Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 217]
| |
Erza MishanProfessor dr. Erza Mishan doceert economie aan de London School of Economics, sedert 1956. Tot zijn bekendste boeken behoren Welfare Economics: Ten Introductory Essays (1969), Welfare Economics: An Assessment (1969) en Twenty-one Popular Economic Fallacies. Wat is uw reactie op de publikatie van het Rapport van de Club van Rome? Men kon voorzien dat het rapport van het m.i.t. door de meeste economen niet zou worden toegejuicht. Dit komt omdat slechts zeer weinigen onder hen zich serieus hebben beziggehouden met de idee van voortschrijdende economische groei als een wettig middel voor sociale politiek. Sinds de oorlog heeft het accent altijd gelegen op het doen toenemen van snelheid bij de economische groei. Generaliserend, kan men zich negatieve reacties in de Verenigde Staten wel voorstellen, omdat een dergelijk stuk veroordelingen uitlokt. Allereerst ontlaadt zich de rituele hoon op de onheilsprofeten. Men graaft prompt zieners van een wereldcatastrofe tot aan het oude Egypte toe op. Ook Malthus wordt immers nog steeds als een valse profeet afgedaan? En ouderwets denkende economen herinneren ons er dadelijk aan dat, wanneer traditionele grondstoffen uitgeput beginnen te raken, ongetwijfeld nieuwe materialen zullen opduiken en nieuwe technologie ons, althans in het Westen, in staat zal stellen de werkelijke standaarden blijvend te verhogen. Want de grenzen van de wetenschap, zo zullen zij zeggen, verruimen zich tegenwoordig sneller dan in welke periode van de geschiedenis ook. Economen zullen beklemtonen dat het m.i.t.-model veel te eenvoudig is om de werkelijkheid uit te drukken en dat het geen rekening houdt met vernuft en vindingrijkheid van de mens. Toch zal het boek ongetwijfeld zijn invloed hebben, evenals de, een paar maanden eerder verschenen, BlueprintGa naar eind1. Het door Forrester en Meadows gebruikte model is relatief complex van structuur. De wiskundige vergelijkingen die de verbanden tussen de variabelen beschrijven, kunnen natuurlijk niet in een populaire rekensom worden aangetoond, en de gemiddelde lezer zal zich tevreden moeten stellen met een paar eenvoudige verbale en grafische illustraties over de aard van de onderlinge verbanden. Of met de beschrijvingen en grafieken (niet zo helder getekend als ze hadden kunnen zijn) van de door de computer geproduceerde tijdsverlopen in reactie op de zich wijzigende oorspronkelijke veronderstellingen en parameters. Wat de meest serieuze criticus echter zal willen bestuderen is niet alleen de informatie waarmee het model gevoed werd, maar de structuur van het vergelijkingssysteem. Leveren wijzigingen in de structuur van het vergelijkingssysteem belangrijke verschillen op voor de resultaten? In ieder geval is er een begin gemaakt. Er is een globaal model expliciet gemaakt dat dan ook beschikbaar is voor wijziging en verdere experimenten en verfijning. Het zou zowel voor voor- als tegenstanders | |
[pagina 218]
| |
van de groei-idee toe te juichen zijn wanneer zij enkele heldere ideeën ontwikkelden over de omvang van technische verworvenheden die te zijner tijd noodzakelijk als positieve groeinormen dienen te worden gehandhaafd.
U heeft geschreven dat de technologische produktievoorwaarden niet gekozen worden met een oog op de vergroting van 's mensen levenservaring, de sociale wetenschappen zijn daar niet bij betrokken; ‘ze schijnen zich uitsluitend te ontwikkelen als een beantwoording van de eisen zoals deze door industriële efficiency en profijtbeginsel gesteld worden.’ Het proces wordt incidenteel opgewektGa naar eind2. Hoe kan deze trend tot staan gebracht worden? Hoe kunnen de sociale factoren, de belangen van het overgrote deel der mensheid in het model gebracht worden? Eerlijk gezegd weet ik niet hoe deze trend tot staan kan worden gebracht. Maar wat ik zeggen wil lijkt mij niettemin tamelijk duidelijk. Neem bijvoorbeeld de luchtvervuiling. Er is een studie geschreven door Lave en Seskin, die schijnt aan te tonen dat voor bepaalde leeftijdsgroepen ziekten als astma, bronchitis en emfysema verdubbelen, als wij ons van gebieden met weinig vervuiling naar gebieden met een hoge graad van vervuiling verplaatsen. Dit schept werkgelegenheid onder de medici en het biedt natuurlijk toenemende mogelijkheden voor onderzoek. Dit lijkt mij de typerende manier waarop de wetenschap een probleem benadert. Eerst doet zij een uitvinding, die later onvoorziene consequenties, goede en kwade, blijkt te hebben. De kwade consequenties vinden een welkome plaats in het systeem omdat mensen moeten worden aangenomen om onderzoek te doen. Wat ik eigenlijk wil zeggen is, dat er geen allesoverheersend goedertieren Wezen is dat zich bij voortduring bezighoudt met de pro's en contra's van iedere uitvinding. Het proces vindt min of meer blindelings voortgang op deze wijze, slechts geleid door directe commerciële verwachtingen.
‘Economische groei is oorzaak van de veroudering van veel zaken, de economische theorie is er daar éen van.Ga naar eind3 Hoe past men het economisch denken aan de zich snel wijzigende patronen op deze planeet aan, als het gaat om bevolkingsvraagstukken, vervuiling, ecologie - en holt de economische theorie niet achter de feiten en realiteiten van onze situatie aan? Ja, economische theorie komt er altijd achteraan. Ik ben er echter van overtuigd dat dit evenzeer voor andere wetenschappen geldt. Maar jonge mensen beginnen tegenwoordig in ecologie geïnteresseerd te raken. Zij werden misschien oorspronkelijk opgeleid in de economie. Nu beginnen zij een aantal andere problemen te attaqueren, en problemen die zij kunnen attaqueren zijn gewoonlijk die welke direct met het milieu of de ecologie te maken hebben. Resources for the Future (Grondstoffen voor de toekomst) is een bekende organisatie in Amerika, die een aantal zeer competente economen aan het werk heeft, die niet alleen geïnteresseerd zijn in het maken van modellen, maar ook in het opstellen van kwantitatieve ramingen. Hun belangstelling geldt het behoud | |
[pagina 219]
| |
van natuurlijke grondstoffen en milieu. De bredere sociale consequenties zijn ze niet te lijf gegaan. Ik veronderstel dat de reden daarvoor is dat deze op vele manieren ongrijpbaar zijn. Hier is immers heel wat speculatie en sociale probleemstelling voor vereist. Het soort vragen waar zelfs sociologen zich op richten is inderdaad dikwijls zeer beperkt. Ik geloof dat het in de natuur der dingen besloten ligt dat zij vele van de sociale consequenties op lange termijn niet kunnen overzien. Tegenwoordig bediscussiëren de mensen bijvoorbeeld de vraagstukken van de pornografie, de mogelijke effecten van geweld op de televisie, dikwijls sadistisch geweld, op jonge mensen of zelfs volwassenen. Maar het soort studies dat door sociologen wordt uitgevoerd is dikwijls zo beperkt van visie. Er wordt hoofdzakelijk getracht te ontdekken of het zien van deze dingen een onmiddellijk effect op de mensen heeft; of, bijvoorbeeld, het kijken naar geweld onmiddellijk tot meer misdadigheid leidt, of het kijken naar seksuele promiscuïteit tot verhoogde seksuele promiscuïteit leidt. Ik geloof dat de resultaten statistisch gezien niet erg waardevol zijn. Maar zij richten zich dan ook niet op de juiste vragen, zoals wat bijvoorbeeld dat uiteindelijke effect op het karakter van de mens zal zijn. Want het soort leven dat wij nastreven zal uiteindelijk afhangen van de waarden van de mensen, en hoe zij over elkaar denken. De vraag die ik mijzelf stel luidt: als men naar de televisie kijkt en ziet hoe mensen door andere mensen mishandeld en gewelddadig bejegend worden, zonder dat er een moraal op volgt; dat een slechterik die maar zijn gang kan gaan met geweld of die maar zijn gang kan gaan met seksuele promiscuïteit hoogtij viert; zullen jonge mensen deze dingen niet als een sociale norm gaan opvatten, als een aanvaardbaar deel van het leven gaan zien, om vervolgens te trachten zich dienovereenkomstig aan te passen? Tot wat voor een toekomst zal dit leiden? Met dit soort vragen loop ik rond, maar ik zie sociologen niets meten dat ons zal kunnen helpen bij het beantwoorden.
Ik was zeer geïnteresseerd toen u in uw boek sprak over teenagers tussen de dertien en zeventien die gemiddeld zo'n zevenhonderd dollar besteedden aan luxe goederen op weg naar hun dolce vitaGa naar eind4. Zou u willen stellen dat deze cultuur corrupt is? Skinner stelt dat de cultuur fout is, en niet de mensen; ofwel: verander het milieu en men krijgt betere mensen. Zou u het daarmee eens zijn? En welke rol zouden economen kunnen spelen, of sociologen en psychologen, om het milieu zodanig te wijzigen dat de mensen zich anders zullen gedragen? Dit lijkt inderdaad op het spelletje van de kip of het ei. Want om het milieu te wijzigen om er vervolgens door veranderd te worden, moeten de mensen het initiatief nemen. Het milieu verandert niet vanzelf. Eerst moeten de mensen het milieu veranderen. En in dit land, de Verenigde Staten, dat verondersteld wordt een soort democratische traditie te hebben, kan het milieu alleen maar veranderen als, in de eerste plaats, de meerderheid van de mensen een dergelijke verandering voorstaat. Daaruit volgt dus dat er eerst sprake moet zijn van een verandering van geestesgesteldheid, voortkomend uit een nieuw inzicht of een nieuw be- | |
[pagina 220]
| |
wustzijn bij vele mensen alvorens dit doel bewerkstelligd zou kunnen worden. Het is duidelijk dat als men het milieu eenmaal veranderd heeft, men ook de mensen verandert. Zoals Winston Churchill heeft gezegd: ‘Wij maken gebouwen en dan vormen de gebouwen ons.’ Zo'n soort proces is het.
Maar staan wij eigenlijk in een zogenaamde vrije democratische maatschappij niet constant onder controle? Worden wij niet gevormd door leraren, professoren, ambtenaren, overheidsinstellingen? Wij worden van top tot teen geprogrammeerd. Moet niet die controle veranderd worden teneinde ... Ik ben het in zekere zin met u eens. Wij worden om te beginnen al aan een aantal politieke en institutionele beperkingen onderworpen. Madison AvenueGa naar eind5 is inderdaad erg machtig. Gevestigde belangen hebben grote macht. Gevestigde materiële en intellectuele belangen zijn sterk. Dat weten wij. Toch berust de enige hoop op radicale veranderingen op het inzicht dat essentiële veranderingen niet spontaan tot stand zullen kunnen komen. De laatste hoop is dat de massa van het volk ervan overtuigd zal raken dat de bestaande manier van leven, als bijprodukt van de economische groei, niet het leven is dat zij willen. Men zou zich een nieuw geheel van mogelijkheden moeten wensen om uit te kunnen kiezen, en als men eenmaal ziet dat dit inderdaad voorhanden zou kunnen zijn, dan kunnen wij serieus een begin maken met veranderingen in het milieu.
Acht u het haalbaar om de planeet aarde als een multinationaal bedrijf te besturen? Volgens sommigen zou de aarde reeds op weg zijn om als éen gigantische firma bestuurd te worden. Als dat zo is, dan zou het spenderen van zo'n tweehonderd miljard dollar per jaar aan militaire budgetten voor de wereld in haar geheel, door ieder efficiënt management als verspilling van de hand worden gewezen. Natuurlijk. Als er een universele regering bestond, zou deze verspilling niet bestaan. Maar men heeft er geen verbeeldingskracht voor nodig om de vrees te begrijpen waarmee de nu zwaarbewapende landen elkaar in het oog houden. Iedere geringe toename van wapenbezit in het ene land wordt overtroffen door die in een ander land. Ieder probeert zelfs vooruit te schatten en te bepalen welke wapens het andere land zal uitvinden, teneinde over een wapen te kunnen beschikken dat daartegen op zou wegen. Het is in feite juist die bewapeningswedloop tussen de naties die de economische groei voor een groot gedeelte zijn huidige motivatie verschaft. Als er geen sprake was van een bewapeningswedloop en de daarmee gepaard gaande argumenten met betrekking tot het afnemen van de industriële en economische groei, dan zou de politieke mogelijkheid van het weloverwogen vertragen van de groei om een stabiele situatie te bereiken immers veel gemakkelijker zijn.
Ziet u überhaupt de mogelijkheid om de planeet op een wereldomvatend niveau te besturen? | |
[pagina 221]
| |
Niet in de nabije toekomst. Dat zie ik niet gebeuren. Ik sta daar pessimistisch tegenover. Als u mij vraagt hoe lang de beschaafde wereld nog zal voortbestaan, dan schat ik dat dat nog zo'n jaar of tien, vijftien zal zijn. Als zij veel langer zal blijven voortbestaan zal dat een vorm van een wonder zijn. Tegelijkertijd geloof ik niettemin, dat de mens over een vrije wil beschikt, en dat soms wonderen gebeuren. Dus ploeter ik zelf ook verder, het beste hopend, maar het ergste verwachtend.
Zal men ooit de kloof tussen arme en rijke landen overbruggen? Als wij op een wereldomvattend bestuur mikken, wat op de lange duur onvermijdelijk lijkt te zijn, hoe moeten wij dat dan klaarspelen als er zo'n diepe kloof gaapt tussen de rijke en de arme landen? U tast mij nu in het diepst van mijn ziel. Ik heb mij uitvoerig beziggehouden met welvaartsmaatschappijen en betoogd dat verdere economische groei geen zinnig doel dient. Het is gewoon een slechte gewoonte geworden, of, zoals men ook zou kunnen zeggen, de machine is niet meer te stoppen. Nu vraagt u mij wat wij aan al die arme landen zouden moeten doen. Op dit punt steek ik echt niet graag mijn nek uit, omdat ik toevallig van mening ben dat deze landen de door Gandhi aangewezen weg hadden moeten volgen. Dat wil zeggen, zij zouden de kleine technologie, een tussenvorm van technologie, hebben moeten benutten en zich op een bescheiden maar redelijk bevredigende materiële standaard hebben moeten richten. Die weg hebben zij uiteraard niet gevolgd. Een kleine groep in ieder van die landen houdt de blik voortdurend op het Westen gericht, in de hoop hun landen tot die standaard te kunnen opvoeren. Dit nu lijkt mij, volgens de aard der dingen, onmogelijk. Zeker onmogelijk binnen enkele jaren, want het lijkt mij duidelijk dat als al deze landen binnen een paar jaar een materiële standaard, vergelijkbaar met die van de Verenigde Staten, zouden kunnen krijgen, de wereld dan niet veel meer dan tien of twintig jaar zou kunnen voortbestaan. De omvang van het grondstoffenverbruik en de omvang van de vervuiling zouden gigantisch zijn.
Iedere Chinees met twee auto's in zijn garage ... Ja, zoiets. Als u mij vraagt wat, in zekere zin, ideaal is, en u vraagt mij niet hoe dat gerealiseerd zou moeten worden, gewoon van de veronderstelling uitgaande dat een almachtige dictator de wereld bestuurde ...
Ook Toynbee heeft zich in die termen uitgelaten. Tja, dat is soms de enige manier om zinnig te kunnen praten, want men raakt voortdurend in de knoei met wat haalbaar of onmiddellijk realiseerbaar is, en wat er in een verder gelegen toekomst waarin, naar wij menen, minder beperkingen zullen zijn, zou kunnen gebeuren. Wanneer er over de hele wereld een verlichte dictatuur zou heersen, dan is het duidelijk dat het eerste wat er zou moeten gebeuren is dat alle pogingen in het werk moeten worden gesteld om de bevolkingsgroei te reduceren. De totale bevolking zou gestabiliseerd moeten worden en, | |
[pagina 222]
| |
indien mogelijk, sterk teruggebogen. En ten tweede zou men natuurlijk de rijkdommen van de wereld evenwichtiger moeten gaan verdelen, in welk geval wij zeker niet de Amerikaanse levensstandaard zouden kunnen aanhouden zoals deze nu is. |
|