Grenzen aan de groei. Deel 1
(1973)–Willem Oltmans– Auteursrechtelijk beschermd75 gesprekken over het rapport van de Club van Rome
[pagina 11]
| |
U ThantU Thant begon zijn loopbaan als Rector van het Lyceum in Pantanaw, Birma, de plaats waar hij geboren werd (1909). Hij studeerde aan bet University College in Rangoon, de hoofdstad, maar keerde in 1931 naar Pantanaw terug. Na enkele overheidsfuncties bekleed te hebben was hij van 1949 tot 1953 secretaris van premier U Nue van Birma. In 1953 kwam hij als permanent vertegenwoordiger van Birma bij de Verenigde Naties naar New York. In 1961 werd U Thant benoemd tot plaatsvervangend secretaris-generaal van de volkerenorganisatie en van 1962 tot 1970 was hij secretaris-generaal. Hij schrijft momenteel in Harrison, New York, zijn memoires. Bij uw vertrek uit de Verenigde Naties hebt u vanaf deze post gezegd, dat wanneer in de jaren zeventig de loop der geschiedenis in de wereld niet zou veranderen, de beschaving ten onder zou gaan, met andere woorden, u zou willen dat de wereld een beslissende stap doet. Ik heb die verklaring in 1969 gedaan in een studiegroep, die in een van de zalen van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gehouden werd. Ik was er tóen en ik ben er nú meer dan ooit van overtuigd, dat als de volkerengemeenschap zijn aandacht niet op de wereldproblemen concentreert, met inbegrip natuurlijk van de economische problemen, dat de mensheid dan nog maar tien jaar heeft. Ik heb namelijk sterk het gevoel, dat de tegenstelling tussen de arme en de rijke landen steeds groter wordt en naar mijn mening leidt dit op den duur veel eerder tot een uitbarsting dan de verdeeldheid van de wereld op grond van politieke tegenstellingen. Ik kom zoals iedereen weet uit een ontwikkelingsland en ik ben mij volledig bewust van de ontzaglijke problemen waarmee deze arme landen te kampen hebben. Indien de ontwikkelde landen met dit aspect van het probleem geen rekening houden, dan vrees ik dat de menselijke samenleving als geheel hier het slachtoffer van zal worden. Zowel de rijke als de arme landen moeten samen over deze problemen denken en er samen aan werken.
Ik heb mevrouw Indira GandhiGa naar eind1 in StockholmGa naar eind2 horen zeggen, dat armoede de grootste vervuiler is van allemaal. Ja, dat ben ik volkomen met haar eens. Armoede, ziekte en analfabetisme, dat zijn de gesels van de mensheid van nu, mag ik wel zeggen.
U sprak over vier factoren. Kunt u dit nader toelichten? Ja, naar mijn mening zijn het vier factoren die de oorzaak zijn van de crisistoestand, waarin wij ons nu bevinden. De eerste is de verdeeldheid van de wereld op grond van politieke tegenstellingen. De tweede is de verdeeldheid van de wereld op grond van economische ongelijkheid, namelijk het verschil tussen het noorden en het zuiden, tussen de bezitters en de bezitlozen. Volgens mij is deze verdeeldheid van de wereld van veel meer belang en op den duur veel explosiever, zoals ik al zei, dan de politieke verdeeldheid in de wereld. De derde factor is de verdeeldheid van de wereld die verband houdt met de laatste overblijfselen van | |
[pagina 12]
| |
het kolonialisme. Dit is ook een heel belangrijke factor die de menselijke samenleving van vandaag in de wereld gescheiden houdt. De vierde, maar niet de minst belangrijke factor is de verdeeldheid in de wereld op grond van huidkleur, met andere woorden, de rassenscheiding of apartheid, zoals de Verenigde Naties dat genoemd heeft met betrekking tot de toestand in Zuid-Afrika. Deze discriminatie op basis van huidkleur is ook een zeer betreurenswaardige factor, waarvoor de menselijke samenleving zich heden ten dage gesteld ziet. Dit zijn de belangrijkste vier factoren waar we mee te maken hebben. Iedereen weet, dat ik wat de politieke ideologieën betreft, voorstander van de democratie ben. Ik heb in mijn eigen land altijd geijverd voor het democratische proces en daarna ook als ambassadeur bij de Verenigde Naties en als secretaris-generaal. Dit is mij persoonlijke overtuiging, maar mijn geloof in de voortreffelijkheid van het democratische proces maakt mij niet blind voor het feit dat er honderden miljoenen mensen zijn die er anders over denken. Ik geloof dat de verdeeldheid van de wereld op grond van een verschil in politieke opvatting een voorbijgaand verschijnsel is, omdat alle politieke ideologieën nog heel lang naast elkaar zullen moeten leven. Waar ik mij het meest bezorgd over maak, is de verdeeldheid van de wereld ten gevolge van economische tegenstellingen. Sinds het einde van de tweede wereldoorlog zijn, zoals iedereen weet, de rijke landen rijker en de arme landen armer geworden, en de kloof wordt nog steeds groter. We moeten trachten die kloof kleiner te maken. Dit was een van de voornaamste doelstellingen van de Verenigde Naties met het op touw zetten van de eerste ontwikkelingsperiode van tien jaar in 1961, toen ik secretaris-generaal van de Verenigde Naties werd. De internationale gemeenschap heeft verleden jaar de tweede ontwikkelingsperiode van tien jaar gelanceerd. Het voornaamste doel is om de kloof tussen de arme en de rijke landen te verkleinen. Als dit probleem niet heel serieus, met een volledig inzicht in de ernst van het probleem wordt aangepakt, vooral door de rijke landen, ben ik niet erg optimistisch over de toestand van de mensheid in de toekomst.
Het RapportGa naar eind3 dat op initiatief van de Club van Rome door de computers in het m.i.t.Ga naar eind4 is uitgevoerd, bevat een uitdrukkelijke waarschuwing aan de mensheid, dat er een grens is aan de hulpbronnen, een grens aan de economische groei en een grens aan de expansie. Het bepleit meer evenwicht voor de toekomst en zoals u zei, een politiek van geven en nemen, een nauwere samenwerking en wederzijdse afhankelijkheid tussen de werelddelen. Ja, dit is de basis waar de menselijke samenleving vanuit moet gaan, van een geest van geven en nemen en vooral van begrip van de kant van de rijke landen. De Verenigde Naties en zijn familie van onderafdelingen hebben een bijdrage voorgesteld van éen procent van het bruto nationaal produkt van de ontwikkelde landen aan de ontwikkelingslanden. Hier is zoals u weet niet aan voldaan. Integendeel, enkele rijke landen hebben zich hier niets van aangetrokken. Ik moet in dit ver- | |
[pagina 13]
| |
band wel opmerken, dat de meeste Scandinavische landen, evenals Canada en Nederland, om er een paar te noemen, zich van het gewicht van dit probleem ten volle bewust zijn.
Als Nederlander zou ik er graag op willen wijzen, dat Nederland een percentage van 0,78 heeft gehaald, dat komt neer op het hoogste percentage in de wereld van bruto nationaal produkt aan hulp. Het is haast ongelooflijk dat naast Italië de Verenigde Staten het laagste cijfer halen, terwijl dit land verreweg materieel het rijkste is. Ik wil hier nu niet speciaal op ingaan, maar ik heb Nederland vooral genoemd, omdat ik de Nederlandse politiek ten aanzien van de ontwikkelingshulp op de voet heb gevolgd. Ik wil van deze gelegenheid graag gebruik maken om uiting te geven aan mijn waardering voor de Nederlandse regering voor haar begrip en voor de wijze waarop men in dit opzicht met de Verenigde Naties en de onderafdeling samenwerkt.
In Stockholm heeft men voorgesteld om de komende vijf jaar slechts honderd miljoen dollar beschikbaar te stellen voor de bestudering en het behoud van het menselijk leefmilieu. Als men de fantastische bedragen van miljarden dollars in aanmerking neemt die nog steeds aan bewapening worden uitgegeven, is honderd miljoen dan niet erg laag, gezien de noodzaak om het milieu te beschermen? Het ligt eigenlijk meer op de weg van Maurice StrongGa naar eind5 om die vraag te beantwoorden. Maar als u het hebt over honderd miljoen of x miljoen dollar, moeten we dit zien in termen van relatieve prioriteiten. Een voorbeeld ter illustratie. Volgens mij bekende cijfers hebben alle deelnemers aan de oorlog in Indo-China verleden jaar op éen dag in de oorlog in Vietnam een som uitgegeven, gelijk aan het bedrag dat in een heel jaar aan de Verenigde Naties is besteed. Dit betekent dat, als de oorlog in Vietnam nog éen jaar zou worden voortgezet, de kosten hiervan gedragen door alle deelnemers aan die oorlog, gelijk zouden staan aan de kosten, die bij het huidige kostenpeil nodig zijn om de Verenigde Naties nog 365 jaar in stand te houden. We moeten alle onkosten dus verhoudingsgewijs opvatten. Ik ben ervan overtuigd, dat Maurice Strong honderd miljoen dollar voor vijf jaar voor het ondernemen van zo'n gigantische taak een buitengewoon laag bedrag vindt. Als wij bedenken welke enorme bedragen vele landen aan bewapening uitgeven, beseffen wij, hoezeer de economische aspecten van de ontwikkeling der mensheid verwaarloosd of over het hoofd gezien zijn. Dit is maar éen voorbeeld van de noodzaak om prioriteiten te stellen voor de uitgaven in verband met oorlog en vrede. Als ik zeg ‘vrede’, bedoel ik zowel het stichten van vrede als het bewaren van vrede. De Verenigde Naties houden zich natuurlijk met beide aspecten van de vrede bezig; het ene is het stichten van de vrede en het andere is het handhaven van vrede. Het verkleinen van de kloof tussen het noorden en het zuiden is ook een kant van het stichten van vrede, want zonder deze vereiste voorwaarde komt er geen vrede. Met andere woorden, zonder sociale rechtvaardigheid, niet alleen in de nationale samenlevingen, maar ook | |
[pagina 14]
| |
op het internationale vlak, kan er geen vrede zijn. Dit is een voorname basis waarop een duurzame vrede gebouwd kan worden en dit is het dringendste probleem waarvoor de mensheid zich nu geplaatst ziet.
Is het geen teleurstellende ervaring in uw leven, dat u in sommige gebieden waar voortdurend strijd wordt gevoerd, zoals het Midden-Oosten of Zuidoost-Azië, geen vrede tot stand hebt kunnen brengen? Ja. Ik moet zeggen, dat ik gedurende de tien jaar dat ik secretaris-generaal van de Verenigde Naties ben geweest, ogenblikken van teleurstelling maar ook van voldoening heb gekend. Ik wijd nu al mijn tijd aan het schrijven van mijn herinneringen, maar het zijn geen herinneringen in de strikte zin van het woord. Het zijn mijn beschouwingen, ontledingen en beoordelingen van wat zich de afgelopen tien jaar op het internationale toneel heeft afgespeeld. Ik projecteer mijzelf, mijn persoonlijk geloof en mijn persoonlijke levensbeschouwing in dit boek. Natuurlijk is de toestand in het Midden-Oosten een teleurstellende zaak. De oorlog in Vietnam is voor mij een buitengewoon grote teleurstelling. De kwestie van de Vietnamese oorlog is niet in de Algemene Vergadering of in de Veiligheidsraad gebracht, om redenen die iedereen bekend zijn, maar het aantal doden, de vernietiging en de verwoesting in dat land zijn in de geschiedenis der mensheid ongeëvenaard. Deze oorlog had naar mijn mening eerder beëindigd kunnen zijn. De betrokken partijen hebben veel kansen voorbij laten gaan. Ik zal enkele van deze belangrijke ontwikkelingen in mijn boek onthullen. Wat betreft het Midden-Oosten kent iedereen in de Verenigde Naties mijn opvatting en mijn benadering van dit probleem. Mijn kijk op de internationale vraagstukken wijkt noodzakelijkerwijs af van het standpunt van de betrokken lidstaten. Mijn zienswijze is te vergelijken met de zienswijze van de man vanaf de brug. Het is tenslotte het doel van de Verenigde Naties om bruggen te bouwen. Ik beschouw mezelf als iemand die op het midden van de brug staat. Mijn blik op de internationale toestand kan heel goed verschillen van die aan de beide uiteinden van de brug. Mijn beoordeling van de problemen en mijn begrip van de aard van deze problemen kunnen best afwijken van het begrip of de benadering van de betrokken lidstaten. Ten tweede bezit ik, zoals u weet, een krachtig geloof in de Verenigde Naties. De Verenigde Naties is de enige en laatste hoop voor de mensheid. De Verenigde Naties moet net als alle organisaties van mensen, of ze nu nationaal, regionaal of internationaal zijn, een paar grondregels hebben. De Veiligheidsraad is het voornaamste orgaan, dat verantwoordelijk is voor de vrede en veiligheid in de wereld. Als de Veiligheidsraad over een bepaalde kwestie een resolutie aanneemt, vooral als die resolutie met algemene stemmen wordt aangenomen, dus ook door de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad, dan moet de resolutie in kwestie worden uitgevoerd. Hier is mijn aanpak op gebaseerd. Laten wij aannemen dat mijn eigen land, Birma, in een internationaal conflict is gewikkeld. Indien dit conflict in de Verenigde Naties zou worden gebracht en de Veiligheidsraad zou besluiten dat bepaalde ac- | |
[pagina 15]
| |
ties van de zijde van mijn regering gewenst waren, dan zou de regering van Birma aan dat besluit gevolg moeten geven. Indien de regering van Birma zou weigeren zich aan het besluit van de Veiligheidsraad te onderwerpen zou ik partij voor de Verenigde Naties kiezen en niet voor mijn eigen land. |