Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 313]
| |
Herman KahnDr. Herman Kahn wordt in de Verenigde Staten als een der voornaamste exponenten van de nieuwe wetenschap der futurologie beschouwd. Victor HugoGa naar eind1 heeft eens gezegd dat niets zo machtig kon zijn als een idee waarvoor de tijd rijp was. Valt het Rapport van de Club van Rome volgens u in deze categorie? Ik geloof dat de tijd er in twee opzichten rijp voor is. Ten eerste omdat de mens op 't ogenblik in feite diep op het milieu van de wereld inwerkt, en het is de hoogste tijd om ons af te gaan vragen: wat moeten wij doen om onze kleinkinderen en achterkleinkinderen te helpen. In zekere zin zijn deze namelijk niet in het economische en politieke proces vertegenwoordigd. Het prijssysteem bevat slechts elementen die betrekking hebben op een periode van tien tot twintig jaar. Regeringen plannen nauwelijks meer dan vijf jaar vooruit, wat zij ook mogen beweren. Sommige mensen plannen voor hun gezin twintig, dertig jaar vooruit, maar over het geheel genomen maakt niemand zich zorgen over zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ik zou zeggen dat er drie opzichten zijn waarom de uitdrukking van Hugo ‘ideeën waar de tijd rijp voor is’, inderdaad van toepassing is. Het tweede opzicht is dat wij tot een beheer van de aarde als geheel zullen moeten komen. Ik heb hier een citaat van NietzscheGa naar eind2 dat over het geheel genomen een fundamentele strekking heeft:Ga naar eind3
Onontkoombaar, aarzelend, verschrikkelijk als het nootlot, komt de grote taak en vraag nader: Hoe moet de wereld als geheel bestuurd worden? Tot welk doel moet de mens - niet langer een volk of een ras - worden grootgebracht en verwekt?
In neutrale zin is deze vraag correct. Maar wanneer men de bijbetekenis die Nietzsche erin heeft gelegd, verder uitwerkt, is het tegendeel het geval. Het antwoord op deze vraag is volgens mij dat er vele wegen zijn die naar de top van de berg leiden. Dit idee vindt men in alle religi- | |
[pagina 314]
| |
euze gebruiken van Azië terug. Het antwoord zal bestaan uit wat wij een mozaïekcultuur noemen. Dit mozaïek zal niet volledig neutraal zijn. Binnen vijftig tot honderd jaar zal het grootste deel van de wereld een postindustriële cultuur bezitten. In de landen van de o.e.c.d. zal dat bijvoorbeeld al tegen het eind van deze eeuw het geval zijn.
Wat voor cultuur? Een postindustriële cultuur. Het wezen van de postindustriële cultuur is dat er meer dan genoeg grondstoffen zullen zijn, meer dan genoeg gelegenheid voor vervuillingsbeheersing, en dat die hele kwestie van een hoge levensstandaard voor iedereen, volstrekt onbelangrijk zal zijn geworden. Dit is precies het tegenovergestelde van wat de Club van Rome zegt. Precies het tegenovergestelde, begrijpt u? Maar zoals ik al eerder zei: niet voor de volle honderd procent. Laat ik eerst benadrukken waar ik het met de Club van Rome wél over eens ben. Ten eerste moeten wij dus aan onze kleinkinderen en achterkleinkinderen denken, en ons daarbij afvragen wat belangrijk voor hen is. Zoals men zal begrijpen bevatten dergelijke berekeningen vele onzekerheden. In de natuur zijn praktisch geen voorbeelden bekend van exponentiële groeicurven. Bijna alle curven zijn logistisch. Zij stijgen eerst, en lopen daarna geleidelijk terug. De kwestie is alleen waarom zij teruglopen. Volgens de Club van Rome gebeurt dit als gevolg van honger en vervuiling. Volgens mij, als gevolg van een stijgende welvaart. Ik geloof dat zij zullen dalen in termen van een bruto wereldprodukt dat ongeveer honderd keer zo groot is als het bruto wereldprodukt dat de Club van Rome ideaal acht. Ongeveer honderd keer zo groot! Wij verwachten dat ons eigen huidige onderzoek zo'n vijftig manjaren zal vergen. Wij hebben op 't ogenblik pas éen jaar achter de rug.
Aan het Hudson Institute. Aan het Hudson Institute. Wij hebben pas twee percent van onze taak achter de rug. In de loop van die twee percent hebben wij onze opvattingen sterk gewijzigd. Het zou mij verbazen als wij dat in de loop van de komende achtennegentig percent nog eens zullen doen. Waaruit deze wijziging bestond? Oorspronkelijk waren wij van mening dat wij moesten zeggen dat onze stelling alleen aannemelijk was als daarbij een hoog niveau van management en belangrijke verbeteringen op technologisch gebied verondersteld werden, als er van een zeker optimisme uitgegaan werd. Maar wij zijn inmiddels tot de conclusie gekomen dat onze huidige technologie toereikend is, dat houdt dus in dat de technologie van de toekomst onze taak alleen nog maar zal vergemakkelijken. Wij weten niet op welk niveau het management zou moeten staan. Een gemiddeld niveau lijkt ons voldoende. Dit is dus een totaal ander standpunt, dan dat van de Club van Rome. Er is nog een ander opzicht waarin men zou geloven dat de Club van Rome gelijk heeft. Volgens mij is dat niet zo, omdat er een bepaald probleem is. In juni 1955 schreef Johnny van Neumann in Fortune Magazine een artikel, dat naar mijn mening het intelligentste is wat er op dit | |
[pagina 315]
| |
gebied werd geschreven. Aan het Hudson Institute placht ik het rond te delen bij elke bijeenkomst die er aan de toekomst van de mensheid werd gewijd. In dit artikel wordt namelijk uiteengezet dat wij in de wereld een groeiend tekort aan ruimte zullen krijgen. Tegen het jaar 2000 zullen wij dringend behoefte krijgen aan wat ik ‘zoning ordinances’ noem. Zoning ordinances zijn dingen als het reguleren van vervuiling, woningnood, gebruik van land, gebruik van oceanen, enzovoort. Wij geloven dat de problemen van de mens de komende tien, twintig jaar aanzienlijk zullen toenemen, problemen op velerlei gebied: de befaamde energiecrisis, de kwestie van de kernwapens, beheersing van de genetiek, nieuwe soorten drugs.
‘CloningGa naar eind4’. Inderdaad, cloning. Een combinatie van al deze soort zaken. Wij geloven niet dat hiermee over een jaar of vijftig à honderd nog problemen zullen zijn. Wij hebben veeleer het vermoeden dat de ruggegraat van deze problemen tegen het jaar 2000 wel gebroken zal zijn. Wij zullen altijd bepaalde problemen houden. Een situatie zonder problemen bestaat eenvoudig niet. In plaats van dat de problemen vanaf het jaar 2000 exponentieel zullen verergeren, zijn wij van mening dat zij tegen die tijd wel zo ongeveer opgelost zullen zijn, waarop totaal nieuwe problemen zullen verschijnen.
Een vorm van evenwicht. Ja. De Club van Rome is in zekere zin uiterst optimistisch als zij verwacht dat de problemen pas over vijftig à honderd jaar in een kritieke fase zullen raken. Ik denk maar in termen van tien à twintig jaar.Ga naar eind5 Aan de andere kant zijn zij uiterst pessimistisch omdat zij beweren dat wij in dat geval voor een blinde muur zouden staan, waar wij niet doorheen zouden kunnen komen. Dat is nonsens! En waarom is dat nonsens? Hier moet ik erg voorzichtig zijn. Wat is het standpunt van de Club van Rome? Uitputting van hulpbronnen. Het bijna onvermijdelijk uit de hand lopen van vervuiling en andere nadelige effecten van de industriele produktie, met desastreuze gevolgen. Steeds toenemende verschillen tussen arm en rijk, zowel op nationale als op internationale schaal. Industrialisatie, technologie en welvaart zijn allemaal valstrikken. Wij nemen bij het Hudson Institute een ander standpunt aan. Bijna de hele wereld is op weg rijk te worden, sommige sneller dan anderen -
Mag ik hier even onderbreken? President Nixon's adviseur voor voedselvraagstukken Jean Mayer heeft immers gewaarschuwd dat zevenhonderd miljoen arme Chinezen een probleem vormen, maar dat zevenhonderd miljoen rijke Chinezen China binnen een mum van tijd zouden ruïnerenGa naar eind6. Praten wij nu niet alleen over ons eigen deel van de wereld? Nee, nee, iedereen is op weg rijk te worden. De een wat sneller dan de ander. Chinezen zelfs sneller dan vele andere landen. Achteraan komen waarschijnlijk de Indiërs, en misschien bepaalde delen van donker | |
[pagina 316]
| |
Afrika en mohammedaanse landen. Ik wil met u wedden dat de Chinezen heel snel rijk zullen worden.
Zou u zich kunnen voorstellen dat elk Chinees gezin twee auto's in zijn garage heeft staan? Zeker wel, maar ik denk niet dat zij het in die richting zullen zoeken. Mochten zij dat wel doen, dan zullen er enorme verkeersopstoppingen ontstaan.
Zijn er op onze planeet genoeg hulpbronnen om auto's voor honderden miljoenen Chinezen te produceren? Zeker. Ik zou de grondstoffen vandaag nog voor u kunnen vinden.Ga naar eind7 Daar zijn niet eens technologische verbeteringen voor nodig, alleen maar een aantal vervangingsprocessen. Wij zullen onze planning moeten wijzigen. Wij behoeven geen nieuwe wegen te vinden. Wij moeten meer gebruik van aluminium en ijzer gaan maken, en het verbruik van een aantal legeringen verminderen. Deze legeringen zullen wij in de toekomst wel vinden, maar voor het ogenblik zijn wij afhankelijk van hetgeen wij weten, of bijna weten. Wij moeten tot een groot aantal vervangingsprocessen overgaan. Bij een zorgvuldig beleid zullen er meer dan genoeg hulpstoffen voorradig blijken te zijn. Er zijn twee manieren om deze stelling aan te tonen. Ten eerste het gebruik van wat wij een verbruiksexpanderend model noemen. Daarbij gaan wij ervan uit dat het hulpstoffenmodel niet moet worden voorgesteld als een constante grootheid, maar als een proces met tamelijk grote variaties, zoiets als een spier of een talent. Hoe meer men het gebruikt, des te meer het uitzet of groter wordt. Wij behoeven er niet om te vechten. Als het inderdaad een constante hoeveelheid was, zou dat uiterst onaangename consequenties met zich meebrengen. Wereldvrede zou dan een onmogelijke zaak worden. De organisatie van de wereld zou er dan in wezen op neerkomen, dat de rijken de hulpstoffen in beslag zouden nemen om de armen eronder te houden.
Geldt dat ook op nationale schaal? Ja, ik denk inderdaad van wel. Dat wil zeggen, dat er een einde aan groei en mobiliteit zou komen. Het is erg gemakkelijk om een herverdeling van de welvaart te effectueren als de totale koek steeds groter wordt, maar als de koek kleiner wordt is er geen sprake van herverdeling.
Fidel Castro bracht op Cuba een herverdeling tot stand ten koste van de welgestelden. Ja, maar ook ten koste van de arbeiders. Cuba is in dit opzicht erg interessant. Ik weet niet of Castro goed of slecht voor Cuba is. Daar zal de geschiedenis over moeten oordelen. Maar hij is in ieder geval wel slecht voor de groei van Cuba. Het Cubaanse bruto nationaal produkt is ongeveer even groot als in de tijd van Batista.
Maar u heeft geschreven dat de allerarmsten op Cuba nu een beter le- | |
[pagina 317]
| |
ven hebben en meer van overheidsvoorzieningen kunnen profiteren dan in de tijd van Batista.Ga naar eind8 Dat is volkomen juist. Elk Cubaans dorpje heeft thans een naaimachine en een school. Voor zover ik weet, is er op 't ogenblik niemand in Cuba die het gevoel heeft buiten het sociale systeem te staan, zoals dat in de tijd van Batista het geval was. Maar de Cubaanse arbeiders moeten nu veel harder werken dan vroeger, en voor veel minder geld. Zij zijn erg ontevreden.
Moet het op een mondiale schaal gezien de rijke landen niet net zo vergaan als het de rijke klassen in Cuba vergaan is? Moet de levensstandaard van de arme landen in Latijns Amerika, Azië en Afrika niet ten koste van de rijke landen worden opgetrokken? Wij zouden dan eveneens uiterst ontevreden zijn, maar is er een andere manier om tot een evenwichtiger verdeling van de welvaart in de wereld te komen? Persoonlijk zou ik daar volledig toe bereid zijn, als dat inderdaad de enige manier was om de armen rijk te maken. Ik zou bereid zijn om een teruggang in salaris te aanvaarden, zij het niet tot op het niveau dat noodzakelijk zou zijn. Het gemiddelde jaarinkomen in de wereld is tegenwoordig duizend dollar per hoofd van de bevolking. Ik als Amerikaan zou bereid zijn om een salaris van tweeduizend dollar per jaar te accepteren. Ik zou mij kunnen voorstellen dat er in deze dagen een egalistisch systeem zou worden ingevoerd. Ik merk, dat ik daar veel eerder toe bereid ben dan vrijwel alle mensen die ik ken. Zelf ben ik echter van mening dat het praktisch gezien ondenkbaar is, dat de rijke landen hun levensstandaard vrijwillig zouden laten zakken om de arme landen vooruit te helpen. De rijke landen zijn machtig. De arme landen niet. Het is niet waarschijnlijk dat daar de komende dertig, veertig jaar verandering in zal komen.
Dus de status-quo zal gehandhaafd blijven en de ellende zal eerst nog veel groter moeten worden. Nee, ik denk dat de arme landen voor een groot deel ook erg rijk en erg machtig zullen worden. De status-quo zal niet gehandhaafd blijven. Arme landen zullen ook rijk worden. Niet omdat de rijke landen arm zullen worden. Dat maakt een groot verschil.
Iedereen wordt rijk. Op de lange duur, met uitzondering van een kleine groep ‘beroeps’-armen. Sommige landen zullen daar zo'n twintig, dertig jaar voor nodig hebben, andere vijftig, zestig jaar, weer andere zo'n honderd, honderdvijftig jaar. Dat is geen voorspelling, het is een extrapolatie, een projectie. Het is een draaiboek, maar een draaiboek dat zeer waarschijnlijk ook zal worden uitgevoerd, vooral als de wereld redelijk zal zijn. Bij ons onderzoek gingen wij als volgt te werk - en dat bezorgde een grote verrassing - Wij stelden: als rijk worden werkelijk belangrijke problemen biedt; moeten wij die problemen kunnen vinden. Wij hebben gezocht, maar | |
[pagina 318]
| |
wij hebben er niet éen gevonden. Dat was een zeer grote verrassing! Daarom verwachten wij ongeveer het volgende: wij zullen allerlei soorten problemen ontdekken - ik overdrijf nu, en ik zal mijn woorden straks verduidelijken. Ik overdrijf dus, maar ik zal deze overdrijving eerst uitwerken, en daarna pas rechtzetten. De overdrijving luidt nu: wij nemen aan dat wij op allerlei soorten problemen zullen stuiten. In vroeger jaren hebben wij geleerd dat het bij dergelijke uitgebreide systeemmodellen erg belangrijk is om speciaal op de belangrijkste wisselwerkingen te letten. Wij stelden dus: laten wij eerst proberen de problemen op zichzelf te vinden of in combinatie met wisselwerkingen die een zeer belangrijke indruk maken, en laten wij daarna proberen om na te gaan door welke technologie- of procedureverandering zij zouden kunnen worden opgelost. Laten wij bijvoorbeeld eens de lijst nemen met de problemen die wij volgens de neomalthusianen zouden bezitten. Bijvoorbeeld een simplistisch probleem, zoals de uitputting van onze hulpstoffenvoorraad in simplistische zin. Stel dat wij geen kolen meer zouden hebben als de hulpstoffenvoorraad uitgeput raakt, alleen nog maar kolen met een hoog zwavelgehalte. Deze willen wij niet stoken, omdat zij te veel zwavel bevatten. Is dat nu een hulpstoffenprobleem? Nee, dat is een vervuilingsprobleem! Wij zijn er niet in geslaagd om ook maar éen echt hulpstoffenprobleem in deze simplistische zin te vinden. Als ze bestaan, moet men ons maar zeggen waar wij ze kunnen vinden. Wij kunnen dan meteen uiteenzetten hoe deze problemen via vervangingsprocessen zouden kunnen worden opgelost. Misschien niet altijd even volmaakt, maar in ieder geval wel op adequate wijze. Het tweede probleem is vervuiling, het derde de schade die de industriële produktie toebrengt. Dit is een zeer gecompliceerd terrein. Wij weten niet wat voor problemen dit allemaal kan geven. Elke dag kunnen zich nieuwe problemen voordoen. Maar als men kijkt naar de problemen die tegenwoordig hoogst ernstig worden genomen, zoals zuiver water en zuivere lucht en wat men daar ook mee mag bedoelen, ziet men dat de huidige technologie in staat is om deze bij een verdere groei van de economie op te lossen. Wij beschikken over voldoende hulpstoffen. Wat nu het probleem van de catastrofaal toenemende kloof tussen arm en rijk betreft: wij zijn van mening dat dit in de meeste, zo niet alle situaties een schijnprobleem is. Als men zijn licht opsteekt bij boeren, arbeiders of bij de meeste zakenmensen in Latijns Amerika, Afrika of Azië, komt men tot de ontdekking dat het hen niets kan schelen of deze kloof nu groot of klein is. Zij willen rijk worden. Dat is het enige. Het laat hen volledig koud of de kloof daarvoor groter of kleiner moet worden. De gemakkelijkste manier om snel rijk te worden, is door een groter wordende kloof. Daar hebben zij dan ook geen enkel bezwaar tegen. Het probleem van de kloof is een probleem van de rijken, niet van de armen.Ga naar eind9 Het lijdt volgens mij geen twijfel dat de beleidsvorming kwalitatief achteruitgaat, zodat wij minder vat op de problemen hebben dan een | |
[pagina 319]
| |
jaar of twintig geleden. De kwaliteit van het beleid is minder dan vroeger. Wanneer het nog verder achteruit zou gaan, zal dat volgens mij tot desastreuze gevolgen leiden. De reden waarom het minder wordt, ligt in die krankzinnige ideeën die er op 't ogenblik rondwaren. Als wij ons van die waanzin zouden weten te ontdoen, zal het beleid volgens mij weer een adequaat niveau bereiken. Ik geloof dat met ‘krankzinnige’ ideeën de situatie beslist niet te sterk is uitgedrukt. Dit is in grote trekken het standpunt waar ik achter sta.
Waarom wordt het Rapport van de Club van Rome vooral in economische kringen zo sterk bekritiseerd? Voor een deel omdat economen in dit soort kwesties gespecialiseerd zijn, en voor een deel omdat zij denken dat het systeem van prijsaanpassing altijd werkt, en niet begrijpen dat de huidige situatie een aantal nieuwe elementen bevat.
Misschien liggen hun capaciteiten enigszins op beperkt terrein, en zijn zij niet meer helemaal aan de moderne tijd aangepast. Ik zou het ongeveer zo willen stellen: met tachtig à negentig percent van het doorsneestandpunt van de economen ben ik het eens. Ik geloof echter niet dat zij het effect van pseudo-exponentiële groei helemaal begrijpen. Een groot aantal economen heeft daar absoluut geen begrip voor.
Gelooft u dat men nu begonnen is om ervaring, talent en wijsheid op dit gebied te verenigen om met hulp van computers over een jaar of vijftig tot een leefbare wereld voor onze kinderen en kleinkinderen te komen? U gebruikt daar een paar woorden waar ik mij zeer aan erger, namelijk ‘met behulp van computers’. Aan het eind van de jaren veertig en het begin van de jaren vijftig waren er op een gegeven moment in de Verenigde Staten acht computers in gebruik, die alle acht voor mij werkten. Ik heb in mijn leven veel met computerproblemen te maken gehad. Ik werk graag met computers, maar ik heb op mijn vakgebied nog nooit een probleem gevonden waarvoor computerstudies een nuttige bijdrage zouden kunnen leveren. Ik heb ontdekt dat niemand daar minder begrip voor heeft dan juist de mensen die studies nauwkeurig voor computers programmeren. Het is volgens mij zeer belangwekkend dat wij behalve voor inleidende onderzoeken, aan het Hudson Institute nooit van computers gebruik hebben gemaakt. Men heeft computers nodig voor systeemanalyse en systeem-marketingproblemen. Vele jaren lang werden wij beschuldigd van een ‘riru’-probleem, rotzooi in en rotzooi uit. Op 't ogenblik zeggen wij ‘riru’-probleem, rotzooi in, realiteit uit. Het interessantste aspect van deze hele kwestie is dat mensen overal zeer wantrouwend staan tegenover het gebruik van computers bij gecompliceerde problemen. Plotseling komt er een antwoord te voorschijn dat zij graag zien, en nu zeggen zij dat computers geweldig zijn. Het antwoord bevalt hun. Wanneer dat niet het geval was, zouden zij ge- | |
[pagina 320]
| |
zegd hebben, wie gelooft daar nu in, het is immers uit computers gekomen?
Maar wie zou het dan prettig vinden om te horen dat de wereld gevaar loopt binnen een jaar of twintig volledig geruïneerd te zijn? De ‘upper-middle’-klasse, overal ter wereld. Daarom is dit voor de volle honderd percent een kwestie van klassebelang. Op mijn vijftigste ben ik marxist geworden. Ik vraag mij nu steeds af, welke klasse heeft er belang bij? Hoe staan de verschillende klassen er tegenover? U kent de stelregel van de Fransen en de misdaad? Cherchez la femme en cui prodest.Ga naar eind10 Goed. Wie heeft het grootste nadeel bij groei? Welke klasse?
De arbeidersklasse. Nee. De arbeidersklasse profiteert ervan.
Niet als de groei uit de hand loopt. De arbeidersklasse is de laatste die er schade van ondervindt. De eerste onprettige kanten van groei zijn opeenhopingen van mensen, te veel auto's en urbanisatie. De arbeidersklasse vindt deze dingen prettig.
En een toenemende werkeloosheid dan bij verdere mechanisatie: ik denk bijvoorbeeld aan het lot van kleine boeren - in 25 van de armste landen ter wereld, waarvan er 16 in Afrika liggen - dat zo'n 150 miljoen mensen betreft. Of de miljoenen en miljoenen werkelozen in India! Hoe zouden zij het vinden dat de rijken in hun landen steeds rijker worden en zij in nog miserabeler omstandigheden moeten leven dan voorheen? Maar economische groei heeft de werkeloosheid niet doen toenemen! Wijst u maar eens een land aan waar de snellere groei toenemende werkeloosheid heeft veroorzaakt. De grootste werkeloosheid in de wereld vindt men in de onderontwikkelde landen, niet in de industriestaten.
In Europa hebben wij op 't ogenblik - Recessies, inderdaad. Men heeft altijd recessies. Als u zegt dat een moderne dynamische economie recessies heeft, hebt u absoluut gelijk. Zij kent cyclussen. Arbeiders begrijpen dat, en zolang het gemiddelde maar positief blijft, zullen zij dat ook aanvaarden. De grootste werkeloosheid vindt men in de onderontwikkelde landen. Laten wij dat niet vergeten.
Dus volgens u had Robert S. McNamara gelijk, toen hij bij de Wereld Milieuconferentie in Stockholm zei dat wij economische groei nodig hebben om de armoede in de Derde Wereld te kunnen bestrijden? Absoluut. Zei hij dat werkelijk? Dat verbaast mij van hem. Men heeft absoluut economische groei nodig, omdat de grote massa's arm zijn. Bij ons programma bij het Hudson Institute praten wij over vrede, welvaart, - waarbij welvaart betekent dat iedereen zo snel moge- | |
[pagina 321]
| |
lijk meer dan duizend dollar per jaar moet gaan verdienen, - waar bij vrijheid, voor cultuur; voor de natie, niet voor het individu; voor kwaliteit van het leven zich moet ontwikkelen. En niet een kwaliteit van het leven, volgens normen van de middenklasse in alle delen van de wereld. Dat zou de massa niet willen. En er zal rechtvaardigheid moeten zijn, maar niet te veel. Dat zouden wij ons niet kunnen veroorloven.
Wat bedoelt u daarmee? Rechtvaardigheid voor de Arabieren betekent de dood voor Israëli's. Rechtvaardigheid voor de Israëli's betekent de dood voor de Arabieren. Rechtvaardigheid is het duurste goed op de wereld. Het betekent bloed. Zoveel mogelijk rechtvaardigheid is het nobelste ideaal van de mensheid, maar tevens het duurste. Wij willen hoogstens genade, geen rechtvaardigheid; wij willen hoogstens vriendschap, geen rechtvaardigheid; liefde, maar geen rechtvaardigheid. Ik geloof in rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid speelt een grote rol in mijn leven. Maar ik ben tegelijkertijd geen fanaticus. Het is geen manie voor mij. Ik voel mij heel slecht op mijn gemak als ik met een onrechtvaardige situatie geconfronteerd word. Maar rechtvaardigheid is duur, erg duur. Rechtvaardigheid voor de Amerikaanse Indianen betekent dat tweehonderd miljoen blanke Amerikanen van de aardbodem zouden moeten verdwijnen en andersom. In dit speciale geval betekent rechtvaardigheid voor de blanke Amerikanen een redelijke mate van rechtvaardigheid voor de Indianen. Rechtvaardigheid is een erg kostbaar goed. Men moet het niet al te enthousiast nastreven. In sommige opzichten is het volgens mij belangrijker dan liefde. Ik ben geen christen. In zekere zin ben ik erg joods, en in de joodse godsdienst is rechtvaardigheid zeer belangrijk. Belangrijker nog dan liefde, maar niet belangrijker dan menselijk leven.
U heeft gezegd dat deze situatie van arm en rijk een onvermijdelijk deel van de werkelijkheid vormt. Als men de armen zo snel mogelijk rijk wil maken, moet men de kloof tussen arm en rijk groter maken. De meest efficiënte methode om arme mensen rijk te maken is hen met zoveel mogelijk rijke mensen in aanraking te brengen. Dit is nu precies het tegenovergestelde van wat de ideologie beweert. Volgens de ideologie staan de zaken heel anders. Kijk, men kan het vergelijken met Zuid-Afrika. In Zuid-Afrika heeft men in zekere zin een representatieve situatie, twee miljoen blanken, en tien miljoen zwarten. De twee miljoen blanken proberen de tien miljoen zwarten arm te houden. Het lukt hun echter niet. Als de blanken rijk worden sijpelt alles door naar de zwarten. De lonen van de zwarten gaan omhoog. Het niveau van hun salaris, van hun scholing, van hun opleiding, alles gaat omhoog. De blanken zullen de zwarten eronder blijven houden, maar ondertussen zullen de zwarten rijk worden. Er is niets dat zo voor de hand ligt, dan dat rijkdom naar de lagere klassen doorsijpelt. Wat doen de rijken namelijk? Zij fourneren kapitaal. Zij fourneren technologie. Zij fourneren diensten. Zij zorgen voor grote markten. De Chinese cultuur bevat geen elementen waardoor zij in de | |
[pagina 322]
| |
twintigste eeuw speciaal inefficiënt zou zijn. De Chinese cultuur groeit met tien percent per jaar. Waarom? Omdat de moderne technologie haar in staat stelt om te doen wat zij niet zonder technologie kon doen, en omdat de moderne markten in dezelfde richting werken. Daarom groeien de Japanners, de Zuidkoreanen, de Chinezen op Taiwan in Hong Kong, enzovoort. Brazilië groeit op het ogenblik in een krankzinnig tempo. En hoe komt dat? Dat komt door de moderne technologie en het moderne marktwezen. Het feit dat de mensen dit niet inzien, is hun probleem, niet het probleem van de wereld.
Maar gelooft u dan nog altijd, dat onze beperkte planeet onbeperkte hulpbronnen zal vinden om aan de eisen van een steeds hoger wordende levensstandaard te voldoen? Ik neem aan dat er bepaalde grenzen moeten zijn. Ik weet niet waar deze grenzen liggen. Ik neem aan dat deze grenzen verschuiven als de technologie een hoger niveau bereikt. Ik zou op 't ogenblik geen apodictisch oordeel willen vellen. Met de huidige technologie, de technologie van op 't ogenblik, zouden wij duizend jaar lang twintig miljard mensen met een inkomen van twintigduizend dollar per hoofd van de bevolking kunnen onderhouden. Dat wil dus zeggen een ruim voldoende levensstandaard volgens de normen van de middenklasse, niet volgens de normen van de ‘upper-middle’-klasse. Daarom zou de ‘upper-middle’ - klasse een deel van zijn dierbaarste normen moeten opgeven, wil een middenklasse de gelegenheid krijgen een goed leven te gaan leiden. Tot aan de achttiende eeuw leefden er twintig mensen op het platteland tegen éen in de stad. Nu is de wereld geürbaniseerd. In de twintigste eeuw zal de wereld, als alles zonder moeilijkheden verloopt, gesuburbaniseerd worden. Dat is niet zo erg. De wereld telt honderdvijftig miljoen vierkante kilometer. Daarvan is maar zestig miljoen voor bewoning geschikt. De overige negentig miljoen bestemt men voor recreatie en andere nuttige doeleinden. Van de zestig miljoen bewoonbare grond bestemt men twintig miljoen voor woongebied, tien miljoen voor commerciële en industriële activiteiten, voor diensten en voor fabrieken. Samen vormt dit de helft. De andere helft is voor landbouw, amusement, industrie, handel, vrije tijd. Maar in principe wordt alle ruimte benut. Misschien komen er meer parken. Maar overal in de wereld zal men suburbia aantreffen.
Bent u optimistisch? Als suburbanisatie mij beviel, zou ik optimistisch zijn. Maar het bevalt mij helemaal niet. Het zou een tragedie zijn. De ‘upper-middle’-klasse bevalt de idee van suburbia waarin ook de armen kunnen leven helemaal niet. Zij haten de idee alleen al. Laat ik het eens onomwonden zeggen: stelt u zich voor dat men tot de ‘upper-middle’-klasse behoort, en in een arm land woont. Men heeft status, men heeft prestige. Men kan ervoor betalen om van de ergernissen van het leven gevrijwaard te blijven. Men kan een goede werkster kopen. Er is weleens gezegd dat een goede werkster meer waard is dan een huis vol huishoudapparaten. Men | |
[pagina 323]
| |
kan een mooie vriendin kopen. Deze zijn niet duur in arme landen. De rijken kunnen er geen kwaad doen. Met andere woorden, als iedereen rijk wordt, verdwijnt alles waar de ‘upper-middle’-klasse zoveel waarde aan hecht. De reden waarom het Rapport van de Club van Rome zo algemeen insloeg, was voor een deel door zijn quasi-legitimiteit, maar voornamelijk omdat het verscheen in een politiek en emotioneel klimaat waarin het uiterst aanvaardbaar was. |
|