gres
bij, dat met de huidige conferentie te vergelijken viel. Op dat congres gingen
de meeste deskundigen bij hun voorspellingen uit van een groeipercentage van
tien percent, dat tot het eind van deze eeuw zou blijven voortduren. Zij
veronderstelden zelfs dat het jaarinkomen in Japan per hoofd van de bevolking
tot 30 000 dollar zou stijgen. Maar niemand vroeg zich daarbij af of een
dergelijke stijging in jaarinkomen wel noodzakelijk of wenselijk was. De Club
van Rome en het m.i.t. dragen er daarentegen toe bij dat deze
vragen op het ogenblik wél gesteld worden. Zij zijn op zoek naar een nieuwe
levensstijl, nieuwe perspectieven, nieuwe culturele en economische richtlijnen
die voor de rijke, hooggeïndustrialiseerde landen, en met name voor Japan, van
belang zouden kunnen zijn.
Een van de belangrijkste redenen waarom ik naar deze conferentie ben gekomen, is
dat ik op deze wijze gelegenheid kreeg om te bestuderen hoe de Japanners nu, zes
jaar later, op deze kwesties reageren. Welke conclusies hebben zij uit het
Rapport van de Club van Rome getrokken? Buigen zij hun groeikromme om of
proberen zij hun economie nog steeds zoveel mogelijk uit te breiden? Zullen zij
proberen om de controle te verwerven over natuurlijke hulpbronnen in gebieden
buiten Japan?
Een herleving van het Japanse imperialisme?
Niet in dezelfde zin als vroeger, maar misschien wel economisch gezien.
Zoals het exporteren van vervuiling of het zenden van vissersvloten
naar de visrijke Indonesische wateren?
Tijdens de besprekingen die hier onder auspiciën van de Club van Rome in Tokio
gehouden worden, leggen wij er steeds weer de nadruk op dat de technische en
praktische instrumenten die met hulp van de Club en het m.i.t. ontwikkeld zijn - de systeemanalyse en de door Jay Forrester
ontworpen projecties daarvan - op grote schaal moeten worden toegepast bij het
bestuderen van de problemen van de Derde Wereld. Het zijn namelijk technieken
die zeer veel mogelijkheden bieden, niet alleen als studie-instrument, maar ook
omdat zij door hun vermogen om de consequenties van een onderzoek te
demonstreren tot op zekere hoogte werkelijk waardevol zijn. Zij bieden analisten
meerdere keuzemogelijkheden. Daarom was ik eerlijk gezegd van plan erop aan te
dringen om deze niet te onderschatten wetenschappelijke techniek in dienst te
stellen van de dringende problemen waarmee de ontwikkelingslanden worden
geconfronteerd.
Persoonlijk ben ik er echter van overtuigd dat wat wij problemen van de
ontwikkelingslanden noemen, in feite problemen van de wereld als geheel zijn.
Wij zien steeds duidelijker in dat de ongelijkheid en de onrechtvaardigheden
waardoor de Derde Wereld geteisterd worden, eigenlijk de vrede van de gehele
mensheid bedreigen. Deze ongelijkheid en onrechtvaardigheden zijn in feite de
grondoorzaak voor de politieke wrijvingen die wij op 't ogenblik overal zien.
Het is