Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 306]
| |
Edward TellerProfessor Edward Teller is verbonden aan het Livermore Radiation Laboratory in Berkeley, Californië. In de humanitaire en de wetenschappelijke wereld is grote beroering ontstaan over de toekomst van de mensheid. Hoe moet de mensheid blijven voortbestaan? Hoe kunnen wij een begin met een beheer van de wereld als geheel maken? Ik ben van oordeel dat de kwestie van het voortbestaan uiterst belangrijk is. De mens heeft zich altijd intens voor dit probleen geïnteresseerd. Er is ook altijd reden tot bezorgdheid geweest. Aan het einde van de tiende eeuw werd er in de christelijke wereld bijna algemeen aangenomen dat de wereld in het jaar 1000 zou vergaan. Er zijn op 't ogenblik maar weinig mensen die vergelijkbare opvattingen huldigen. Ik heb nergens voorspellingen gezien die verklaarden dat de wereld precies in het jaar 2000 ten einde zal lopen! Maar om ernstig te worden; in de middeleeuwen leidden de opeenhopingen van mensen in de steden en de onhygiënische transportmethoden, tot massale epidemieën. Het zag er zelfs even naar uit dat de ‘zwarte dood’ de mensheid zou uitroeien. Die dreiging deed in feite niet onder voor de gevaren waarmee wij op 't ogenblik geconfronteerd worden, al wil ik daar allerminst mee zeggen dat deze niet reëel zouden zijn.
Carl G. Jung beschouwde de episode van Hirosjima niet als een technologische catastrofe, maar als de ernstigste psychologische crisis waarmee de mensheid ooit geconfronteerd was. Ik begrijp niet wat u daarmee bedoeltGa naar eind1, al ben ik geneigd van mening te zijn dat het verkeerd was om A-bommen op Japan te werpen.Ga naar eind2 Maar laat ik mijn gedachte vervolgen. Ik zou willen beweren dat wat de redenen om ons over de huidige situatie bezorgd te maken betreft, er niets nieuws besloten ligt in het soort relaties dat men op 't ogenblik te zien krijgt. Er zijn mensen die geloven dat zij de toekomst op een min of meer wetenschappelijke wijze kunnen voorspellen of berekenen. Vanuit alle delen van de wereld ontvangen wij tegenwoordig gegevens, en daarom krijgen de mensen de idee dat het met al die kennis mogelijk | |
[pagina 307]
| |
moet zijn om tot een wereldbeheer te komen. Ik geloof echter dat de mens daarmee zijn vermogen om op wezenlijke vraagstukken van de toekomst te anticiperen schromelijk overschat. Volgens mij kan een dergelijke omvangrijke materie alleen overzien worden, wanneer de problemen éen voor éen zouden worden aangepakt. Eerst de kleine problemen, dan de grote. En bovendien past ons daarbij iets meer bescheidenheid dan die waarover de systeemanalisten schijnen te beschikken. Zelfs meer bescheidenheid dan waarover de meeste wetenschapsmensen schijnen te beschikken. Ik zou u graag een oud verhaal willen vertellen, een religieus verhaal. Het is geen christelijk verhaal. Het is een anekdote over een gesprek dat Boedha eens moet hebben gevoerd. Een van zijn discipelen vroeg hem hoe men zich tegenover vrouwen diende te gedragen. Boeddha antwoordde: ‘Kijk niet naar haar.’ De discipel zei: ‘Maar ik heb al naar haar gekeken.’ Waarop Boeddha reageerde met: ‘Praat dan niet met haar.’ ‘Maar heer, ik heb al met haar gepraat.’ Toen antwoordde Boeddha: ‘Mijn zoon, probeer in dat geval alleen maar enig gezond verstand te bewaren.’ Mijn mening over systeemanalisten komt precies overeen met Boeddha's opvatting over vrouwen.
Maar ziet u in computers dan geen belangrijk middel waarmee de mensheid vooruit geholpen kan worden, wanneer men eenmaal geleerd zal hebben er een beter gebruik van te maken? Ik geloof dat van al de opmerkelijke uitvindingen die de mens de laatste decennia heeft gedaan, de elektronische computers de meest opmerkelijke zijn. Zij zijn vooral zo belangrijk omdat zij alle intellectuele functies kunnen overnemen. In principe kunnen zij daarbij een veel hogere graad van betrouwbaarheid bereiken dan de mens op zichzelf. Dit kan natuurlijk betekenen, zoals vaak gedacht wordt, dat onze intellectuele activiteiten in onbruik zullen raken, omdat er machines zijn die het beter kunnen. Er is echter éen kleine restrictie die van enorm veel betekenis is. Die restrictie is namelijk dat ik deze intellectuele functie met de uiterste precisie moet kunnen omschrijven. Ik, als mens, ben in staat om een vriend te herkennen. Maar ik ben volstrekt niet in staat om nauwkeurig te beschrijven hoe ik dat doe. Daarom kan een computer ook niet geleerd worden om iemand te herkennen, omdat het simpele herkenningsproces in feite niet zo eenvoudig is dat het omschreven kan worden. Over het algemeen zijn het de vervelende kanten van ons werk die wij accuraat kunnen beschrijven. Computers zijn dan ook uitstekend in staat om dergelijke taken van ons over te nemen. Dit kan de basis voor een symbiose vormen, omdat de combinatie van mens en machine tot een veel hogere graad van nauwkeurigheid in staat is dan de mens alleen. Het gevaar is echter dat de mens zijn eigen bijdrage verwaarloost, en alles aan de machine overlaat; zodat hij zich bijvoorbeeld beperkt tot een paar veronderstellingen die hij onvoldoende heeft overwogen, om daarna de computer de resultaten verder voor hem uit te laten werken. Deze resultaten kunnen nooit beter worden dan de oorspronkelijke veronderstellingen. Zoals ik al zei, geloof ik allerminst dat de mens als | |
[pagina 308]
| |
denkend wezen in onbruik zal raken. Het kan nog een tijd duren voordat u liever een machine zou interviewen dan een mens.
Freeman DysonGa naar eind3 vertelde mij over John von Neumann's eerste opmerkingen over een zelfreproducerende machine, ‘machines die zo verfijnd zijn dat zij zichzelf kunnen reproduceren’. Dergelijke machines zouden evenmin als computers kunnen blozen, maar op welke manier zou een dergelijke ontwikkeling van invloed kunnen zijn op de overlevingskansen van de mensheid? Ik geloof niet in die invloed. Het menselijke ras zal heus wel overleven. Of wij er beter of slechter aan toe zullen zijn zal afhangen van of wij onze nieuwe vindingen op juiste of op verkeerde wijze zullen gebruiken. Maar staat u mij toe een taak van de computer te noemen, die eenvoudiger is dan de taak om te blozen. Grammaticale regels voor vijfregelige nonsens-versjes kunnen bijvoorbeeld vrij nauwkeurig uitgespeld worden. We zouden machines kunnen ontwerpen, die zulke verzen zouden kunnen maken. Wanneer wij dan bijvoorbeeld een verzameling gemengde verzen zouden publiceren, die gedeeltelijk door de mens geschreven en gedeeltelijk door de machine zouden zijn geproduceerd, en wanneer de lezer er dan niet meer uit wijs zou kunnen worden, wat door de mens en wat door de machine werd geschreven, dan geloof ik dat wij werkelijke vooruitgang zouden hebben geboekt met het begrijpen van de ware betekenis van dat vreemde woord ‘humor’.
José DelgadoGa naar eind4 gelooft dat het in de toekomst mogelijk zal zijn om een menselijke machine te produceren, in ieder geval op basis van een activering van de elementen die reeds in het menselijk brein aanwezig zijn. Bij de studie van cybernetika en de menselijke geest, zijn geleerden er naar het schijnt in geslaagd om via computers gevoelens van de ene mens naar de andere over te dragen en andersom. Daar heb je nauwelijks machines voor nodig. Zoiets is in elk huwelijk mogelijk. Het grootste gevaar van computers is dat zij soms gebruikt worden door dwazen die dan menen dat zij wetenschap bedrijven. En wat nog erger is, zij worden geloofd. De grote belofte van computers is dat zij de menselijke verbeelding wijdere perspectieven bieden en haar tegelijkertijd aan een strengere controle onderwerpen. Onze verbeelding is uiteraard beperkt. Maar toch zal de verbeelding op de lange duur waarschijnlijk de overwinnaar zijn.
Sommige psychologen geloven dat het gevaar, dat de technologie op dezelfde manier gebruikt zal worden als in het geval van Hirosjima, kleiner zal worden, als wij meer over de hersenfuncties te weten komen. Ik geloof dat het veel beter was geweest als wij onze kernbommen niet in woede gebruikt hadden, maar het gebruik ervan eerst openlijk gedemonstreerd hadden. Ik behoor niet tot die gelukkige mensen die | |
[pagina 309]
| |
ervan overtuigd zijn dat zij indertijd gelijk hadden. Ik ben sterk van mening dat de Tweede Wereldoorlog met behulp van de wetenschap, maar zonder bloedvergieten beëindigd had moeten worden. In dat geval zou de wetenschap er onvergelijkbaar beter aan toe zijn geweest, en zou de mensheid gelukkiger zijn geworden. Maar ondanks dat ik deze opvatting van ganser harte huldig, ben ik er niet van overtuigd dat ik wat dat betreft gelijk zou hebben. Voor beide kanten van de zaak zijn argumenten aan te voeren. Dergelijke ingewikkelde vraagstukken kunnen niet op een heldere en eenvoudige manier opgelost worden, en hoewel ik van mening blijf dat het bombarderen van Hirosjima verkeerd was, nemen mijn twijfels toe, hoe meer mensen met visie en kritische zin ik spreek. Voor het functioneren van machines is een zeer speciaal soort helderheid en eenvoud nodig. Bij besluiten van deze aard liggen eventuele bijdragen van machines, direct of indirect, nog in een zeer ver verschiet, aangenomen dat zij ooit tot de mogelijkheden zullen behoren. Alleen mensen met een zeer beperkte visie kunnen in hun eigen ogen altijd gelijk hebben, en dit zijn ook de mensen die geloven dat wetenschap of machines ons voor fouten zullen kunnen behoeden. Dit soort mensen kunnen met recht fanatici genoemd worden. Wetenschappelijke fanatici zijn even gevaarlijk als godsdienstige fanatici. In feite is wetenschap de religie van de moderne tijd, en in die zin moeten wij voor niemand zo op onze hoede zijn als juist voor wetenschappelijke fanatici.Ga naar eind5
U hebt onlangs een reis door Azië gemaakt. Wat voor indrukken heeft dit bij u achtergelaten? In hoeverre kan de technologie de armoede en ellende van dit werelddeel lenigen? Ik had de vreedzame delen van het Verre Oosten bezocht. Bijna in elk land werd ik met armoede geconfronteerd, maar ook met een uitgesproken verlangen om zich te ontwikkelen, en ik ben er getuige van geweest dat dit verlangen ook in daden wordt omgezet. De Indonesiërs zien heel duidelijk in dat, willen zij een menswaardig levenspeil bereiken, technologie een absoluut vereiste is. Het is mij tevens opgevallen dat al deze landen over praktisch dezelfde regeringsvorm beschikken, namelijk betrekkelijk milde vormen van dictatuur met een beperkte mate van vrije meningsuiting. Maar daar staan twee heel positieve kenmerken tevenover: geen van deze landen is er trots op een dictatuur te zijn, en zonder uitzondering wenden zij hun niet zo democratische bevoegdheden aan om het proces van vooruitgang te versnellen. Dit geldt voor Taiwan onder het oude Chinese regime, het geldt voor Singapore onder een jongere Chinees, de zeer intelligente en erudiete Lie Kuan-Yew - die socialist was, waardoor zijn krachtige maatregelen in de liberale pers niet bekritiseerd worden - en het geldt eveneens voor generaal Suharto, die Indonesië voor een afglijden naar een ergere vorm van dictatuur behoedde, en die tevens het initiatief nam tot vooruitgang op praktisch gebied, waaraan nog steeds een wanhopige behoefte bestaat.Ga naar eind6 | |
[pagina 310]
| |
In al dit soort landen geniet de technologie evenveel aanzien als vroeger in de Verenigde Staten, tijdens de decennia - die al ver achter ons lijken te liggen - waarin de basis voor onze macht en welvaart gelegd werd. Een opmerkelijk contrast hiermee vormt Japan, dat ik aan het eind van mijn reis bezocht. De Japanners beschikken over een hoog ontwikkelde technologie en democratie. Zij schijnen alles sneller te kunnen doen dan alle andere volkeren. Zij perfectioneerden hun technologie in een hoger tempo dan welk ander land dan ook, en zij verwisselden hun dictatuur in een adembenemende korte tijd voor een democratie. Op 't ogenblik heerst er echter een groeiende teleurstelling in de technologie, en misschien ook in de democratie. De indruk die mij het sterkst is bijgebleven, is de simpele waarheid dat mensen mensen zijn, of zij nu in het Oosten of in het Westen wonen. Zij hebben technologie nodig, maar zij hebben nog geen bevredigende oplossing gevonden voor het probleem hoe zij met technologie moeten leven. Ik heb een sterk vermoeden dat het antwoord op deze vraag duizend keer zo ingewikkeld is als het antwoord dat de Club van Rome gegeven heeft.
Ik zou u graag een vraag willen stellen die betrekking heeft op uw eigen vakgebied. Tot voor kort werd altijd aangenomen dat kernfusie pas in de eenentwintigste eeuw een energiebron van betekenis zou kunnen worden. Volgens de Atomic Energy Commission heeft een team aan de Princeton-universiteit de hoogste dichtheden en temperaturen bereikt die ooit gemeten zijn. Voor zover wij begrepen hebben, ging het erom een dun gas van waterstofplasma tot enorme temperaturen te verhitten, zodat fusie mogelijk werd en meer energie vrij kon komen dan voor het in het beweging zetten van de reactie tot dusverre gebruikt was. Verwacht u dat kernfusie binnen afzienbare tijd een factor van betekenis zal worden voor het oplossen van de energiecrisis in de wereld? Ik hoop dat wij binnen afzienbare tijd resultaten kunnen boeken. Maar deze zullen niet verder reiken dan een demonstratie, dus speelgoed voor de wetenschapsman. En zelfs als dit stuk speelgoed groot en duur is zal het de energiecrisis niet oplossen. Daar hebben wij andere technologische middelen voor nodig. Kernfusie zal in deze eeuw nog geen substantiële hoeveelheid economisch bruikbare energie kunnen voortbrengen. Het is altijd makkelijker om een ongecontroleerde reactie voort te brengen dan een gecontroleerde, vooral als je tegen lage kosten moet produceren. Door kernfusie opgewekte energie kan geen bijdrage leveren aan de oplossing van de huidige crisis. Misschien wel aan die van de volgende. De energiecrisis vormt een bijzonder goed voorbeeld van een catastrofe die door de onheilsprofeten zelf wordt opgeroepen. Zij hebben de gevaren van de verontreiniging schromelijk overdreven. Ze hebben niet helemaal ongelijk, maar nu verzetten ze zich tegen de constructie van kernreactoren die tot de schoonste energiebronnen behoren. Zij beste- | |
[pagina 311]
| |
den veel aandacht aan thermische verontreiniging, en zij maken zich blijkbaar meer zorgen over vissen die in water moeten zwemmen dat drie graden warmer is geworden, dan over al die mensen die het zonder de benodigde energie moeten doen. Zij klagen over toegevoegde hoeveelheden straling die veel lager liggen dan de niveaus van natuurlijke achtergrondstraling waaraan wij vanaf het begin van ons materieel bestaan hebben blootgestaan. Onze viervoetige voorgangers zijn zelfs al vanaf de tijd dat er levende wezens uit de oceanen verrezen bestraald met wat tegenwoordig ‘de maximaal toelaatbare dosis’ genoemd wordt. In die tijd hadden de milieudeskundigen onder de vissen eigenlijk moeten waarschuwen voor de onnatuurlijke omstandigheden waaronder levende wezens op het land zouden moeten leven. Maar vissen zijn nu eenmaal stom. Dit kan men een geluk vinden of een ramp - dat hangt ervan af wat voor standpunt men inneemt. Reactoren zouden een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de groeiende vraag naar energie, als de constructie ervan gelijke tred zal kunnen houden met de mogelijkheden op technologisch gebied, en als deze ontwikkeling niet doorkruist wordt door de koudwatervrees van mensen die het einde van de wereld zien naderen. Dit probleem kan ook op andere manieren aangepakt worden, zoals bijvoorbeeld door een methode die binnen mijn eigen gespecialiseerd gebied valt, namelijk het gebruik van de plowshare, het aanwenden van kernexplosies. Via deze methode kunnen wij gasreserves in gesteenten van lage porositeit stimuleren die niet met conventionele middelen gewonnen kunnen worden. Zo zouden wij tegen lage kosten leisteenolie kunnen benutten, of wij zouden de residuen van opgedroogde oliebronnen kunnen winnen, zoals de Sowjets op 't ogenblik doen. Vrijheid van meningsuiting is een geweldig iets. Wij moeten er met alle kracht naar streven dat zij gehandhaafd blijft. Maar dat neemt niet weg dat wij de meningen die naar voren worden gebracht met een kritisch oor moeten beluisteren, omdat anders de landen waarin de vrijheid van meningsuiting onderdrukt wordt, zoals de Sowjet-Unie, de technologisch race zullen winnen. De Club van Rome heeft in Rusland echt niet veel invloed. Dat is voor de Russen een voordeel. Maar ik zou liever duizend Clubs van Rome willen hebben dan éen Politburo. Er is éen punt dat niet genoeg onderstreept kan worden. De energiecrisis komt niet voort uit energieverspilling in de Verenigde Staten - ook al beweren vele Amerikanen van wel. Het is in de eerste plaats een gevolg van het feit dat de rest van de wereld het Amerikaanse peil probeert te bereiken. Dit proces is in West-Europa en Japan in volle gang. In de ontwikkelingslanden wordt het langzamerhand ingezet - en in een veel te laag tempo. Mensen hebben recht op een beter leven, en nieuwe wegen in het onderzoek kunnen een technologie voortbrengen die de verontreiniging kan bestrijden en tegelijkertijd de middelen kan verschaffen om iedereen van voldoende energie te voorzien. Dit zijn slechts enkele manieren waarop in het energietekort kan worden voorzien. Er zijn er echter nog veel meer. En zij maken alle gebruik van onderzoek en technologie. Het is zeker dat zij voor een groot deel | |
[pagina 312]
| |
tot positieve resultaten zullen leiden.
U heeft gezegd dat u het niet eens bent met al degenen die grote moeilijkheden voor ons in de toekomst zien liggen. Hoe luidt uw eigen voorspelling? Ik geloof dat de situatie in de wereld in het jaar 2000 sterk zal verschillen van de huidige toestand, die niet stabiel is en geen lang leven beschoren zal zijn. Ons bestaan zal aan het eind van deze eeuw óf veel beter, óf veel slechter zijn dan op 't ogenblik. Het hangt af van ons allemaal welk van beide het geval zal zijn. Discussies over de toekomst wemelen ongetwijfeld van verkeerde uitspraken - ik ben volledig bereid om toe te geven dat mijn eigen voorspellingen daar geen uitzondering op maken. Maar ondanks al die fouten zijn discussies over de toekomst noodzakelijk, omdat zij een machtige factor vormen die van grote invloed op de loop van de toekomst kan zijn. |
|