Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 101]
| |
Chie NakaneDe Japanse sociaal-antropologe Chie Nakane werd op 30 november 1926 in Tokio gebaren. Zij groeide op in Peking, China. Zij studeerde geschiedenis met het accent op China en Tibet aan de universiteit van Tokio, waar zij in 1952 promoveerde. Vervolgens studeerde zij sociale antropologie aan de London School of Economics en aan het Instituto Italiano per il Medio ed Estremo Oriënte in Rome. Zij verrichtte wetenschappelijke onderzoekingen bij bergvolken in Assam, de Himalaja, in de staat Kerala en onder Tibetaanse vluchtelingen in Massorie. In 1958 aanvaardde zij een leerstoel voor sociale antropologie aan de universiteit van Tokio. Zij gaf gast-colleges in Londen, Chicago en Stanford. Zij is adviseuse van premier Tanaka bij diens plannen voor hervormingen in Japan. Zij schreef verschillende boeken, waaronder Kinship and Economic Organization in Rural Japan. (Athlonepress, Londen 1967) en Japanese Society (Weidenfeld & Nicolson, Londen en Berkeley 1970). U hebt Japan een ‘homogene samenleving’ genoemd. Hoe zou u dit begrip willen definiëren of illustreren, bijvoorbeeld in vergelijking tot een maatschappij als India of de Verenigde Staten? De homogeniteit van de Japanse samenleving is gebaseerd op het simpele feit dat het Japanse eilandenrijk al sinds de prehistorische tijden bewoond wordt door dezelfde etnische groepering, die erin geslaagd is om haar culturele en sociale eenheid te bewaren zonder dat deze door vreemde volkeren verstoord werd. Tussen de derde en zevende eeuw na Christus hebben zich weliswaar immigranten van het vasteland in Japan gevestigd, die een belangrijke invloed op de vorming van de toenmalige staat hebben uitgeoefend, maar hun aantal was zo gering dat zij spoedig door de plaatselijke bevolking geassimileerd werden. Vanaf dat moment heeft de bevolking van Japan zich voortdurend naar een culturele eenheid bewogen, en deze ontwikkeling werd nog aanzienlijk versterkt door het gecentraliseerde feodale Tokugawa-regiem en later door de moderne gecentraliseerde bureaucratie. De homogeniteit van zijn bevolking verleent Japan hi de huidige wereld een uitzonderlijke positie.
Maar ook een moeilijk toegankelijk karakter. Desondanks lijken popart en jeans in Japan tamelijk populair. In hoeverre draagt deze mode volgens u een oppervlakkig karakter, en in welke mate zal de homogeniteit van de Japanse samenleving erdoor worden aangetast? Aanvaarding van andere culturen is een van de kenmerkende eigenschappen van het Japanse volk. Een vreemde cultuur wordt echter nooit als operationeel systeem geaccepteerd, maar alleen in bepaalde fragmenten of onderdelen, die de kern van onze culturele en sociale traditie nauwelijks kunnen aantasten. Invloeden van buitenaf komen vooral tot uiting in uiterlijkheden als materialen of technieken. Het is in feite verbazingwekkend hoezeer de Japanners erin geslaagd zijn om hun oor- | |
[pagina 102]
| |
spronkelijke denkwijze en hun eigen maatschappelijke stelsel in stand te houden, ondanks de sterke invloeden van eerst de Chinese en later de westerse cultuur. De uitwerking van al deze invloeden is misschien wel zo gering omdat onze cultuur zo hecht in onze samenleving verankerd ligt.
Gelooft u dat groepsbindingen in Japan sterker zijn dan het individualisme? Ik geloof dat deze kwestie met enige omzichtigheid behandeld moet worden. Ik heb deze tegenstelling individualisme versus groepsbewustzijn altijd met enig wantrouwen bezien. Japan heeft uiteraard een andere geschiedenis als Europa. Wanneer ons volk voor dezelfde omstandigheden was komen te staan als de Europeanen of de Amerikanen, zou het heel goed mogelijk zijn geweest dat het individualisme ook bij ons een intensievere ontwikkeling had ondergaan. Het lijdt geen twijfel dat in Europa, vooral na de middeleeuwen, sterke nadruk werd gelegd op het individualisme. De Japanse geschiedenis nam echter een andere loop. Door de eeuwen heen werd in Japan altijd veel waarde gehecht aan het onderhouden van harmonieuze betrekkingen met anderen - vooral waar het primaire relaties betreft. Waardering voor en aanpassing aan anderen staan in hoog aanzien, terwijl agressiviteit en individuele uitingen als slechte manieren worden beschouwd. Volgens mijn analyse ligt de nadruk in het Westen op het element (het individu) en in Japan op de relatie (tussen individuen). Dit zijn twee verschillende benaderingswijzen, die als gedragsalternatieven echter op éen lijn staan. Zij hebben beide hun voor- en nadelen, en leiden, tot in het extreme doorgevoerd, beide tot onleefbare situaties. Vergeleken met het Westen vertoont het Japanse gedragspatroon echter inderdaad een sterke groepsoriëntatie.
Ik hoorde echter van sommige van uw studenten dat er in Japan al werkgevers zijn, die pas afgestudeerde jongeren bijna niet meer als authentiek Japans beschouwen. Dat is volgens mij een kwestie van gradatie. Voor zover ik zelf kan nagaan - op grond van mijn ervaringen als docent aan de universiteit van Tokio - is de instelling van de studenten niet veranderd, zeker niet waar het groepsactiviteiten betreft die nu in hoger aanzien staan dan ooit. Het belangrijkste punt waarin zij van de oudere generatie verschillen is in de eerste plaats hun wijze van persoonlijke interactie. Zij geven veel openhartiger uiting aan eigen opvattingen. Zij maken geen gebruik van overgeritualiseerde gedragspatronen en hun manier van optreden is vergeleken met vroeger sterk vereenvoudigd. Zij zijn veel minder afhankelijk van de oudere generaties dan in het vooroorlogse Japan het geval was. Dit moet in de allereerste plaats worden toegeschreven aan het feit dat hun leven als gevolg van de economische welvaart en het grote aanbod aan arbeidsplaatsen over het algemeen veel gemakkelijker is geworden. Vroeger beschikten studenten over veel minder keuzemogelijkheden. | |
[pagina 103]
| |
Bovendien hadden zij toen geen zakgeld, en konden zich dan ook niet veroorloven om bandrecorders of auto's te kopen. Zij beschikten over minder alternatieven, daarin ligt het belangrijkste verschil. Volgens mij is het gedrag van de jongere generaties de logische consequentie van de welvarende economische situatie van het huidige Japan.
Uw studenten hebben thans de gelegenheid om met honderden en duizenden tegelijk naar het buitenland te gaan. Zij kunnen Engels lezen en staan aan een enorme toevloed van westerse ideeën bloot. Gelooft u niet dat dit zijn sporen zal nalaten op komende generaties Japanners? Ik ben er niet zeker van of dat inderdaad in zo'n belangrijke mate het geval zal zijn. Het is weliswaar mogelijk dat de door u geschetste ontwikkeling hun perspectieven verbreedt en tot een geleidelijke verandering leidt. Maar het is daarentegen ook denkbaar dat zij zich juist steeds kritischer tegenover westerse systemen en culturen zullen gaan opstellen. Vergeleken met de oudere generaties is de bewondering voor het Westen en de snobistische voorkeur voor alles wat Europeaans of Amerikaans is, reeds aanzienlijk gedaald. Een belangrijk punt is ook dat de jongere generaties, zolang ze in dienst zijn van Japanse organisaties, in ieder geval een Japans patroon zal worden opgedrongen, of zij willen of niet. Het zou ongetwijfeld een heel andere zaak zijn wanneer de jongeren ergens buiten Japan, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, bij buitenlandse ondernemingen gingen werken. In dat geval zouden zij bij hun terugkeer in Japan de grootste moeite hebben om zich weer aan onze samenleving aan te passen.
Ik las een interessant artikel van Robert Trumbull in de New York Times van 4 oktober 1973 over een groep ‘sansei’: kleinkinderen van Japanners die zich in het buitenland hebben gevestigd. Zij vonden het uiterst frustrerend om weer in Japan te leven. Een ‘sansei’-meisje uit Californië merkte bijvoorbeeld op: ‘Dat ik geen vrienden kon maken, maakte me erg van streek. Men ging gewoon niet op mijn pogingen in.’ Weigeren de Japanners ze eenvoudigweg in hun samenleving op te nemen? Dat zal in ieder geval uiterst moeilijk gaan. Japanners beschouwen iemand als ‘een van hen’ wanneer hij van dezelfde organisatie deel uitmaakt, niet simpelweg omdat hij ook een Japanner is.
Japanners die Japan verlaten worden dus noodgedwongen ‘displaced persons’? Zij worden beschouwd als leden van een andere organisatie. Dat geldt zelfs voor mensen die hun geboortedorp verlaten. Ook deze moeten een nieuwe organisatie zoeken om zich bij aan te sluiten. Iemand die uit zijn geboortedorp wegtrekt, geeft daarmee bijna automatisch ook het lidmaatschap van zijn vroegere leefgemeenschap op. Met het oog hierop, zullen Japanse jongeren, die deze situatie instinctief blijken aan te voelen, er niet aan denken om lang in het buitenland te blijven. | |
[pagina 104]
| |
In uw boekGa naar voetnoot1 vergelijkt u de gezinssituatie in Japan onder andere met die in India. Zelf ben ik echter beter op de hoogte van de toestand in Indonesië. Daar is het allerminst ongewoon dat iemand die op een kantoor werkt, zijn jongere broer in de gelegenheid stelt, een universitaire studie te volgen. Is een dergelijke gezinssolidariteit ook in Japan mogelijk? Nee. Wat dat betreft zijn de Japanners heel anders. Zelfs in een traditionele plattelandsgemeenschap legt bloedverwantschap maar weinig gewicht in de schaal. Zoals u waarschijnlijk weet is de familieband in Amerika bijvoorbeeld veel sterker dan in Japan. Bloedverwantschap heeft in onze samenleving nooit een erg belangrijke rol gespeeld. Broers, ooms, neven en dergelijke vervullen in Japan een heel andere functie dan in een land als Indonesië. Japanners moeten andere alternatieven ontwikkelen.
Zoals vriendschap? Precies. Vriendschap tussen collega's of tussen ouderen en jongeren in hetzelfde bedrijf is heel belangrijk.
Voor zover ik begrepen heb, gaan de grote Japanse ondernemingen min of meer te werk volgens het principe, dat hun bedrijf éen grote familie vormt. Inderdaad. Dat is éen van de redenen waarom het voor een Japanner zo belangrijk is waar hij werk vindt.
Premier Kakuei Tanaka heeft een paar maanden geleden, in september 1973, een uitgebreid onderzoek laten houden, om de opvattingen van Japanse jongeren te vergelijken met die van jongeren elders in de wereld. Vragenlijsten werden toegezonden aan twintigduizend kinderen in allerlei verschillende landen. Tot ieders verbazing bleken de Japanse jongeren verreweg het meest cynisch, ontevreden en realistisch te zijn. Zo antwoordde bijvoorbeeld slechts twintig procent van de jongeren buiten Japan op de vraag of de mens in wezen goed of slecht is, dat de mens slecht is. In Japan bedroeg dat percentage echter drieëndertig. Denken Japanse jongeren zo realistisch of pessimistisch over de wezenlijke aard van de mens? Ik weet het niet. Het probleem is dat Japanners niet gewend zijn om zo diep te denken. Als iemand een Japanner zomaar een dergelijke vraag voorlegt, krijg je plotseling -
Het verkeerde antwoord. Inderdaad. Wij zijn niet gewend om dergelijke directe vragen te beantwoorden. Wij uiten ons niet meteen over zo'n gecompliceerd punt.
Hoe moeten wij Japanners leren begrijpen? Ik heb eens gelezen dat een buitenlander die alle woorden uit het Japanse woordenboek kent, daarnaast bovendien zou moeten leren denken als een Japanner. | |
[pagina 105]
| |
Dat geldt voor elke taal, maar misschien inderdaad voor het Japans in het bijzonder, omdat onze cultuur door de eeuwen heen altijd zo geisoleerd is geweest.
Waarom zei u zoëven dat Japanners niet zo diep denken? Dat ligt niet in onze aard, denk ik. Japanners zijn wel gevoelig, maar niet wijsgerig. Bijna elk belangrijk land telt in zijn geschiedenis wel een groot filosoof, maar Japan vormt wat dat betreft een uitzondering. De Japanse mentaliteit functioneert op andere wijze. Japanners concentreren al hun aandacht op de ontwikkeling van de esthetische aspecten van hun geest. De belangrijkste bijdragen die Japan aan de wereldcultuur geleverd heeft liggen op het gebied van de kunst, vooral op dat van de schilderkunst. Schoonheid is voor Japanners belangrijker dan logica. Japanners proberen niet zozeer over het leven te filosoferen, zij trachten het vooral mooier te maken.
Ik las eens een kop boven een interview dat u aan het Amerikaanse tijdschrift Newsweek had toegestaan, namelijk ‘Japanners hebben geen principes’. Uit uw boek begreep ik echter iets anders: namelijk dat Japanners niet in de eerste plaats van een dogma, van een principe uitgaan, maar meer van de situatie als zodanig. Ja, inderdaad.
Met andere woorden: de kop in Newsweek was enigszins misleidend. Wij hebben wel principes van waaruit wij te werk kunnen gaan, maar wij beschikken niet over een concrete ideologie die wij aan andere volkeren kunnen overdragen of waarop wij een doel op langere termijn kunnen baseren. Wij proberen ons altijd in de eerste plaats zo goed mogelijk aan te passen aan de situatie zoals deze zich voordoet. Gezien de voortdurend veranderende situaties in de wereld, is een dergelijk open systeem voor een land als Japan een van de beste methoden.
Sympathiseert u met buitenlanders die naar Japan komen om met Japanners op een enigszins redelijk niveau te communiceren? Ik had daar tenminste altijd de grootste moeite mee, tot op het moment dat er een boek van mij in het Japans gepubliceerd werd en ik gevraagd werd een lezing voor studenten van de Hitotsubashi-universiteit te houden. Dus totdat ik op de juiste wijze in de Japanse samenleving geïntroduceerd was. Vanaf dat moment bleek niet alleen het contact met studenten tijdens mijn lezing uiterst makkelijk te verlopen; 's avonds kwam er bovendien nog een deputatie naar het Imperial Hotel om tot diep in de nacht te discussiëren. Japanners hebben niet alleen weinig ervaring in de omgang met mensen uit andere culturen, maar zelfs in contacten met hun eigen landgenoten, wanneer deze deel uitmaken van een andere organisatie. Om met Japanners in contact te komen, moet je eerst iemand vinden die je als persoon accepteert, of die sterk onder de indruk van je is. Via hem kun je dan aan zijn vrienden worden voorgesteld. Een formele of zakelijke | |
[pagina 106]
| |
aanpak leidt niet tot werkelijke communicatie. Japanners komen iemand anders pas tegemoet wanneer er een persoonlijk contact is ontstaan. Maar dit geldl misschien ook wel voor vele andere samenlevingen, zij het niet voor een mobiele maatschappij als de Verenigde Staten. Verder stellen Japanners gewoonlijk een nietszeggende conversatie met een vreemde die zij min of meer toevallig ontmoet hebben, allerminst op prijs, zelfs niet wanneer deze op de juiste wijze geïntroduceerd is. Het is daarom heel goed mogelijk dat de meeste buitenlanders zich in Japan dan ook uiterst eenzaam en gefrustreerd voelen.
Wat kunt u niet-Japanners die uw land bezoeken aanraden? U kent beide werelden. Hoe kunnen wij met Japanners in werkelijk contact komen? Dat is een erg moeilijke vraag. Ik geloof dat iemand die ons land bezoekt allereerst ons maatschappelijk stelsel moet bestuderen. Buitenlanders beoordelen ons te vaak vanuit hun eigen waardensysteem. Hetzelfde geldt overigens ook voor de Japanners die bijvoorbeeld de Verenigde Staten bezoeken. Voordat wij een oordeel vellen, moeten wij eerst iets over elkaars stelsel weten. Maar uiteraard is niets zo moeilijk als aan te voelen hoe een ander volk denkt en functioneert. Buitenlanders staan daarbij in onze samenleving nog voor de extra moeilijkheid, dat wij onze gedachten niet uitspreken. Bovendien nemen Japanners in feite zonder meer aan dat buitenlanders begrijpen wat zij bedoelen. En wanneer dat niet het geval blijkt te zijn, concluderen zij eenvoudigweg dat buitenlanders de Japanners en de Japanse cultuur nooit zullen leren begrijpen, en dat het dan ook niet de moeite loont om ze daarbij te helpen. Bovendien is de verbale communicatie in onze samenleving minder sterk ontwikkeld dan in andere culturen. Dit is een van de voornaamste problemen waarvoor Japanners bij internationale contacten komen te staan. Wij maken onder elkaar maar zo'n spaarzaam gebruik van verbale communicatie!
Blikken, gezichtsuitdrukkingen, intonaties. En bovendien nog de taalbarrière. Daarnaast is onze etiquette wat persoonlijke contacten betreft veel ingewikkelder dan bijvoorbeeld bij Amerikanen. Buitenlanders slaan in dat opzicht de plank zo vaak mis, dat zij nauwelijks serieus worden genomen. Bovendien zijn al deze schijnbaar onbelangrijke, maar in wezen essentiële rituelen bijna onmogelijk aan een niet-Japanner uit te leggen Engelsen beschikken eveneens over een uitgebreid wellevendheidsysteem, maar dit is algemeen bekend, terwijl Engelsen bovendien veel makkelijker kunnen duidelijk maken wat zij bedoelen dan wij. Wat dat betreft moeten de Japanners wel een van de allermoeilijkste volkeren zijn om mee om te gaan.
De politicoloog Shinkichi Eto vertelde mij dat premier Tanaka redelijk kon communiceren met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Henry Kissinger, maar dat Brezhnev en hij in Moskou beiden | |
[pagina 107]
| |
met de vuist op tafel sloegen. Voor zover ik begrepen heb, zijn vrede en een goede verstandhouding met het buitenland van zeer veel belang voor de toekomst van het Japanse eilandenrijk - en zelfs voor het voortbestaan van uw land. Het lijkt mij dan ook hoogst nuttig wanneer iemand eens een handleiding zou schrijven hoe met de Japanners dient te worden omgegaan en andersom. Dat is inderdaad een moeilijk probleem. Maar volgens mij maken wij geleidelijk vorderingen. Japanners worden zich er langzamerhand steeds meer van bewust dat er buiten hun land een andersoortige wereld ligt.
Ik herinner mij dat de Japanse ex-premier Sato eens naar aanleiding van de Japanse export van textiel in de Verenigde Staten zei: ‘Ik zal mijn best doen.’ Dit werd vertaald als: ‘Ik zal het doen.’ Het gevolg was dat Nixon woedend werd toen er niets gebeurde en de Japans-Amerikaanse betrekkingen een gevoelige knauw kregen. Met andere woorden: behalve alle communicatieproblemen die u al genoemd hebt, worden wij bovendien nog met een ernstige taalbarrière geconfronteerd. Ik weet het, het is verschrikkelijk. |
|