Hoe denkt u over de kloof tussen de arme en de rijke culturen?
Deze is voortdurend breder geworden, en dat proces gaat nog steeds verder. De oplossing die
de doorsnee-econoom geeft voor dit probleem, dat zowel op nationaal als op Internationaal
niveau bestaat, is dat de slinger nog harder moet worden aangezwengeld. Wij zouden volgens hen
er alleen maar voor behoeven te zorgen dat de economische groei gehandhaafd blijft en de
economische kringloop steeds sneller kan verlopen.
Dat beweerde McNamara tussen twee haakjes nog in Stockholm (1972).
De idee die daarachter steekt is dat economische groei genoeg kruimels overlaat om de
omstandigheden van de armen te verbeteren. Maar de tactiek kennen wij uiteraard al uit de
praktijk. Zij werkt niet. De afgelopen vijfentwintig jaar hebben wij niets anders gedaan, en de
kloof wordt steeds breder. Hoewel dat nog niet onomstotelijk bewijst dat die benadering nooit
ofte nimmer zou werken, laat het volgens mij nauwelijks een andere conclusie toe dan dat de
‘eeuwige groei’-aanpak ongeschikt is - vooral omdat zij bovendien nog tot rampzalige gevolgen
voor de ecologie leidt. Wat wij moeten doen is ons uit alle macht inspannen om in de
overontwikkelde landen te komen tot een stabiele economie, een ruimte-mens-economie, zoals men
dit noemt. Daarna moeten wij de kwestie van de herverdeling van de welvaart aanpakken. Dat is
uiteraard een van de moeilijkste politieke en economische problemen van deze tijd.
En wat denkt u van de herstructurering van de omgeving? Hoe ziet u de rol van
gedragsplanners?
Wel, de hele kwestie komt er uiteraard op neer hoe men het menselijk gedrag in een wat ik zou
willen noemen meer op het voortbestaan gerichte vorm kan gieten.
Dat is volgens professor Skinner het doel van het leven: voortbestaan.
In vele opzichten ben ik Skinneriaan. Maar zijn oplossingen zijn op het ogenblik grotendeels
onuitvoerbaar. Waar ik echter hoop uit zou willen putten is, dat de mens, voor zover wij in
andere culturen kunnen zien, niet noodzakelijkerwijs een agressieve verspiller hoeft te zijn.
Volgens mij gaat het er op het ogenblik niet zozeer om hoe men de menselijke natuur verandert -
hoe interessant dat ook mag zijn - maar hoe men menselijke instellingen verandert.
Er zijn suggesties gedaan voor een Wereldbevolkingsinstituut.
Ik heb niets tegen instituten en commissies, maar eerlijk gezegd kan ik mij om dat soort
dingen niet zo druk maken. Instituten, commissies, academies en dergelijke zijn de
standaardantwoorden van de gevestigde wetenschappelijke en politieke orde, die de wereld de
afgelopen vijfentwintig jaar geregeerd heeft en de situatie intussen langzaam maar zeker heeft
laten verslechteren. Het zijn de mensen die niet weten hoe zij tot ontwapening moeten komen.
Het zijn de mensen die geen middel kun-