Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 453]
| |
Joseph E. SlaterJoseph E. Slater is President van het Aspen Institute for Humanistic Studies in Aspen, Colorado. Ik heb begrepen dat aan het Aspen Institute ook een studie van de planeet als geheel wordt ondernomen. ‘De planeet als geheel’ - dat is niet helemaal juist geformuleerd, maar onze activiteiten staan daar wel mee in verband. In die tijd dat het Rapport van de Club van Rome werd opgesteld onderhield het Aspen Institute nauwe betrekkingen met een aantal mensen van de Club van Rome. Zo hebben wij met Jay Forrester, Aurelio Peccei en anderen discussies gevoerd over de vraag hoe men het best tot een systeemanalyse van hulpbronnen zou kunnen komen. Onze belangstelling ligt wat vele elementen en doelstellingen betreft op hetzelfde terrein als dat van het m.i.t. Persoonlijk ben ik van mening dat de activiteiten van de Club van Rome zich niet alleen uitstrekten tot bepaalde eindige grenzen aan de groei, maar dat zij in feite een ‘inleiding tot het wezen van de groei’ vormden. Groei moet worden onderverdeeld in kwalitatieve en kwantitatieve groei, en hiervan zijn in de diverse ontwikkelingsstadia verschillende combinaties mogelijk. Wij waren het niet overal over eens, maar niettemin geloof ik dat de Club van Rome er enorm toe heeft bijgedragen om een debat op gang te brengen waar de wereld dringend behoefte aan heeft. Het Rapport heeft een wereldomvattend perpectief naar voren gebracht dat tot dusverre ontbrak. In aansluiting op het Rapport van de Club van Rome heeft het Aspen Institute zich vooral met het volgende beziggehouden: Wij hebben een werkgroep opgezet die zich voornamelijk gaan concentreren op verschillende alternatieve keuzemogelijkheden in de Verenigde Staten. Wij zijn van plan om een stuk of vijfentwintig, dertig specialisten een paar jaar lang aan een aantal kritieke punten in verschillende maatschappelijke sectoren te laten werken. Het is de bedoeling dat zij dan na een diepgaande en zorgvuldige analyse van de potentiële ontwikkelingen in de samenleving, regering en publiek een overzicht geven van alternatieve keuzemogelijkheden. Zij moeten tevens proberen vast te stellen wat de primaire, secundaire en tertiaire implicaties van deze mogelijkheden zijn. Wij concentreren ons niet in de eerste plaats op eindige doelen, maar op alternatieven en keuzemogelijkheden. Daarbij zullen wij proberen om de uitvoerende en wetgevende instanties van onze staatsmacht en de andere leidinggevende elementen in onze samenleving er door de aard en de presentatie van onze studies toe te brengen, zich diepgaander en serieuzer op de keuzemogelijkheden | |
[pagina 454]
| |
van onze maatschappij te gaan bezinnen. Wij zullen daarmee voornamelijk aandacht besteden aan de implicaties die de mogelijkheden in feite kunnen hebben, omdat wij van mening zijn dat het nogal statisch en gratuit is om zich louter tot het vaststellen van doeleinden te beperken. Het aandringen op diepgaander vormen van overleg en analyse is een dynamisch proces dat voor elke staat, en met name voor een democratische staat, van wezenlijk belang is. Wij proberen kleine gemeenschappen van systeemanalisten en andere strikt wetenschappelijke specialisten te vormen. Deze gemeenschappen moeten er dan toe gebracht worden om samen te werken met de leiders, politici, sociologen, advocaten en rechters, enzovoort, die zich met oordelen, intuïties, en in vele gevallen met irrationele processen bezighouden. Dit is het terrein waarop de meeste besluiten worden genomen, en juist híerop zijn de meeste belangrijke punten niet kwantificeerbaar, en zullen het ook nooit worden. Wat wij nu proberen is een engere verbinding tot stand te brengen tussen aan de ene kant systeemanalisten en andere strikt wetenschappelijke specialisten, en aan de andere kant de categorie mensen die bij de besluitvorming betrokken zijn, en die moeten weten hoe zij wetenschappelijk materiaal moeten gebruiken en niet misbruiken. Het voornaamste probleem is daarbij hoe wij dit materiaal kunnen verbeteren, en hoe wij een einde kunnen maken aan de min of meer vijandige relalatie tussen de categorie die op grond van niet-kwantificeerbare inzichten tot politieke en andere besluiten most komen, en de groeperingen die wél van kwantificeerbare gegevens gebruik kunnen maken. Wij moeten een nationale en wereldomvattende gemeenschap opbouwen van mensen die in staat zijn om de implicaties te onderzoeken van belangrijke besluiten waarbij een grotere mate van wetenschappelijk denken vereist is. Naar mijn mening heeft de Club van Rome op dat gebied een waardevol begin gemaakt. In de komende jaren en decennia moeten de systeemanalyses en het strikt wetenschappelijk denken een hogere graad van perfectie bereiken. Wetenschapsmensen zullen beter in staat moeten zijn om samen te werken met leidinggevende figuren op sociaal gebied. Dat is het eerste doel. Het tweede doel is, de resultaten van de beste analyses die wij kunnen maken naar voren te brengen, niet de analyses van éen enkele instelling, maar de gecombineerde activiteiten van een groot aantal instellingen, ook die van vooraanstaande individuen, consumentenorganisaties en andere groeperingen (en ook niet alleen die van georganiseerde instellingen, zoals universiteiten). Belangrijke sectoren zoals de energievoorziening, de landbouw, de bevolking, het onderwijs en de communicatiemedia, de economie en de samenleving zouden ook in alternatieve systemen moeten worden ondergebracht. Al deze analyses zouden dan in een voor iedereen begrijpelijke vorm moeten worden geformuleerd, zodat de publieke opinie kan worden voorgelicht en de uitvoerende en wetgevende instanties van de staatsmacht ertoe worden aangezet om de verschillende keuzemogelijkheden in al hun facetten te onderzoeken. Voor de democratie is dit ongetwijfeld van het allerhoogste be- | |
[pagina 455]
| |
lang, maar niet alleen voor een democratie; ik ben van mening dat het voor elke maatschappij die een overdachtere keuze wil maken en wil weten wat voor implicaties de verschillende alternatieve mogelijkheden hebben, een essentiële noodzaak is. Wij geloven niet dat deze taak op een nationale basis uitgevoerd kan worden, zonder daarbij de gegevens en inzichten over de mondiale achtergrond te betrekken. En zo komen wij weer terug bij de Club van Rome en de studies die door TinbergenGa naar eind1 en vele anderen worden verricht. Aan het Aspen Institute hopen wij beslist dat het mogelijk zal zijn om met al deze groeperingen verbindingen tot stand te brengen om zo in het bezit te komen van hun gegevens. Zoals ik al zei, wij zijn niet van plan ons alleen te richten op traditionele instellingen, zoals universiteiten, andere onderzoekscentra of het overheidsapparaat. Wij willen eveneens proberen in contact te komen met organisaties van vrouwen, jongeren, consumenten, met bepaalde personen als Ralph NaderGa naar eind2 en anderen, die op zichzelf al tot ‘instituten’ uitgroeien. Bij een groot aantal van deze personen en instellingen leven andere alternatieven dan bij de gevestigde instellingen. Het is dan ook niet de bedoeling om hen alleen te consulteren, wij willen wel degelijk proberen hen ook direct bij ons onderzoek te betrekken. Wanneer men zich namelijk zou beperken tot de alternatieven die in bepaalde gevestigde, traditionele instellingen naar voren worden gebracht, stuit men wellicht op een totaal ander patroon dan wanneer men een brede maatschappelijke doorsnee zou nemen. In dat laatste geval komen er misschien alternatieven naar voren om de Verenigde Staten in een aantal gewesten op te splitsen, om aan bepaalde onderwijsvormen een eind te maken, of om onderwijs en communicatie in een gecombineerd leerproces te verenigen. Wij willen niet alleen zijn aangewezen op de alternatieven die bij de gevestigde instellingen leven. Wanneer wij een werkelijk volledig beeld van alle keuzemogelijkheden willen krijgen mogen wij ons niet tot het establishmentGa naar eind3 beperken. Bovendien moeten wij voorkomen in de kaart te spelen van sommige politici of andere gezagsdragers, die misschien éen reëel en twee of drie irreële alternatieven naar voren brengen om er zeker van te zijn dat het reële alternatief gekozen wordt. Wij moeten ervoor zorgen dat onze analyse van de harde feiten volstrekt integer blijft. Wij willen een zelfstandige, niet aan enige vorm van regeringscontrole gebonden instelling creëren, die echter wel met de overheid samenwerkt en er gegevens, inzichten en ideeën van betrekt. De kosten van deze instelling mogen evenmin uit overheidsmiddelen gefinancierd worden, om te voorkomen dat er enige verplichting aan een bepaalde partij of een bepaald stelsel ontstaat. Het moet een instantie worden die de vruchtbaarste denkbeelden uit de verschillende sectoren van de samenleving bundelt, ongeacht de vraag of deze ideeën nu wel of niet kwantificeerbaar zijn. Waarden, prioriteiten, attitudes, en zelfs irrationele gedachten spelen in de menselijke verhoudingen een enorm belangrijke rol. Hiermee dienen wij rekening te houden. | |
[pagina 456]
| |
Gelooft u dat het materiaal dat het Aspen Institute wil verzamelen een variabele zal vormen, waarmee het model van het m.i.t. verbeterd kan worden? Wij zouden graag met zo'n twintig, dertig universiteiten, met het m.i.t. en naar wij hopen met vele andere instellingen een consortium willen stichten. In ieder geval willen wij in contact blijven met de mensen die het Rapport van de Club van Rome hebben opgesteld, maar ook met een aantal critici ervan. Ik blijf echter van mening dat het debat dat de Club van Rome op gang heeft gebracht, op zich zelf al een voldoende rechtvaardiging voor de publikatie van het Rapport vormt, ook al zijn er misschien bepaalde aspecten waarmee lang niet iedereen het eens zal zijn.
Met andere woorden, de Club van Rome en Aurelio Peccei onderhouden contacten met u over deze nieuwe instelling. Ja, vele leden van de Club van Rome, en met name Aurelio Peccei, zijn bij ons project betrokken, evenals een aantal andere mensen die in het bezit zijn van ons verslag. Wij hebben de oplaag ervan zo groot mogelijk gemaakt, omdat wij voor de beslissing of wij dit instituut op zullen zetten of niet over de beste denkbeelden moeten beschikken waartoe mensen in staat zijn. Het Aspen Institute is niet van een bepaalde maatschappelijke sector afhankelijk. Wij hebben ons bestuur, onze staf, onze mentaliteit en onze programma's geïnternationaliseerd. Wij hebben zes onderling met elkaar in verband staande terreinen geselecteerd: communicatie en maatschappij; onderwijs in een veranderende samenleving; wetenschap, technologie en humanisme; rechtvaardigheid en het individu; milieu en de kwaliteit van het leven; en internationale zaken. Wij zetten op elk van deze terreinen werkgroepen op om bepaalde activiteiten op gang te brengen. Het Aspen Institute probeert mensen uit verschillende maatschappelijke sectoren samen te bundelen om tot een beter inzicht in de implicaties van de alternatieve keuzemogelijkheden te komen en om suggesties te kunnen doen die tot bepaalde resultaten moeten leiden.
De Verenigde Naties hebben in de loop der jaren miljoenen en nog eens miljoenen woorden in allerlei documenten en rapporten opeengehoopt. In welk opzicht verwacht u dat het Aspen Institute, de Club van Rome of het m.i.t. zich in gunstige zin van deze Babylonische spraakverwarring zullen onderscheiden? Zoals ik al eerder heb opgemerkt, zijn sommigen van ons verscheidene jaren bezig geweest om een instelling te creëren die inmiddels vaste vorm heeft aangenomen, namelijk de International Federation of Institutes for Advanced Studies, de i.f.i.a.s. Dit is een federatie van vierentwintig in kwantitatief opzicht zeer hoog aangeschreven instituten overal ter wereld, zoals bijvoorbeeld het Niels Bohr-instituut voor fysica, het Pasteur-instituut, het Woods Hole-instituut voor oceanografie, de University Corporation voor atmosferisch onderzoek, het Aspen Institute en het Japans economisch onderzoekscentrum. Deze federatie | |
[pagina 457]
| |
heeft drie hoofdtaken. Ten eerste, gecombineerd onderzoek van internationale en interdisciplinaire problemen. Ten tweede, uitwisseling van post-kandidaats- en post-doctoraalstudenten. Ten derde, het jaarlijks opstellen van een vijfjarenplan, waardoor de planning van de verschillende instellingen geleidelijk gesynchroniseerd kan worden, en de federatie op den duur tot een wérkelijke universiteit of instelling kan uitgroeien - zij het dan een zonder gemeenschappelijke campus. Wanneer dit patroon eenmaal op gang is gekomen, kan de i.f.i.a.s. met kwalitatief hoogwaardige resultaten komen die operationeel gerelateerd kunnen worden aan de problemen van de Verenigde Naties. De i.f.i.a.s. kan werken met krachtige leidersfiguren, zoals Maurice StrongGa naar eind4, die bezig is verbindingen tot stand te brengen tussen verschillende kwalitatief hoogwaardige instellingen die bereid zijn om in internationaal, interdisciplinair werk te pionieren. Wij kunnen daarbij vermijden dat er een opeenhoping van structuren zoals binnen de Verenigde Naties of een van de vele andere bureaucratische kwalen ontstaat. Op de eerste bijeenkomst van de i.f.i.a.s. in oktober 1972 te Triest, hebben de leden over de programmapunten die ik zojuist genoemd heb, overeenstemming bereikt.
Ongetwijfeld komt de bekwaamheid van Maurice Strong voort uit zijn ervaringen als manager van een grote onderneming. Misschien dat men daarom meer ‘managers’ in de wereld van morgen zou moeten inschakelen? In de eerste plaats is Strong een effectief manager. Bovendien is hij iemand die openstaat voor nieuwe ideeën en nieuwe methoden. Hij kiest bekwame mensen uit, waar hij hen ook maar vinden kan. Het kan hem niet schelen of iemand uit het zakenleven, de vakbond, de academische gemeenschap of uit de Verenigde Naties afkomstig is. Hij probeert mensen met een verschillende achtergrond in een team samen te bundelen. Zijn talenten liggen naar mijn mening in zijn energie, zijn toewijding, en zijn bereidheid om open te staan voor andere mensen en andere ideeën. Op die manier verwerft hij de steun van mensen die zich loyaal tegenover zijn activiteiten opstellen, niet alleen uit vriendschap, maar ook uit een werkelijke betrokkenheid bij zijn pogingen om tot een betere wereld te komen. |
|