kunnen noemen. Dit is ten dele een uitleg van wat men de huidige generatiekloof in Noorwegen zou kunnen noemen. Het zijn de nieuwe generaties, de jonge mensen, die thans een veel ruimere opvoeding genieten, die al deze nieuwe posten in de administratie van het land bekleden.
Gelooft u, dat de toename van opvoeding en onderwijs, ook de jonge mensen van nu beïnvloedt, zoals dit in Nederland geschiedt, om druk uit te oefenen de militaire krachtsinspanning te doen afnemen, of zelfs er op te staan dat uw land de navo verlaat?
Het is waarschijnlijk juist om te stellen, dat centra van anti-navo-gevoelens juist op de universiteiten zijn te vinden, of in andere onderwijsinstituten. Maar in het politieke milieu in Noorwegen hebben wij hier in het algemeen geen probleem mee, omdat er in brede lagen een zeer standvastige mening heerst, die de navo-politiek voor Noorwegen steunt, en dit geldt ook voor de socialistische partij.
De steun voor navo-politiek binnen de Nederlandse socialistische partij neemt af. Aurelio Peccei, de voorzitter van de Club van Rome heeft er mij trouwens in een interview op gewezen, dat doorgaans de politici van onze tijd sterk achter lopen bij de publieke opinie.
Naar mijn mening en gebaseerd op mijn politieke ervaring is het verre van noodzakelijk dat een politicus altijd vooraan zou moeten lopen in betrekking tot de stromingen van het moment. Wanneer men de politieke geschiedenis van Europa over de afgelopen vijftig jaar beziet, dan mag men God danken dat vele politieke groeperingen, en onder hen de sociaal-democraten, niet met alle nieuwe ontstane politieke stromingen hebben meegedaan. Neemt u de geschiedenis van Duitsland en de sociaal-democraten aldaar. Zij baseerden hun werkelijke toekomst in de vijftiger jaren voornamelijk op het feit, dat zij juist in de dertiger jaren zich afzijdig hadden gehouden van de toen heersende politieke stromingen.
En zij bleven een hecht navo-partner.
Niet alleen dat, maar zij bleven ook een hechte democratische partij.
U bent zelf journalist geweest. Bent u van mening, dat de media zich voldoende inspannen om de algemene stemming in Europa te helpen verbeteren?
Dat is een zeer uitgebreid en ingewikkeld vraagstuk. Wanneer men de problemen van Oost en West en de politiek van Europa afzonderlijk neemt, dan heb ik wat de informatie hierover betreft niet veel moeite. Maar ook hier is een dieper vraagstuk bij de vraag betrokken. Het gaat