Grenzen aan de groei. Deel 2
(1974)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd50 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 25]
| |
A. ChanderliAbdelkader Chanderli werd in 1915 geboren. Hij studeerde aan de Sorbonne en de École des Sciences Politiques in Parijs. Hij was van 1945 tot 1950 journalist en bezocht onder meer Latijns-Amerika en China. In 1956 werd hij officieel vertegenwoordiger van het Algerijns front voor nationale bevrijding in de Verenigde Staten. Hier, in kringen van de Verenigde Naties, waar ik die dagen zelf als journalist werkzaam was, leerde ik de heer Chanderli kennen en ving onze persoonlijke vriendschap aan. Na de erkenning door Frankrijk en Charles de Gaulle van de Algerijnse onafhankelijkheid werd de heer Chanderli de eerste permanente vertegenwoordiger van zijn land bij de Verenigde Naties in New York (van 1962 tot 1965). Na enige tijd de post van directeur-generaal van het Algerijns ministerie van Buitenlandse Zaken te hebben bekleed werd hij in 1969 voorzitter van de raad van bestuur en general manager van camel, de Compagnie Algérienne du Méthane Liquide, thans de grootste en oudste maatschappij voor natuurlijk vloeibaar gas ter wereld. Wat zijn volgens u, als eerste Algerijnse permanente vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties reeds ten tijde van de bevrijdingsoorlog tegen de Fransen en het verwerven van uw onafhankelijkheid, de belangrijkste veranderingen die zich de afgelopen twintig jaar hebben voorgedaan? Die vraag is zowel gemakkelijk als moeilijk. Het staat voor mij vast dat wij binnen zeer korte tijd enorme prestaties hebben verricht. Toch zijn wij in Algerije van mening dat dit desondanks onvoldoende is, dat we niet snel genoeg gaan. We zouden ons tempo graag willen opvoeren. We hebben vooruitgang geboekt. We doen zeer veel. We beseffen dat het tot stand brengen van vrede en het ontwikkelen van ons land ongetwijfeld nog veel moeilijker is dan het strijden voor de onafhankelijkheid. Maar gezien de energie van de bevolking en onze dynamische geest die tijdens de revolutie ontstond en nog steeds in ons volk aanwezig is, zullen wij ons tempo waarschijnlijk wel volhouden en verdere vooruitgang kunnen boeken. Het schijnt trouwens dat men het er overal in de wereld wel over eens is dat Algerije langzamerhand de haar toekomende plaats in het wereldbestel aan het innemen is. Bovendien wordt Algerije steeds meer als voorbeeld genoemd van een land dat al zijn beschikbare middelen voor de vooruitgang van het volk en de ontwikkeling van het land aanwendt.
Wanneer werden de enorme gasreserves in Algerije ondekt? Het gas werd in feite al in 1956 ontdekt. Dat was nog onder Frans bestuur. Frankrijk was echter niet zo in aardgas geïnteresseerd. Niemand had zich nog gerealiseerd welke mogelijkheden gas als exportprodukt kon hebben. Daarom grepen wij pas na de bevrijding de gelegenheid aan om ons vloeibaar-gasproject op touw te zetten. Dit impliceert een zeer hoog ontwikkelde technologie die de weg opent voor de omzetting en het transport, zelfs over grote afstanden, van een produkt dat schoon is. | |
[pagina 26]
| |
Aardgas werkt niet vervuilend. Wij vervoeren het in enorme tankers over grote afstanden, zoals bijvoorbeeld dwars over de Atlantische Oceaan, naar de Verenigde Staten. Wij zouden er zelfs mee naar Japan kunnen gaan. Door de enorme compressie van het gas spelen afstanden geen rol meer.
Het gas wordt bevroren. Inderdaad. Tussen twee haakjes: de gasvelden liggen zo'n 500 kilometer van de kust.
U transporteert het gas dus eerst naar de kust, en daar wordt het bevroren. Inderdaad. Het wordt eerst in gasvorm naar de kust gebracht, en daar wordt het bij zeer lage temperatuur - 160 graden onder nul - in vloeibare vorm omgezet. Elke kubieke meter vloeistof staat gelijk met 600 kubieke meter gas. Een schip met een lading van veertigduizend kubieke meter vervoert dus in feite vierentwintig miljoen kubieke meter gas. Dat staat weer gelijk met het jaarverbruik van een stad van honderdduizend inwoners. Dat alles in éen schip!
Deze schepen komen voornamelijk uit Japan? Hoe komt dat? Nee, dat is niet juist. De grootste methaantanker is bijvoorbeeld niet Japans, maar Frans. Frankrijk bouwt veel van dit soort schepen. De Fransen zijn heel ver op dit gebied. Zweden bouwt op 't ogenblik ook een paar schepen. De Amerikanen hebben er een stel, Engeland ook. De Japanse scheepswerven zijn zelfs niet snel genoeg geweest.
Heeft Frankrijk Algerije bij de ontwikkeling van de gasindustrie technologische bijstand verleend? Ja en nee. Zij hebben een bepaald aandeel geleverd, maar de technologie op dit gebied is in feite geheel nieuw. De Amerikaanse technologie heeft eveneens bijdragen geleverd. De Britten zijn ook zéer goed op dit gebied. Zij zijn buitengewoon actief in de gasindustrie. Veel patenten zijn dan ook uit Engeland afkomstig.
Wat gebeurt er precies wanneer dit bevroren gas in de Verenigde Staten aankomt? Hoe wordt het ontdooid en hoe bereikt het de verbruikers? Dat is een zeer simpele operatie. Het enige wat je hoeft te doen om het gas in circulatie te brengen is het in pijpen te pompen en er zeewater overheen te spoelen. Door het verschil in temperatuur tussen de vloeistof in de pijpen en het zeewater neemt het weer een gasvorm aan. Dat is alles. Om gas vloeibaar te maken is een ingewikkelde en zeer dure installatie nodig, maar het is uiterst eenvoudig om het weer in gasvorm om te zetten.
U hebt belangrijke contracten afgesloten, zoals bijvoorbeeld met de El Paso Gas Company. Inderdaad. Ik maakte deel uit van de delegatie die de onderhandelin- | |
[pagina 27]
| |
gen met Amerikaanse firma's heeft uitgevoerd. We hebben een aantal zeer belangrijke contracten afgesloten, onder andere met El Paso. Wij zijn daarbij overeengekomen dat wij de Verenigde Staten de komende twintig jaar zo'n dertig miljard kubieke meter gas zullen leveren.
Hoevcel deviezen zal dit Algerije ongeveer kunnen opleveren? Dat is niet makkelijk te zeggen, omdat deze zaak vele kanten heeft. Pas na zo'n zes, zeven jaar kan er van enige winst sprake zijn, omdat wij enorm zullen moeten investeren. Zoals ik al zei gaat het om een zeer kostbare technologie. Gastankers zijn bovendien de duurste schepen ter wereld. De amortisatie neemt daarom nogal wat tijd in beslag. Maar de opbrengst zal na een periode van zo'n zes, zeven jaar zeer aanzienlijk zijn.
U weet waarschijnlijk dat de Club van Rome aan het m.i.t.Ga naar voetnoot1 een computerstudie van de toekomst heeft laten verrichten. Heeft u onderzoek gedaan naar de toekomstige vraag naar gas? Ja, dit punt wordt door computers onderzocht en wij, in Algerije, hebben ons nu verbonden om de komende twintig jaar zestig miljard kubieke meter gas te leveren. Dat wil zeggen dat wij naar ik meen zo'n zestig jaar aan een dergelijke vraag kunnen voldoen.
Professor Caroll Wilson van het m.i.t. maakte bijvoorbeeld in juli 1973 in Foreign Affairs een schatting van de energiesituatie in de wereld. Vijf maanden later zag hij zich in een gesprek met Anthony Lewis van de New York Times reeds gedwongen om zijn oorspronkelijke ramingen te wijzigen. Hij was tot het inzicht gekomen dat de situatie nog veel slechter was dan hij betrekkelijk kort tevoren had gedacht. Wat is uw mening over deze schattingen van het toekomstig wereldenergieverbruik? De wereldenergiesituatie moet op 't ogenblik omzichtiger benaderd worden dan ooit tevoren. De moderne energiebronnen die voornamelijk uit olie en gas bestaan, verkeren in ernstig gevaar door de volstrekt onverantwoordelijke politiek van de grote ondernemingen. Het is volgens mij absoluut waanzinnig om een produkt dat niet alleen een energiebron, maar ook een fundamentele grondstof is, zomaar in het wilde weg te gaan verbranden. Zoals u weet kunnen olie en gas in zoveel andere zaken worden omgezet. Van olie en gas kan je bijna alles maken, zelfs biefstuk! Het is dan ook een ernstige fout geweest om olie zomaar te verbranden. Hulpbronnen hebben het eeuwige leven niet. Het duurt vele, vele duizenden jaren om verbruikte hulpbronnen te vervangen! In de toekomst zullen wij uitgebreid onderzoek naar andere bronnen van zuivere energie moeten doen. We zouden olie en gas voornamelijk als grondstof voor andere produkten moeten benutten, maar daarvoor is het nodig dat we via nieuwe technieken naar steenkoolwinning terugkeren, het gebruik van kernenergie ontwikkelen of andere vervangings- | |
[pagina 28]
| |
middelen vinden. Het verbranden van olie op grote schaal is absoluut onzinnig. Ik denk dan ook niet dat de wereld, als de huidige crisis voorbij is, naar de oude situatie zal terugkeren. De crisis zal al degenen die verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de wereldbevolking als geheel, de ogen openen en bovendien aantonen hoe noodzakelijk een zo snel mogelijke evolutie en revolutie van de energiesituatie is. Gebeurt dit niet, dan zal de wereld niet in zijn huidige vorm kunnen blijven voortbestaan.
Vanuit de gunstige positie die u nu inneemt bezien - welke internationale instantie zou deze kwestie op wereldomvattende schaal moeten regelen? Tja, ik maak deel uit van verscheidene internationale organisaties die zich hiermee hebben beziggehouden, maar we zijn niet machtig genoeg. Onze activiteiten zijn nog niet gebundeld. Sommige landen werken bijvoorbeeld aan zonne-energie, terwijl andere zich met een eventueel benutten van de getijden bezighouden. In laboratoria en instituten zijn deze ideeën al jaren bekend, maar op industrieel niveau zijn nog geen serieuze plannen ontworpen. Het wordt hoog tijd dat sommige groepen of een internationale combinatie zich hier ernstig mee bezig gaan houden.
Zouden de Verenigde Naties dan als hoogste instantie kunnen fungeren? Misschien wel, maar ik ben bang dat de Verenigde Naties om te beginnen te omvangrijk zijn, en daarnaast te traag en te bureaucratisch werken. Waar we in feite behoefte aan hebben is een invloedrijke groep wetenschapsmensen die het vertrouwen hebben van al de betrokken landen en die zich met financiële en andere steun van de producerende landen intensief met deze kwestie gaan bezighouden. De hele mensheid zou zich hiemee bezig moeten houden, want zelfs de energieproduce-rende landen zullen vroeg of laat, over zo'n zestig, zeventig, tachtig jaar, eveneens een tekort aan energie krijgen. Tegen die tijd zijn hun energiebronnen uitgeput, en zullen zij ook naar substituten moeten zoeken.
Wist u dat in de Verenigde Staten ontdekt is dat, wanneer men erin zou slagen om al het zonlicht dat op éen dag op het oppervlakte van het Erie-meer schijnt op te vangen, dit voldoende energie zou opleveren om de jaarlijkse behoefte van Amerika te dekken? Toch besteden de Verenigde Staten op het ogenblik slechts dertien miljoen dollar per jaar aan onderzoek naar het gebruik van zonne-energie. Ik ben het volkomen met u eens. Het is verschrikkelijk kortzichtig om zo weinig geld aan onderzoek op dit gebied uit te geven. Dit soort activiteiten zou aanzienlijk moeten worden uitgebreid.
Bent u ook van mening dat economische groei nog steeds uiterst noodzakelijk is voor een versnelde ontwikkeling van de Derde Wereld? Zoals u weet wordt de kloof tussen de ontwikkelingslanden en de in- | |
[pagina 29]
| |
dustriële naties nog steeds wijder. Dit is eveneens een probleem dat dringend om een oplossing vraagt, omdat deze kloof een zeer ernstige situatie veroorzaakt. De rijken worden steeds rijker, de armen steeds armer. Het gevaar dat dit vroeg of laat tot een explosie leidt, wordt voortdurend groter. De heftige reactie van de Arabische landen in het najaar van 1973, die wellicht samenhing met de situatie in het Midden-Oosten, heeft er misschien wel toe geleid dat de energiecrisis een symbool werd van wrok van de ontwikkelingslanden. De hooggeïndustrialiseerde landen, die een volstrekt onverantwoordelijke vorm van samenleving hebben opgebouwd, de zogenaamde consumptiemaatschappij, zullen deze zaken opnieuw ernstig moeten bezien, omdat hoe breder de kloof tussen arm en rijk wordt, hoe meer het voortbestaan van de menselijke soort in gevaar wordt gebracht.
Een land als Algerije doet op 't ogenblik enorme zaken in dollars. Dit geld - de Amerikanen kopen voor miljarden dollars aan gas van u - zou uiteindelijk voor een belangrijk deel aan het Algerijnse volk ten goede kunnen komen. Het geld dat wij op 't ogenblik door de verkoop van een deel van onze natuurlijke hulpbronnen verdienen wordt automatisch besteed aan investeringen, voor het aankopen van kapitaalgoederen om het land te industrialiseren, met andere woorden, voor het ‘dichten van de kloof’. Om daarin te slagen hebben wij meer tijd en geld nodig. De hoge prijzen van moderne industriële installaties en de enorme sommen die aan het opleiden van personeel besteed moeten worden, vormen eveneens een factor die het tempo waarmee wij de kloof kunnen overbruggen aanzienlijk vertraagt. De geïndustrialiseerde landen zullen daarom grotere en onafhankelijker bijdragen moeten leveren om de ontwikkelingslanden op weg te helpen. Er zijn overigens tekenen die erop wijzen dat dit besef langzamerhand doorbreekt. De Europeanen gaven er in Kopenhagen en Brussel onlangs tenminste nog blijk van dat zij zich realiseerden dat geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden nauw zullen moeten samenwerken. Dit is een eerste aanzet die tot een hechtere coöperatie moet leiden, niet alleen tussen Europa en de landen aan de Middellandse Zee, maar op wereldomvattende schaal. Overdracht van technologie vormt in het huidige wereldbestel nog steeds een groot probleem. Zoals u weet, worden wij op alle mogelijke manieren geremd, zelfs wanneer wij al het geld dat wij verdienen zouden besteden aan de ontwikkeling van ons eigen land. Neem bijvoorbeeld industrialisering. De ontwikkelingslanden moeten exorbitant hoge prijzen betalen om de patenten, licenties en know-how van de rijke landen te mogen gebruiken. Zolang de rijke landen hun know-how als een soort exclusief eigendom beschouwen en het verlenen van licenties aan de ontwikkelingslanden aan beperkingen onderwerpen, kan er van werkelijke vooruitgang geen sprake zijn. Hoe snel we ook vooruit mogen gaan, de rijke landen zullen altijd | |
[pagina 30]
| |
nog snellere vorderingen maken. De kloof zal blijven bestaan. De landen die over een moderne technologie beschikken zullen daar iets van moeten opgeven. Om historische redenen hebben de geïndustrialiseerde landen sneller vooruitgang kunnen boeken dan andere landen. Het is hoog tijd dat zij hun kennis en vooruitgang met de rest van de wereld delen, om de anderen op die manier een kans te geven op éen lijn te komen en een wereldgemeenschap te stichten die harmonieuzer is dan het huidige bestel, waarin twee derden van de wereldbevolking honger lijdt en de rest zich overeet!
Heeft u hoop dat we onder druk van de recente gebeurtenissen meer in die richting gaan? Je moet wel optimistisch zijn, anders werk je aan je eigen ondergang. Daarom heb ik dan ook hoop. Dat neemt echter niet weg dat er meer mensen, meer leiders dienen te zijn die zich hier krachtig over uitspreken en die er geen twijfel over laten bestaan dat dit in het belang van alle betrokkenen is. Aan het egocentrisme, de zelfzuchtige houding van vele landen en mensen moet onmiddellijk een eind worden gemaakt.
Ik zou me kunnen voorstellen dat dezelfde niet-gebonden landen die in Algerije bijeenkomen om algemene politieke discussies te houden, ook het initiatief zouden kunnen nemen om een aantal wetenschapsmensen bijeen te brengen die de basis zouden kunnen leggen voor het soort samenwerking waar u het zojuist over had. Ik geloof niet dat zij daarin zouden slagen zolang de bestaande politieke spanningen niet uit de weg zijn geruimd. Nee, ik denk niet dat een dergelijke conferentie op 't ogenblik een succes zou kunnen worden. Ik geloof dat al in 1960, en later nog een keer, in 1964, onder auspiciën van de Verenigde Naties en de u.n.e.s.c.o. pogingen werden ondernomen om deze kwesties uitgebreid te bestuderen. Een van die conferenties duurde een dag of dertig en probeerde het fundamentele probleem van de overdracht van technologie aan te pakken. Het werd echter een enorme mislukking. Er werd niets bereikt. De geïndustrialiseerde landen wierpen zoveel moeilijkheden op dat er niets tot stand kon komen. Ook nu is het probleem dus nog steeds niet opgelost.
We zijn nu tien jaar verder. Het is mogelijk dat de algemene toestand in de wereld de mensen er nu misschien toe dwingt om anders te reageren. Wanneer de niet-gebonden landen een dergelijke conferentie op 't ogenblik bijeenriepen, zou het ditmaal mogelijk tot een werkelijke discussie over dit soort problemen komen. Misschien zou dit inderdaad een eerste aanzet kunnen geven, bijvoorbeeld tot een internationale instantie, waarin iedereen vertegenwoordigd zou zijn. Dan zouden de Verenigde Naties opnieuw een rol kunnen spelen. Wanneer dit orgaan namelijk door een of ander blok georganiseerd werd, | |
[pagina 31]
| |
zou dat als een onbehoorlijke vorm van pressie beschouwd kunnen worden. Maar wanneer het onder auspiciën zou staan van een internationaal lichaam waar iedereen deel van uitmaakt, zou er eventueel een kans zijn. De u.n.e.s.c.o. misschien. De Verenigde Naties zouden zelfs een speciale instantie in het leven kunnen roepen. Er worden voortdurend volstrekt nutteloze instanties gecreëerd, maar een lichaam zoals dat waar wij het zojuist over hadden, zou van fundamenteel belang kunnen zijn.
Professor Richard Gardner heeft het initiatief tot de oprichting van u.n.i.t.a.r. genomen. Misschien zou deze organisatie een rol kunnen spelen. Bij het bijeenbrengen van wetenschapsmensen? De u.n.i.t.a.r. is een erg zwakke organisatie. Zij hebben geen geld. Volgens mij bestaat het uit een aantal bijzonder aardige mensen die ongetwijfeld doen wat ze kunnen, maar die niet over feitelijke invloed beschikken. Wanneer zij tot een bepaald besluit kwamen, zouden zij niet in staat zijn om dat ook planetair af te dwingen. Waar wij behoefte aan hebben is een of andere groep of instelling, die in staat is om beslissingen te nemen die voor iedereen aanvaardbaar zijn, bijvoorbeeld dat vanaf een gegeven moment alle technologie vrij kan worden overgedragen. In het verleden, de Middeleeuwen, de Griekse tijd, de Arabische tijd, die een jaar of duizend geleden haar hoogtepunt beleefde, was het overdragen van technologie van het ene naar het andere volk absoluut geen enkel probleem. Wat dat betreft bestond er geen rivaliteit tussen de klassieke beschavingen. Maar op 't ogenblik zit de zogenaamde westerse beschaving als een kloek op haar eieren, zonder de rest van de wereld er ook maar iets van te gunnen. Hoe lang kunnen zij daar nog mee door gaan? Hoe lang kunnen zij de enorme mensenmassa's in China en India nog op de achtergrond houden? Zij zullen hun huidige houding moeten opgeven. Zij zullen hun kennis moeten overdragen, moeten delen. Ik geloof niet dat de Chinezen vijfduizend jaar geleden iemand iets voor hun uitvindingen lieten betalen. Ik geloof niet dat de Grieken hun wetenschap, techniek en filosofie verhandelden. Ik geloof niet dat de Arabieren, die in de Middeleeuwen hun eigen technologie en alles wat zij van de Grieken, Romeinen en Perzen hadden geleerd overal over Europa verspreidden, daar iets voor vroegen. In die tijd was het normaal dat je, als je wist hoe je een brug moest bouwen, dat dan ook aan anderen leerde, zonder ze daarvoor te laten betalen.
Zelfs de Sowjets moeten zo ongeveer op hun knieën vallen om technologie van de Amerikanen te krijgen. Inderdaad, zelfs de Sowjets. Ze moeten ervoor betalen, en zeker niet weinig. Hoe lang kunnen we daar nog mee doorgaan? Hoe lang kan een land andere landen op hun knieën laten smeken om iets af te staan van de | |
[pagina 32]
| |
kennis die het door historische redenen verworven heeft? De landen die er nu om moeten smeken hebben vroeger zelf de toon aangegeven. De armste naties van het ogenblik waren vroeger de hoogst ontwikkelde landen ter wereld. Neem bijvoorbeeld de geschiedenis van de Aziatische landen! Deze waren al hoogbeschaafd in een tijd toen de westerse volkeren nog in hutten woonden.
En in berevellen rondliepen. Toen Cordoba al over straatverlichting beschikte, was Londen nog een dorp van hutten. Nu is het nagenoeg andersom. Het lijkt me dat Londen, Parijs en andere ‘lichtsteden’ wel eens wat meer van dat licht zouden kunnen afstaan aan al degenen die nog steeds in het donker moeten leven. Stel bijvoorbeeld dat een van de ontwikkelingslanden die over aardgasvoorraden beschikt, dit gas zou willen gebruiken om er synthetisch rubber mee te produceren. De technologie die hiervoor nodig is bevindt zich echter in handen van een aantal landen die over de vereiste patenten beschikken. Als het gas producerende land zich nu tot de ondernemingen wendt die deze patenten bezitten, krijgt het te horen: ‘We willen je het patent wel verkopen en je leren hoe je synthetisch rubber uit gas moet maken, maar je mag het eindprodukt alleen op je eigen markt verkopen.’ Economisch gezien heeft een klein fabriekje echter geen levenskansen als het aan de grenzen van zijn eigen land gebonden is. Het moet zich kunnen uitbreiden en kunnen exporteren.
Is dát wat er momenteel in de ontwikkelingslanden gebeurt? Inderdaad. ‘Je kunt ons patent voor Algerije kopen,’ krijgen we te horen, ‘maar buiten Algerije mag je je produkten niet verhandelen. Je mag ze niet naar Joegoslavië exporteren. Je mag ze niet op andere markten aanbieden, want dat zijn onze markten. We zullen je niet de kans geven om ons te beconcurreren.’ Wij stellen dan een aantal berekeningen op, laten ze door een computer uitwerken, en stellen dan vast dat een fabriek die alleen voor de Algerijnse markt produceert, geen levensvatbaarheid bezit, omdat de afname te klein zou zijn. Zo gaat het voortdurend. Het is een vicieuze cirkel.
Maar wat kunnen ze in godsnaam doen als u het toch aan andere landen verkoopt? Wat ze tot nu toe steeds gedaan hebben was bijvoorbeeld procederen voor het internationale gerechtshof in Den Haag. En daar zouden wij het onderspit delven, omdat je nu eenmaal niet het recht hebt om een patent toe te passen van een groep die dat patent in bezit heeft, en die niet bereid is om zijn bezit, met andere woorden, zijn kennis met anderen te delen. Alles hangt af van de bereidheid om kennis over te dragen. Heeft men die bereidheid niet, dan zitten wij in moeilijkheden. Nu zijn de westerse landen bijvoorbeeld kwaad op de Arabische lan- | |
[pagina 33]
| |
den omdat deze hun olie niet zonder meer willen afstaan. Zijzelf weigeren echter al generaties lang om hun kennis af te staan. Nu de olie producerende landen echter niet meer bereid zijn om het Westen zomaar van hun eigen natuurlijke hulpbronnen te laten profiteren, worden zij aan de schandpaal genageld. De westerse landen hebben dit echter altijd al gedaan, op allerlei gebied, en met name op dat van technologie, know-how, kennis en vooral onderwijs. Hoeveel spenderen zij aan het onderwijs? Hoeveel spenderen zij aan fundamenteel wetenschappelijk onderzoek? Zoals u zei investeren de Verenigde Staten per jaar niet meer dan dertien miljoen dollar aan het onderzoek naar het gebruik van zonne-energie. Zij zouden minstens tweehonderd miljoen moeten investeren. Dertien miljoen is een peuleschil.
In plaats van Hanoi te bombarderen, wat elke dag honderden miljoenen kost! Inderdaad, in plaats van al dat geld uit te geven aan het bombarderen van Vietnam of het transporteren van wapens naar het Midden-Oosten om er vooral maar voor te zorgen dat de oorlog daar blijft voortduren. Er worden op het ogenblik oorlogen gevoerd tussen landen die zelf geen wapens fabriceren. Alleen de geïndustrialiseerde landen produceren oorlogsmaterieel. We leven op het ogenblik in een periode van enorm wanbegrip, en dit leidt tot een uiterst explosieve situatie. Ik hoop niet dat het op korte termijn gebeurt, maar we zijn in hoog tempo op weg naar een enorme explosie die voortkomt uit de kloof tussen arm en rijk die steeds duidelijker en steeds gevaarlijker wordt! Er zal tenslotte een dag komen waarop mensen met blote handen sterker blijken dan al dat verdomde moderne oorlogstuig bij elkaar. Je kunt een miljoen mensen vernietigen, maar geen miljard. Zo ligt de situatie. Een miljard mensen kun je niet uitroeien. Dat is eenvoudigweg onmogelijk. Je moet met ze leven of anders sterven! |
|