Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 175]
| |
Barry CommonerProfessor Barry Commoner is een der bekendste ecologen in de wereld. Hij studeerde aan de Harvard-universiteit alwaar hij (1941) promoveerde in de biologie. Sedert 1947 is hij verbonden als hoogleraar aan de Washington-universiteit in St. Louis, Missouri. Hij bekleedde alhier de volgende functies: professor in de plantenfysiologie en directeur van de afdeling plantkunde. In 1965 werd hij directeur van het Center for the Biology of Natural Systems. Wat was uw reactie op het Rapport van de Club van Rome? Ik heb het Rapport bestudeerd en ik vind het, wetenschappelijk gesproken, uiterst gebrekkig. De benadering waar het Rapport gebruik van maakt is het verzamelen van gegevens, het bestuderen van de historische trends van diverse parameters die betrekking hebben op de grondstoffen- en milieucrisis van de wereld, om deze curven vervolgens wiskundig te projecteren, om ze dan in de computer op elkaar te kunnen laten inwerken. De wijze waarop verschillende parameters op elkaar inwerken, zoals bijvoorbeeld bevolkingsgroei, beschikbaarheid van voedsel, technologische ontwikkeling, de wijze waarop ze op elkaar inwerken vormt natuurlijk het wezenlijke van een computerprogramma. Het is van het grootste belang te weten welke inwerkingsmechanismen gekozen werden om het computerprogramma op te stellen. Als men het rapport van de Club van Rome bestudeert, dan ontdekt men dat daar in uiterst korte bewoordingen vermeld wordt dat de interactie onder meer bepaald werd aan de hand van discussies met vooraanstaande autoriteiten en door het bestuderen van de literatuur. De gekozen interacties hebben éen set van parameters volledig geëlimineerd, namelijk de economische en de sociale factoren. Het weglaten van deze factoren heeft de ‘soft ware’ van de computer vastgelegd: het programma zodanig vastgelegd dat het de mogelijkheid, de verhoudingen door economische maatstaven te wijzigen, heeft uitgeschakeld. Om het maar heel simpel te stellen. Als er geen economische informatie in de computer komt, dan geeft de computerg antwoorden die niet in relatie staan tot de economie. Dat is in het kort wat ik wilde zeggen. Dat is gewoon feitelijk. Zo is dat ding nu eenmaal ontworpen. De benadering is dan extrapolatie, interacties enzovoorts. De benadering waarvan ik gebruik heb gemaakt is daar precies aan tegenovergesteld. Ik heb naar historische trends in vervuilingsniveaus, bevolkingsomvang enzovoorts gekeken en heb mij vervolgens afgevraagd welke interacties tussen deze factoren onthuld worden door deze trends. Dit wordt voor het grootste gedeelte beschreven in mijn boek The Closing Circle.Ga naar eind1 Zoals u weet kwam ik tot de conclusie dat in een land als de Verenigde Staten de hoofdoorzaak van een snelle vervuilingstoename niet de bevolkingsgroei, niet de consumptietoename per hoofd is, maar de ver- | |
[pagina 176]
| |
andering in produktieve technologie die gedicteerd wordt door economische oorzaken, door het verlangen de produktiviteit en de winst te doen toenemen. Daarom moet de voornaamste geneeswijze gezocht worden op het terrein van de economie. Dit is precies het gebied waarop het m.i.t.-ontwerp ons een conclusie ontzegt. Met andere woorden, in de hele wiskundige opvatting van het Meadows-ontwerp is de uitschakeling ingebouwd van wat, naar mijn gegevens aanwijzen, de belangrijkste factor is als men met vervuiling te maken heeft, namelijk de economische krachten. En dus moet ik op wetenschappelijke gronden tot de conclusie komen dat de door Meadows gebruikte analytische techniek een onvermijdelijke fout heeft ingebouwd.
Het m.i.t.-rapport zal volgens de cirkel dus niet sluiten. Gelooft u in een computermodel als een middel om... Nee. Ik geloof dat computermodellen op het moment misleidend zijn omdat zij willen dwingen de gegevens zodanig te selecteren, dat men iedere informatie die niet in strikt wiskundige termen kan worden gesteld buiten beschouwing moet laten. Het is voor ons veel beter gegevens te verzamelen en er over na te denken dan de gegevens aan de computer, over te geven. Naar mijn ervaring is een computermodel dat gebouwd is op een niet-toereikend begrip voor de theoretische basis van het probleem niet alleen nutteloos maar ook misleidend. De Meadowsstudie betekende een stap achteruit. Laat u mij uitleggen waarom. In de eerste plaats heeft men, om te stellen dat er een grens aan de groei is, geen computer nodig. Vele ecologen, ikzelf inbegrepen, hebben herhaaldelijk gezegd dat, als men naar de theoretische basis van de ecologie kijkt of de karakteristieken van de biosfeer, dat het dan absoluut duidelijk is dat er een grens is aan de groei van de exploitatie van deze biosfeer. Daarom is de belangrijkste conclusie van het rapport, dat er grenzen zijn aan de groei, een overbodige. Zij is zelfs volslagen overbodig. De basis voor die conclusie ligt vermoedelijk in de computeranalyse. Terwijl de computeranalyse zo verkeerd en misleidend is dat men nu aan dit oude idee een hele reeks misleidende conclusies heeft toegevoegd. Bijvoorbeeld dat de enige manier waarop wij het milieu zouden kunnen beschermen, het laten dalen van het bevolkingscijfer is. Dat is gewoon niet waar. Zo geloof ik dat wat Meadows gedaan heeft in zekere zin werkelijk een stap achteruit is, omdat het een oud idee opneemt en er een misleidende betekenis aan geeft, een misleidend vernisje. Het publiek het gevoel geven dat de belangrijkste kwestie bij het oplossen van de wereldproblemen het controleren van de groei is, is volgens mij fout, hoewel het duidelijk is dat wij niet eeuwig kunnen blijven groeien. De vraag die gesteld zou moeten worden is de volgende: wat is de reden van onze huidige moeilijkheden? Als wij willen dat mensen handelend optreden, dan moeten zij begrijpen waarom zij in moeilijkheden verkeren en wat er aan gedaan moet worden. Er is geen bewijs voorhanden dat de reden van onze huidige milieuproblemen is dat wij grenzen van de groei hebben bereikt. Dat is de reden niet. Met an- | |
[pagina 177]
| |
dere woorden, als er, zoals wij allen weten, een grens is aan de produktiegroei in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, dan is het duidelijk dat men in milieumoeilijkheden raakt als we tot dat punt zouden zijn gegroeid waar wij aan de grens zitten. Dat is niet de reden van de milieuproblemen in de Verenigde Staten. Waarom zijn wij bijvoorbeeld in moeilijkheden geraakt met de energieproduktie? Laat ik daarvoor even terug gaan. Energieproduktie neemt in hoog tempo toe en is de oorzaak van vervuiling. Een van de redenen is dat wij voortdurend metalen zoals staal hebben verwisseld voor aluminium. Bij de produktie van aluminium is veel meer elektriciteit vereist. Maar waarom hebben wij staal voor aluminium verwisseld? Omdat wij zonder staal komen te zitten? Nee, omdat er meer winst steekt in het maken van aluminium dan van staal en in een hevige concurrentiemaatschappij schakelen de mensen over op datgene waar meer winst in zit. Wat ik zeggen wil is dat de reden voor onze moeilijkheden niet ligt in het feit dat wij de groeigrens naderen. De reden voor de moeilijkheden is dat wij technologieën hebben ontwikkeld die op waanzinnige wijze contra-ecologisch zijn. Ik beschik over geen enkel bewijs als het bijvoorbeeld over voedsel gaat. Ik ken de overeenkomstige gegevens niet, maar ik stel mij zo voor dat als wij al het voedsel ter wereld namen en het gelijkelijk onder de wereldbevolking zouden verdelen dat dan niemand van honger zou omkomen. Wat ons zonder meer leert dat de reden van de hongerdood niet is dat er niet voldoende voedsel is. De reden is dat wij het voedsel niet gelijkelijk verdelen. Het wordt een economische en politieke zaak. Daarom beschouw ik het m.i.t.-rapport als een stap achteruit, omdat het het abstracte en algemeen aanvaarde idee dat er grenzen zijn aan de groei, op een foutieve wijze toepast op een onmiddellijke situatie. Ik geloof dat het de mensen een misleidend idee geeft als het gaat om het waarom ze in de moeilijkheden verkeren waarin zij zich nu bevinden. Ik geloof ook dat het een ongelukkige zaak is dat de Club van Rome besloten heeft het rapport dat politieke gewicht te geven dat het nu heeft, met als resultaat dat vele mensen de ideeën accepteren zonder kans te hebben naar de wetenschappelijke achtergrond te kijken.
U ziet ook een politiek gevaar, zo heeft u geschreven, dat de milieucrisis 's werelds meest gevaarlijke politieke kwestie is.Ga naar eind2 Ja, ik geloof dat de geschiedenis van het Rapport van de Club van Rome een voorbeeld is van wat ik bedoelde met de opmerking, dat de milieukwestie een politieke kwestie aan het worden is. Het komt mij voor dat als men tot aan de basis van deze studie doordringt, men tot de conclusie komt dat de enige manier om de milieucrisis op te lossen het inperken van de consumptie en de bevolkingsgroei is. Dan is men bovendien al dicht bij de volgende stap die geïllustreerd wordt door de Blueprint for Survival in Engeland, die een autoritair regime voor Engeland schetst en waarin wordt voorgeschreven waar mensen zouden moeten leven, wat men zou moeten bouwen, enzovoorts. Met andere woorden, een in hoge mate georganiseerd, georkestreerd regime, dat | |
[pagina 178]
| |
op zich wel te aanvaarden valt. Het is duidelijk noodzakelijk dat beslist wordt welke dingen gedaan moeten worden, maar wat politiek zo gevaarlijk is, is dat dat schema verder wordt doorgetrokken en een enorm rigoureuze controle over het leven van het land beschrijft, zonder met éen woord te reppen over wie die controle uitvoert. Volgens mij geeft die benadering de ecologische opvatting vrij voor, laat ik het maar zeggen, fascistisch gebruik.
Heeft u de idee dat voor een juist en rationeel gebruik van grondstoffen in de Verenigde Staten, een socialisering in de klassieke marxistische zin van de economie van het land essentieel is, wat professor Peter L. Berger een geheime agenda voor socialisme heeft genoemd?Ga naar eind3 De belangrijkste les voor de milieucrisis is dat de biosfeer een essentieel produktief kapitaal, zowel in industriële als in agriculturele produktiesector, vertegenwoordigt. Ook is het duidelijk dat de biosfeer sociaal gesproken onbezitbaar is. Niemand kan stellen dat wij het water en de lucht kunnen verdelen en aan privé-bezitters toewijzen. Wij worden nu eenmaal geconfronteerd met wat ik als een tamelijk belangrijk nieuw idee beschouw. Het is namelijk voor de eerste keer aan alle economische theorieën, of deze kapitalistisch of socialistisch zijn, duidelijk geworden, dat men een belangrijke factor van de produktie, namelijk de biosfeer, heeft genegeerd. In zekere zin missen zowel de kapitalistische als de communistische theorieën dit bestanddeel. Als men de zaak omkeert en dit bestanddeel in deze twee theorieën inbouwt, dan kom ik tot de ontdekking dat de opvatting van de vrije ondernemingseconomie hevig botst met ecologische onverenigbaarheden. Want het heeft duidelijk steeds minder zin bezitterschap op privé-basis te organiseren, als niet alleen de menselijke produktieorganisatie in de klassieke marxistische zin gesocialiseerd is, maar als tevens niet een deel van het kapitaal, de biosfeer, sociaal bezit is. Met andere woorden, zoals ik in The Closing Circle heb gezegd, privé-ondernemingen, de vrije onderneming mag dan vrij zijn, maar helemaal privé kan hij niet zijn, omdat iedere privé-onderneming gebruik maakt van een sociaal goed, de biosfeer. Het is duidelijk dat een produktiesysteem dat gebaseerd is op sociaal bezit van de produktiemiddelen, veel zinniger is dan privé-bezit. In die zin geloof ik dat de klassieke marxistische opvatting van gesocialiseerd bezit van de produktiemiddelen, namelijk socialisme, duidelijk beter past bij de behoeften van de biosfeer, dan een systeem dat privé-bezit inhoudt. De mensen zeggen altijd, hoe komt het dat er in de Sowjet-Unie vervuiling is. De reden is dat de biosfeer in de Sowjet-Unie, evenals in de Verenigde Staten, is genegeerd. In plaats van naar winst te zoeken, zochten managers naar mogelijkheden om hun plannen ten uitvoer te brengen. Zij brachten hun produktieplannen ten uitvoer zonder zich zorgen te maken om de daaruit voortvloeiende vervuiling. Nu in beide landen de behoefte aan het voorkomen van milieuvervuiling is ontstaan, geloof ik dat, gegeven de sociale controle, dit veel gemakkelijker in de Sowjet-Unie te verwezenlijken is dan in de Verenigde Staten, waar al duidelijk sprake is van een ernstige botsing tussen het industriële verlangen naar | |
[pagina 179]
| |
winst, het verlangen van de arbeider naar een baan en het verlangen van de mens naar een schoon milieu. Op vele plaatsen heeft de druk die werd uitgeoefend ter beperking van de industriële vervuiling mensen hun baan gekost. De kwestie van de botsing tussen het verlangen naar winst en wat de arbeiders willen zal, geloof ik, nog verhevigd worden, als wij het milieu trachten te reinigen. De klassieke economie zal geïntensiveerd worden als wij tegemoet proberen te komen aan de eisen van het eco-systeem.
Hoe tot die nodige actie te komen? Wel, voor mij is het gewoon een kwestie van geloofsbelijdenis. Zoals ik gedetailleerd in mijn beide boekenGa naar eind4 beschrijf, zijn de onderhavige kwesties niet wetenschappelijk. Zij zijn politiek, het zijn waardeoordelen. Men zal moeten kiezen tussen de waarde die een kerncentrale oplevert en het risico van de radioactiviteit. Dat is geen wetenschappelijke kwestie. Daar behoeft men geen doctor in de wijsbegeerte voor te zijn. Daar behoeft men geen bepaald beroep voor te hebben. Men moet er de feiten voor begrijpen en over een menselijk geweten beschikken. Wat mij betreft heeft iedereen op de wereld het recht zijn geweten te doen gelden. Ik geloof dat het enige dat bij de mensen tussen het nemen van een beslissing en de huidige situatie in de weg staat is, dat zij de feiten niet kennen. Volgens mij is de rol van de wetenschapsman, de professioneel betrokkene, ervoor te zorgen dat de mensen op deze wereld de noodzakelijke feiten krijgen en dan ben ik bereid mij bij hun beslissing neer te leggen. Ik ben niet bereid mij neer te leggen bij de beslissing van meneer Peccei en zijn vrienden onder de eerste ministers. Volgens mij is hun niet het goddelijk recht gegeven om het geweten van de wereld te leiden. Wat wij moeten inzien is dat we geconfronteerd worden met een nieuwe politieke situatie. Wij hebben een belangrijk aspect van ons leven genegeerd, dat nu opnieuw in ons denken wordt geïntroduceerd. Ik geloof dat het oordeel zou moeten worden gevestigd op basis van een wereldwijd algemeen begrip en opinie. U zult zeggen, hoe zullen de mensen gaan ageren. Ik weet niet hoe zij zullen gaan ageren. De mensen bedenken wel een manier van ageren als zij de situatie maar begrijpen. In het debat dat ik met Peccei heb gevoerd wees ik erop dat hij vertrouwen stelt in de eerste ministers en wetenschapsmensen en dat ik mijn vertrouwen stel in de wijsheid van de gewone mensen. Wij zullen zien wie er gelijk heeft.
Peccei stelt ook vertrouwen in journalisten en de media. Zou u aan de groep werkers die het menselijk geweten helpen opwekken de journalisten willen toevoegen? Ja. Dat aanvaard ik in veel gevallen. Het is duidelijk. In de Verenigde Staten is dat zeer evident gebleken. Onder de wetenschapsmensen hebben we een beweging, het Scientist Institute for Public Information, die zich ten doel stelt deze informatie onder het publiek te brengen. Dat doen wij via de enorme hulp die wij ondervinden van journalisten en de media. Dat is uiterst belangrijk. De politieke kwestie is of men | |
[pagina 180]
| |
de mensen vertrouwt of dat men de idee heeft dat men de opinie van de politici moet manipuleren. Ik vertrouw liever de mensen. |
|