| |
| |
| |
R.N. Iyer
Professor Raghavan N. Iyer werd 10 maart 1930 in India geboren. Hij
studeerde economie aan de universiteit van Bombay. In 1950 kwam hij als Rhodes
Scholar naar Oxford, waar hij politieke wetenschappen, economie en filosofie
studeerde. Hij deed zijn doctoraal filosofie aan Oxford. Teruggekeerd in India
was hij werkzaam aan het Indian Institute of World Culture en was verbonden aan
de Planning Commission van de Indiase regering. Van 1956 tot 1964 doceerde hij
aan de Oxford-universiteit politieke wetenschappen en filosofie. Hij heeft
eveneens aan het Erasmus Seminar lezingen gegeven. In 1965 vestigde hij zich in
Santa Barbara, Californië, waar hij politieke wetenschappen doceert aan de
universiteit van Californië. Hij is lid van de Club van Rome. Hij schreef onder
meer The Moral and Polilical Thought of Mahatma Gandhi en The Glass Curtain between Asin and Europe.
Wat is uw indruk van het symposium van de Club van Rome dat
momenteel in oktober 1973 in Tokio wordt gehouden?
De Club heeft tijdens deze bijeenkomst in Japan aanzienlijke vooruitgang geboekt.
Haar leden zien zich dan ook gedwongen verder te kijken dan alleen maar naar een
soort jongste-dagpsychologie. Volgens mij is de Club van Rome aarzelend op zoek
naar een positievere filosofie.
Na de ‘Grenzen aan de groei’-boodschap?
Ja. Een positieve formulering zou vele mensen werkelijk kunnen inspireren. Zoals
u mij tijdens de bijeenkomst hebt horen zeggen, ben ik van mening dat wij de
gebeurtenissen in de wereld alleen een andere loop kunnen geven door de ‘dromen
van de mens te dromen’ en niet door rationele demonstraties van syllogismen te
geven.
De Club van Rome laat zich nog steeds tezeer verblinden door de schone schijn van
de sociale wetenschappen, de ‘nieuwe barbaren’, zoals Bernard Shaw heeft gezegd.
Zij wordt zelfs nu nog gebiologeerd door systeemanalyse, computerwetenschappen
en dergelijke en bezit een grenzeloos vertrouwen in de soevereiniteit van zulke
technieken. Op de lange duur kunnen deze echter niet blijven voldoen. Ik heb er
met nadruk op gewezen dat wij ons met moeten beperken tot ‘grenzen aan de groei’
maar ook aandacht zullen moeten besteden aan ‘grenzen aan de verspilling’ en
‘grenzen aan de verlangens’. Dit zou een constructieve studie kunnen worden die
tot de verbeelding van de mensen spreekt. Zoals Pythagoras vele eeuwen geleden
opmerkte, kunnen wij onze mo|gelijkheden pas maximaal uitbuiten wanneer wij
eerst een besef van eindigheid, in filosofische en wiskundige zin, hebben
ontwikkeld. Grenzen zijn iets anders dan beperkingen. Helaas worden de grenzen
aan de groei vaak voor beperkingen aangezien. Volgens mij getuigt het accent dat
op het hobbesiaans voortbestaan wordt gelegd van een gebrek aan visie, hoewel
wij natuurlijk inderdaad meteen toestand van schaarste worden geconfronteerd.
Wij moeten verder ook aandacht besteden aan het feit dat wij ontolo- | |
| |
gisch gezien over een overvloed aan geestelijke goederen en creatieve
mogelijkheden beschikken. Hersenonderzoek leert ons dat de mens slechts een
klein deel van zijn totale potentieel aan geestelijke vermogens gebruikt. Dat is
een enorme verspilling van het menselijk brein, van de menselijke machine. Deze
situatie kan pas veranderd worden, wanneer zich eerst een radicale omwenteling
in de bestaande begrippen heeft voorgedaan.
Zolang mensen gewoontedieren zijn en hun gedragingen slechts op navolging en
aanpassing berusten, zullen zij altijd geobsedeerd blijven door schaarste, door
onvermijdelijkheid, door onmogelijkheid. Zij zullen in dat geval altijd geneigd
zijn om in een kringetje te blijven ronddraaien. Wat een nieuwe waarheid over de
wereld lijkt, is vaak niets anders dan een neerslag van het karma. Iemand die in zijn persoonlijk leven louter mislukkingen heeft
gekend en geconfronteerd wordt met de som van de consequenties van al zijn
fouten, kan een wereldbe-schouwing creëren die slechts een compensatie vormt
voor het intense gevoel van leegte dat hij heeft ontwikkeld. Dit geldt zowel
voor groepen, voor experts, als voor maatschappijen. Zij ondergaan allen een
pijnlijke confrontatie met de Nemesis, met de Götterdämmerung, het
psychologische uitvloeisel van hun karma. Maar zij streven
ernaar om de moeilijke situatie waarin zij verkeren te sublimeren in een theorie
over de wereld. Dit is zeer begrijpelijk, en in zekere zin zelfs aandoenlijk.
Het is iets waarvoor iedereen die tot medeleven in staat is begrip zal hebben.
Er zijn momenteel echter vele jongeren die een intuïtief besef hebben over de
creatieve mogelijkheden van de mens, die niet in de taal van een mechanistisch
systeem kunnen worden uitgedrukt. Zij hebben zich nog geen vast omlijnde
begrippen gevormd, functioneren zuiver intuïtief en zijn vooralsnog niet bereid
om hun gevoelens te formuleren. Het is de taak van degenen die op de hoogte zijn
van de geestesgeschiedenis van de mens, voor niets terugschrikken en werkelijk
oorspronkelijk kunnen denken, om de intuïties die vele jongeren overal ter
wereld hebben ontwikkeld met concepten te schragen.
Gelooft u als Indiër, die zelf college geeft aan Californische
studenten, dat een dergelijke formule waarin de intuïtieve gevoelens van de
jongeren tot uiting komen, de jeugd van de hele wereld, dus ook de
ontwikkelingslanden zou kunnen omvatten?
Ja, inderdaad. De psychologisch misdeelden in Californië beschikken over een
spontaan vermogen om zich met misdeelden elders in de wereld te vereenzelvigen.
Tegelijkertijd bezitten zij het Amerikaanse talent om problemen op te lossen,
wat de vervreemde jongeren overal ter wereld, en met name in de
ontwikkelingslanden nog zeer goede diensten kan bewijzen. Helaas zijn de
Amerikaanse jongeren die naar het buitenland reizen op zoek naar ‘kicks’, niet
representatief voor de veel fijnzinniger geesten hier in Californië. De
pseudo-hippies buiten de Verenigde Staten verdoezelen de diepere betekenis van
wat zich hier afspeelt.
| |
| |
Ik besef dat u al dat gepraat over de Derde Wereld een hoop onzin
moet vinden.
Volgens mij zijn vele vertegenwoordigers zelf van wat de Derde Wereld genoemd
wordt, tot op zekere hoogte verlamd door verouderde begrippen, zoals
bijvoorbeeld statistische indices van het bruto nationaal produkt. Maar ondanks
dat zijn zij zich ervan bewust dat zij de meerderheid van de mensheid vormen en
dat zij niet alleen het recht, maar ook de mogelijkheid moeten hebben om hun
eigen culturele patronen te vormen. Dit besef leeft volgens mij het sterkst bij
de Afrikaanse leden van de Club van Rome, sterker nog dan bij de Aziaten. De
Aziaten zijn door de lange periode van geestelijke slavernij die zij hebben
ondergaan er schijnbaar in geslaagd om de Europese cultuur over te nemen. Een
Afrikaan die dat zelfde probeert te doen, schept daarmee zo'n diepe kloof tussen
zichzelf en de grote massa van zijn volk, dat zijn aangeboren zin voor
waardigheid en zelfrespect hem dwingt zichzelf fundamentele vragen te stellen.
Als iemand mij vraagt waar men de komende dertig jaar het meest enthousiast zal
zijn over nieuwe ideeën, over het vooruitzicht een nieuwe samenleving te
scheppen, antwoord ik zonder meer dat dit in wat ik de Eerste Wereld noem,
Afrika, Azië en Latijns-Amerika zal zijn.
Deze ontwikkeling zal volgens mij echter sterk beïnvloed worden door wat zich in
respectievelijk China en India afspeelt. China en India vormen twee tegenpolen.
Bij het proces in deze landen speelt Japan echter een beslissende rol. De
Japanners hebben op het ogenblik een kritiek stadium bereikt. Uiteraard maken
zij geen deel meer uit van wat u de Derde Wereld noemt - Japan is tenslotte een
van de belangrijkste geindustrialiseerde mogendheden - maar desondanks zijn zij
zich er volledig van bewust dat zij zeer sterk van de Europeanen en Amerikanen
verschillen. Vele Japanners zouden graag voor een van beide kanten kiezen, omdat
zij zich. bezorgd afvragen of hun intermediaire positie tussen de riten van hun
verleden en de riten van de moderne wereld, tenslotte niet tot een schizoïde
persoonlijkheid zal leiden. Met andere woorden: het probleem in Japan ligt in de
tegenstelling tussen riten en vormen versus een fundamentele regeneratie of
renaissance. En zelfs een Japanese renaissance moet bereid zijn van andere
culturen over te nemen, risico's te nemen en een geheel nieuwe ideeënwereld in
het leven te roepen.
In dat opzicht zijn de traditionele Europese denkpatronen, zeker op politiek
filosofisch gebied, volgens mij in een impasse geraakt. De heersende ideologieën
zijn niet meer relevant. Helaas zijn er ook buiten Europa, bijvoorbeeld in Azië
en Afrika, nog vele mensen die zich eveneens door deze verouderde ideologische
categorieën in hun visie laten beperken. Aanvankelijk probeerden zij een soort
Arabisch socialisme, Indonesisch socialisme of Indiaas socialisme te
ontwikkelen, maar al deze pogingen kwamen in laatste instantie steeds op
sjablones en holle frasen neer, omdat zij niet wisten hoe zij hun enorme
behoefte aan zelfdefiniëring politiek moesten formuleren. Dit geldt met name
voor het moderne Japan, en het proces dat zich daar afspeelt zal in een | |
| |
sterke wisselwerking komen te staan met de gebeurtenissen in China,
en later ook met de ontwikkelingen in India.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat India zich uiteindelijk
naar de explosieve gebeurtenissen in Japan en China zal moeten
schikken.
Het kritieke punt van de Indiase ontwikkeling is in wezen de herbezinning op de
ideeën van Mahatma Gandhi. Gandhi zei dat India na zijn dood zijn ideeën geheel
zou verloochenen en verraden, maar er dertig jaar later uit pure noodzaak op
terug zou grijpen. Dit is inderdaad reeds enigermate het geval, en dit proces
zal zich de komende jaren nog versnellen.
Deze ontwikkeling kan vergeleken worden met de geschiedenis van de nationale
beweging in India. Pas toen de liberalen en de terroristen gefaald hadden,
wendde de elite, de intellectuelen zich tot Gandhi, omdat hij de enige was die
de massa's aansprak. Volgens mij zal zich op sociaal-economisch terrein een
zelfde proces ontwikkelen. India zal tenslotte tot het besef komen dat het
Japanse voorbeeld alleen kan worden nagevolgd wanneer alle traditionele waarden
gemobiliseerd worden en er nieuwe motivaties ontstaan, en wanneer India eenmaal
tot het besef komt dat het alleen maar met Gandhi's symbolen heeft gespeeld, zal
het gedwongen zijn om zich fundamentele vragen te stellen. Op dat moment zal
zich pas werkelijk een revolutie voltrekken. Het is allerminst uitgesloten dat
deze een zeer radicale basis zal hebben, en ideeën van andere bewegingen zal
overnemen. Het is vooralsnog onmogelijk te voorzien welke vorm deze omwenteling
zal aannemen, maar éen van haar uitgangspunten zal ongetwijfeld liggen in een
hernieuwde belangstelling voor de fundamentele vragen die Gandhi heeft gesteld.
Deze komen in wezen neer op een Tolstojaanse vraag, namelijk: hoeveel land heeft
een mens nodig? Of: Hoeveel aardse goederen heeft iemand nodig om een zinvol en
bevredigend bestaan te kunnen leiden?
Dat brengt ons op John Platt, behaviorist en lid van de Club van
Rome.
Uit de gesprekken die ik met John Platt heb gevoerd, kwam hij naar voren als een
interessante persoonlijkheid. Ondanks dat hij een behaviorist is, kreeg ik de
indruk dat hij zeer goed op de hoogte is van de nieuwe geestelijke
ontwikkelingen. Hij vertelde mij bijvoorbeeld dat hij zich zeer interesseert
voor de vraag waarom een lezing over meditatie in Michigan door drieduizend
jongeren bijgewoond werd.
De invloed van het Oosten.
Ik heb er met professor Platt over gesproken hoe deze symptomen blijkbaar
aansluiten met een reeds lang in Amerika gevestigd patroon, namelijk het idee
van de Amerikaanse nomade, die huis noch haard heeft, en voortdurend voor de
noodzaak staat om zichzelf te definiëren. Het lijdt geen twijfel dat de
Amerikaanse droom berust op een impuls die niets met het huidige systeem heeft
te maken. Amerikanen nemen ondanks al hun beperkingen een unieke plaats in de
wereldgeschie | |
| |
denis in. Er is waarschijnlijk geen volk geweest
waarbij theorie en praktijk zo dicht bij elkaar lagen. Vaak zijn hun ideeën niet
erg goed. Vaak is hun praktijk onbeheerst, maar zij nemen ideeën serieus.
Volgens de Amerikanen hebben ideeën benen. Anders gezegd: als zij door een
bepaald idee getroffen worden, willen zij het meteen in praktijk brengen.
Zoals u weet koketteren de meeste Europeanen alleen maar met ideeën. Hetzelfde
gold ook voor de brahmanen in India. Dit kan zelfs in een soort geestelijke
onanie ontaarden, waarbij mensen zich aan ideeën overgeven zonder dat dit enige
consequenties voor hun gedragspatroon heeft. Het nauwe verband dat in Amerika
tussen theorie en praktijk bestaat, is daarentegen uitermate belangrijk, omdat
het een dimensie vormt van de huidige omwenteling die zich bij de jongeren
voltrekt.
Waar komt deze omwenteling in feite op neer? Over deze vraag heb ik lang
nagedacht. Het is geen institutionele revolutie of een revolutie in de natuur
van de mens. Van een dramatische verandering in de menselijke aard bespeur ik
niets. Zij heeft een veel subtieler karakter. Zij speelt zich namelijk af in de
relaties tussen de mens en zijn instellingen en daarnaast vooral in de primaire
betrekkingen tussen de mensen onderling. Het is een streven naar
rolflexibiliteit, normrelativiteit en een onvoorwaardelijk open staan voor
elkaar.
Neem bijvoorbeeld het wrede en absurde beoordelingssysteem dat op scholen en
universiteit geldt. Voor iedere leerling of student komt het moment dat hij zich
óf moet conformeren óf moet terugtrekken. Uiteraard is er nog een derde manier,
namelijk om het beoordelingssysteem te laten voor wat het is en er zoveel
mogelijk proberen boven te staan. De jongeren ontdekken hoe zij onafhankelijk
van vaste rolpatronen met elkaar om moeten gaan. Deze volstrekt nieuwe
opvattingen en deze kritische distantie ten opzichte van alle gevestigde
instellingen zijn psychologisch gezien van het allerhoogste belang.
De Club van Rome bestaat voornamelijk uit mensen van de oudere generatie die nog
volledig vertrouwen op institutionaliseringen. Dit vindt zijn oorsprong in de
nasleep van de Tweede Wereldoorlog, het streven naar megalopolis, een soort
wereldregering. Dit vertrouwen in institutionaliseringen is volledig misplaatst.
Ik geloof niet dat de huidige revolutie tot nieuwe instellingen zal leiden. Ik
ben er zelfs van overtuigd dat de revolutie, wanneer dat wel het geval is, tot
mislukken gedoemd is. Het gaat namelijk om een geheel nieuwe aanpak, en deze
hoeft niet altijd in vaste formules te worden neergelegd. Om dit in filosofische
termen te formuleren: wij moeten meer aandacht gaan schenken aan de informele
logica van de menselijke communicatie - alles wat wij bijvoorbeeld in een
gesprek met onze blikken en gebaren tot uiting willen brengen en dat niet geheel
in de dichotomie waar of niet waar kan worden ingepast.
Of in computertaal kan worden weergegeven. Maar om nog eens terug te
komen op de ‘revolutie’ waar u over sprak - welke rol kan een
| |
| |
diepere betrokkenheid van de geest daarbij spelen?
Margaret Mead heeft mij de jaren zeventig van deze eeuw omschreven als het
decennium van de hersens. Hoe kunnen wij de paar miljard mensen die de
komende jaren geboren zullen worden opvangen, zolang wij niet nauwkeurig
weten hoe onze hersens functioneren? Ik bedoel, afgezien van het afschaffen
van het huidige beoordelingssysteem.
Inderdaad. Wij hebben de afgelopen vijftig jaar misschien wel meer gegevens over
het menselijk brein verzameld dan in alle vorige eeuwen bij elkaar, maar ondanks
dat beschikken wij nog steeds niet over een nieuwe theorie. Wij gaan nog steeds
volgens zeventiende-eeuwse begrippen te werk. In Californië en overal in de
Verenigde Staten en Canada verrichten jongeren pionierswerk op het gebied van
nieuwe vormen van creativiteit en verruiming van het bewustzijn. Zij doen
serieuze pogingen om te mediteren en ondanks de vele fouten die zij bij hun
experimenten maken, leren zij iets over het menselijk denkvermogen, over de
creatieve verbeelding, de Kriyashakti, zoals het in de Indiase
traditie bekend staat.
Waar de Amerikaanse jeugd momenteel mee bezig is, staat in direct verband met de
Japanse successen en de toekomst van Azië als geheel. Hoe meer ik over de
ontwikkelingen in Japan nadenk, des te duidelijker zie ik in dat de Japanners
meer hebben gedaan dan alléen maar de Amerikaanse wijze van leven en werken
imiteren. Japanners hebben altijd een zekere gave tot het creëren van beelden
gehad, vooral tot het creëren van beelden die de wil vrijmaken. Ongetwijfeld
zijn er vele Japanners, die zich dit niet van zichzelf bewust zijn. Ook zij zijn
voor het grootste deel door illusies bevangen. De vraag waar het dan ook om gaat
is, welk volk in Azië of elders in de wereld erin slagen zal om zich in zeer
hoge mate van zichzelf bewust te worden. Intellectueel gezien komt dit neer op
het vermogen om vele verschillende metafysische gezichtspunten tegelijkertijd in
te nemen. Zoals Kant eens in een artikel over de toekomst van de metafysica
suggereerde, zijn er misschien wel evenveel metafysische kaders als
gemoedsgesteldheden - een opvatting die overigens niet met de rest van de
kantiaanse wijsbegeerte in overeenstemming is.
Ik geloof dat de mens van de toekomst de wereld op vele verschillende manier zal
kunnen beschouwen: als freudiaan, als nietzscheaan, als marxist, als
zen-boeddhist, enzovoort. Als de mens van de toekomst in staat is om de wereld
vanuit verschillende perspectieven te zien, leert hij ook van het ene begrip
naar het andere over te gaan, vooral als hij zich aan systematische meditatie
overgeeft. De sociale wetenschappen concentreren zich nog steeds uitsluitend op
aanpassing aan verandering. Zij bieden geen basis voor het begrijpen van
continuiteit. Wat is de rode draad die door het leven van de mens loopt? Hier
kan de traditionele wijsheid van het Oosten misschien een antwoord geven.
Krishna zei in de Gita dat ieder mens moet mediteren over
geboorte, dood, ziekte, verval en dwalingen. Voor Plato is iemand pas een
filosoof en heeft hij de wijsheid pas werkelijk lief, wanneer hij zijn vrees
voor de dood overwint. Dit is een kwestie die een steeds belang- | |
| |
rijker plaats inneemt in de context van een collectieve psychose, de
verzwakking van de wil, een punt dat de levenden van de doden scheidt. Het zal
er steeds meer om gaan wie te midden van de turbulente veranderingen van deze
tijd de continuïteit van zijn bewustzijn welbewust weet te herwinnen.
Dit probleem treedt vooral in de Verenigde Staten op, omdat het bewustzijn daar
momenteel door het enorme aantal indrukken in ernstige mate gefragmenteerd
wordt. Het is voor Amerikanen langzamerhand onmogelijk om zich nog iets te
herinneren. Zelfs de moraal verliest zijn zin omdat niemand meer weet wat hij
een week eerder beloofd heeft. Dit dwingt de mensen om naar een radicale
oplossing te zoeken, omdat de continuïteit van het bewustzijn niet op normale
manier is te herwinnen. Ik krijg de indruk dat de Amerikanen min of meer
gedwongen worden om op dit gebied pioniersarbeid te verrichten. Maar te zijner
tijd zullen en moeten deze activiteiten in wisselwerking komen te staan met de
nog niet aangeboorde wijsheid van India, China, Japan en elders. Wij zullen nog
voor zeer verrassende ontwikkelingen komen te staan.
Dit zou er dan belangrijk toe kunnen bijdragen om de welvarende
landen werkelijk in contact te brengen met de volkeren van Azië, Afrika en
Latijns-Amerika.
Het zou er in zeer belangrijke mate toe kunnen bijdragen. Het zou tevens inhouden
dat de mens over het vermogen beschikt om de geloofwaardigheid te erkennen van
iemand die dit nieuwe bewustzijn verworven heeft, zonder signalen of
aansporingen van buitenaf. De menselijke geest bevat nog vele onbewuste sporen
die soms zeer subtiel kunnen zijn. Wij weten tegenwoordig dat een Indiër nog
niet door de Indiase cultuur geïmpregneerd hoeft te zijn. Een Japanner hoeft nog
niet iets van het zen-boeddhisme te weten. Maar ondanks dat conditioneren
raciale tradities subtiele vormen van racisme, compenserend messianisme, een
streven naar onmiddellijke verlossing en het zoeken naar iemand die boete doet
voor allen. Deze concepten worden echter steeds meer aangetast, omdat er een
nieuw type mens ontstaat. Een mens die in eigen behoeften kan voorzien, die niet
op onmiddellijke verlossing uit is, die niet wil dat anderen boete voor hem
doen. Deze nieuwe mens is op zoek naai de rode draad in het menselijk leven,
naar wat in oude boeken, ‘de lijn van de meditatie over het leven’ genoemd
wordt. Ik geloof dat individuen die daartoe in staat zijn en bovendien een
doeltreffende rol in de samenleving weten te spelen, de werkelijke pioniers van
de maatschappij van morgen zullen zijn.
|
|