Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 108]
| |
D.L. EcheverriaLic. Luis Echeverria Alavarez, de huidige president van Mexico, werd op 17 januari 1922 in Mexico City geboren. Hij studeerde rechtswetenschappen aan de universiteit van Mexico. In 1946 werd hij benoemd tot assistent-secretaris van de toenmalige voorzitter van de p.r.i. (Partido Revolucionario Institucional). In 1951 trad hij in dienst van het ministerie van Nationale Opvoeding. In 1952 nam hij de algemene leiding van de administratie van de Mexicaanse marine op zich. In 1964 wordt hij minister van Binnenlandse Zaken van Mexico. In dit verband dient herinnerd te worden aan zijn verantwoordelijkheid voor een massale schietpartij op studenten, op 2 oktober 1968, waarbij tientallen doden vielen. Op 1 december 1970 werd hij president van de republiek. De heer Echeverria interesseert zich in belangrijke mate voor het werk van de Club van Rome en woonde in februari 1974 haar vergadering in Salzburg, Oostenrijk bij. Hij nodigde de Club van Rome uit in 1975 de jaarvergadering in Mexico te doen plaatsvinden.Ga naar voetnoot1 U hebt tijdens de u.n.c.t.a.d. iii-conferentie in Santiago een voorstel ingediend, om te komen tot een planetaire formulering van het menselijk gedrag vooral in de sector van financiële en economische transacties. Inderdaad heb ik in 1971 in naam van Mexico op de derde algemene vergadering van de u.n.c.t.a.d. dit voorstel ingediend voor de opstelling en goedkeuring van wat wij tot nu toe het Handvest van de economische rechten en plichten van de staten hebben genoemd. De meeste landen die op deze vergadering vertegenwoordigd waren betuigden hun sympathie met dit voorstel. Besloten werd tot het oprichten van een commissie van 31 landen, teneinde een ontwerp voor een dergelijke code op te stellen. Naderhand hebben de Verenigde Naties besloten het aantal leden van deze commissie tot veertig uit te breiden. In Genève werden reeds een reeks vergaderingen gehouden om een ontwerp-handvest uit te werken, dat in het najaar van 1974 bij de zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties moet worden voorgelegd en besproken. De algemene strekking, de basisgedachte ervan is het scheppen van een evenwicht tussen de rijke en de arme landen, tussen de onderontwikkelde landen en de landen, die de weg naar ontwikkeling al hebben ingeslagen en de industriële landen, die door een eeuwenlange wetenschappelijke en technische ontwikkeling een zeer uitgestrekte invloedssfeer hebben verkregen. Het gaat hier niet alleen om het principe van internationale sociale rechtvaardigheid. Het gaat ook om de vrede, want als in de wereld - en dat is de essentiële gedachte - de verschillen hoe langer hoe groter en onrustbarender worden, zoals tot nu toe het geval is, ligt daar in de eerste plaats de oorzaak voor in het voortduren van die onrechtvaardige toestand. In de tweede plaats veroorzaakt het schrikbarende verschil tussen rijk en arm evenwichtsverstoringen, die overslaan - zoals gebeurd is bij de | |
[pagina 109]
| |
oliecrisis en zoals kan gebeuren met groeiende tekorten aan andere essentiële grondstoffen - op landen met een hoge levensstandaard. Plotseling wordt het evenwicht ondermijnd door inflatie, welke niet meer beperkt blijft tot éen land en die bovendien ook terugslaat op de arme en de grondstoffen producerende landen. Het komt mij voor dat de wereld hoognodig oplossingen voor deze verrassende ontwikkelingen zal moeten vinden. De Verenigde Naties zullen, volgens secretaris-generaal Kurt Waldheim, het ontwerp dat in Genève wordt opgesteld en dat voor het eind van 1974 klaar moet komen, zeker goedkeuren. Hoe dat handvest er in detail zal uitzien, hangt af van de landen die het opstellen, maar het essentiële ervan heb ik u nu verteld. Dat is er de fundamentele inhoud van. Het gaat hier tevens om het verdedigen van de politieke soevereiniteit van de ontwikkelingslanden. Door de belangstelling die buitenlandse investeerders voor de grondstoffen hebben en door de sociale en politieke structuur van ontwikkelingslanden, komen er met de buitenlandse investeringen onafscheidelijk daarmee verbonden ideologieën en commerciële propaganda-ideeën mee, die in het politieke leven ingrijpen en zodoende een gevaar vormen voor de politieke autonomie van de betrokken ontwikkelingslanden. Het oorspronkelijke ontwerp van dit nieuwe handvest spreekt dan ook van een juist gebruik van natuurlijke hulpbronnen, van een evenwichtig handelsverkeer en van een vrije overdracht van technische kennis, dat wil zeggen, het vooronderstelt dat moet worden ingezien, dat de wereld moet afstappen van wat tot nu toe zulke grote verschillen en eeuwigdurende discussies heeft veroorzaakt op velerlei terrein van het internationale leven en ook tot oorlog heeft geleid. Oorlog is immers nooit een oplossing voor deze problematiek geweest. Meer dan in 1971, toen dit handvest door mij in Santiago werd voorgesteld, nemen wij de laatste twee en een half jaar zeer gevaarlijke en onrustbarende verschijnselen waar, zelfs in de landen, die schijnbaar tot voor enkele maanden nog niet met ernstige problemen te kampen hadden en waar tot dusverre voorspoed heerste. Het is van essentieel belang, dat het Mexicaanse voorstel niet wordt beschouwd als uitsluitend een Mexicaans ontwerp maar als een voorstel waar vele landen achter staan, zoals een voorstel van de Verenigde Naties in feite behoort te zijn. Op die wijze zullen ook onze inspanningen om het goedgekeurd te krijgen niet worden beschouwd als het belang van éen land of van éen regering, maar als een erfdeel en doelstelling en een noodzakelijkheid voor de internationale gemeenschap in haar geheel. Deze idee werd tenslotte niet toevallig in Mexico geboren. Wij zijn economisch en militair gezien geen machtig land. Aan de andere kant zijn wij ook niet onderontwikkeld. Mexico hoort bij de landen van middelmatige ontwikkeling en invloed. Maar wij hebben een ingrijpende revolutie meegemaakt en het is bepaald gedurfd, wat onze regering met haar voorstel opnieuw heeft bewezen. Om die redenen hebben wij het voorgelegd aan de gehele internationale gemeenschap. De bezoeken die ik nu in 1973 aan diverse landen breng, vallen in | |
[pagina 110]
| |
cen periode waarin Mexico op het gebied van de internationale politiek veel actiever is dan vroeger. Bij die bezoeken hebben wij er onder meer op aangedrongen dit voorste] serieus te bestuderen en zo spoedig mogelijk goed te keuren. Dat is in het kort de gedachtengang van een handvest, een gedragscode bij het internationale handelsverkeer, zoals wij dit hebben voorgesteld.
Welke reacties zijn er uit de verschillende machtsblokken op uw voorstel gekomen, zoals uit Noord-Amerika, Europa, de socialistische landen, en Japan? Deze vraag is buitengewoon interessant. Er bestaat bijvoorbeeld onzekerheid omtrent de reactie van rijke landen, van grote industriële landen, zoals de Verenigde Staten, enkele Europese landen en Japan met betrekking tot het voorstel, dat nu dus in de Verenigde Naties wordt besproken. Aanvankelijk dacht men dat het handvest bedoeld was als een politiek en juridisch instrument ter verdediging van de landen, die zich willen ontwikkelen of die er al een begin mee hebben gemaakt en het tempo ervan willen versnellen. Zoals te voorzien was reageerden de grote landen, die niet dezelfde ernstige moeilijkheden hebben meegemaakt als de arme landen, óf onverschillig óf met openlijke tegenstand. De situatie is echter veel gecompliceerder en bijgevolg ook veelbelovender. In het begin bestond er inderdaad gebrek aan belangstelling of werd het voorstel als romantisch of utopisch beschouwd. Maar al een paar maanden na het formuleren van het voorstel hebben we een belangrijke verandering opgemerkt. De machtige landen begonnen in te zien dat spanningssituaties van tegenstrijdige belangen in de kleine of arme landen, in hun eigen landen tot conflicten voerden. Bovendien geven ze de voorkeur aan een georganiseerde wereld vanwege de groeiende en steeds voelbaarder wordende onderlinge afhankelijkheid van de wederzijdse economie en vanwege de behoefte aan grondstoffen, waarvan de produktie gestimuleerd kan worden, zodat er nu inderdaad een zeer gezond en gemotiveerd verlangen bestaat naar technische en economische samenwerking. Ik denk niet dat nog iemand, ook niet in de Derde Wereld, het standpunt huldigt dat een zelfstandige en spontane ontwikkeling mogelijk is. Alle landen, zelfs de kleinste en de meest afgelegen, weten dat ze de hulp nodig hebben van de wetenschappelijke research, van vele moderne instrumenten, en dat ze van een land met een primitieve agrarische economie niet op stel en sprong een industrieland kunnen worden. Zonder het belang te overschatten, die machines en de instrumenten van de moderne beschaving voor de mensheid hebben, ziet men tegenwoordig terdege in dat de ontwikkeling van de eigen landbouw, veeteelt, van diverse andere primaire activiteiten of van de industrie absoluut afhankelijk zijn van het bezit van de modernste machines. Sommige landbouwlanden dachten tegen alle logica in dat ze zich zelfstandig konden ontwikkelen langs dezelfde weg, die de industriële landen in het verleden hebben afgelegd. Maar al spoedig zagen ze hun vergissing in. Zelfs de meest elementaire landbouwproduktie kan niet verhoogd | |
[pagina 111]
| |
worden als men niet de beschikking heeft over de vele instrumenten die door de moderne beschaving zijn ontwikkeld. Daarom is het noodzakelijk de vooroordelen weg te nemen, die er in zeer rijke en in zeer achtergebleven landen heersen, want iedereen is bij samenwerking gebaat. In de nabije toekomst blijven er nog vele raadsels op te lossen: het probleem van het eerbiedigen van de soevereiniteit van de zwakke landen in een wereld die bij betere coördinatie naar meer onderlinge afhankelijkheid zal neigen, het eerbiedigen van de eigen culturele evolutie en het eigen specifieke karakter, een ontwikkeling die rekening houdt met eigen opvoeding en artistieke uitingen. Want ook al staan deze culturen midden in de wereld, en zijn zij ontvankelijk voor allerlei invloeden van buitenaf, toch is het wenselijk dat alle volkeren, of ze nu al éen natie zijn of een natie in wording, een redelijk onafhankelijke ontwikkeling zullen doormaken op basis van hun eigen persoonlijkheid. En tenslotte is er dan het probleem van een supranationale planning van vele activiteiten. Op dit gebied zijn er inderdaad alleen maar enkele incidentele pogingen ondernomen. Maar de meest vooruitziende denkers zien duidelijk de noodzakelijkheid in van een collectief en diepgaand gesprek over de vele aspecten van een universele planning, die landen van uiteenlopende ideologieën omvat, kapitalistische zowel als socialistische landen. Er zijn vele bilaterale pogingen ondernomen om tot een oplossing van bepaalde problemen te komen. Vooral in de laatste tijd. Maar we leven in een wereld met vele universele betrekkingen en ongetwijfeld moeten de onderzoekers, economen, sociologen en politici, hoe langer hoe meer in supranationale dimensies over een gecoördineerde uitwisseling en handel gaan denken.
Aurelio Peccei, voorzitter van de Club van Rome, is ten dele gemotiveerd, omdat hij een bijdrage wil leveren tot een betere wereld ten behoeve van zijn kleinkinderen. U woonde de vergadering van de Club van Rome in Salzburg bij (oktober 1973) en in de lokale pers verscheen een foto van uw gezin met kinderen en kleinkinderen, waardoor ik een parallel zou willen trekken tussen Peccei en uw motivering, als president van uw land iets voor de jeugd te willen ondernemen. Hoe ziet u hun toekomst? Zonder twijfel zal de komende generatie met veel ernstiger problemen te kampen krijgen dan wij nu. Ik geloof niet dat men grondig onderzocht heeft wat de oorzaken zijn van de onrust onder de adolescenten en de jongelui over de hele wereld. Soms geeft men daar verklaringen aan die volgens mij oppervlakkig zijn als men spreekt (zoals vooral de laatste maanden het geval is, maar dat raakt alweer voorbij) over de noodzaak om de sociale structuur in vele landen te veranderen, het ontwikkelingsproces te stimuleren en te versnellen en jongeren meer kansen te geven, ook op leidinggevend niveau. De menselijke psyche is ontegenzeglijk veel gecompliceerder. Vele jongeren en adolescenten nemen momenteel een wereld vol onzekerheden waar. Dat is ongetwijfeld de reden van hun zoeken naar een verandering van sociale structuren. Zij zijn dikwijls de oorzaak van ongeregeldheden en van opstanden, die | |
[pagina 112]
| |
men soms ongegrond vindt, maar die volgens mij voortspruiten uit het feit dat de toekomstige wereld een redelijke zekerheid mist, die zich voor ieder mens moet aftekenen en die hij nodig heeft om een leven met een logische inhoud te kunnen leiden. Natuurlijk denkt men hier niet alleen zo over als men hoofd van een gezin is, ook al is dat belangrijk. Het spreekt dan misschien wel meer aan. Aurelio Peccei heeft ook hierin, zoals in vele andere dingen, gelijk. En nu zeg ik iets tussen haakjes, wat dus niet onmiddellijk betrekking heeft op uw vraag. Peccei heeft bewonderingswaardig werk verricht bij de voorbereiding van bijvoorbeeld deze vergadering in Salzburg. Daar heeft hij dezer dagen de kroon op gezet, door met veel talent en bekwaamheid te bereiken dat de Club van Rome snel van richting en doelstelling veranderde. Wanneer men kinderen en kleinkinderen heeft, denkt men zo. Maar het is voldoende de sociale verschijnselen waar te nemen, die vele landen gemeen hebben. Dit zien we al enige jaren. Men kan zich dus gemakkelijk voorstellen dat in een wereld, die een constant ontwikkelingsproces doormaakt, vele jongeren voelen dat de natuurlijke onzekerheden, waarvan ze zich vanaf hun adolescentie bewust zijn, zich in de maatschappij toespitsen. Deze onzekerheden manifesteren zich in de economie, in het gezinsleven, in het leven in de grote steden en in de vele, steeds wisselende en onheilspellende internationale problemen, waardoor de jongeren, vooral de meest intelligente onder hen, het gevoel krijgen dat hun geen veilige en zekere wereld te wachten staat. Ik geloof dat dit een goede verklaring is voor de vele zorgen, die de jeugd zich maakt. Het verklaart ook hun zoeken naar en gebruiken van verkeerde middelen en het vinden van irreële oplossingen, waarvan sommige aan zelfvernietiging grenzen. Ik geloof dan ook dat ieder het zijne moet doen. Als ook de volwassenen teleurgesteld zijn over het leven in de moderne tijd, zal er een gezamenlijke krachtsinspanning moeten komen en nodig zijn. Dat is de belangrijke ontwikkeling die noodzakelijk is. Niet alleen regeringsleiders, maar de gehele wereld moet meewerken of de problemen bestuderen, teneinde gezamenlijk een beter leven op te bouwen in deze maatschappij, die een ernstige crisisperiode doormaakt. |
|