| |
| |
| |
Mircea Malitza
Mircea Malitza werd op 20 februari 1927 in Oradea in Roemenië geboren. Hij is van huis uit wiskundige. Zijn loopbaan werd echter voor een belangrijk deel in de diplomatie afgelegd. Van 1956 tot 1961 was hij zaakgelastigde bij de permanente missie van Roemenië bij de Verenigde Naties, een periode waarin de auteur, toen als journalist geaccrediteerd bij de uno professor Malitza reeds kende. Van 1962 tot 1970 was professor Malitza secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1970 werd hij benoemd tot minister van Opvoeding en Onderwijs. Sedert 1972 is hij speciaal adviseur van president Nicolae Ceausescu van Roemenië. Hij is tevens hoogleraar aan de wiskundige faculteit van de universiteit van Boekarest. Van zijn hand verschenen een groot aantal werken op het gebied van de wiskunde, maar ook over de internationale betrekkingen en diplomatie. Professor Malitza onderhoudt tevens betrekkingen met de Club van Rome.
Het ligt in de verwachting dat Roemenië in het jaar 1990 tot de geindustrialiseerde landen zal behoren. Heeft de détente hieraan meegeholpen?
Het is duidelijk dat er een nauw verband bestaat tussen de binnenlandse politiek van een land, tussen het doel waarnaar het in zijn economische en sociale opbouw streeft, en zijn buitenlandse politiek. Een vreedzame internationale sfeer die aan alle staten veiligheid biedt en de dreiging van conflicten, aanvallen, interventie of druk afwendt, is een eerste vereiste om op grote schaal economische programma's door te voeren, zoals dat in mijn land gebeurt. De mentaliteit van een ernstige bouwer is vreedzaam en coöperatief.
Reeds langer dan tien jaar is de omvang van de Roemeense industrie jaarlijks met meer dan 10% toegenomen. In sommige jaren was het zelfs 14 of 15%. In het kader van het huidige vijfjarenplan zal de toename nog steeds meer dan 10% bedragen. Gedurende de afgelopen zes jaar werd er voor iedere zesdaagse werkweek een gemiddelde van zeven nieuwe produktie-eenheden aangewezen. Wij hebben voor 1990 streefcijfers bepaald voor de industrie, de landbouw en het algemeen niveau van cultuur en onderwijs. Voor de produktie zijn de richtcijfers gemakkelijk te onthouden, bijvoorbeeld 1000 kg staal en 1000 kg graan per hoofd. Het totale programma dat we tegen die tijd klaar moeten hebben, is opgezet om Roemenië een plaats te verschaffen tussen de meer ontwikkelde landen van Europa, en de achterstand die we uit het verleden erfden te boven te komen. Een dermate krachtige expansie in het binnenland vraagt naar mijn gevoel om andere internationale betrekkingen. Voor de oorlog vond het feit dat 50% van Roemeniës economie in buitenlandse handen was zijn terugslag in een soort economische afhankelijkheid en een levensstandaard met een in- | |
| |
komen van minder dan $ 100 per hoofd van de bevolking. Thans, in 1976, is Roemeniës industriële produktie 31 maal groter dan aan het eind van de tweede wereldoorlog.
Ik wil er nog op wijzen dat niet alléen de landen met een programma voor een snelle groei vrede nodig hebben. Het is bewezen dat onzekerheid een grote invloed heeft op de maatschappij, en de meest gevoelige sector ervan, de jeugd, aantast. Hierdoor wordt het moeilijker economische en sociale problemen op te lossen, crises te overwinnen, oplossingen op lange termijn uit te werken; kortom, de normale ontwikkeling van ieder land wordt erdoor geschaad.
De Slot-akte van Helsinki lijkt een hoeksteen te vormen voor een rechtvaardige en billijke toekomst voor heel Europa. Maar gelooft u dat Oost-Europa werkelijk voldoende open staat voor nieuwe ideeën uit het Westen. Voor computers ontwerpt men immers ook steeds weer nieuwe generatie's?
Ik ben het volkomen met u eens dat de documenten van Helsinki van primair belang zijn. Trouw aan de geest van dat document, wil ik met nadruk wijzen op de symmetrie van de totaliteit van de situatie. Het is een postulaat van de economische opbouw in Roemenië om te steunen op de modernste ontdekkingen van de wetenschap. Het huidige Vijfjarenplan steunt volledig op een intensief gebruik van deze ontdekkingen. De logische conclusie hiervan is dat wij open staan voor uitwisseling, voor de dialoog en voor samenwerking. Nu we het toch over openheid hebben, zou ik willen zeggen, dat we dit als een symmetrisch desideratum moeten beschouwen. Alles zou meer open moeten zijn, met welk systeem we ook te maken hebben. De toegang tot wetenschap en techniek zou vrijer moeten zijn en niet aan beperkingen onderworpen. Het wederzijds respect zou groter moeten zijn. Mijn land, met zijn cultuur, zijn taal en gebruiken, heeft vaak geleefd naast veel sterkere culturen die over grotere machtsmiddelen beschikten, zonder dat onze cultuur haar eigen identiteit verloor, maar bij deze uitwisseling wel alles doorliet dat nuttig en assimileerbaar was en zelf waarden bijdroeg, die nog heden ten dage worden gewaardeerd. Hoewel vele auteurs menen dat het adjectief ‘open’ alleen kan worden gebruikt om de westerse maatschappij te beschrijven, moet ik zeggen dat het ook de Roemeense taal niet vreemd in de oren klinkt. Een open mens, een open cultuur en een open diplomatie zijn ook bij ons positieve begrippen. We moeten echter toegeven dat er weinig officiële instellingen van een waarlijk algemeen Europees karakter zijn die in de praktijk nut hebben. Laten we bijvoorbeeld eens de culturele of vakorganisaties bekijken. Vele ervan worden ten onrechte Europees genoemd, en zijn hoogstens subregionaal. De statuten zijn vaak discriminerend ge- | |
| |
schreven, zowel uit geografisch als uit politiek oogpunt. De pan-Europese instellingen waar uitwisselingen plaatsvinden
‘op een rechtvaardige en billijke manier’ zoals u het uitdrukt, zijn op de vingers van éen hand te tellen. Het is een loffelijk initiatief van de unesco geweest om in 1972 een Europees instituut op te richten voor de bestudering van het hoger onderwijs in alle Europese landen zonder uitzondering (het Europees centrum voor hoger onderwijs). Zoals u waarschijnlijk hebt gemerkt, vermijd ik in het gesprek nauwlettend de term Oost-West. Die geeft namelijk een bipolariteit aan, waarbij mogelijke andere scheidingen, met name, die in Noord en Zuid, over het hoofd worden gezien. Ik zie het liefst een integraal Europese benadering voor zaken die geheel Europa betreffen. Het unesco-Centrum werd hier in Boekarest opgericht, wat bewijst dat het onderwerp hoger onderwijs, hoewel het nauw is verweven met de verschillende ideeën en structuren van de Europese samenleving, niettemin openstaat voor een gemeenschappelijke bestudering die uitstijgt boven alle barrières, de ideologische niet uitgezonderd. Ik kan u tevens verzekeren dat u in Boekarest gesprekspartners zult vinden die goed ingelicht zijn over ieder actueel onderwerp, en bekend zijn met de westerse literatuur en modernste stromingen, hoewel het tegenovergestelde helaas niet altijd gezegd kan worden van het Westen. Dit ongelijk evenwicht treft men ook aan bij de vertalingen van romans, essays of filosofie.
Heeft u het gevoel dat er sinds de Slot-akte van Helsinki werd ondertekend, vooruitgang is geboekt in de betrekkingen tussen de twee helften van Europa, zoals ook de opzet was?
De grote verdienste van de Conferentie van Helsinki is, dat de binaire mentaliteit in haar opmars werd gestuit, en dat alle staten bij het Europese debat als gelijkwaardige partners werden erkend. Dit was in zekere zin een stap van 2 naar 33. Dit is niet alleen maar een rekensommetje en ook niet als grapje bedoeld. De regel van eenstemmigheid erkent het recht van ieder land om deel te hebben aan de besluitvorming en aldus bij te dragen aan een vreedzaam bestaan op het continent op voet van gelijkheid. Dit is een belangrijk winstpunt dat we moeten blijven hanteren als basisprocedure. Op verscheidene gebieden zijn reeds enkele positieve resultaten van de conferentie merkbaar. Er werden diverse geschillen bijgelegd, bijvoorbeeld tussen Italië en Joegoslavië. Er werden bilaterale overeenkomsten geratificeerd in een gevoelig gebied als Midden-Europa. Op de Balkan werden intensieve uitwisselingen en zelfs een begin van multilaterale samenwerking bereikt.
Tenslotte hebben nu bepaalde organisaties van de Verenigde Naties, bijvoorbeeld de unesco en de Economische commissie voor Europa, in- | |
| |
derdaad gestreefd naar het naleven van de bepalingen van de Slot-akte van Helsinki. Het is duidelijk dat op de conferentie slechts éen fase werd doorkruist, namelijk het begin van een ononderbroken proces. Omdat ik me heb aangesloten bij het dialectisch materialisme, kost het mij niet veel moeite om te zeggen dat alles stroomt. Overigens zijn tegenwoordig alle moderne denkscholen doordrongen van het begrip eeuwigdurende beweging. De Slot-akte laat zich niet identificeren met éen bepaalde ‘mand’. Correct geïnterpreteerd is het een uniform geheel, waaruit geen component kan worden losgescheurd. Het mag ook niet alléen worden beschouwd als een episode in de relatie tussen Oost en West. Wanneer we het zo zouden noemen, vervallen we weer in de oude blok-mentaliteit. Détente bevindt zich nog steeds in een pril stadium, maar de Slot-akte, een programma op middellange termijn, kan op vele manieren worden toegepast. Twee van de meest urgente kwesties zijn ongetwijfeld de veiligheid en het militair disengagement. Door het feit dat Europa vroeger het middelpunt van de aarde was, werd het tevens de haard van grote branden. Thans, nu het op deze twee voorrechten geen prijs meer stelt, heeft het nog steeds een ontzagwekkend wapenarsenaal. De mensen kunnen onmogelijk een gezonde lever hebben en een onberoerde geest, wanneer ze leven tussen een fantastische hoeveelheid wapens die helaas wel eens zouden kunnen ontploffen, al was het maar door een vergissing, een ongeluk of een foutieve berekening. In de moderne politieke literatuur wordt Europa elke aanspraak ontzegt, behalve de twijfelachtige eer het grootste wapenarsenaal ter wereld te herbergen.
Het is onjuist te nemen dat het probleem ontwapening, in het bijzonder wat betreft kernwapens, door andere prioriteiten van economische en sociale aard van de tafel is geveegd. Dit onderwerp kan niet worden weggeveegd, aangezien het niets meer of minder dan het overleven van de mensheid inhoudt en op grond daarvan altijd bovenaan de agenda zal worden geplaatst, zoals Philip Noël-Baker deed tijdens de Rondetafelconferentie van de unesco in juli 1976, die u zelf ook bij woonde.
Er moet nog veel worden gedaan; de bilaterale of multilaterale samenwerking tussen de verschillende landen zou moeten worden uitgebreid en gevarieerd op elk gebied, van economie tot informatie en intermenselijk contact.
Er zijn vele begrippen waarvan de betekenis niet overal hetzelfde is. In zulke gevallen is het raadzaam er samen over te spreken. De Roemeense President, Nicolae Ceausescu, heeft in een belangrijke toespraak voor de Roemeense Nationale Vergadering op 18 december 1975 voorgesteld een debat over het humanisme te houden. Hij zei: ‘In de geest van de documenten, die in Helsinki werden ondertekend,
| |
| |
blijkt het nodig te zijn om, getoetst aan de publieke opinie van het continent, door een aantal geestelijk ontwikkelde mensen een heldere definitie op te laten stellen van het begrip humanisme met zijn fundamentele principes. Tevens, zowel in de sfeer van het nationale maatschappelijke en culturele leven als in de onderlinge betrekkingen tussen staten, is het noodzakelijk te bevestigen dat er een nieuw humanisme is ontstaan, waarbij de mens, en zijn welzijn, zijn waardigheid en zijn geluk, op de voorgrond worden gesteld.’
Is het überhaupt mogelijk vergelijkingen te trekken tussen de relatie tussen Finland en de Sovjet-Unie (waarbij Finland er altijd van wordt beschuldigd dat het is gefinlandiseerd) en de betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en Roemenië?
Uw vraag doet me denken aan nog zo'n ongelukkige term in de taal van de politiek: balkanisering. Als Roemeen schrik ik iedere keer wanneer ik dit op bijeenkomsten in Afrika hoor noemen.
Ik wil hier geen vergelijking maken, die te veel tijd en argumenten zou kosten.
Is het dan juist om te zeggen dat Roemenië bepaalde denkbeelden scherp afkeurt, zoals bijvoorbeeld de roep van Helmut Sonnenfeldt van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken om ‘meer organische relaties’ tussen Oost-Europa en de Sovjet-Unie?
Volkomen in overeenstemming met haar politieke filosofie is Roemenië ertégen dat in de internationale politiek opnieuw de strategie van de belangenzones, de invloedssferen, zou worden ingevoerd. Dit is een ouderwets standpunt dat voortkwam uit een bepaalde redenering van de grote mogendheden die er belang bij hadden zich te omringen met bufferzones en satellietstaten. We mogen zeggen, dat dit tot de verleden tijd behoort, omdat het niet langer wettelijk en evenmin economisch en strategisch wordt erkend. Tegenwoordig huldigen we andere principes in de internationale betrekkingen. De geografie legt niet meer zoveel gewicht in de schaal als vroeger. Er bestaat een uitgebreide politieke literatuur waarin het vredeswerk van de grote mogendheden wordt geprezen, maar onze eigen geschiedenis, het relaas van een wisselwerking met minstens drie grote mogendheden, staat vol met oorlogen. Zij waren het gevolg van een strategie die was gebaseerd op invloedssferen. De enige zones die verenigbaar zijn met de aanvaardbare politieke taal zijn de vredeszones, de zones van vreedzame samenwerking, de atoomvrije zones, of de zones van het militair disengagement.
| |
| |
President Nicolae Ceausescu verlangde tijdens het 25e Partijcongres te Moskou een ‘nieuwe eenheid’ tussen de communistische partijen, waarbij het iedere partij zou zijn toegestaan ‘vrij’ zijn politieke lijn te ontwikkelen. Wij in het Westen hebben soms de neiging hierin een verkapte Roemeense rebellie tegen Moskou of tegen het socialisme te zien.
Onlangs heeft onze president op een congres over cultuur, onderwijs en vorming van de nieuwe mens, dat in Boekarest werd gehouden, het standpunt van de Roemeense Communistische Partij gedefinieerd. Wij zijn voor een brede samenwerking met revolutionaire, progressieve en democratische partijen in alle landen. Geen wonder dat zij, met inbegrip van heel wat socialistische, sociaal-democratische en andersgezinde partijen, boven alle dogmatische verschillen uit onze gesprekspartners blijven. Wij gaan ervan uit dat heden ten dage de progressieve krachten in de wereld solidair moeten zijn om aan de dringende noden van de samenleving te kunnen voldoen. ‘Wij beschouwen,’ zegt Ceausescu, de secretaris-generaal van de Roemeense Communistische Partij, ‘het begrip internationalisme als een veelomvattend en compleet begrip, dat in het kader van de veranderingen die er in de wereld plaatsvinden, alle progressieve en anti-imperialistische krachten dient te omvatten.’ Het is een zeer breed begrip, dat ook aspecten insluit als solidariteit met de ontwikkelingslanden, en respect voor het recht van ieder volk meester te zijn over eigen lot en zich in vrijheid en onafhankelijkheid te ontwikkelen.
Het nieuwe type eenheid dat u noemt, berust op gelijkheid, wederzijds respect en non-interventie in binnenlandse aangelegenheden. Het socialisme als produktiemethode die erop is gebaseerd dat de voornaamste produktiemiddelen in handen zijn van de gemeenschap, is natuurlijk het beste middel om de uitbuiting van de mens door de mens af te schaffen. Maar de keuze van de manier waarop, van beleid en tactiek, berust bij iedere partij afzonderlijk, in overeenstemming met de concrete realiteiten in elk land, en moet worden verricht op een autonome creatieve manier zonder te zijn ingesteld op een centrum daarbuiten.
Roemenië lijkt bijzonder actief in de Derde Wereld. Welke indrukken neemt u mee van internationale bijeenkomsten die u bijwoont?
Roemenië onderhoudt vele bilaterale banden met de ontwikkelingslanden. Na de conferentie in Manilla zijn wij ook officieel toegelaten tot deze groep. Wij zijn dus naar de geest éen van de ‘77’. De ervaring die wij hebben bij de opbouw van een land is inderdaad ook belangrijk voor vele van hen. Het is een dankbaar werk om de culturele en intellectuele omvang van de nieuwe economische orde te doorvorsen. Het is zéer leerzaam om de ideeën te horen van Willy Brandt, Noël- | |
| |
Baker of Paul-Marc Henry. Er hebben over dit onderwerp al veel studieconferenties en rondetafelgesprekken plaats gevonden, met over het algemeen positieve resultaten. Dergelijke bijeenkomsten vormen een schakel tussen de publieke opinie en regeringskringen. De oplossingen, die er worden uitgewerkt en de ideeën die worden geopperd, zijn vaak frisser dan wat men op zéer formele conferenties hoort. Het zou natuurlijk beter zijn als er minder woorden en meer daden waren. Er zouden ook meer vertegenwoordigers uit de ontwikkelingslanden moeten worden uitgenodigd. We zouden zeker gebaat zijn bij meer nieuwe gegevens, meer sprekende feiten en minder algemene verklaringen. Ik zeg dit omdat u om kritiek vroeg. Maar niettemin vervullen deze bijeenkomsten een belangrijke functie, als we denken aan de behoefte om ideeën te uiten, stromingen te consolideren en zelfs uit te diepen in de richting van een edel en objectief humanisme.
Op zo'n internationale bijeenkomst krijgt men een beeld van de enorme steun die Europa kan bieden in contacten met de ontwikkelingslanden. Vanzelfsprekend zal dit op een nieuwe basis geschieden maar aanvullend en zeer doeltreffend. Dit aspect is in Helsinki niet voldoende uit de verf gekomen. Alleen bij de unesco is meer gezegd en geschreven over de gemeenschappelijke erfenis van de mediterrane wereld, over het cultuurpatroon dat aan iedere kust opduikt. De geschiedenis heeft hier ook nog iets aan toe te voegen. Iedere Roemeen die in het Midden-Oosten of Noord-Afrika aan een project werkt, zal met weinig moeite veel kunnen aantreffen, dat hem nauwelijks vreemd is.
Internationale rondetafelgesprekken bewijzen overtuigend dat iedere economische ontwikkeling een onafscheidelijk sociaal, ecologisch en cultureel aspect heeft. Dit is tenslotte een aspect dat verband houdt met de opvoedbaarheid van mens en maatschappij. Helaas hebben we voor deze gebieden geen kwantitatieve maatstaf zoals we die bezitten voor financiën en economie. Daarom zijn deze gesprekken tevens bedoeld om onze maatstaven aan elkaar aan te passen.
Ik ben ervan op de hoogte dat u regelmatig contact heeft met de Club van Rome. Bent u van mening, dat deze groep, na de eerste bom van ‘De grenzen aan de groei’, zich gaat aanpassen aan de realiteiten en concrete feiten van de wereld?
De Club van Rome heeft de verdienste, dat ze verantwoordelijkheidsbesef aankweekt ten aanzien van allerlei mondiale problemen rond het naakte bestaan van de mens. Ongetwijfeld behoren daartoe ook vrede, veiligheid en internationale coëxistentie, problemen die door geen enkel land alléen, hoe machtig ook, kunnen worden opgelost. Maar er bestaat nog een lijst met mondiale problemen die het materiële
| |
| |
bestaan van de mens beïnvloeden: voedsel, bevolking, milieu, hulpbronnen, oceanen, wetenschap, onderwijs, enzovoort. Ze worden op grote conferenties en door de Verenigde Naties onder de loep genomen. Dan zijn er de dominanten van onze tijd: recht, gelijkheid, inspraak, krijgen het volle pond. De grenzen aan de groei is nog maar pas het eerste rapport van de Club van Rome. Het heeft een stroom van nieuwe rapporten uitgelokt over diverse onderwerpen, vanuit verschillende hoeken bezien en met verschillende perspectieven. In het rapport van Mesarovic en Pestel (vertaald in het Roemeens en in mijn land ook van commentaar voorzien) worden we vertrouwd gemaakt met het begrip organische groei. De Club van Rome heeft het sein gegeven voor diverse voorbeelden van de gecompliceerde situaties waardoor de wereld van nu wordt uitgedaagd. Zeer interessant is ook het rapport van professor Jan Tinbergen dat waarschijnlijk in oktober 1976 in Algiers nader zal worden onderzocht. We hebben nu een raamwerk dat voldoende ruimte biedt aan een verscheidenheid van meningen die alle convergeren naar hetzelfde doel en worden gedragen door verantwoordelijkheid voor het lot van de mensheid.
Bent u optimistisch gestemd wanneer u denkt aan de toekomst van Europa?
Ja, ik ben optimistisch gestemd. Niet alléen over Europa, maar ook ten aanzien van de andere urgente problemen van de mensheid. Maar ik denk niet dat er onmiddellijke oplossingen bestaan. Alleen rampen komen onverwacht en plotseling. Constructieve oplossingen moeten met heel veel geduld worden voorbereid en vergen veel tijd. Alle belangrijke problemen zijn problemen op lange termijn, waarvoor soms zelfs de solidariteit van diverse generaties nodig is. Bepaalde historische omstandigheden hebben Europa gedwongen haar monologue intérieure te staken, of nog minder te gebruiken dan de andere werelddelen doen. De redelijkheid die zo zielig verpakt zat in een Europese stroming, wint meer en meer terrein in de wereld. Dit talent wordt thans feitelijk het meest door de mens gebruikt, want zijn overige gaven hebben bewezen minder nuttig te zijn bij het oplossen van de problemen van leven en overleven.
Ik weet niet of Europa's verleden het beste voorbeeld is om van te leren. Ik geloof dat een onderzoek naar de toekomst ons evenveel lessen kan leren over het heden. Wij bevinden ons in een periode waarin intens gebruik wordt gemaakt van rationele instrumenten. Al is de computer dan geen Europese machine, in ieder geval is de besluitentheorie in haar meest geavanceerde mathematische vorm wel een Europese schepping. Ook de kansberekening is een Europese schepping en dit geldt ook voor het overleg en het wettig beroep. Per slot
| |
| |
van rekening ontbreekt het ons niet aan de middelen; het enige dat ons ontbreekt is de politieke wil om ons te wagen aan projecten op grote schaal, en misschien een beetje tijd om na te denken.
De adviseur van koning Lodewijk xiv, François de Callières was van mening, dat de training in rechtswetenschappen de meest ongelukkige was, die een diplomaat zich eigen kon maken. U bent van huis uit wiskundige. Zouden moderne diplomaten beter exacte wetenschappen kunnen studeren?
Ik geloof, dat wiskunde bijzonder goed ligt bij het onderhouden van moderne internationale betrekkingen. Wiskunde is tenslotte slechts een andere vorm van taalgebruik, welk ons in staat stelt nieuwe modellen te formeren en te begrijpen. Het is bovendien een permanente uitnodiging tot het gebruik van meer rationaliteit, iets wat de wereld meer dan ooit nodig heeft. Mathematica is niet in strijd met de werkelijke waarden van de mensheid. Ze zijn niet zo droog als men dikwijls denkt. Voor het bedrijven van wiskunde is veel verbeelding nodig. De wiskunde breidt zich trouwens uit van technische, natuurkundige en mechanische terreinen naar gebieden van sociologie, economie en zelfs de psychologie. Feitelijk vindt men in de werken van De Callières, bijvoorbeeld in zijn boek over het onderhandelen tussen souvereinen, grondbeginselen, die wij in moderne modellen verder hebben vervolmaakt.
Modellen als hulpmiddelen bij het oplossen van de wereldproblematiek schijnen nu onmisbaar.
We gebruiken tenslotte voortdurend mentale modellen, die ons in staat stellen werkelijke toestanden te begrijpen en in de hand te houden. Wanneer men het proces van onderhandelen onder de loep neemt, zien we dat het een werktuig is dat gehoorzaamt aan bepaalde regels teneinde efficiënt te kunnen werken. Het is een uiterst delicaat proces. Wanneer men zich dit niet bewust is kan men het gemakkelijk verstoren. In de mathematica stellen wij ons op het standpunt dat er nooit slechts twee partners zijn bij onderhandelingen. Het is een leerproces, onderhandelen, waarbij men zich inzicht verschaft in de ideeën en belangen van de andere partij. Onderhandelen is een les in het vinden van een compromis, een inleiding in het zich aanpassen of desnoods het gezamenlijk uitvoeren van bepaalde doeleinden. Hierin ligt een deel van wat men thans noemt de geest van Helsinki besloten.
|
|