op godsdienstige bezwaren zouden stuiten. Hoe het ook zij - de afgelopen twee, drie jaar is de netto bevolkingsaanwas in Egypte van 2,8 procent gedaald tot 2,4. Dat is een aanzienlijke daling, die ongetwijfeld als een goed teken beschouwd moet worden. Bovendien raken zelfs de vrouwen in de dorpen diep in het binnenland steeds meer geïnteresseerd in het principe van gezinsplanning. De mannen niet. De mannen zijn veel conservatiever. In Egypte zijn het vooral de vrouwen die progressief zijn. Het is werkelijk een genot om te zien hoe de vrouwen op het platteland in grote drommen naar de gezinscentra trekken, die wij daar onlangs gevestigd hebben. Ik begrijp niet helemaal waarom de mannen zich tegen deze noodzakelijke en positieve ontwikkeling verzetten. Misschien zijn de traditionele gevoelens bij hen sterker ontwikkeld dan bij de vrouwen. Ondanks dat zijn wij wat dat betreft in Egypte op de goede weg. Het zal ongetwijfeld nog wel enige tijd kosten voordat wij het gewenste resultaat zullen bereiken, omdat een dergelijke ontwikkeling nu eenmaal niet van de ene dag op de andere tot stand komt. Maar zowel particuliere als publieke instellingen zijn momenteel op dit gebied actief.
Ik heb vernomen dat er als gevolg van de Aswan-dam 150 000 hectare land geïrrigeerd zullen worden. Maar leiden deze enorme veranderingen die de mens in de natuur aanbrengt niet tot ecologische neveneffecten? In het begin van deze eeuw stroomde er bij Aswan gemiddeld 3 000 kubieke meter water per seconde Egypte binnen. Het zuiden van ons land verbruikte daar 450 kubieke meter van. In het noorden lag het waterverbruik van de gehele Nijl-delta op 550 kubieke meter per seconde. Met andere woorden: van de totale watermassa die bij Aswan Egypte invloeide, werd ongeveer éen derde verbruikt, terwijl de rest in zee stroomde. In 1903 werd er een eerste Aswan-dam gebouwd. Later werd er een hele reeks reservoirs langs de Nijl aangelegd. De nieuwe Aswan-dam vormt voorlopig slechts een laatste etappe in een lange serie projecten, die er alle op gericht waren om zoveel mogelijk van het Nijlwater te profiteren. De Aswan-dam heeft de Nijl tenslotte afgesloten, en met het rivierwater dat wij hierdoor opvangen hebben wij 400 000 hectare maagdelijk land kunnen bevloeien.
Hoe groot is dat gebied ten opzichte van het totale oppervlak aan bouwland in Egypte? Eén zevende deel. Het totale oppervlak bedraagt 2,8 miljoen hectare, voorheen 2,4 miljoen. 300 000 hectare worden geïrrigeerd volgens de methode die wij bassinbevloeiing noemen. Deze methode im- | |
[pagina 362]
| |
pliceert jaarlijks éen enkele oogst. Onze nieuwe watervoorraden stellen ons echter in staat om dit land permanent te bevloeien, wat ons meer dan éen oogst per jaar oplevert. De Aswan-dam is ook in andere opzichten een zegen. In 1964, het jaar waarin de belangrijkste structuur van de dam voltooid werd, bereikte de waterstand een ongekende hoogte. Als de dam er niet geweest was, zou dit er ongetwijfeld toe hebben geleid dat het water éen à twee meter hoog in de straten van Caïro gestaan had! Dit is overigens nog nooit eerder gebeurd. In 1964 heeft de dam Egypte voor een overstroming behoed. In 1972-1973 was het waterniveau van de Nijl daarentegen lager dan ooit, lager zelfs dan in 1913. Een vergelijkbare waterstand was in de afgelopen honderdvijftig jaar pas tweemaal eerder gemeten.
Stond dit watertekort in verband met de droogte in het Sahel-gebied en Midden-Afrika? Waarschijnlijk wel. Het meeste water van de Nijl is afkomstig uit Ethiopië dat eveneens door ernstige droogte is getroffen. Zonder de Aswan-dam zou het watertekort van 1972-1973 eveneens catastrofale gevolgen voor ons land hebben gehad, omdat wij niet over voldoende water hadden beschikt om onze velden te bevloeien. Nu is het met een dergelijk groot opgezet project onvermijdelijk dat er een aantal neveneffecten optreedt, zoals bijvoorbeeld de kwestie van het Nijlslib. Tijdens het seizoen dat de Nijl buiten haar oevers treedt, juli, augustus, september, verspreidde de rivier gewoonlijk miljarden kilo's slib over het land. Hierdoor werden grote hoeveelheden mest, kalium, fosfor en stikstof aan de grond toegevoegd, terwijl ook de structuur van de bodem erdoor verbeterd werd. Het slib werd bovendien gebruikt om bakstenen van te maken. Bijna negentig procent van al het bouwmateriaal in Egypte was van de Nijl afkomstig. De bouw van de dam maakte echter een einde aan deze voortdurende aanvoer van slib. Met bouwland werd niet meer verrijkt, en de woningbouw werd van haar voornaamste grondstof beroofd. Het gevolg hiervan was dat de landbouwgrond extra bemesting nodig had, en Egypte zich voor het eerst in de geschiedenis gedwongen zag om kunstmest te importeren. De totale import is inmiddels reeds tot driehonderd miljoen dollar per jaar gestegen. Een ander aspect dat ik wil vermelden is dat de overgang van bassinbevloeiing naar permanente irrigatie tot een sterke toename van bilharzia heeft geleid. Dit is een infectie, veroorzaakt door een parasitaire worm. In het verleden bedroeg het percentage mensen dat hieraan leed misschien éen of twee; op 't ogenblik is dit zestig à zeventig. Met andere woorden: wij proberen de voedselproduktie te verhogen door meer water aan te voeren, en redden daarmee misschien een honderdtal mensen van de hongersnood, maar tegelijkertijd neemt hierdoor de bilharzia toe en sterven er vijf, zes mensen die anders in leven waren gebleven. Het schijnt nu eenmaal onmogelijk te zijn om je tegen alle eventualiteiten te wapenen. | |
[pagina 363]
| |
Verder zijn er nog de problemen die voortkomen uit het zogenaamde ‘Nijl-watervalproject’. Op het traject tussen Aswan en Caïro is een groot aantal dammen in aanbouw. Deze dienen allereerst om de snelheid van het water af te remmen. Daarnaast kan er uiteraard ook hydro-elektrische energie mee worden opgewekt die vooral de dorpen in de betreffende gebieden ten goede zal komen. Deze reeks dammen stelt ons echter weer voor nieuwe problemen. Ik ben geboren in een dorpje aan de kust van de Nijl-delta, en ik weet dat de kustlijn van de rivier-delta aan de erosie van de zee wordt blootgesteld, wanneer dit gebied van de slib- en waterstroom van de Nijl beroofd wordt zoals nu het geval is. Voor 1900 vrat de zee veertig procent van het land weg dat de rivier opbouwde. Tegenwoordig vreet de zee nog steeds land weg, maar de Nijl heeft haar landaanwas gestaakt. Het gevolg is dat de Nijl-delta langzamerhand door de zee wordt opgeslokt. Dit houdt onder meer in dat de kustdorpen geleidelijk aan steeds meer van hun grond kwijtraken. Om deze kwestie op te lossen is er reeds een team van de Verenigde Naties in dit gebied bezig om onderzoek te verrichten. Wij moeten een middel vinden om de Nijl-delta tegen de erosie van de zee te beschermen. Het probleem is vooral zo ernstig omdat de delta tot aan haar middelpunt niet meer dan anderhalve meter boven de zeespiegel lig. De delta wordt nog steeds door smalle stroken land van de zee gescheiden, maar wanneer deze door de zee zullen worden opgeslokt, loopt de hele delta gevaar.
Gezien de enorme bedragen die Egypte en andere Afrikaanse landen voor hun onwikkeling nodig hebben, zou het misschien goed zijn wanneer een deel van de tientallen miljarden dollars die nu naar de landen rond de Perzische Golf vloeien voor dit doel bestemd worden. Inderdaad. Via de Arabische liga en de inter-Arabische bankorganisaties worden reeds stappen ondernomen om een kapitaalreserve te kweken die voor dergelijke doeleinden gebruikt zal kunnen worden, niet alleen in de Arabische wereld, maar eveneens in Azië en Afrika. Maar ik zou u eerst willen wijzen op de enorme mogelijkheden die dit deel van de wereld voor de voedselproduktie heeft. De Soedanese landbouw alleen al zou, wanneer zij op systematische wijze ontwikkeld werd, in staat zijn om de gehele Arabische wereld van voedsel te voorzien. De Soedanese grond is buitengewoon geschikt voor landbouw. Ik zie bijvoorbeeld dat Egypte misschien nog zo'n achthonderdduizend hectare in cultuur zou kunnen brengen. De Soedan zou haar landbouwpotentieel gemakkelijk tot meer dan 100 miljoen hectare kunnen uitbreiden. Het enige wat daarvoor nodig is, zijn kapitaalinvesteringen.
Dat brengt mij automatisch op de gedachte dat de Arabische oliesjeiks hun onverwachte rijkdom beter in de Soedan kunnen investeren, dan er nouveau-riche-landeigenaars in Kentucky mee te spelen of er gebouwen op de Champs-Elysées mee aan te kopen. Er zijn drie naties in de Arabische wereld die over een belangrijk landbouwpotentieel beschikken: Soedan, Irak en Syrië. Uiteraard be- | |
[pagina 364]
| |
schikken landen als Marokko, Algerije en Tunis eveneens over aanzienlijke landbouwgebieden, maar een land als de Soedan is onderbevolkt, en bovendien een arme natie zonder enige kapitaalreserve. Het gebruik van landbouwmachines zou het tekort aan arbeidskrachten in de landbouw echter kunnen compenseren. In mijn eigen land, Egypte, hebben wij bijvoorbeeld in het oasegebied in de westelijke woestijn fosfaatlagen ontdekt. Maar wij kunnen ze pas gaan exploiteren wanneer er voldoende kapitaal in geïnvesteerd wordt. Fosfaat is gezien het huidige tekort aan mest in de wereld, van groot belang. Maar het staat wel vast dat Egypte de komende vijftig jaar nooit voldoende kapitaal zal bezitten om de exploitatie zelf ter hand te nemen. De oliedollars zouden wat dat betreft inderdaad een belangrijke rol kunnen spelen.
Laten wij de voedsel- en landbouwproblemen maar laten rusten, en onze aandacht eerst richten op de bloem van de Arabische wereld, de jeugd. Hoe staat het daarmee? Egyptische jongeren gaan zwaar gebukt onder een hevige onderlinge concurrentie.
Is er onvoldoende werkgelegenheid? Dat is niet het enige. De concurrentie strekt zich tot hun hele bestaan uit. Van de 174 kinderen die de lagere school bezoeken, gaat er maar èen naar de universiteit.
Hoe komt dat? Omdat er niet genoeg plaats op de universiteiten is.
Geldt dat ook al voor Egypte? Zijn er studentenstops? De situatie is als volgt. Een kind gaat met zes jaar naar de lagere school. Als het twaalf is, moet het een examen afleggen, en wanneer het slaagt, bereikt het het tweede stadium, de middelbare school. Deze duurt drie jaar. Daarop volgen nog eens drie jaar middelbare school, en aan het eind daarvan ontvangt het een middelbare-schooldiploma, een baccalaureaat. Dit geeft het het recht universitair onderwijs te volgen. Maar in al deze stadia is er een felle concurrentiestrijd omdat het aantal beschikbare plaatsen beperkt is. Afgelopen jaar werden er 175 000 middelbare-schooldiploma's uitgereikt, terwijl de universiteiten en de andere instellingen voor hoger onderwijs slechts 50 000 studenten kunnen opnemen. Het gevolg is dat alle jongens en meisjes vanaf hun zesde jaar in een hevige onderlinge concurrentiestrijd gewikkeld zijn. Deze situatie oefent ongetwijfeld een sterke invloed op hun levensinstelling uit. Zoals in vele andere landen wordt iemand in Egypte pas voor vol aangezien wanneer hij gestudeerd heeft. Uiteraard is dit een volkomen verkeerde houding, die ik ook allerminst wil goedpraten. Maar dat neemt niet weg dat iedereen ernaar streeft een universitaire opleiding te volgen, ondanks dat een buschauffeur in Egypte vaak een hoger salaris ontvangt dan iemand met een academische grad. Geschoolde arbei- | |
[pagina 365]
| |
ders in onze nieuwe industrieën verdienen vaak meer dan academici.
Zoals in Rusland Maar toch wordt men er door sociale pressie en door prestigeoverwegingen toe gebracht om zijn kinderen naar school te sturen. Iedereen droomt ervan dat zijn zoon of dochter een academische graad haalt. Deze situatie moet veranderen. Tot op zekere hoogte gebeurt dat ook wel, maar alleen in een veel te traag tempo. Onze bevolking neemt zo snel toe dat de maatschappelijke veranderingen, die noodzakelijk zijn om de problemen op te lossen die uit dit groeiende inwonertal voortkomen, veel te lang op zich laten wachten.
Is er werk voor iemand die een universitaire opleiding heeft gevolgd? In zekere zin niet. Onze regering heeft zich verplicht om alle afgestudeerden een baan te geven. In de praktijk betekent dit dat alle academici aan het eind van de maand salaris krijgen. Maar dat houdt niet in dat iedereen ook werk doet dat met zijn ervaring of opleiding overeenkomt. Het komt er eigenlijk alleen maar op neer dat iedereen met een universitaire graad formeel ergens in dienst is.
Hoe kunnen de Arabische oliedollars de last die op de schouders van de Arabische jeugd rust, helpen te verlichten? Ons onderwijssysteem is voor verbetering vatbaar. Onderwijs dient in de allereerste plaats een persoonlijk ontwikkelingsproces op gang te brengen. Wij komen er echt niet, wanneer wij alleen maar geld of andere dingen cadeau geven. Wij moeten ervoor zorgen dat onze kinderen een plaats in de samenleving vinden en produktieve leden van de maatschappij kunnen worden en niet alleen consumenten.
Maar er zijn nog altijd grenzen aan de groei. Uiteraard, onze materiële ontwikkelingsmogelijkheden worden door bepaalde grenzen aan banden gelegd. Maar er zijn ook beperkingen op sociaal, politiek en cultureel gebied die een volledige ontplooiing eveneens in de weg staan. Zo maken mensen die over het benodigde kapitaal voor ontwikkeling beschikken, bijvoorbeeld niet altijd even rationeel van hun geld gebruik. Ik denk vaak aan een wijs man, die zei dat de negentiende eeuw de eeuw van de belangrijke ontdekkingen op het gebied van de natuurlijke historie was, de twintigste eeuw, de eeuw van de grote natuurkundige ontdekkingen, zoals elektriciteit en kernenergie, en dat de eenentwintigste eeuw de eeuw van de belangrijkste ontdekkingen op het terrein van de psychologie van de mens zou moeten worden, de eeuw waarin wij eindelijk inzicht zouden krijgen in het gedrag en de hersenfuncties van de mens.
Zou een dergelijke kennis de mens van de ondergang kunnen redden? Het zou ons in ieder geval in staat stellen om onze handelingen te rationaliseren. Rijke mensen met enorme olievoorraden gebruiken hun fortuin niet voor ontwikkeling, maar voor het kopen van Rolls-Royces, | |
[pagina 366]
| |
of erger nog, voor bewapening, bommen en prestigeobjecten als slagschepen. Als de Arabische wereld werkelijk in vrede kon leven, zouden onze opvattingen en ons gebruik van hulpbronnen en kapitaal zonder enige twijfel veel rationeler worden. Egypte heeft de afgelopen twee decennia gemiddeld éen miljard Egyptische ponden per jaar aan bewapening besteed. Met dit geld had Egypte elk jaar drie Aswan-dammen kunnen bouwen. Zo liggen de zaken helaas. Een natie die in een politiek web verstrikt is geraakt en geen alternatief heeft, gedraagt zich nu eenmaal irrationeel. Als ik aan het hoofd van ons land stond, zou ik precies zo handelen. Wat zouden wij anders kunnen doen?
Ja, maar landen als Bolivië, Argentinië en Peru - om er maar een paar te noemen - voeren geen oorlog, maar kopen ondanks dat voor enorme bedragen wapens van de rijke landen, zoals ook het s.i.p.r.i.Ga naar voetnoot1 in een voortdurende stroom van studies en rapporten overduidelijk aantoont. Ja, dat is het probleem.
Het is eenvoudigweg waanzin. Ja, uiteraard. Maar het is tevens een onontkoombaar kenmerk van de moderne samenleving. Hoe kunnen wij het menselijk handelen een rationeel karakter verlenen?
Laten wij zo snel mogelijk naar de eenentwintigste eeuw overgaan en te weten trachten te komen hoe de menselijke geest functioneert. Als wij daarin slagen zouden wij in feite niet meer aan grenzen zijn gebonden. |
|