Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 396]
| |
Freeman DysonFreeman Dyson, van wie Nobelprijswinnaar Paul Samuelson zulke lovende woorden sprak in een eerder in dit boek gepubliceerd gesprekGa naar eind1 diende in de Tweede Wereldoorlog bij de Britse luchtmacht. Hij studeerde aan de Cambridge-universiteit en werd in 1951 aan Cornell, in Ithaca, New York tot hoogleraar in de natuurkunde benoemd. Bent u het met Arthur C. Clarke eens, die schreef: ‘De mens is de enige schipbreukeling in deze kleine notedop in het zonnestelsel, die voor eeuwig als een speelbal meedrijft op de stromen van de melkweg?’Ga naar eind2 Ik weet het niet. Ik zou er wat voor geven om erachter te komen.
Waar haalt Clarke zoiets vandaan? Dat is een kwestie van geloof. Veel van mijn collega's bezitten de religieuze opvatting dat wij niet de enigen in het heelal zijn. Ik hoop dat zij gelijk hebben. Het heelal zou er heel wat boeiender op worden.
Arnold ToynbeeGa naar eind3 vond dat de odyssee naar de ruimte geldverspilling was. Het is op den duur zeker geen geldverspilling, wel hebben wij tot dusverre de verkeerde weg bewandeld. We zijn met het Apollo-programmaGa naar eind4 op een dood spoor gekomen. Dat is voor iemand die ermee te maken heeft gehad nauwelijks een verrassing. Het is veel te kostbaar en in allerlei opzichten weinig intelligent opgezet. Maar men heeft het gedaan. Dát is het voornaamste. Het is beter dat wij op deze manier naar de maan zijn gegaan dan helemaal niet. Als wij iets zinnigs in de ruimte willen doen, dan moeten wij goedkope ruimtereizen kunnen maken. Schepen als de Apollo doen mij sterk denken aan de geweldige luchtschepen uit mijn jeugd, de R-101 in Engeland en de Hindenburg in Duitsland, die fantastische, prachtige, lichte scheepjes met hun belachelijk kleine brandstoflading. Zij lijken op de Apollo-schepen. Wat wij nu nodig hebben is de tegenhanger van de Boeing-747 voor de ruimtevaart. Die krijgen wij ook wel, al zal het alleen nog een poosje duren.
Vindt u dat de Sowjets het ruimteonderzoek intelligenter aanpakken? Dat zou ik niet willen zeggen. Het is moeilijk te beoordelen, omdat zij hun kosten niet bekendmaken. Ik geloof, dat hun programma nog iets dommer is uitgevoerd dan het onze, maar dat is een kwestie van beoordeling. Bovendien hadden zij zich de verkeerde doelen gesteld. | |
[pagina 397]
| |
In welk opzicht? Zij hadden meer belangstelling voor de raket dan voor de brandstoflading. Voor zover wij weten houden de mensen die het Sowjet-ruimte-programma uitvoeren nog minder rekening met wetenschappelijke doelstellingen dan de experts van ons Amerikaanse programma. Maar ik ben er slecht van op de hoogte, want maar heel weinigen van ons hebben ooit de kans gehad met onze Sowjet-tegenspelers van gedachten te wisselen.
Gelooft u, nu gevaren schijnen af te nemen en de betrekkingen met de Sowjet-Unie beter worden, dat er een kans is op openhartiger contact met Sowjet-collega's over ruimtevaartproblemen? Wij hebben al goed contact met onze collega's, dat wil zeggen, met de mensen die van buitenaf tegen het ruimteprogramma aankijken. Ik geloof ook dat er redelijk goed contact tussen de insiders zelf is, maar het is ons in geen van beide landen gelukt een nuttig contact te leggen tussen insiders en outsiders. Maar als het gaat om de toekomst van de mens zijn dit onbelangrijke kwesties.
De Verenigde Staten zijn erin geslaagd de eerste kaart van Mars te voltooien, met behulp van zevenduizend televisieopnamen op een afstand van vijfendertig miljoen mijl. Wat is het belang van deze prestatie? Dat is onmogelijk vast te stellen. Wij wisten ook niet wat het belang van de ontdekking van Amerika was, toen dit voor het eerst werd ontdekt.
Een belangrijke stap voorwaarts? Het is een geweldige stap. Voor de eerste keer krijgen wij een duidelijk beeld van een andere planeet. Waar dat toe leidt zou ik, of wie dan ook, onmogelijk kunnen voorspellen. Als volgende stap worden in 1975 of 1976 twee ruimteschepen in een baan om Mars gebracht om veel nauwkeuriger observaties te doen. Wij staan nog maar aan het begin van de verkenning van de planeet Mars.
U hebt in de New York Times de mening uitgesproken, dat het van groot belang is meer informatie over de melkwegen, over het heelal te verzamelen.Ga naar eind5 De beste manier om dit vraagstuk aan te pakken is om na te gaan wat er te zien is. De apparatuur is voor het overgrote deel nog niet zo verfijnd. Wij gebruiken nog gewone optische telescopen. Wij hebben meer telescopen van allerlei typen nodig. Op het ogenblik is er eigenlijk een dringend tekort aan ouderwetse telescopen. Er zijn veel meer astronomen met goede ideeën dan er telescopen beschikbaar zijn. Wij beginnen nu pas een idee over de ruimte te krijgen, die ons veel nieuwe gegevens oplevert. Het belangrijkste dat wetenschappelijk gezien, uit de ruimteprogramma's is gekomen, is de ontdekking van bronnen van röntgenstraling in de lucht. Dit is een volslagen nieuwe tak van astronomie, die | |
[pagina 398]
| |
bovendien niet veel geld kost. Het belangrijkste wetenschappelijk werk dat er in dit ruimteprogramma gedaan is, heeft minder dan éen procent van het hele programma gekost. De hele astronomie van de ruimte is met onbemande satellieten gedaan, vooral de röntgenstralingastronomie is voor het grootste deel met heel kleine raketten gedaan. Voor zulke waarnemingen zijn geen miljarden dollars nodig. Zij kunnen zelfs veel beter zonder miljarden dollars uitgevoerd worden.
Spreekt u nu over wat u de infrarode astronomie noemt? Nee. Infrarood vindt gewoonlijk van de grond af plaats.
Hebben de Sowjets niet de grootste telescoop ter wereld? Hij werkt nog niet helemaal maar hij wordt inderdaad binnenkort in bedrijf gesteld.
Dat zal een belangrijke stap vooruit zijn. Dat valt nog te bezien. De Sowjets zijn er zelf wat sceptisch over. Het schijnt dat deze telescoop niet op de juiste plaats staat.Ga naar eind6 Het zal echter ongetwijfeld een goed instrument zijn.
U hebt over een heel nieuwe ontwikkeling gesproken, die u het ‘groen maken van de melkweg’ noemde. Zijn er nieuwe ontwikkelingen in het heelal denkbaar, waardoor de grenzen van de aarde een andere dimensie zouden krijgen? Als er éen zaak vaststaat over de toekomst is het wel dit: de toekomst zal heel anders zijn dan wie ook verwacht. Ikzelf inbegrepen natuurlijk. Ik beweer ook niet dat ík zou kunnen voorspellen wat er gaat gebeuren. Het soort voorspellingen dat door de Club van Rome, of liever gezegd door Forrester en Meadows is gedaan, komt mij bijna nog bijna ongeloofwaardiger voor dan de meeste anderen. Wat ik de afgelopen dertig tot veertig jaar bij het bestuderen van de wereld heb geleerd is, dat kwalitatieve veranderingen altijd de overhand hebben op kwantitatieve. Iedere keer als de wereld ten gevolge van een kwantitatieve verandering een bepaalde richting op schijnt te gaan, komt er een nieuwe kwalitatieve factor opdagen waardoor de hele aard van het probleem verandert. Dit is herhaaldelijk voorgekomen.
Kernfusie - Kernfusie kan dit effect al of niet hebben, maar de verandering is kwalitatief niet groot genoeg, het is maar een kleine wijziging. Veel grote veranderingen voltrekken zich vrijwel onmerkbaar. Het is bijvoorbeeld nog maar een paar jaar geleden dat men ernstig over stopzetting van de bevolkingsgroei begon te praten. Wij moeten nu een lagere school hier in Princeton, New Jersey sluiten omdat er geen kinderen genoeg meer zijn. Daar was maar een jaar of vijf voor nodig. Het gaat krankzinnig snel. Ik denk dat dit de eerstvolgende honderd jaar steeds meer zal gebeuren. Waar men zich in de komende honderd jaar ook druk over zal maken, ik wil wel voorspellen dat het niet de problemen | |
[pagina 399]
| |
zijn, waar Forrester en Meadows zich zo over opwinden. Ik kan mij natuurlijk vergissen. Wij kunnen ons allemaal vergissen. Maar het voornaamste vind ik om altijd voorbereid te zijn op de onverwachte wending.
Om terug te komen op de mogelijkheid van het planten van bomen op kometen en biologische bijprodukten als voedsel. Wij verwachten van de fysica, die mijn eigen tak van wetenschap is, niet zulke grote verrassingen. Wij kunnen ons hierin ook vergissen, maar het lijkt mij waarschijnlijk, dat de fysica de eerstvolgende honderd jaar niet het voornaamste gebied van wetenschappelijke vorderingen zal zijn. Het zal de biologie zijn waarin nieuwe grenzen ontsloten zullen worden. Er zullen enorme veranderingen plaatsvinden in hoe wij over onszelf denken, of hoe wij over ons milieu denken, omdat wij zoveel geleerd zullen hebben over de werking van biologische processen, dat wij deze werkelijk in de hand zullen hebben. Dit is nu nog niet het geval, maar ik denk dat het binnen vijftig jaar bereikt zou kunnen worden. Dan zullen wij de biologische basisprocessen op dezelfde manier beheersen als met de basisprocessen in de fysica en de chemie het geval is. Dat zal een geweldige verandering betekenen in de plaats van de mens ten opzichte van het heelal. Wat volgt zeg ik niet als een voorspelling, maar ik werp het op als een vraag: het zou best eens kunnen gebeuren dat het voornaamste vraagstuk dat ons over honderd jaar bezighoudt is, zullen wij éen soort zijn of zullen wij duizend soorten zijn?
Hoe bedoelt u dat? Zal de mensheid éen soort blijven of zullen wij zodanig gaan variëren dat wij duizend verschillende soorten worden?
Verspreid over de melkwegen? Dat hoeft niet. Misschien zelfs hier op aarde. Men hoeft niet speciaal de ruimte in om dit probleem onder ogen te zien. Wij hebben het hier tenslotte al.
Wanneer al die van elkaar verschillende soorten op éen aarde zouden moeten leven, heeft men een gedragscode nodig die voor iedereen aanvaardbaar zou zijn. U zegt, dat de biologie de toekomst zal zijn, maar hoe staat het met de gedragwetenschappen? Natuurlijk, dat zal ook waarschijnlijk negentig procent van het vraagstuk zijn, dat ben ik volkomen met u eens. Ik geloof alleen niet, dat wij de mensen zullen voorschrijven hoe zij zich moeten gedragen. De vraag is: hoe wíllen de mensen zich gedragen.
In absolute vrijheid? Ik hoop dat er nooit een wereld komt waarin wij beslissen hoe de mensen zich hebben te gedragen. De vraag is, zijn onze maatschappelijke instellingen zo soepel, dat zij deze variatie die ongetwijfeld komen gaat zullen kunnen verwerken. Dit is het grote probleem voor mij. Er is | |
[pagina 400]
| |
wel enige hoop, dacht ik. Alles wijst erop dat maatschappelijke instellingen in vele opzichten soepeler worden dan vroeger. Er zijn nu allerlei soorten gedrag toelaatbaar die dertig of veertig jaar geleden ondenkbaar waren. Dit juich ik toe en ik geloof dat wij deze ontwikkeling veel meer zullen gaan zien.
En de dag des oordeels? Ik ben sterk tegen ondergangsprofeten gekant, daar heeft niemand nog ooit iets aan gehad.
Maar acht u het werkelijk mogelijk, dat onze beschaving niet beperkt zou blijven binnen de grenzen van de planeet, maar zich van de ene komeet naar de andere zou verspreiden, van ster tot ster, naar een nieuwe leefruimte, een nieuwe ruimte om ons te voeden, om in te leven. Of de mensheid zich over een grotere leefruimte zou kunnen verdelen, (ik zeg niet, van ster tot ster, dat ligt in de verre toekomst) maar binnen het zonnestelsel, dat is eerder een vraag van ‘willen wij dat’ dan ‘kunnen wij dat’. Als wij dat zouden willen dan kunnen wij het ongetwijfeld. Maar het valt te bezien of wij het willen. Het lijkt mij waarschijnlijk, dat wij een grotere leefruimte nodig hebben om het probleem van de verscheidenheid op te lossen, dat zoals ik het zie het voornaamste sociale probleem van de mensheid is. Als wij ver van de aarde nieuwe gebieden in het zonnestelsel zouden kunnen ontsluiten, dan zouden wij een groot aantal van deze problemen kunnen oplossen. Ik hoop dat dit informeel in zijn werk zal gaan, ongeveer op de manier waarop Europeanen zich over de planeet hebben verspreid en niet, dat een bepaalde opperste regering besluit een heel groot project op stapel te zetten om het zonnestelsel te koloniseren. Ik hoop dat het kleine groepjes mensen zullen zijn die tot de conclusie komen, dat zij zelfstandig willen zijn en die dan de nodige middelen organiseren om hun gang te kunnen gaan. Daarom is het van zoveel belang dat de ruimtevaart goedkoop zal zijn, opdat een groep van bijvoorbeeld honderd mensen zich de nodige middelen kan verschaffen om te vertrekken. Ik denk dat dit zal gebeuren, alhoewel ik moet toegeven, dat er nog heel wat uitvindingen gedaan zullen moeten worden voor dergelijke emigratieplannen uitvoerbaar worden. Een zeer belangrijke ontwikkeling waar ik benieuwd naar ben is de zich reproducerende machine. Dit denkbeeld werd vanuit theoretisch standpunt voor het eerst door de wiskundige Von NeumannGa naar eind7 bestudeerd. De zich reproducerende machine is de menselijke nabootsing van de levensprocessen. Als wij tot in bijzonderheden begrepen hebben hoe de levende organismen zich voortplanten en hoe de erfelijkheidsprocessen en de processen van differentiatie in een organisme in de natuur plaatsvinden, dan staat de weg vrij om deze processen voor ons eigen doel te gebruiken bij het bouwen van machines, dat wil zeggen, om machines te maken die zo volmaakt zijn dat zij zichzelf kunnen reproduceren. Wij zien in beginsel reeds hoe dit zou moeten. Von Neumann heeft zo'n machine op papier ontworpen, die maar een half mil- | |
[pagina 401]
| |
joen afzonderlijke onderdelen telde. Een echte machine heeft er natuurlijk veel meer. Het wordt een ingewikkeld beestje. Maar als zulke machines voor gebruik gereed zijn wordt het proces om nieuwe werelden te koloniseren aanzienlijk vereenvoudigd. Men stuurt éen raket naar de maan met een machine aan boord die al die mogelijkheden heeft. Deze machine zou zo geprogrammeerd moeten zijn dat zij zichzelf zou kunnen reproduceren met behulp van niets anders dan rotsen en zonlicht. Deze kan dan ook de eigen benodigde onderdelen maken. Deze machine zou geprogrammeerd kunnen worden om alles te bouwen wat men bouwen wil om de maan geschikt te maken voor bewoning door de mens. Dit lijkt mij de manier waarop de economie van de ruimte omgevormd kan worden, niet door kleine verbeteringen in aandrijfsystemen van raketten, maar door een radicale verandering in de kwalitatieve kant van het probleem. Als men machines zou hebben die zich reproduceren, zouden economische problemen een heel ander aanzien krijgen. De kapitaalvermeerdering zou ook veel sneller gaan. De kosten om bepaalde dingen uit te voeren zouden immers zo ingrijpend veranderen, dat het helemaal niet meer mogelijk is te voorspellen wat men wel en wat men niet kan doen. Voor zover ik kan nagaan, bestaat er geen reden waarom zich reproducerende machines ook niet hier op aarde hun nut zouden kunnen hebben. Er zouden heel wat zaken te bedenken zijn die hiermee uitgevoerd zouden kunnen worden. Op aarde zijn er natuurlijk wel grotere beperkingen. Er zouden hier mensen in de weg zitten, wanneer zich reproducerende machines aan de gang zouden gaan. Deze machines zouden hier op aarde allicht allerlei nieuwe ecologische problemen opwerpen, waarmee wij uiterst zorgvuldig zouden moeten omspringen. Deze machines zouden bijvoorbeeld ook de overgang van arm naar rijk een heel stuk eenvoudiger kunnen maken. Uit kapitalistisch oogpunt kan men zich misschien een industrieel ontwikkelingspakket voorstellen, dat door een van de wereldconcerns zoals i.b.m. op de markt wordt gebracht, dat een arm land dan tegen een bescheiden aanbetaling zou kunnen kopen. Er wordt éen machine door de i.b.m.-fabriek naar het betreffende land verscheept en deze machine reproduceert zich dan, differentieert, organiseert een industriefabriek, een volledig modern communicatiesysteem en verder alles wat nodig is om een land te moderniseren.
Maar wat zou het gevolg zijn van deze ontwikkelingen voor de voortdurend toenemende aantallen mensen? Meer machines, minder werk, groter werkloosheid. Zouden zich reproducerende machines in India of Brazilië geen ramp veroorzaken? Ik heb niet gezegd dat ik een oplossing voor de sociale problemen van de mensheid kende. Ik zeg alléen dat zulke technologische ontwikkelingen heel goed mogelijk zijn. De aard van onze problemen zou er radicaal door veranderen, maar problemen zullen er blijven. Zij mogen ernstiger zijn, maar zij zullen ongetwijfeld anders zijn. Ik houd het voor zeer goed mogelijk dat er een grotere verwijdering ontstaat tussen de grote massa van de mensheid en economische problemen en een grotere | |
[pagina 402]
| |
verwijdering tussen de mensen die de machines bedienen en de mensen daarbuiten, die slechts toeschouwers zijn. Wij bewegen ons hoe langer hoe meer in de richting van wat de geleerden een postindustriële samenleving noemen, een samenleving, waarin de overgrote meerderheid van de mensen niet meer in de ouderwetse trant hun brood behoeven te verdienen. Alhoewel, nadat wij economische problemen zouden hebben opgelost zullen er altijd weer nieuwe problemen ontstaan.
Men zou naar een andere planeet kunnen vertrekken - Ik zeg niet dat men naar de maan moet vertrekken. Ik zeg, zij die dat willen kunnen naar de maan vertrekken. Zij die hier willen blijven zullen wegen moeten zoeken om hun tijd door te brengen, een manier van leven die bevalt. Dit zal waarschijnlijk minder een probleem zijn voor de Indiërs dan voor ons, omdat de Indiërs in zekere zin dichter bij de postindustriële samenleving staan dan wij. Wij moeten misschien leren leven zoals de Indiërs, in plaats van dat de Indiërs leren leven zoals wij. Het kán zijn. Het is moeilijk te voorspellen. Maar het staat wél vast dat de problemen die zich aan de mensheid presenteren, in grote mate zowel voor de arme als voor de rijke landen zullen gelden. De zich reproducerende machine zal in bepaalde opzichten grote gelijkschakelende invloed hebben. Dat betekent dat alles wat een rijk land kan, een arm land ook kan. Dat betekent dat de problemen die de rijke landen hebben ook voor de arme landen problemen zullen zijn. |
|