Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 47]
| |
B.F. SkinnerProfessor B.F. Skinner wordt door de Amerikaanse Vereniging van psychologen als de meest invloedrijke psycholoog van onze tijd beschouwd. Hij behaalde zijn doctoraal aan de universiteit van Harvard, waar hij thans ook nog steeds doceert. Robert Frost schreef nooit ‘vrije’ verzen, omdat dit zoals hij zei, zoiets was als tennissen zonder net. Welke is uw visie op vrijheid? Ik geloof dat de historische strijd om de vrijheid, politieke en godsdienstvrijheid, een strijd is geweest om zich te ontdoen van bepaalde vormen van behandeling die als dwang, straf of pijn werden ervaren. Het ligt in de aard van het menselijk organisme om zich van gevaarlijke, irritante, onbehaaglijke omstandigheden te bevrijden. Het zelfde geldt voor mensen die ons op een gevaarlijke of dreigende manier behandelen. Wij hebben ons zeker niet van elke vorm van tirannieke en despotische controle weten te bevrijden, maar wij hebben in die richting wel veel tot stand gebracht. Wanneer wij niet op een manier behandeld worden, die wij als dwang of straf ervaren, voelen wij ons ‘vrij’. Wij hebben in dat geval het gevoel dat wij doen wat wij willen. Het is echter onjuist om daarom te veronderstellen dat wij ‘vrij’ zijn, omdat er bepaalde redenen zijn waarom wij iets willen doen. Ik wil alleen maar benadrukken dat wij moeten onderzoeken waarom wij de dingen willen doen waarin wij zin hebben, en waarom wij ons daarom niet verzetten tegen vormen van controle die ons niet onvrij maken. Wanneer wij op onze gevoelens afgaan, beoordelen wij de situatie verkeerd. Wanneer wij doen wat wij willen doen, worden wij evenzeer gecontroleerd als wanneer wij iets doen omdat wij daartoe verplicht zijn.
De Club van Rome wil verandering brengen in de krankzinnige race naar materiële groei die op het ogenblik aan de gang is. Hebben wij daar een technologie van het menselijk gedrag, zoals u het noemt, voor nodig? Ja, dat is inderdaad volgens mij het voornaamste probleem. De vraag is of het menselijk organisme een of ander ‘grenzen aan de groei’-mechanisme ingebouwd heeft, of dat de erfelijke structuur van de mens, die ons in deze fantastische situatie van uitbuiting, consumptie en vervuiling | |
[pagina 48]
| |
heeft gebracht zal blijven voortduren, of zelfs tot de vernietiging van het menselijk ras zal leiden - waarschijnlijk door een of andere allesvernietigende ramp, reeds voor onze hulpbronnen totaal uitgeput zijn. Hoe het ook zij: dezelfde kenmerken die ons op het punt gebracht hebben waarop wij ons op het ogenblik bevinden zijn ook verantwoordelijk voor de moeilijkheden waarmee wij tegenwoordig geconfronteerd worden. Volgens mij zullen de enige ‘grenzen aan de groei’ waarop wij kunnen hopen, moeten voortkomen uit een wetenschappelijke analyse van de situatie en uit een beleidsvorming die met die analyse rekening houdt. Want als wij nu niet tot een weloverwogen actie overgaan, om de nationale menselijke processen die tot onze vernietiging voeren aan banden te leggen, zullen wij uiteindelijk ten onder gaan. Ik geloof niet dat daar de minste twijfel over hoeft te bestaan. Wij moeten een grens vinden. Een grens aan de uitputting van de hulpbronnen en aan de verontreiniging, maar dat is alleen mogelijk wanneer wij tot het besef komen dat er inderdaad urgent stappen moeten worden genomen.
U spreekt over groeistadia. U trekt bijvoorbeeld een vergelijking met een appel.Ga naar eind1 Eén van die stadia is het gunstigst. Zal de mens zo'n optimaal stadium van de evolutionaire ontwikkeling ooit bereiken? Ik heb niet zoveel vertrouwen in een dergelijke opvatting van ontwikkeling. Ik gebruik die vergelijking dan ook om aan te geven dat ontwikkeling geen bruikbaar principe is. Wij ondergaan veranderingen, uiteraard. Veranderingen vinden voortdurend plaats. Wij vergelijken ze met de groei van een biologische entiteit, zoals een appel. Maar developmentalisme is in feite een vorm van structuralisme waarbij niet op de bepalende variabelen gelet wordt. Wij spreken over de ontwikkeling van een kind, en registreren deze om naar de taal te kijken die het kind op diverse leeftijden spreekt. Daarop zeggen wij dat taal daarom een functie van leeftijd is. Dat is niet juist. Weliswaar beschikt een ouder kind over een grotere woordenschat, formuleert langere zinnen, enzovoort, maar hij doet dat omdat hij ouder is. Hij doet dat omdat hij langer heeft blootgestaan aan de verbale omgeving die zijn verbaal gedrag ontwikkelt. Wanneer men dit proces vergelijkt met een ingebouwde vorm van groei, veronderstelt men daarmee dat deze hele zaak op een andere manier intern bepaald is. Developmentalisme is stap-voor-stap-structuralisme. Ik zie dat als een punt van waaruit wij beginnen moeten om te onderzoeken waaróm die veranderingen plaats vinden, en ik wil mij niet beperken tot het feit dat veranderingen een temporele dimensie hebben.
Maar u schreef in Beyond Freedom and Dignity dat wij de bevolkingsgroei even nauwkeurig zouden kunnen regelen als de koers van een ruimteschipGa naar eind2. Daarmee sprak ik een bepaalde hoop uit. Ik zou graag willen dat wij de bevolkingsaanwas zodanig nauwkeurig zouden kunnen regelen. Op de een of andere manier zullen wij dat inderdaad ook moeten doen. Ik | |
[pagina 49]
| |
geloof dat het geen enkele twijfel lijdt dat de wereld de wereldbevolking niet meer zou kunnen onderhouden wanneer deze op het welvaartspeil zou komen te liggen, dat wij in een paar welvarende landen reeds kunnen aantreffen. Stelt u zich eens voor dat er in het jaar 2000 250 miljoen Chinezen in auto's rondrijden, dus een op de twee of drie Chinezen over een automobiel zou beschikken, om over miljoenen en nog eens miljoenen kilometers supersnelweg te razen. - Tenzij men op een of andere miraculeuze wijze nieuwe energiebronnen ontdekt, is dat eenvoudigweg onmogelijk. Dus tenzij wij een wereld krijgen waarin een deel van ons veel welvarender blijft dan de rest, zullen wij altijd oorlog blijven houden. Want wanneer mensen niet krijgen wat zij nodig hebben, proberen zij dit af te nemen van mensen die het wél hebben. Tenzij dit het soort wereld is dat wij ons wensen, zal het leven in de welvarende landen vereenvoudigd moeten worden. Hun welvaart moet worden teruggedrongen, en het zeer fundamentele menselijke gedragsproces dat tot de welvaartsmaatschappij heeft geleid zal op pen of andere manier bewust moeten worden omgebogen. Op enigerlei wijze moeten wij tot een cultuur komen waarin de mens niet naar steeds meer onmiddellijke bevrediging, steeds meer comfort streeft, en waarin hij zich niet steeds meer aan vervelende situaties onttrekt. Het huidige proces zal omgebogen moeten worden, en daar is een grote hoeveelheid uiterst zorgvuldige planning voor nodig, omdat de mens er niet van nature toe komt om de dingen die hem het meeste plezier verschaffen op te geven.
Wie zou over de macht beschikken om een nieuwe maatschappelijke structuur te ontwerpen? Hoe zou men de massa zo kunnen beïnvloeden dat men tot de conclusie zou komen dat men met minder tevreden moet zijn? Een verlichte dictatuur? Nee, ik hoop niet dat het zover zal komen. Het zal trouwens erg weinig uitmaken of men het wél of niet doet. Tenzij zij, die de gezamenlijke culturen van de wereld uitmaken, rekening gaan houden met de toekomst - er zijn immers maar zeer weinig mensen die werkelijk met de toekomst rekening houden - tenzij men daartoe zou komen en voldoende krachten zou weten te bundelen om bepaalde praktijken in deze culturen te veranderen, is men volgens mij verloren. Want dan zou men eenvoudigweg in de ingeslagen richting voortgaan, wat zal leiden tot een volledige uitputting van de hulpbronnen in de wereld, en een totale verontreiniging van het milieu. Ik heb daarbij geen bepaald persoon, of bepaalde groep op het oog. Geen enkele groep, geen enkele hiërarchie zou hier trouwens toe in staat zijn. Ik geloof dat de verandering in de cultuur zelf moet plaatsvinden. Een cultuur moet zichzelf op de een of andere manier zo herstructureren dat niemand in de machtspositie zou kunnen raken die met de term ‘verlicht dictator’ wordt aangegeven. Wij hebben geen ander soort leiders nodig, maar een andere cultuur, een cultuur waarin de mensen die macht en controle uitoefenen, mensen met geld, met militaire invloed, enzovoort, alleen maar op bepaalde beperkte manieren zouden kunnen handelen. | |
[pagina 50]
| |
Noemt u het sociale milieu zelf ‘de cultuur’? Nee. Ik geloof dat de cultuur niets anders is dan een sociale omgeving. Het is geen atmosfeer, het is geen reeks ideeën, het bestaat alleen maar uit handelingen van mensen. Onze cultuur kan op het ogenblik worden onderverdeeld in onderwijsaspecten, overheidsaspecten, godsdienstige aspecten, economische aspecten, de manier waarop het gezinsleven is georganiseerd, de manier waarop wij voor krankzinnige, voor debielen, enzovoort, zorgen, al deze gebruiken bijeengenomen, alles wat wij ‘the American way of life’ noemen is de cultuur. Elke andere cultuur heeft zijn eigen patroon van dergelijke gebruiken. Een deel ervan draagt bij tot onze levenswijze, een ander deel doet eraan af. De vraag luidt wat wij moeten doen om tot een cultuur te komen waarin de gebruiken zo georganiseerd zijn, dat de cultuur in staat is zijn problemen op te lossen, en onverwachte moeilijkheden het hoofd te bieden, zodat hij kan blijven voortbestaan. Ik bedoel geen voortbestaan in een concurrentiestrijd met andere culturen, een soort sociaal Darwinisme, daar gaat het nu niet om. De kwestie is niet meer of er nog een of andere cultuur zal blijven voortbestaan, of dat een bepaalde cultuur zal blijven voortbestaan. Wij moeten leren rekening houden met de mensheid in haar geheel.
Dat komt precies overeen met het streven van de Club van Rome en de studies van Forrester: een model te maken van de planeet als geheel. Dit was de eerste keer dat een dergelijk model werd gecreërd om het onderlinge verband tussen werelddelen, volkeren en mensen te bestuderen. Ja, ik geloof dat dit inderdaad een belangrijke stap is in de richting van een analyse van een toekomstig voortbestaan. ‘Survival’ is de enige waarde. Voortbestaan is een erg moeilijke waarde, die alleen kan functioneren wanneer men inziet aan welke voorwaarden men moet voldoen om te kunnen voortbestaan, waarna men zich er op de een of andere manier van moet verzekeren dat het menselijk gedrag de eigenschappen aanneemt, die noodzakelijk zijn om aan die voorwaarden te voldoen. Mijn enige bezwaar tegen wat ik van de Club van Rome weet, is dat men zich schijnt te willen concentreren op de fysische en biologische technologie, en niet op de gedragstechnologie die wij nodig zullen hebben. Wij weten ongetwijfeld hoe wij het probleem van overbevolking moeten oplossen. Wij beschikken over methoden om de geboorten te beperken. Maar er is nog een volgende fase: hoe wij de mensen ertoe kunnen brengen die methoden werkelijk toe te passen. Hoe wij ze ertoe kunnen brengen hun trots over een groot gezin op te geven, of hoe wij kunnen voorkomen dat iemand uitgelachen wordt omdat hij maar twee of drie kinderen heeft. Dergelijke problemen liggen op het terrein van de gedragswetenschappen en kunnen niet door anti-conceptiemethoden worden opgelost, hoe uitgebreid deze ook mogen zijn.
Wie zou bij dit bewustwordingsproces voorop moeten staan, de psycho- | |
[pagina 51]
| |
logen, de behavioristen? Wel, het enige dat de behaviorist zou kunnen doen is advies geven. Het is net zoiets als wanneer wij plotseling - als wanneer de wereld verder onder water zou komen te staan dan op het ogenblik het geval is; wij zouden een groot aantal bruggen moeten bouwen en de hulp inroepen van ingenieurs. Deze zouden ons van advies dienen. Zij zouden ons vertellen hoe wij die bruggen zouden moeten bouwen. Zij zouden ons zeggen waar wij de bruggen zouden moeten bouwen, hoeveel, hoe zwaar, alles. Dat is precies dezelfde positie als die waarin de gedragswetenschapper zich bevindt. Hij kan bepaalde methoden aanbevelen, maar de beslissingen moeten door anderen worden genomen. Geen enkele ingenieur beschikt over de macht om de mensen ertoe te brengen bepaalde dingen te doen. Hij zal daarom de mensen die wel over die macht beschikken zeggen wat zij moeten doen om er zeker van te zijn dat zijn adviezen ook gerealiseerd worden.
Gelooft u dat gedrag gecultiveerd kan worden, bijvoorbeeld door opvoeding? Ik geloof dat dit onze enige hoop is. Ik ben ervan overtuigd dat het mogelijk is. Ik wil niet uitsluiten dat er bepaalde vormen van aangeboren gedrag zijn, vooral niet wanneer het gaat om aangeboren neigingen of om een of andere variabele waardoor men beïnvloed wordt. Bijna alles wat de mens doet is het produkt van de omstandigheden waaraan hij heeft blootgestaan. Ook de taal die hij spreekt. Misschien erft hij een of ander gedragsproces dat hem in staat stelt om een taal aan te leren, maar een taal is een produkt van de omgeving. Hij spreekt Engels als hij in een Engelse omgeving leeft. Hij spreekt Chinees in een Chinese omgeving. Bijna alles wat wij doen hebben wij zo geleerd, en wij weten nu hoe dat in zijn werk gaat. Wij zijn een eind gevorderd met de bestudering van de omstandigheden waarin de mensen dingen aanleren. Als men deze eenmaal kent, kan men de omstandigheden veranderen. Wij maken op het ogenblik belangrijke vorderingen op het gebied van onderwijs en opvoeding. Wij leren aan kinderen, waarvan vroeger gezegd zou worden dat zij niets konden opnemen, omdat wij een betere omgeving voor hen weten te creëren.
Heeft u de indruk dat Mao-Tse-toeng erin is geslaagd de Chinese massa een doel in het leven te geven, of althans meer dan daarvóor het geval was, een gevoel dat de Chinese mens een volwaardig deel van de maatschappij uitmaakt? Ik geloof dat het zonder meer vaststaat dat China een van de grootste sociale revoluties uit de geschiedenis doormaakt, misschien wel de allergrootste. Waar het daarbij om gaat is de manier waarop deze tot stand komt. De jonge Chinees draagt tegenwoordig zéer eenvoudige kleren, leeft in bescheiden woonomstandigheden, eet erg eenvoudig, werkt zéer hard, aanvaardt een uitermate puriteinse zedelijke standaard, alles ter meerdere glorie van de Volksrepubliek. Is hij nu ‘vrij’, of is zijn ‘vrijheid’ volledig onderdrukt? Het antwoord op die vraag hangt volle- | |
[pagina 52]
| |
dig af van de manier waarop een en ander tot stand werd gebracht. Wanneer de Chinezen zich zo gedragen omdat zij bang zijn om van het algemene patroon af te wijken, omdat zij bang zijn om door hun medeburgers te worden aangegeven, om door de politie gearresteerd te worden, enzovoort, dan voelen zij zich niet ‘vrij’. Maar als Mao hen op een of andere manier positief gemotiveerd heeft, voelen zij zich misschien wel helemaal vrij, en komt hun gedrag misschien wel voor honderd procent met hun wensen overeen.
U noemt dat positieve gedragsversterking? Ja, die term zou ik in dit verband gebruiken. Ik geloof dat als de gemiddelde Chinees van vandaag voornamelijk door positieve versterkers geleid wordt, als er een systeem van conditionerende versterking, zoals wij dat noemen, is ingesteld - en dit leid ik inderdaad uit de Future of China af - dat hij dan ‘vrij’ is. Dan doet hij wat hij wil doen en maakt hij deel uit van een cultuur die zonder twijfel toekomst bezit. Doen zij het echter zoals in Nazi-Duitsland, omdat zij bang zijn voor de klop op de deur midden in de nacht en dat soort terreur, dan zijn zij niet ‘vrij’. en in dat geval heb ik erg weinig vertrouwen in de duurzaamheid van die cultuur, omdat mensen zich op de lange duur niet aan een dergelijke controle laten onderwerpen.
In Beyond Freedom and Dignity heb ik een belangwekkende passage gelezen, waarin u stelt dat iemands gedrag tot op zekere hoogte zijn eigen werk is. Het is erg moeilijk om dat te kunnen begrijpen. Wij geloven allemaal dat wij ons eigen gedrag zelf voortbrengen. Wij geloven dat wij creatieve entiteiten zijn die ‘vrij’ zijn in hun handelen, in die zin dat ons gedrag niet van bepaalde oorzaken afhankelijk is. Ik geloof niet dat dat juist is. Ik ben van mening dat ons gedrag in de eerste plaats uit onze erfelijke structuur voortkomt, en in de tweede plaats uit wat er in ons persoonlijk leven met ons is gebeurd. Nu houdt dat natuurlijk in dat die omstandigheden veranderd kunnen worden, en ook dat zij door onszelf veranderd kunnen worden. Wij leren zelfbeheersingstechnieken. Wij leren hoe wij de wereld waarin wij leven moeten veranderen om ons effectiever te gedragen, zodat wij aan bestraffing van wat voor aard ook kunnen ontkomen en andere vormen van bevrediging kunnen bereiken. Wij beschikken allemaal over de mogelijkheid om onszelf in de hand te hebben, maar dit komt niet uit eigen initiatief voort. Iedereen heeft dit van zijn cultuur geleerd.
Stelt u dat gedrag veranderd kan worden door wijziging te brengen in de omstandigheden waarvan het een functie is? Dat doen wij voortdurend. Een cultuur ordent de wereld waarin het individu leeft. Door zijn cultuur doet hij zoals hij doet. Maar het individu kan hetzelfde doen. Hij kan de wereld waarin hij leeft veranderen, en dat doen wij dan ook. Wij leren bepaalde technieken aan, en wat dies meer zij. | |
[pagina 53]
| |
Maar ik vraag u nog steeds hoe gedrag veranderd kan worden door omstandigheden waarvan het een functie is te wijzigen. Wel, laten wij eerst eens kijken naar de manier waarop de mensheid de wereld heeft opgebouwd waarin wij op dit ogenblik leven. Tenslotte zijn de meeste menselijke milieus bijna geheel door mensenhanden vervaardigd. Zij zijn zo geconstrueerd omdat het menselijk organisme daar voordeel bij heeft. Wij hoeven niet meer tegen extreem hoge of lage temperaturen te vechten. Wij hebben huizen met verwarming of airconditioning. Wij hoeven niet meer de ganse dag op jacht te zijn naar onze komende maaltijd, omdat wij over landbouw en voedselopslagplaatsen beschikken. Dit zijn een paar manieren waarop de menselijke soort een omgeving heeft geconstrueerd waarin hij zich met minder moeite kon handhaven, zodat hij veel meer dingen kan doen dan anders ooit mogelijk zou zijn geweest. Als individuen in een cultuur zijn wij tot veel meer in staat dan als individuen in een natuurlijke omgeving. Als wij ons geheel zonder cultuur moesten redden, zouden wij niet meer zijn dan een dierlijk kind, een wolvenkind. Daarom heeft de mensheid als zodanig, en hebben verschillende vreemde groepen mensen, leefwerelden geconstrueerd waarin hun gedragingen veel effectiever zijn dan anders het geval zou zijn geweest. Een individu kan op dezelfde wijze te werk gaan. Ik doe dat zelf ook. Voor mijn eigen werk heb ik een omgeving gecreëerd waarin ik zo effectief mogelijk bezig kan zijn. Uur, plaats, materiaal, en dergelijke heb ik zorgvuldig geregeld omdat ik zo nuttiger in een bepaalde gedragsvorm kan bezig zijn dan anders het geval zou zijn geweest. Via godsdienst, ethiek, zedenleer, leren wij bepaalde technieken aan. Technieken hoe wij ons in onze betrekkingen met andere mensen kunnen beheersen om zoveel mogelijk moeilijkheden te vermijden. Wij construeren de wereld waarin wij leven, en hoe uitgebreider en effectiever wij dat doen, des te groter wordt ons inzicht erin. Op het ogenblik moet de wereld als geheel zo geconstrueerd worden dat zij een sociale omgeving vormt waarin de mens zich op een manier zal gedragen die de toekomst van het menselijk ras veilig zal stellen. Wanneer wij de omgeving, en daarmee het menselijk gedrag niet veranderen, houdt dat in dat de mensheid geen toekomst meer heeft.
Maar het leiderschap over de wereld is in handen van politici. Zullen wetenschapsmensen deze functie overnemen? Ik geloof niet dat dat mogelijk is. Ik ben bang dat het vooral een techniek van schrik aanjagen zal moeten worden, een soort Kassandraachtige voorspelling. Wij moeten de mensen zo bang maken dat zij iets gaan ondernemen. Een dergelijke manier van doen trekt mij op zichzelf niet aan. Ik wou dat wij een zo prachtig toekomstbeeld konden schetsen, dat de mens zich uiteraard graag zou willen inzetten. Maar ik ben bang dat wij het van de andere kant af zullen moeten aanpakken, en duidelijk moeten aantonen hoe afschuwelijk de toekomst is, welke ramp wij zullen moeten trachten te verhinderen. Op een of andere manier moeten de mensen met de toekomst rekening houden. Helaas conflic- | |
[pagina 54]
| |
teert deze zéer dikwijls met de realiteit van het heden. Wij zullen onze wensen van nu moeten opgeven. Dat is misschien wel het grootste probleem van huidige gedragsplanning. Hoe zouden wij methoden kunnen ontwerpen waardoor de mensen zich gedisciplineerd zullen gedragen? Hoe kunnen wij de mate waarin de mensen zich aan onmiddellijke bevrediging, plezier en comfort overgeven beïnvloeden? Hoe kunnen de mensen ertoe komen om rekening te houden met hun eigen toekomst als individuen, met die van hun gezinnen, en uiteraard met die van de soort als geheel? Wij zijn er in het verleden al eerder in geslaagd. Zedelijke stelsels, godsdiensten, regeringen hebben mensen ertoe weten te brengen om terwille van de toekomst afstand te doen van hun pleziertjes van het moment, van hun comfort, en van hun vrijheid van verschillende soorten ergernis. Er is altijd zo'n soort toekomst geweest. De toekomst van een bepaalde regering, van een bepaalde godsdienst, van een economisch stelsel. Dergelijke instellingen zijn effectieve middelen geweest om het soort gedrag dat wij op het ogenblik moeten propageren tot stand te brengen. Dit kan uit goede, maar ook uit verkeerde redenen voortkomen. Rome overtuigde de Romeinen ervan dat het zoet en eervol was om voor het vaderland te sterven. Dat was gunstig voor Rome, maar niet voor de Romeinen. Het hield in dat zij de Romeinse maatschappijstructuur lange tijd in stand hielden. Godsdiensten waarin gelovigen martelaars worden zijn niet zo gunstig voor de gelovigen maar wel voor de godsdienst zelf. Maar kunnen wij op de een of andere manier geen gelijksoortige technieken ontwerpen om alle leden van de menselijke soort ertoe te brengen hun pleziertjes van het moment op te offeren aan een betere wereld voor iedereen? Als wij dat niet kunnen, zijn wij verloren.
U zei dat er misschien een techniek van schrik aanjagen nodig zal zijn. Het Rapport van de Club van Rome heeft in ieder geval in Nederland een shockeffect teweeggebracht. Het sloeg in als een bom. Binnen éen jaar werden bijna een kwart miljoen exemplaren verkocht. In televisieprogramma's werden er tal van discussies aan gewijd. In dat opzicht is het model van de Club van Rome waarschijnlijk een nuttig begin. Elke verheldering van de toekomst is een stap in de richting van een nuttig op de toekomst afgestemd beleid. Dat is het probleem van het voortbestaan, namelijk dat men meer over de toekomst dient te weten. Wij moeten er een duidelijker beeld van krijgen, en de Club van Rome heeft hiertoe bijgedragen. Die heeft veel gedaan om de mensen ertoe te brengen de toekomst ernstig op te vatten en hun gedrag van het ogenblik te wijzigen.
U heeft gezegd dat als wij het menselijk gedrag willen veranderen, wij eerst meer over de omgeving moeten weten. Dat was nu precies de bedoeling van het model van Forrester en de Club van Rome: stop angsten en feiten uit de omgeving waarin wij leven in computers en wanneer wij dan een volledig inzicht in de verhoudingen van de effecten van de variabelen onderling hebben verkregen, kunnen wij het alge- | |
[pagina 55]
| |
meen menselijk gedrag gaan aanpakken. Ik geloof dat er éen aspect van de omgeving is waarmee zij geen rekening hebben gehouden. Zij hebben het over de hulpbronnen, de vervuiling en zij trekken bepaalde ontwikkelingen door. Voor zover ik weet hebben zij geen rekening gehouden met de rol die de omgeving bij de bepaling van het menselijk gedrag speelt. Misschien zijn zij in staat om een visie in de toekomst te projecteren die ertoe zal leiden dat wij ons anders gaan gedragen. Maar zij hebben niet onderzocht hoe het menselijk organisme in werkelijkheid op een beeld van gevaar, van vernietiging kan reageren.
Gelooft u dat het mogelijk is om die variabele eveneens in het globale model op te nemen? O ja, ik geloof dat wij op het ogenblik snelle en belangrijke vorderingen maken op het gebied van de betrekkingen tussen gedrag en omgeving. Wij ontwerpen ook steeds betere technieken voor verschillende aspecten van de psychotherapeutische opvoeding, voor bepaalde systemen, voor de industrie. Dit is de richting waarin de gedragstechnologie moet gaan. Wij hebben absoluut een echte en effectieve gedragstechnologie nodig om deze problemen op te lossen.
Margaret MeadGa naar eind3 heeft opgemerkt dat dit misschien het decennium is waarin de mens veel meer over de werking van de hersens te weten zal komen, waarmee men zijn voordeel voor het beïnvloeden van het menselijk gedrag zou kunnen doen. Ik geloof dat wij inderdaad meer over de werking van de hersens leren, maar wij zullen niet zover komen dat wij veranderingen in het gedrag via wijzigingen in de hersens van het individu tot stand zullen kunnen brengen. Deze nieuwe kennis zal ons evenmin erg veel vertellen over de vraag hoe wij de omgeving moeten veranderen, omdat de stand van het hersenonderzoek daarbij ver achterstaat. Wij komen op het ogenblik tot het inzicht hoe de omgeving werkt. De hersens vervullen uiteraard een bemiddelende functie. Zij vormen de brug tussen gedrag en omgeving, evenals tussen gedrag en erfelijke structuur. Maar ook al zal hersenonderzoek ongetwijfeld licht werpen op de manier waarop gedrag en omgeving met elkaar in verband staan, toch zal het ons niet kunnen vertellen welke veranderingen wij moeten aanbrengen. Ik dacht altijd dat de effecten van bepaalde medische preparaten veel belangrijker zouden zijn dan tenslotte gebleken is. Ik geloof dat de hoop dat wij via preparaten de intelligentie zouden kunnen vergroten, de emotionele condities zouden kunnen verlichten, enzovoort, sterk is afgenomen. Ongetwijfeld zullen wij daar uiteindelijk wél toe in staat blijken, maar op het ogenblik missen wij daar eigenlijk nog de middelen voor. Zelfs als wij precies zouden weten hoe onze hersens functioneren, zouden wij nog steeds veranderingen moeten aanbrengen in de omgeving, en niet in de hersens. Het laatste zou veel te moeilijk zijn. De gedeelten van de hersens die bij gewone handelingen betrokken zijn, zijn submicroscopisch klein. De menselijke hersens tellen dertig miljard cellen. Misschien is daar | |
[pagina 56]
| |
slechts een klein deel van bij een bepaalde handeling betrokken. Hoe zou men op zo'n kleine schaal kunnen werken en er iets mee kunnen doen?
Sommige wetenschapsmensen hebben een serum ontwikkeld dat de mens in staat zou stellen om bijvoorbeeld tot vijftig percent van de hersenen te benutten, in plaats van de ongeveer zes percent van nu. Ik zou absoluut niet weten in welke mate wij van onze hersens gebruik maken. Ik geloof niet dat er mensen zijn die dat wel weten. Er zijn medicamenten die ons in staat stellen om helderder te denken dan anders. Er zijn ook medicamenten onder invloed waarvan wij helemaal niet helder kunnen denken. Zover zijn wij ongeveer. Maar het werken met medicamenten is iets anders dan hersenfysiologie. Wij gebruiken al eeuwenlang koffie en alcohol vanwege het effect dat zij hebben. Die effecten zijn voor een deel nuttig, voor een deel schadelijk. Maar dat is nog iets anders dan een bijdrage tot hersenfysiologie leveren. Het is een bijdrage tot de farmologie, maar ondanks dat is het volgens mij toch erg belangrijk om de hersens te bestuderen. Ik zie alleen niet hoe een dergelijke kennis ons in de nabije toekomst van dienst zou kunnen zijn bij het plannen van een betere cultuur.
En dat is de omgeving. Absoluut. |